Arboconvenant houthandel

Arboconvenant houthandel inzake fysieke belasting, schadelijk geluid, houtstof, werkdruk en reïntegratie

Ondergetekenden,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de heer M. Rutte,

hierna te noemen: de overheid,

enerzijds,

en

Vereniging van Nederlandse Houtondernemingen, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer C. Boogaerdt, voorzitter;

FNV Bouw, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer T.J.M. van Haaster, voorzitter;

Hout- en Bouwbond CNV, rechtsgeldig vertegenwoordigd door de heer D. van de Kamp, voorzitter;

hierna te noemen: sociale partners

anderzijds,

verder te noemen: partijen;

Overwegende dat,

• het toenmalige kabinet Kok II in het regeerakkoord voor de kabinetsperiode van 1998 - 2002 heeft gesteld dat, door verbeterde preventie arbeidsgebonden aandoeningen en vroegtijdige reïntegratie in het arbeidsproces van zieke of tijdelijke arbeidsongeschikt geraakte werknemers, belangrijke structurele besparingen in de sociale verzekeringen en gezondheidszorg zijn te realiseren;

• goede arbeidsomstandigheden bijdragen aan de vermindering van gezondheidsschade, ziekteverzuim en de arbeidsongeschiktheid, alsmede aan een verbetering van de motivatie en productiviteit van werknemers;

• de regelgeving met betrekking tot arbeidsomstandigheden werkgevers verplicht algemeen zorg te dragen voor de veiligheid, gezondheid en welzijn van werknemers;

• de sociale partners in de houthandel zich al enige jaren actief inzetten voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden;

• nochtans een verhoudingsgewijs groot aantal werknemers in de houthandel is blootgesteld aan de arbeidsrisico's fysieke belasting, werkdruk, schadelijk geluid en houtstof;

• verdere verbetering van de arbeidsomstandigheden via maatwerk op bedrijfstakniveau en in individuele bedrijven tot stand moet komen, waarbij maatregelen zo dicht mogelijk bij de bron het meest effectief zijn;

• het toenmalige kabinet Kok II in het regeerakkoord voor de kabinetsperiode 1998-2002 extra financiële middelen beschikbaar heeft gesteld voor het afsluiten van convenanten in branches waar de arbeidsrisico's het grootst zijn en die leiden tot een reductie van het aantal werknemers dat is blootgesteld aan de arbeidsrisico's;

• de basis en verantwoording voor het afsluiten van deze convenanten is neergelegd in de nota `Arboconvenanten nieuwe stijl: beleidsstrategie voor de komende vier jaar (1999-2002)';

• het toenmalige kabinet Kok II tijdens de regeerperiode 1998-2002 samen met de leden van de Stichting van de Arbeid op 3 december 1998 een gemeenschappelijke verklaring heeft ondertekend, waarin zij convenanten als belangrijk instrument voor de preventie van ernstige arbeidsrisico's ondersteunen;

• partijen op 22 november 1999 een intentieverklaring hebben getekend waarin zij zich ten doel stellen om ter vermindering van de blootstelling aan de arbeidsrisico's fysieke belasting, werkdruk, houtstof en schadelijk geluid te komen tot de ondertekening van een convenant;

Komen het volgende overeen:

Definities

Artikel 1

1. onderneming: een in Nederland gevestigde, privaatrechtelijke organisatie, al dan niet met rechtspersoonlijkheid, werkzaam in de houthandel;

2. werkgever: een werkgever als bedoeld in artikel 1, lid 1 en 2 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

3. werknemer: een werknemer zoals bedoeld in artikel 1, lid 1 en 2 van de Arbeidsomstandighedenwet 1998;

4. branchebegeleidingscommissie: een commissie, bestaande uit vertegenwoordigers van de ondertekenende partijen, ingesteld conform artikel 1 en 2 van de intentieverklaring Houthandel en Timmerindustrie, van 22 november 1999;

5. nulmeting: meting waarbij de uitgangssituatie wordt vastgesteld met betrekking tot de afspraken uit het convenant over terugdringing van de risicopopulatie inzake fysieke belasting en werkdruk over vermindering van het ziekteverzuim en de WAO-instroom en over te nemen maatregelen. Deze meting dient als referentiepunt voor het meten van de effecten die behaald worden met het uitvoeren van de afspraken uit onderhavig convenant. Ten aanzien van houtstof en schadelijk geluid vindt een inventarisatie van maatregelen plaats;

