Subsidieregeling Stichting AAP

Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 1 juli 2003, nr OWB/FO/2002/54873, houdende regels voor het verstrekken van subsidie aan Stichting AAP voor de huisvesting, verzorging en behandeling van door de Stichting Biomedical Primate Research Centre aan de Stichting AAP in eigendom overgedragen chimpansees (Subsidieregeling Stichting AAP)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCenW-subsidies;

Besluit:

Paragraaf 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

b. BPRC: Stichting Biomedical Primate Research Centre gevestigd te Rijswijk,

c. Stichting AAP: Stichting AAP, Opvang voor Uitheemse Dieren gevestigd te Almere,

d. Awb: Algemene wet bestuursrecht,

e. Convenant: het op 3 juni 2003 ondertekende Convenant inzake de overdracht, huisvesting, verzorging en behandeling van de chimpansees van het BPRC.

Artikel 2. Doelomschrijving

1. De minister verleent aan Stichting AAP subsidie per boekjaar dan wel subsidie voor een bepaald aantal boekjaren voor de huisvesting, verzorging en behandeling van de in het kader van het Convenant door het BPRC aan Stichting AAP over te dragen en overgedragen chimpansees.

2. De subsidie wordt verleend voor:

a. de investeringsuitgaven die Stichting AAP maakt ten behoeve van de huisvesting van de in het eerste lid bedoelde chimpansees;

b. de exploitatiekosten die zijn verbonden met de huisvesting, verzorging en behandeling van de in het eerste lid bedoelde chimpansees;

voor zover Stichting AAP deze kosten maakt ter uitvoering van het Convenant en de daarbij horende bijlagen.

3. De subsidie wordt verleend op grond van de volgende overwegingen:

a. dat de regering het doen van onderzoek met mensapen in Nederland niet langer wenselijk acht en voornemens is dit bij wet te verbieden,

b. dat de minister en de Tweede Kamer der Staten-Generaal het wenselijk achten te komen tot een goede huisvesting, verzorging en behandeling van chimpansees van het BPRC,

c. dat daartoe een Convenant is gesloten dat voorziet in de huisvesting, verzorging en behandeling van chimpansees van het BPRC door Stichting AAP en in de financiering door de minister van de kosten die hieraan zijn verbonden.

Artikel 3. Subsidiebedrag

1. Bij subsidieverlening per boekjaar is het subsidiebedrag gelijk aan het bedrag dat voor het desbetreffende boekjaar is vastgesteld in de in artikel 3, vierde lid, van het Convenant opgenomen tabel te vermeerderen met de bedragen, genoemd in de bijlage `Extra bekostiging voor prijsontwikkeling investeringen' horende bij de brief van de minister aan Stichting AAP van 13 juni 2003, kenmerk OWB/FO/2003/17641.

2. De hoogte van het subsidiebedrag wordt verhoogd of verlaagd met een zelfde bedrag als waarmee de in de tabel opgenomen bedragen op grond van artikel 3, zesde, zevende of achtste lid van het Convenant worden verhoogd of verlaagd.

3. Bij subsidieverlening voor een bepaald aantal boekjaren is het subsidiebedrag gelijk aan de som van de bedragen die voor de desbetreffende boekjaren zijn vastgesteld in de in artikel 3, vierde lid, van het Convenant opgenomen tabel te vermeerderen met de bedragen, genoemd in de bijlage `Extra bekostiging voor prijsontwikkeling investeringen' horende bij de brief van de minister aan Stichting AAP van 13 juni 2003, kenmerk OWB/FO/2003/17641.

Paragraaf 2 Subsidieaanvraag

Artikel 4. Subsidieaanvraag

Subsidie wordt op aanvraag verleend.

Artikel 5. Termijn indiening

1. De subsidieaanvraag voor het boekjaar 2003 wordt ingediend vóór 1 augustus 2003.

2. Indien afspraken als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van het Convenant zijn gemaakt, dient Stichting AAP binnen zes weken een subsidieaanvraag voor een subsidie voor meerdere boekjaren in.

