Wijziging Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen
13 juni 2003
VGB/VL 2385243
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij;
Gelet op richtlijn nr. 2002/79/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen
van 2 oktober 2002 houdende wijziging van de bijlagen bij de richtlijnen 76/895/EEG,
86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten
aan residuen van bestrijdingsmiddelen in en op granen, levensmiddelen van
dierlijke oorsprong en bepaalde producten van plantaardige oorsprong met inbegrip
van groenten en fruit (PbEG L 291), alsmede gelet op artikel 1 van het Residubesluit;
Besluit:
Artikel I
Bijlage II bij de Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen1
wordt als volgt gewijzigd:
a. In de kolom motief komen de cijfers te vervallen.
b. De in de kolommen opgenomen tekst, behorende bij de bestrijdingsmiddelen
genoemd in bijlage A van deze regeling, wordt vervangen door de in de kolommen
opgenomen tekst van die bijlage bij deze regeling.
c. De in de kolommen opgenomen tekst, behorende bij het bestrijdingsmiddel
`bifentrin', wordt vervangen door de in de kolommen opgenomen tekst van bijlage
B bij deze regeling.
d. Het motief komt als volgt te luiden:
Motief:
1. Aanpassing aan richtlijn 2002/79/EG van 2 oktober 2002 (PbEG L 291)
Artikel II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2003.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,J.F.
Hoogervorst.
1 Stcrt. 1984, 54; laatstelijk gewijzigd bij regeling van 10
april 2003 (Stcrt. 75).
Bijlage A
Bijlage B
Toelichting
Deze regeling strekt tot uitvoering van richtlijn 2002/79/EG van de Commissie
van de Europese Gemeenschappen van 2 oktober 2002 houdende wijziging van de
bijlagen bij de richtlijnen 76/895/EEG, 86/362/EEG, 86/363/EEG en 90/642/EEG
van de Raad tot vaststelling van maximumgehalten aan residuen van bestrijdingsmiddelen
in en op granen, levensmiddelen van dierlijke oorsprong en bepaalde producten
van plantaardige oorsprong met inbegrip van groenten en fruit (PbEG L 291),
verder te noemen: richtlijn 2002/79/EG. In verband met reeds eerder in werking
getreden internationale verplichtingen zijn de normen van artikel 4, onderdeel
b, van richtlijn 2002/79/EG, betreffende ethion in thee, reeds opgenomen in
de Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen, en wel bij regeling van 17
januari 2003, houdende wijziging van de Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen
(Stcrt. 15).
In de kolom `Bestrijdingsmiddel, bestanddeel daarvan of omzettingsproduct'
bij de Regeling residuen van bestrijdingsmiddelen wordt het bestrijdingsmiddel
`bifentrin' vervangen door `bifenthrin'. Ter onderscheiding van de andere
hier bedoelde bestrijdingsmiddelen waarvan alleen de maximumgehalten aan residuen
van bestrijdingsmiddelen (verder te noemen: MRL's) worden vervangen, voorziet
de onderhavige wijzigingsregeling in een aparte bijlage B wat betreft de aan
te brengen wijzigingen voor het bestrijdingsmiddel bifentrin.
Als gevolg van landbouwpraktijken kunnen in levensmiddelen van dierlijke
oorsprong bestrijdingsmiddelenresiduen voorkomen. Derhalve is bij de vaststelling
van deze MRL's rekening gehouden met relevante gegevens die zijn verkregen
zowel bij het toegelaten gebruik van de desbetreffende bestrijdingsmiddelen
als bij onderzoeken inzake diervoeders.
Wat betreft de vaststelling van de MRL's voor abamectine is er rekening
gehouden met het gebruik van diergeneesmiddelen die dezelfde stof bevatten,
en voor de behandeling van diersoorten die levensmiddelen produceren worden
aangewend.
De beschikbare gegevens zijn onderzocht en toereikend bevonden om MRL's
vast te stellen die als veilig voor de volksgezondheid kunnen worden beschouwd.
Zowel de totale als acute blootstelling van consumenten aan de met de betrokken
werkzame stof behandelde levensmiddelen is geraamd en geëvalueerd volgens
de communautaire procedures en methoden. Daarbij zijn de door de Wereldgezondheidsorganisatie
gepubliceerde richtsnoeren in acht genomen.
Wat betreft de MRL's die de ondergrens van de analytische bepaling overschrijden,
zijn de MRL's vastgesteld op dit berekende niveau. In andere gevallen is gebleken
dat de daarvoor beschikbare informatie nog steeds ontoereikend is, of zou
het vaststellen van een MRL boven de ondergrens van de analytische bepalingen
kunnen resulteren in onaanvaardbare acute of chronische blootstelling van
de consumenten aan residuen. Voor die gevallen worden de MRL's vastgesteld
op de ondergrens van de analytische bepaling.
Wat betreft de MRL's waarvoor geen toelating is gegeven, zijn de MRL's
vastgesteld op de ondergrens van analytische bepaling.
Met de adviezen van het Wetenschappelijk Comité voor planten en
het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is rekening
gehouden.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.F. Hoogervorst.