Regeling vaststelling aanvraagperioden plattelandsontwikkelingsprogramma
provincies 2003/2004
6 juni 2003
Nr. TRCJZ/2003/4384
Directie Juridische Zaken
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake
steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds
voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen
(PbEG L 160);
Gelet op Verordening (EG) nr. 445/2002 van de Commissie van 26 februari
2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1257/1999
van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie-
Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) (PbEG L 74);
Gelet op artikel 3 van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma
provincies;
Gelet op de voordracht van Gedeputeerde Staten van de provincies Gelderland,
Limburg, Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland en Zuid-Holland
en het Dagelijks Bestuur van het Samenwerkingsverband Noord- Nederland;
Besluit:
Artikel 1
De aanvraagperioden voor subsidieaanvragen op grond van de Regeling subsidie
plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, bedoeld in artikel 3, eerste
lid, van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies,
zijn voor de onderstaande provincies de volgende tijdvakken:
Artikel 2
1. De communautaire bijdragen, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de
Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, voor de aanvraagperioden,
bedoeld in artikel 1, zijn de in kolom 2 van bijlage 1 bij deze regeling opgenomen
bedragen.
2. De met de in het eerste lid bedoelde communautaire bijdragen verband
houdende, ten laste van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor
de Landbouw komende, uitgaven kunnen in de bij kolom 3 tot en met 5 van bijlage
1 vermelde periodes niet tot hogere uitgaven leiden dan de aldaar vermelde
bedragen.
Artikel 3
De beoordelingscriteria, bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Regeling
subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, zijn de in bijlage
2 bij deze regeling opgenomen criteria.
Artikel 4
De kolommen 2 en 3 van de tabel in bijlage 1 van de Regeling vaststelling
aanvraagperioden plattelandsontwikkelingsprogramma provincies 2002/2003 worden
vervangen door de in bijlage 3 bij deze regeling opgenomen kolommen.
Artikel 5
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening
van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met
3 maart 2003.
Artikel 6
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling aanvraagperioden
plattelandsontwikkelingsprogramma provincies 2003/2004.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 6 juni 2003.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer
en Visserij,C.P. Veerman.
Bijlage 1
Drenthe, Friesland en Groningen
Gelderland
Limburg
Noord-Brabant
Noord-Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid-Holland
Bijlage 2
Drenthe, Friesland en Groningen
1. Inleiding
1.1. Voor de verdeling van financiële middelen in het kader van het
provinciaal programma van het plattelandsontwikkelingsprogramma (hierna: POP)
in Drenthe, Friesland en Groningen wordt uitgegaan van evenredigheid in de
verdeling over de drie provincies, dat wil zeggen dat bij de prioritering
wordt gestreefd naar een zoveel mogelijk gelijke verdeling van het totale
POP-budget over de drie provincies. Dit houdt mede in dat de ongelijkheden
uit achterliggende jaren in volgende jaren zoveel mogelijk worden vereffend.
Dit uitgangspunt wordt doelmatig toegepast met het oog op een adequate verdeling
van POP-gelden (dus niet per se per maatregel gelijke verdeling, maar POP-breed
beschouwen).
1.2 Projecten die op grond van bijlage I van het POP (maatregelen van
de rijksoverheid) in aanmerking kunnen komen voor subsidie, zullen niet in
de programmering van het provinciaal programma worden opgenomen.
2. Algemeen
Projecten moeten in overeenstemming zijn met:
2.1. Kompas voor het Noorden (het Ruimtelijk-economisch ontwikkelingsprogramma
Noord-Nederland 2000 t/m 2006 van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland
(SNN) zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Drenthe, Friesland en
Groningen op 9 februari 2000), dat wil zeggen dat het project moet passen
binnen de maatregelen van Kompas voor het Noorden en moet bijdragen aan het
realiseren van de doelstellingen daarvan;
2.2. Provinciaal beleid, zoals bijvoorbeeld neergelegd in een provinciaal
omgevingsplan.