Paragraaf 3 Subsidieverlening

Artikel 6. Subsidieverlening voor meerdere boekjaren

1. Een subsidie voor meerdere boekjaren wordt uitsluitend verleend nadat aan de voorwaarden gesteld in artikel 3, eerste en tweede lid, van het Convenant is voldaan.

2. Het aantal boekjaren waarvoor subsidie wordt verleend, hangt af van de beschikbare middelen in relatie tot de in artikel 3, vierde lid, van het Convenant opgenomen tabel als verhoogd of verlaagd op grond van het bepaalde in de leden zes tot en met acht van dat artikel.

Artikel 7. Tijdvak subsidieverlening

1. Subsidie voor de investeringskosten van de huisvesting te Relleu, País Valenciano, te Spanje wordt verleend voor de periode vanaf 1 januari 2003 tot en met 31 december 2032.

2. Subsidie voor de investeringskosten van de huisvesting te Almere wordt verleend voor de periode vanaf 1 januari 2003 tot en met 31 december 2033.

3. Subsidie voor de exploitatiekosten van de huisvesting, verzorging en behandeling van de te Almere gehuisveste chimpansees wordt verleend met ingang van de datum van de eerste eigendomsoverdracht als bedoeld in artikel 1, derde lid, van het Convenant voor een periode van 28 jaar.

4. Subsidie voor de exploitatiekosten van de huisvesting, verzorging en behandeling van de te Relleu (Spanje) gehuisveste chimpansees wordt verleend met ingang van de datum van de eerste eigendomsoverdracht als bedoeld in artikel 1, derde lid, van het Convenant voor een periode van 29 jaar.

5. In afwijking van het in het eerste, tweede, derde en vierde lid bepaalde, eindigt het tijdvak van subsidieverlening indien:

a. Het Convenant vóór het verstrijken van een genoemd subsidietijdvak wordt opgezegd of ontbonden;

b. Het Convenant vóór het verstrijken van een genoemd subsidietijdvak van rechtswege eindigt.

Artikel 8. Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

In het gevallen van het niet vervullen van de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid,van de Awb, wordt het op grond van artikel 3 verleende subsidiebedrag verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat.

Paragraaf 4 Verplichtingen subsidieontvanger

Artikel 9. Informatieplicht

1. Stichting AAP werkt mee aan door of namens de minister ingestelde onderzoekingen die erop gericht zijn de minister inlichtingen te verschaffen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.

2. Stichting AAP informeert de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de minister in de gevallen en op de wijze zoals overeengekomen in het Convenant en de daarbij horende bijlagen.

Artikel 10. Subsidieverplichtingen

Stichting AAP geeft uitvoering aan hetgeen in het Convenant en de daarbij horende bijlagen is overeengekomen.

Paragraaf 5 Subsidievaststelling

Artikel 11. Subsidievaststelling

Bij subsidieverlening voor meerdere boekjaren verstrekt Stichting AAP binnen zes maanden na afloop van elk van de boekjaren waarvoor subsidie is verleend de gegevens die nodig zijn voor het vaststellen van de subsidie voor dat jaar.

Artikel 12 Nadere voorschriften ten aanzien van het financieel verslag, het activiteitenverslag en de accountantscontrole

1. De minister stelt voor de inrichting van het financieel verslag een Richtlijn voor de Jaarverslaggeving vast.

2. De minister sluit ter verantwoording van de door Stichting AAP verrichte activiteiten een Indicatorenconvenant met Stichting AAP.

3. De minister stelt ten behoeve van de accountantscontrole een Controleprotocol vast.

Paragraaf 6 Betaling

Artikel 13. Voorschotten

1. Het op grond van artikel 3, eerste en tweede lid, verleende subsidiebedrag wordt als voorschot verstrekt, te weten voor elk jaar in 12 gelijke maandtermijnen steeds ad 1/12 deel van het jaarsubsidiebedrag.