6. stand der techniek: de mogelijke maatregelen ter vermindering van gezondheidsrisico's, ziekteverzuim en WAO-intrede die door vakdeskundigen in brede zin zijn aanvaard, ofwel aantoonbaar effectief en praktisch uitvoerbaar zijn. Hierbij dient rekening gehouden te worden met hetgeen gezondheidskundig wenselijk, bedrijfseconomisch haalbaar en praktisch uitvoerbaar is;

7. Plan van Aanpak: bijlage van het convenant dat de uitvoeringsafspraken en de begroting bevat en onlosmakelijk deel uitmaakt van het convenant.

Kwantitatieve doelstellingen

Artikel 2

1. Partijen stellen zich ten doel de mate van blootstelling aan fysieke belasting te reduceren. Partijen reduceren de (gemiddelde en tijdgewogen) ervaren zwaarte van de hoogrisico functies in de bedrijfstak uiterlijk 1 juli 2006 met 30%. De uitgangssituatie is het Onderzoek fysieke belasting in de Houthandel, Timmerindustrie en Meubelindustrie (VHP, december 2001)1.

De reductie van de (gemiddelde en tijdgewogen) ervaren zwaarte zal worden bereikt door de fysieke belasting die gepaard gaat met het uitvoeren van diverse taken te verminderen, door dusdanige maatregelen te treffen, dat op 1 juli 2006 van de hoog risico functies geen enkele taak meer als `rood' beoordeeld wordt en maximaal twee taken als `geel' beoordeeld worden2. De uitgangssituatie is het Onderzoek fysieke belasting in de Houthandel, Timmerindustrie en Meubelindustrie (VHP, december 2001)3.

2. Partijen stellen zich ten doel de mate van blootstelling van werknemers aan het arbeidsrisico werkdruk te reduceren. Partijen reduceren de klachten over werkdruk uiterlijk 1 juli 2006 met 10%. De uitgangssituatie is het onderzoek `Werkbelasting en inspanning in de houthandel en timmerindustrie'4.

De reductie van klachten over werkdruk zal worden gerealiseerd door een reductie van5:

• interrupties door andere personen;

• belemmeringen door fouten of achterstanden van andere personen;

• belemmeringen door gebreken in de informatievoorziening;

• belemmeringen en interrupties door storingen in machines en gereedschappen.

3. Partijen stellen zich ten doel om voor 1 juli 2006 de blootstelling {noot: met blootstelling wordt bedoeld het tijdgewogen gemiddelde over 8 uur (TGG 8 uur)} van werknemers aan het arbeidsrisico schadelijk geluid te reduceren tot beneden de gezondheidskundige norm van 80 dB(A) met behulp van bronmaatregelen. Als uit de pilotprojecten blijkt dat lagere waarden ook technisch en economisch mogelijk zijn bij bestaande machines worden de uitkomsten van de pilots in de bedrijfstak uitgedragen. Partijen stellen zich ten doel bij tenminste de machines `afkortzaag', `band(her)zaag', `platenzaag', `meerbladzaag' en `2/4 zijdige frees/schaafbank (niet omkast)' zorg te dragen dat een pakket aan maatregelen getroffen is, zodat uiterlijk 1 juli 2006 bij alle ondernemingen deze machines niet meer zonder bedoelde maatregelen voorkomen en daarmee voldoen aan de stand der techniek, zoals voorgesteld door partijen. Partijen zullen daartoe deskundigen vragen om uiterlijk een half jaar na ondertekening van het convenant met een advies aan de BBC te komen over de stand der techniek ten aanzien van een pakket aan maatregelen met betrekking tot schadelijk geluid voor bedoelde machines.

Partijen stellen zich ook ten doel om bij een geluidsniveau boven de 80 dB(A) het gebruik van persoonlijk aangemeten gehoorbeschermingsmiddelen te verplichten.