2.3. Projecten moeten tijdig kunnen starten en een substantieel deel van
het project moet medio oktober 2004 gerealiseerd en afgerekend kunnen zijn.
2.4. Het verlenen van een financiële bijdrage is noodzakelijk voor
de realisatie van het project en de overige financiering dient te zijn zekergesteld.
2.5. Project moet `obstakelvrij' zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering
van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan.
3. In geval van overtekening
3.1. Prioritering
Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding
van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt
onderlinge vergelijking van de projecten in. Aan de hand daarvan wordt een
rangorde vastgesteld.
Richtinggevend daarvoor is:
3.1.1. Kompas voor het Noorden
Voorrang wordt gegeven aan projecten die in hogere mate tegemoetkomen
aan de doeleinden van Kompas voor het Noorden. In het bijzonder vindt daartoe
toetsing plaats aan hoofdstuk 4.3. `Criteria'.
Onverminderd Kompas voor het Noorden worden nog de volgende criteria gehanteerd:
3.1.2. Omvang en Uitvoeringsgerichtheid
- Kortlopende projecten die in grote mate van uitvoerings- en/of resultaatgericht
zijn hebben de voorkeur boven langlopende projecten of sterk procesgerichte
en onderzoeksprojecten;
- Voorkeur voor projecten die een investering van minimaal € 50.000,-
omvatten;
- Voorkeur voor projecten die een toegevoegde waarde hebben ten opzichte
van de wettelijke taken.
3.1.3. Draagvlak/integraliteit/gebiedsgerichte projecten
- De mate waarin een project een directe bijdrage levert aan de ruimtelijk-ecomische
structuur in de provincie of nader te benoemen prioritaire gebieden, deel
uitmaakt van gebiedsprogramma etc.;
- De mate waarin het projectvoorstel in relatie staat tot andere activiteiten
waaraan vanuit het provinciaal plattelandsbeleid wordt bijgedragen;
- Projecten met meer draagvlak in de regio hebben voorkeur, bijvoorbeeld
projecten die door streekcommissies zijn ingediend.
- Projecten die voortbouwen op eerdere activiteiten en/of een versterking
betekenen van andere beleidsdoelen, synergie hebben met andere projecten,
genieten voorkeur.
- De mate waarin sprake is van samenwerking tussen overheden, bedrijven
en/of instellingen.
3.1.4. Doelmatigheid en duurzaamheid
- Het project heeft een voldoende mate van kosteneffectiviteit (de verhouding
POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van
de investeringen (doelmatigheid));
- Mate waarin project leidt tot substantiële private investeringen
en/of werkgelegenheid;
- Het maatschappelijk en/of ecologisch en economisch rendement;
- Bijdrage van project aan natuur- en milieubescherming, economische en
sociale aspecten, zoals werk en inkomen.
4. Beoordelingscriteria voor maatregel Q (Waterbeheer
in de landbouw)
4.1. Voor de prioritering van de rioleringsprojecten wordt uitgegaan van
de volgorde `sanering riooloverstorten' - `aanleg riolering en systemen voor
individuele behandeling afvalwater (IBA's)'.
4.2. Voor projecten binnen de rubriek `sanering riooloverstorten' en de
volgorde binnen de rubriek `aanleg riolering en IBA's' zijn criteria vastgelegd
in de `Beleidsregel rioleringsprojecten binnen maatregel Q `Waterbeheer in
de landbouw', vastgesteld op 21 maart 2001 door de Bestuurscommissie Landelijk
Gebied van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland.
Gelderland, Limburg en Overijssel
1. Algemeen
- Projecten moeten in overeenstemming zijn met het vastgestelde provinciale
beleid alsmede met het relevante beleid van een gemeente en/of waterschap.
- De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn.
- Het project dient bij aanvang te beschikkingen over de benodigde vergunningen.
- Het project dient ten minste 5 jaar na realisatie nog als zodanig gebruikt
te worden.
- Het project dient binnen de POP-uitvoeringsperiode (uiterlijk 30 juni
2006) uitgevoerd te worden.