2. Bij subsidieverlening voor meerdere boekjaren verstrekt de minister het op grond van artikel 3, derde lid, verleende subsidiebedrag in een keer als voorschot.

Paragraaf 7 Slotbepalingen

Artikel 14. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2003.

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Stichting AAP.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,M.J.A. van der Hoeven.

Toelichting

Algemeen

Aanleiding voor deze ministeriële regeling

In 2000 heeft de toenmalige Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW) verzocht hem te adviseren over de vraag of in Nederland nog steeds onderzoek op homonoïde primaten (mensapen) nodig is. De KNAW heeft hierop een primatencommissie gevormd.

Deze commissie is van mening dat er naast zwaarwegende ethische argumenten, praktische argumenten zijn om uiterst terughoudend te zijn bij het gebruik van chimpansees voor medisch-biologisch onderzoek. Onderzoek aan chimpansees is slechts toelaatbaar wanneer er ernstig gevaar voor de volksgezondheid dreigt en aannemelijk wordt gemaakt dat proeven met chimpansees deze dreiging kunnen afwenden of het aantal slachtoffers in belangrijke mate kunnen reduceren. Bij calamiteiten voor de volksgezondheid zal het gaan om grensoverschrijdende ziekten met een epidemisch karakter. De commissie is van mening, dat de kleine chimpanseekolonie in Nederland hieraan geen belangrijke bijdrage zal kunnen leveren, omdat in voorkomende gevallen naar de grote chimpanseekolonies in de Verenigde Staten zal kunnen worden uitgeweken.

De minister heeft de Tweede Kamer bij gelegenheid van de begrotingsbehandeling geïnformeerd over zijn standpunt inzake het advies (Kamerstukken II 2000/01, 27 400 VIII nr. 75, 87 en 96). Hij volgt in deze het advies van de door de KNAW gevormde primatencommissie. Op basis van dit advies en zwaarwegende ethische argumenten met betrekking tot het gebruik van mensapen voor experimenten, die brede steun genieten in de Nederlandse samenleving, is besloten onderzoek met alle mensapen, te weten de twee soorten chimpansees, de orang oetan en de gorilla in Nederland te verbieden. Daartoe is door de toenmalige Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de dierproeven ontworpen (Kamerstukken II 2002/03, 28 503).

Gezien het wetsvoorstel is de vraag actueel geworden hoe het beste in de pensionering van de chimpansees van het BPRC kan worden voorzien. Dit onderwerp is onder meer aan de orde geweest in het algemeen overleg van 24 april 2002 tussen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport en minister Hermans van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (OCenW) en minister Borst-Eilers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Tijdens het overleg heeft de Minister van OCenW aangegeven op korte termijn met Stichting AAP de mogelijkheden van het realiseren van pensioenopvang voor met HIV geïnfecteerde chimpansees te bespreken. Voor de niet-geïnfecteerde chimpansees heeft het kabinet voorgesteld om deze uit te plaatsen naar Stichting AAP in Spanje, behoudens de dieren waarover tussen het BPRC reeds afspraken zijn gemaakt met dierentuinen.

Na het algemeen overleg van 24 april 2002 zijn besprekingen op gang gebracht tussen het BPRC, Stichting AAP, de ministeries van OCenW, VWS en LNV en de Voedsel en Waren Autoriteit en de Algemene Inspectiedienst.

Dit overleg heeft geresulteerd in een `Akkoord op hoofdlijnen inzake de huisvesting, verzorging en behandeling van de chimpansees van het BPRC' welk Akkoord op 4 oktober is ondertekend. Het Akkoord voorziet in de totstandkoming van het `Convenant inzake de overdracht, huisvesting, verzorging en behandeling van de chimpansees van het BPRC' waarin alle aspecten die zijn verbonden aan de onderbrenging van zowel geïnfecteerde als niet geïnfecteerde chimpansees van het BPRC bij Stichting AAP zijn geregeld. Dit Convenant is ondertekend op 3 juni 2003.