4. De huidige wettelijke norm voor de blootstelling aan houtstof is 2 mg/m3. Deze norm geldt sinds 1 januari 1999. Partijen streven er naar om vóór 1 juli 2006 de mate van blootstelling van werknemers aan het arbeidsrisico houtstof te reduceren en (mede uitgaande van de huidige CAO-afspraken met betrekking tot de aanschaf van nieuwe machines) uiteindelijk een blootstelling6 van maximaal 1 mg/m3 te bereiken.

Als uit de pilotprojecten blijkt dat lagere waarden dan 2 mg/m3 ook technisch en economisch mogelijk zijn bij bestaande machines worden de uitkomsten van de pilots in de bedrijfstak uitgedragen.

Partijen stellen zich ten doel bij tenminste de machines `afkortzaag', `band(her)zaag', `platenzaag', `meerbladzaag' en `2/4 zijdige frees/schaafbank (niet omkast)' zorg te dragen dat een pakket aan maatregelen getroffen is, zodat uiterlijk 1 juli 2006 bij alle ondernemingen deze machines niet meer zonder bedoelde maatregelen voorkomen en daarmee voldoen aan de stand der techniek, zoals voorgesteld door partijen. Partijen zullen daartoe deskundigen vragen om uiterlijk een half jaar na ondertekening van het convenant met een advies aan de BBC te komen over de stand der techniek ten aanzien van een pakket aan maatregelen met betrekking tot houtstof voor bedoelde machines.

5. Partijen stellen zich ten doel het ziekteverzuim met 10% terug te dringen. Het streven is het percentage 13e-weeks zieken uiterlijk 1 juli 2006 te reduceren met 0,5%-punt ten opzichte van de landelijke ontwikkeling van het percentage 13e-weeks zieken. De uitgangssituatie is het percentage 13e-weeks zieken van 5,73% in 2000 zoals vastgesteld is in de publicatie van het UWV7 `Informatie sociale verzekeringen naar sectoren'8.

Nadat een systeem voor verzuimregistratie is geïmplementeerd in de bedrijfstak worden na één operationeel jaar lopende, van 1 april tot 31 maart, de verzuimparameters op bedrijfstakniveau vastgesteld. Op basis hiervan kunnen aanvullende kwantitatieve doelen worden gesteld.

6. Partijen stellen zich ten doel de WAO-instroom met 10% terug te dringen. Het streven is het percentage WAO-instroomkans te reduceren met 0,1%-punt ten opzichte van de landelijke ontwikkeling, uiterlijk 1 juli 2006. De uitgangsituatie is de WAO-instroomkans van 1,12% in 2000 zoals vastgelegd in de publicatie van het UWV9 `Informatie sociale verzekeringen naar sectoren'10.

7. Partijen zullen met kracht het realiseren van deze doelstellingen nastreven met inachtneming van het in artikel 3 tot en met 6 gestelde, alsmede met behulp van het bij dit convenant behorende Plan van Aanpak.

Uitgangspunten voor de aanpak

Artikel 3

1. Partijen onderkennen dat de bedrijfstakken houthandel zich al jaren actief inzetten voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden. Onder meer in pilots en proefopstellingen bij individuele bedrijven wordt de praktische toepasbaarheid van kansrijke instrumenten getoetst. Individuele bedrijven bevinden zich derhalve in een verschillende fase van kennis en bedrijfsvoering. Dit vergt een gedifferentieerde aanpak op bedrijfstakniveau en maatwerk op individueel ondernemingsniveau.

2. Sociale partners in de houthandel zetten zich al enige jaren actief in voor het verbeteren van de arbeidsomstandigheden. Dit heeft geleid tot onder meer de volgende activiteiten voor de arbeidsrisico's waarop het onderhavige convenant betrekking heeft.

a. Werkdruk: op initiatief van de sociale partners in de houthandel en timmerindustrie is een onderzoek uitgevoerd naar de `Determinanten en effecten van werkdruk in de Houthandel en Timmerindustrie'11.

b. Schadelijk geluid: in de houthandel zijn onderzoeken en projecten uitgevoerd gericht op de reductie van de blootstelling aan schadelijk geluid.

c. Houtstof: de afgelopen jaren is door de branche een meetprotocol ontwikkeld, zijn proefprojecten uitgevoerd en is het onderzoek Wegblazen houtstof12 uitgevoerd.