- Het project mag niet voorzien in:
- het saneren van problemen uit het verleden,
- enkel onderzoek en/of landbouw-promotie en/of bestrijding dierziektes.
2. Prioritering
Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding
van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt
onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling
beoordeeld naar de mate, waarin het project:
- bijdraagt aan de doelen, zoals die zijn omschreven in de hoofdstukken
4 en 5 van het POP,
- past binnen het vastgestelde beleid,
- bijdraagt aan de verbetering van de sociaal economische structuur van
het platteland,
- bijdraagt aan de bevordering van de gelijkheid van mannen en vrouwen
op de arbeidsmarkt,
- bijdraagt aan het duurzaam bevorderen van de milieukwaliteit (inclusief
omgevingskwaliteit/natuur/landschap), met name ten aanzien van:
- de ontwikkeling van milieutechnologie
- het voorkomen, compenseren of het verminderen van de negatieve gevolgen
van economische investeringen
- ontwikkeling of herstel van natuur en landschap (omgevingskwaliteit),
- additioneel (de mate waarin het project dankzij een eventuele POP-subsidie
eerder of beter door kan gaan) en/of innovatief is,
- kosteneffectief is (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale
financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid)),
- draagvlak heeft in het gebied en/of gedragen wordt door relevante regionale
en lokale partijen,
- samenhang en/of synergie heeft met andere projecten,
- vraaggericht is (de mate waarin het project inspeelt op een marktbehoefte
en/of maatschappelijke behoefte),
- voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager,
- gericht is op uitvoering (uitvoeringsprojecten hebben voorkeur boven
onderzoeks- of procesmatige projecten), en
- voorziet in samenwerking tussen overheden, bedrijven en/of instellingen.
Projecten worden daarnaast beoordeeld op:
- het integrale karakter van het projectvoorstel,
- de geografische ligging van het projectvoorstel binnen een prioritair
gebied,
- de mate waarin het project leidt tot substantiële private investeringen
en/of werkgelegenheid,
- de mate van spreiding van de Europese middelen over de provincie, en
- het afbreukrisico.
Voor Limburg geldt bovendien:
- de totale subsidiabele kosten dienen minimaal € 50.000 excl. BTW
te bedragen.
Noord-Brabant
Projecten worden beoordeeld op basis van onderstaande criteria:
- De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn;
- Het project moet `obstakelvrij' zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering
van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan en
de vereiste medewerking van grondeigenaren is verkregen;
- Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en
wettelijke verplichtingen;
- Het project heeft een voldoende mate van kosteneffectiviteit (de verhouding
POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van
de investeringen (doelmatigheid));
- De communautaire POP-bijdrage bedraagt minimaal € 50.000,-, voor
projecten onder maatregel C `opleidingen' geldt echter geen ondergrens;
- Het project mag niet betrekking hebben op grootschalige (water)bodemsanering.
Bij dreigende overschrijding van het beschikbare budget wordt aan de projecten
een prioriteit toegekend conform bijlage 2 bij de Beleidsregels POP subsidies
2004, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op 3 december
2002 en gepubliceerd in het Provinciaal Blad van Noord-Brabant nr. 177/2002
van 18 december 2002.
Noord-Holland
1. Algemeen
- Projecten moeten in overeenstemming zijn met het vastgestelde provinciale
beleid (Ruraal Ontwikkelingsplan Noord-Holland (ROP-NH), vastgesteld op 10
april 2001 door Gedeputeerde Staten van Noord-Holland).
- De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn.
- Het project dient bij aanvang te beschikkingen over de benodigde vergunningen.
- Het project dient ten minste 5 jaar na realisatie nog als zodanig gebruikt
worden.
- Het project dient binnen de POP-uitvoeringsperiode (uiterlijk 30 juni
2006) uitgevoerd te worden.
- Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en
wettelijke verplichtingen.
- Het project moet gericht zijn op de uitvoering.