Het Convenant voorziet in de financiering door de Minister van OCenW van de investerings- en exploitatiekosten die door Stichting AAP worden gemaakt in verband met de huisvesting, verzorging en behandeling van de door het BPRC aan Stichting AAP in eigendom overgedragen chimpansees. Met deze ministeriële regeling wordt voorzien in de juridische grondslag voor de subsidiëring van deze investerings- en exploitatiekosten. Aangezien het subsidietijdvak voor de investeringskosten van de huisvesting aanvangt met ingang van 1 januari 2003, is aan de regeling terugwerkende kracht tot die datum verleend.

Enkele bijzonderheden omtrent de subsidieverlening

Hoofdregel in deze regeling is dat de subsidie per boekjaar wordt verleend. Het Akkoord voorziet evenwel in de mogelijkheid om, wanneer daartoe voldoende middelen beschikbaar zijn, een gehele of gedeeltelijke afkoopsom beschikbaar te stellen voor de kosten die zijn verbonden met de huisvesting, verzorging en behandeling van de door het BPRC aan Stichting AAP in eigendom overgedragen chimpansees. Stichting AAP is hierdoor verzekerd van de middelen die zij nodig heeft ter dekking van haar investerings- en exploitatiekosten. De relatie tussen de overheid en Stichting AAP ten aanzien van de huisvesting, verzorging en behandeling van de chimpansees is evenwel geen privaatrechtelijke maar publiekrechtelijke. Stichting AAP verleent geen diensten aan de Staat waar een tegenprestatie tegenover staat. De minister van OCenW verleent subsidie vanuit het belang dat de overheid hecht aan de goede pensionering van een bijzondere groep dieren die een bijdrage hebben geleverd aan het medisch onderzoek. Vanwege het publieke karakter van de financiering, is in het Convenant er in voorzien dat een bedrag ineens in de vorm van een subsidie voor meerdere boekjaren wordt verleend. Deze convenantafspraak is verwerkt in de ministeriële subsidieregeling door naast subsidieverlening per boekjaar eveneens te voorzien in een subsidieverlening voor meerdere boekjaren ineens.

Reden voor het ontbreken van bepalingen over jaarlijkse begroting en activiteitenplan

In artikel 4:61 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat bij de aanvraag van de subsidie een activiteitenplan en een begroting worden ingediend, tenzij redelijkerwijs kan worden aangenomen dat aan een activiteitenplan geen behoefte is en een begroting voor de berekening van het subsidiebedrag niet van belang is. Aangezien in het Convenant de activiteiten zijn vastgelegd die Stichting AAP dient te verrichten, alsmede ook de doelen die daarmee worden nagestreefd en de wijze waarop de activiteiten worden verricht (in termen van inzet van personele en materiële middelen), bestaat aan de indiening van een activiteitenplan geen behoefte. Een verplichting hiertoe zou enkel de beheerslast verhogen en is derhalve niet in de ministeriële regeling opgenomen. Om dezelfde reden is afgezien van het opnemen van een verplichting tot het indienen van een begroting. Een begroting is voor de berekening van het subsidiebedrag niet van belang aangezien in het Convenant de berekeningswijze van de subsidiabele uitgaven is vastgelegd.

Verantwoording, controle en vaststelling

Als gevolg van artikel 11 van de Wet op de overige OCenW-subsidies (WOOS) is op deze regeling afdeling 4.2.8. Awb van toepassing. Dat betekent dat ongeacht of de subsidie per boekjaar of voor meerdere boekjaren ineens wordt verricht, de subsidie per boekjaar wordt vastgesteld (dit volgt uit artikel 4:73 Awb).