3. Partijen kiezen daarom voor een gedifferentieerde aanpak in de benadering van de bedrijfstak. Deze aanpak doet recht aan de mate waarin individuele bedrijven thans beschikken over kennis van zaken over de arbeidsrisico's fysieke belasting, werkdruk, schadelijk geluid en houtstof. Hiertoe onderscheiden partijen in hun aanpak drie invalshoeken, te weten `erkennen' van de arbeidsrisico's, `herkennen' van de arbeidsrisico's in de eigen werkomgeving, en `terugdringen' van de arbeidsrisico's.

4. Partijen kiezen voor een pakket van maatregelen dat zodanig breed is, dat iedere individuele onderneming hieruit kan putten, om maatwerk te realiseren in haar aanpak. Dit pakket van maatregelen is nader omschreven en uitgewerkt in het bij dit convenant behorende Plan van Aanpak.

Aanpak fysieke belasting, werkdruk, schadelijk geluid en houtstof

Artikel 4

1. Partijen dragen ten aanzien van de invalshoek `erkennen' zorg voor het voorlichten van individuele werkgevers en werknemers in de bedrijfstak over aard en kenmerken van de arbeidsrisico's en informeren de bedrijfstak over de resultaten van de nulmetingen en de stand van de wetenschap.

2. Partijen dragen ten aanzien van de invalshoek `herkennen' zorg voor instrumenten waarmee de arbeidsrisico's in de eigen werkomgeving kunnen worden herkend.

3. Partijen dragen ten aanzien van de invalshoek `terugdringen' zorg voor de samenstelling van een pakket van instrumenten en maatregelen waarmee individuele bedrijven hun eigen aanpak kunnen faciliteren. Partijen dragen ten aanzien van de invalshoek `terugdringen' tevens zorg voor het ontplooien van activiteiten die implementatie van maatregelen door individuele ondernemingen bevorderen.

4. De uitwerking van deze aanpak is omschreven en uitgewerkt in het bij dit convenant behorende Plan van Aanpak. Daarbij zal maatwerk worden voorgestaan, zoals omschreven in artikel 3, lid 4.

Aanpak reïntegratie

Artikel 5

1. Partijen dragen ten aanzien van de invalshoek `erkennen' zorg voor het voorlichten van individuele werkgevers en werknemers in de bedrijfstak over de omvang, de aard, de achtergronden en de gevolgen van ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid (WAO-instroom). Onderdeel hiervan is het informeren van de bedrijfstak over de resultaten van de nulmeting, de stand der wetenschap, de nieuwe wetgeving (Wet verbetering Poortwachter) en nieuwe uitvoeringsstructuur sociale verzekeringen (het UWV).

2. Partijen dragen ten aanzien van de invalshoek `herkennen' zorg voor instrumenten waarmee bedrijven hun eigen omgang met ziekteverzuim, reïntegratie en arbeidsongeschiktheid (WAO-instroom) in kaart kunnen brengen.

3. Partijen dragen ten aanzien van de invalshoek `terugdringen' zorg voor maatregelen die individuele bedrijven ondersteunen bij:

• het verbeteren van de verzuimregistratie;

• het verbeteren van de verzuimbegeleiding;

• het bevorderen van vroegtijdige reïntegratie.

4. Partijen stellen zich ten doel de doelmatigheid en effectiviteit van de aangeboden arbodienstverlening te bevorderen door het afspreken van een service level agreement (SLA) en programma's van eisen.

5. De uitwerking van deze aanpak is omschreven en uitgewerkt in het bij dit convenant behorende Plan van Aanpak.

Communicatie

Artikel 6

1. Om de in artikel 2 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich het convenant met gerichte communicatie te ondersteunen. Daartoe is in het Plan van Aanpak het vervaardigen van een communicatieplan opgenomen.