2. Prioritering
Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding
van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt
onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling
beoordeeld naar de mate, waarin het project:
- past binnen het vastgestelde provinciaal beleid (met name paragraaf
3.4 en 4.3 van ROP-NH),
- maatschappelijk effecten heeft,
- direct (probleemgericht) dan wel structureel (continuïteit) effect
heeft,
- bijdraagt aan een gebiedsgerichte aanpak,
- voorziet in samenwerking tussen overheden, bedrijven en/of instellingen,
- kosteneffectief is (de verhouding POP-bijdrage ten opzichte van de totale
financiering en het rendement van de investeringen (doelmatigheid)),
- aanspraak maakt op de communautaire POP-bijdrage; de bijdrage dient
bij voorkeur groter dan € 45.000,- te zijn,
- een integraal karakter heeft,
- draagvlak heeft in het gebied en/of gedragen wordt door relevante regionale
en lokale partijen, en
- voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager.
Utrecht
1. Algemeen
- Het project moet voldoen aan de eisen betreffende de minimale omvang.
Voor maatregel C `opleiding' dienen de subsidiabele kosten minimaal €
20 000,- te bedragen en voor de overige maatregelen bedragen de subsidiabele
kosten minimaal € 50.000,-.
- Het project moet uitvoeringsgericht zijn.
- Het project moet binnen twee maanden na de subsidieverlening gestart
zijn en binnen twee jaar na de subsidieverlening afgerond.
- Het project moet in overeenstemming zijn met provinciaal, gemeentelijk
en waterschapsbeleid.
- Het project moet realistisch en uitvoerbaar zijn.
- het project moet `obstakelvrij' zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering
van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan en
de vereiste medewerking van grondeigenaren is verkregen.
- Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en
wettelijke verplichtingen.
- De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn middels
schriftelijke verklaringen.
- Het project heeft een voldoende mate van kosteneffectiviteit (de verhouding
POP-bijdrage ten opzichte van de totale financiering en het rendement van
de investeringen (doelmatigheid)).
2. Prioritering
Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding
van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt
onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling
beoordeeld naar de mate, waarin het project:
- bijdraagt aan de doelen, zoals die zijn omschreven in de hoofdstukken
4 en 5 van het POP,
- additioneel (de mate waarin het project dankzij een eventuele POP-subsidie
eerder of beter wordt uitgevoerd) en/of innovatief is,
- voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager/belanghebbende,
- een extra bijdrage levert aan de sociaal-economische participatie van
vrouwen en jongeren, en
- een extra bijdrage levert aan de milieukwaliteit, het landschap of de
biodiversiteit in het landelijk gebied.
Genoemde criteria zijn in volgorde van belang weergegeven.
Zeeland
Projecten worden beoordeeld op basis van onderstaande criteria. In situaties
waarin voor een groter bedrag aan subsidieaanvragen is ingediend dan het beschikbaar
bedrag, bedoeld in artikel 1, onderdeel o, van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma
provincies, heeft het laatste onderstaande criterium tevens de status van
prioriteitscriterium.
- De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn.
- Het project moet `obstakelvrij' zijn, dat wil zeggen dat voor de uitvoering
van het project geen juridische of planologische belemmeringen bestaan.
- Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en
wettelijke verplichtingen.
- Er is zicht op continuïteit van het project na de subsidievaststelling.
- Het project is uitvoeringsgereed en dient uiterlijk 30 juni 2006 afgerond
te zijn.
- Het project mag niet voorzien in enkel onderzoek en/of landbouw-promotie
en/of bestrijding dierziektes.
- Het project moet passen binnen de doelstellingen van Vitaal Platteland
Zeeland, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Zeeland op 26 mei 1998,
en de onderstaande criteria uit het uitvoeringsprogramma van Vitaal Platteland
Zeeland, vastgesteld door Provinciale Staten van Zeeland op 28 april 2000
- de betekenis van het project wat betreft het realiseren van de doelstellingen
van Vitaal Platteland Zeeland,
- de doelgerichtheid van het projectvoorstel in termen van verwachte effecten,
zo mogelijk aan te duiden in kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren,
- doelmatigheid van het projectvoorstel,
- de mate van integraliteit van het projectvoorstel,
- de mate van samenwerking tussen overheden, bedrijven en instellingen,
- de mate waarin sprake is van innovatie, en
- de mate, waarin wordt voorzien in een eigen financiële bijdrage
van de aanvrager.