Bij een subsidie per boekjaar dient Stichting AAP binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in te dienen (artikel 4:74 Awb). Bij die aanvraag dient Stichting AAP een financieel verslag en een activiteitenverslag in te dienen (artikel 4:75 Awb). Als stichting is Stichting AAP gehouden tot het opstellen van een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De minister van OCenW heeft een richtlijn opgesteld voor de inrichting van de jaarrekening zodat in de jaarrekening rekening en verantwoording wordt afgelegd omtrent de aan de gesubsidieerde activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten. Bij de subsidieverlening wordt Stichting AAP verplicht de jaarrekening conform de richtlijn in te dienen. Op grond van artikel 4:78 Awb geeft Stichting AAP opdracht tot onderzoek van de jaarrekening aan een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van boek 2 BW. Op grond van artikel 13 van de WOOS, strekt de opdracht aan de accountant tevens tot onderzoek van de naleving van aan de subsidie verbonden verplichtingen. Ter uitvoering van artikel 4:79, tweede lid, Awb heeft de Minister van OCenW een controleprotocol voor het accountantsonderzoek opgesteld waarin de reikwijdte en de intensiteit van de controle zijn bepaald. Bij de subsidieverlening wordt Stichting AAP verplicht om bij haar accountant te bedingen dat deze zijn onderzoek inricht overeenkomstig het controleprotocol.

Bij een subsidieverlening voor meerdere boekjaren stelt de Minister van OCenW de subsidie ambtshalve vast zodat een aparte aanvraag daartoe niet nodig is. Bij de subsidieverlening hanteert de Minister van OCenW op grond van artikel 4:67, tweede en derde lid, Awb hetzelfde regime als hierboven is omschreven bij de subsidie per boekjaar. Op deze wijze is transparantie in de verantwoording en controle op de ingezette publieke middelen verzekerd.

Overige algemene opmerkingen

Subsidieplafond

Bewust is afgezien van het opnemen van een bepaling over de vaststelling van een subsidieplafond. Het subsidiebedrag en het aantal subsidieontvangers is immers precies bekend.

Egalisatiereserve

Stichting AAP is op grond van artikel 12 van de WOOS gehouden een egalisatiereserve te vormen. In de richtlijnen voor de jaarrekening zijn in aanvulling op artikel 4:72 Awb nadere voorschriften opgenomen omtrent deze reserve.

Vergoedingsplicht

Op grond van artikel 14 van de WOOS legt de Minister van OCenW een door hem te bepalen vergoedingsplicht op voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming. In dit verband zij verwezen naar de artikelen 4:41 en 4:72, vijfde lid, van de Awb.

Artikelsgewijs

Artikel 3 Subsidiebedrag

Ter bepaling van de kosten die zijn verbonden aan de huisvesting, verzorging en behandeling van de door het BPRC aan Stichting AAP in eigendom overgedragen chimpansees is een rekenmodel opgesteld (bijlage 2 bij het Convenant). Dit rekenmodel vormt de berekeningsbasis voor de investerings- en exploitatiekosten zoals deze zijn vastgesteld in de in artikel 3, vierde lid, van het Convenant opgenomen tabel. In aanvulling op het rekenmodel is met Stichting AAP overeengekomen dat voor de jaren 2003, 2004 en 2005 de investeringsbedragen worden verhoogd met een forfaitair cumulatief percentage zijnde 3%. Met dit forfaitair bedrag wordt `for better and for worse' de loon- en prijsindexatie voor de investeringskosten voor genoemde jaren vastgelegd. Deze afspraak is opgenomen in de brief van 13 juni 2003, kenmerk OWB/FO/2003/17641.

Artikel 3, eerste lid, van deze ministeriële regeling bepaalt dat de hoogte van het subsidiebedrag gelijk is aan het voor het desbetreffende jaar in de tabel vastgestelde bedrag, te vermeerderen met de bedragen als vermeld in de bijlage `Extra bekostiging voor prijsontwikkeling investeringen' horende bij de brief van 13 juni 2003. Op grond van artikel 3, derde lid, geldt hetzelfde in het geval de subsidie voor meerdere boekjaren wordt verleend. In dat geval is de hoogte van het subsidiebedrag gelijk aan de som van de voor de desbetreffende jaren in de tabel en de bijlage `Extra bekostiging voor prijsontwikkeling investeringen' bij de brief van 13 juni 2003 opgenomen bedragen.

Artikel 3 van het Convenant voorziet in omstandigheden die kunnen leiden tot een verhoging of verlaging van de in de tabel opgenomen bedragen. Met de bepaling van artikel 3, tweede lid, is voorzien in de koppeling tussen het subsidiebedrag en de verhoging of verlaging van de in de tabel opgenomen bedragen.

Artikel 5 Termijn indiening subsidieaanvraag eerste boekjaar

De hoofdregel is dat een subsidieaanvraag uiterlijk 13 weken voor aanvang van het boekjaar wordt ingediend (artikel 4:60 Awb). Het eerste boekjaar waarvoor subsidie kan worden aangevraagd is het boekjaar 2003. In verband met het tijdstip van ondertekening van het Convenant is het voor Stichting AAP feitelijke onmogelijk 13 weken voor aanvang van dit boekjaar een aanvraag in te dienen. Vandaar dat in artikel 5 is voorzien in een andere datum voor indiening van de aanvraag.

Artikel 7 Tijdvak subsidieverlening

In de ministeriële regeling wordt een onderscheid gemaakt tussen het tijdvak voor subsidieverlening voor de investeringskosten voor respectievelijk de huisvesting te Almere en te Relleu, País Valenciano, te Spanje en het tijdvak voor subsidieverlening voor de exploitatiekosten van de respectievelijk te Almere en te Relleu te huisvesten chimpansees.

Het tijdvak voor de subsidieverlening voor de investeringskosten start per 1 januari 2003 en eindigt op 31 december 2032 (Relleu) respectievelijk 31 december 2033 (Almere). In deze periode heeft Stichting AAP middelen nodig ter dekking van de kosten die zijn verbonden aan de investeringen die zij doet om de huisvesting conform de bij het Convenant overeengekomen specificaties in te richten. De kosten bestaan in ieder geval uit rente en aflossing van door Stichting AAP afgesloten (hypothecaire) leningen.

Het tijdvak voor de subsidieverlening voor de exploitatiekosten vangt aan met ingang van de datum van eerste eigendomsoverdracht van chimpansees door het BPRC aan Stichting AAP en bestrijkt een periode van 28 jaar voor Almere en 29 jaar voor Relleu.

Het tijdvak van subsidieverlening eindigt eerder indien het Convenant voor het verstrijken van een van de genoemde tijdvakken wordt opgezegd, ontbonden of van rechtswege eindigt. Het Convenant voorziet in de wijze waarop de financiële relatie met Stichting AAP bij ontbinding, opzegging of eindiging van rechtswege wordt afgewikkeld.

Artikel 8 Niet vervullen begrotingsvoorwaarde

Artikel 6 van de WOOS schrijft voor dat subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:43, eerste lid, van de Awb. In artikel 8 van de ministeriële regeling is de standaardbepaling opgenomen dat in het geval van het niet vervullen van de voorwaarde het verleende subsidiebedrag wordt verlaagd tot het bedrag van de subsidie dat na de vaststelling of goedkeuring van de begroting ter beschikking staat.

In artikel 3, elfde lid, van het Convenant is een garantiebepaling opgenomen waarmee onder bepaalde voorwaarden aan Stichting AAP financiële zekerheden worden geboden in het geval de minister de subsidie als gevolg van het niet vervullen van de begrotingsvoorwaarde verlaagt.

Artikel 13 Voorschotten

Het kasritme waarnaar in het eerste lid van artikel 13 wordt verwezen, ziet er voor elk vergoedingsjaar hetzelfde uit, te weten 8,33% per maand. De datum van uitbetaling ligt op of voor de 10de van elke maand.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

M.J.A. van der Hoeven.

Naar boven