Zuid-Holland
1. Algemeen
-Het project moet voldoen aan de eisen betreffende de minimale omvang.
Voor maatregel C `opleiding' dienen de subsidiabele kosten minimaal €
20.000,- te bedragen en voor de overige maatregelen bedragen de subsidiabele
kosten minimaal € 50.000,-.
- Het project moet uitvoeringsgericht zijn.
- Het project moet binnen twee maanden na de subsidieverlening gestart
zijn en binnen twee jaar na de subsidieverlening afgerond.
- Het project moet in overeenstemming zijn met provinciaal beleid.
- Het project moet realistisch en uitvoerbaar zijn.
- Het project moet obstakelvrij zijn wat betreft benodigde vergunningen
en vereiste medewerking van grondeigenaren.
- Het project moet aanvullend zijn ten opzichte van reguliere taken en
wettelijke verplichtingen.
- De totale financiering van het project moet gegarandeerd zijn middels
schriftelijke verklaringen.
2. Prioritering
Is er voor één of meer maatregelen sprake van overschrijding
van het budget dan vindt daarvoor prioritering per maatregel plaats. Dit houdt
onderlinge vergelijking van de projecten in. Projecten worden dan onderling
beoordeeld naar de mate, waarin het project:
- bijdraagt aan de doelen, zoals die zijn omschreven in de hoofdstukken
4 en 5 van het POP,
- additioneel (de mate waarin het project dankzij een eventuele POP-subsidie
eerder of beter door kan gaan) en/of innovatief is,
- efficiënt is (een gunstige verhouding tussen kosten en de te verwachten
resultaten),
- voorziet in een eigen financiële bijdrage van de aanvrager/belanghebbende,
- een extra bijdrage levert aan de sociaal-economische participatie van
vrouwen en jongeren, en
- een extra bijdrage levert aan de milieukwaliteit, het landschap of de
biodiversiteit in het landelijk gebied.
Genoemde criteria zijn in volgorde van belang weergegeven.
Bijlage 3
Drenthe, Friesland, Groningen
Gelderland
Limburg
Noord- Brabant
Noord- Holland
Overijssel
Utrecht
Zeeland
Zuid- Holland
Toelichting
Op grond van de Regeling subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies
kunnen rechtspersonen en natuurlijke personen in aanmerking komen voor een
subsidie in het kader van bijlage 2 (provinciaal programma) van het plattelandsontwikkelingsprogramma
(POP).
Op grond van artikel 3, eerste, tweede en vierde lid, van de Regeling
subsidie plattelandsontwikkelingsprogramma provincies, kan de Minister van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, indien Gedeputeerde Staten van een provincie
daartoe een voordracht doen, voor de desbetreffende provincie
- een of meer aanvraagperioden,
- het voor subsidie beschikbare bedrag, en
- beoordelingscriteria voor de beoordeling van subsidieaanvragen en keuzen
tussen subsidieaanvragen, indien voor een groter bedrag subsidie wordt aangevraagd
dan beschikbaar is,
vaststellen voor subsidieaanvragen in het kader van deze regeling.
Op voordracht van Gedeputeerde Staten van de provincies Gelderland, Limburg,
Noord-Brabant, Noord-Holland, Overijssel, Utrecht, Zeeland en Zuid-Holland
en het Dagelijks Bestuur van het Samenwerkingsverband Noord- Nederland zijn
in de onderhavige regeling voor 2003/2004 voor de betreffende provincies de
aanvraagperioden, voor subsidie beschikbare bedragen en beoordelingscriteria
vastgesteld.
De eerder in de Regeling vaststelling aanvraagperioden plattelandsontwikkelingsprogramma
provincies 2002/2003 vastgestelde communautaire bijdragen voor het jaar 2002/2003
zijn met het doel mogelijke onderuitputting van het POP te voorkomen opgehoogd.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
C.P. Veerman.