2. De volgende activiteiten maken deel uit van het communicatieplan:

a. het regelmatig informeren van werkgevers en werknemers over het convenant en over de voortgang van de implementatie van de convenantafspraken door middel van publicaties in hun periodieken (procescommunicatie);

b. het gericht geven van voorlichting ter bevordering van de bewustwording van werkgevers en werknemers over het gevaar van arbeidsrisico's en over het belang van goede arbeidsomstandigheden en van een effectief verzuimbeleid (bewustwording);

c. het gericht geven van voorlichting aan werkgevers en werknemers over de mogelijkheden om de hier bedoelde risico's te beperken en te voorkomen en over de mogelijkheden voor een effectiever verzuim- en reïntegratiebeleid (instructie en instrumentele voorlichting);

Betrokkenheid werknemersvertegenwoordigingen

Artikel 7

1. Partijen stimuleren met kracht dat ondernemingsraden, personeelsvertegenwoordigingen, en werknemers (OR/PVT) vroegtijdig worden geïnformeerd over de inhoud van het convenant.

2. Partijen hebben de taak werkgevers duidelijk te maken dat de implementatie van de maatregelen voortvloeiende uit het convenant voor de onderneming volledig de verantwoordelijkheid is van de werkgever in overleg en samenwerking met OR/PVT.

3. Om de in artikel 2 van dit convenant genoemde doelstellingen te realiseren verplichten de partijen zich OR/PVT en arbopromotoren actief over de implementatie van het Plan van Aanpak te informeren en te bevorderen dat zij worden betrokken bij de totstandkoming en uitvoering van maatregelen op bedrijfsniveau.

4. De volgende activiteiten maken deel uit van het OR/PVT-plan:

a) het informeren van OR/PVT tijdens de implementatiefase van het convenant;

b) het uitvoeren van een bewustwordingscampagne over de afspraken uit het convenant richting werkgever maar ook richting OR/PVT en hun achterban, als onderdeel van het communicatieplan zoals bedoeld in artikel 6;

c) het vormgeven van een werkpakket Arbo voor OR/PVT inzake implementatie van convenantafspraken;

d) het organiseren van een training `arboconvenant' voor OR/PVT, respectievelijk hun VGW(M)-commissies en staffunctionarissen.

Rol van de Arbeidsinspectie

Artikel 8

1. De stand van de wetenschap wordt door de Arbeidsinspectie als zodanig erkend en vormt daarmee het kader voor haar handhavingsbeleid met betrekking tot de arbeidsrisico's fysieke belasting, werkdruk, schadelijk geluid en houtstof.

2. Onverminderd het in lid 1 bepaalde, kunnen specifieke normen en maatregelen die uit de stand van de wetenschap als bedoeld in lid 1 zijn gedestilleerd, worden vastgelegd in (een) beleidsregel(s). Het opstellen van beleidsregels gebeurt in overleg met de BBC, voor zover deze normen en maatregelen binnen de wettelijke kaders vallen en ook overigens in overeenstemming zijn met de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het toezicht op de naleving van de regelgeving. Deze beleidsregel(s) zal (zullen) in overleg met de BBC bekend worden gemaakt en van kracht worden.

3. De Arbeidsinspectie zal, onverminderd de bij of krachtens wettelijk voorschrift aan haar opgedragen taken, niet eerder dan einde looptijd van het convenant op eigen initiatief handhavingsactiviteiten uitvoeren op de normen bedoeld in lid 2. Dit laat onverlet dat de Arbeidsinspectie bij haar inspecties zal kunnen handhaven op de stand van de wetenschap en de RI&E.

4. Het in lid 3 bepaalde laat onverlet dat de Arbeidsinspectie in alle gevallen en volgens het daarvoor geldende handhavingsbeleid zal handhaven op de bestaande wettelijke normen en zal reageren op meldingen van klachten of ongevallen. Tevens zal de Arbeidsinspectie te allen tijde optreden bij constatering van misstanden.

Overleg, voortgangsbewaking en monitoring/evaluatie

Artikel 9

1. Elke ondertekenende partij wijst voor de periode voor de uitvoering van het convenant een lid en een plaatsvervangend lid aan van de branchebegeleidingscommissie.

2. Gedurende de looptijd van het convenant vergadert de branchebegeleidingscommissie ten minste éénmaal per kwartaal, en verder zo vaak als nodig wordt geacht.

3. De branchebegeleidingscommissie bewaakt de feitelijke voortgang van de uitvoering van de afspraken als genoemd in artikel 2 tot en met 8 van dit convenant en het bijbehorende Plan van Aanpak.

4. Gedurende de looptijd van het convenant bepalen partijen op vastgestelde momenten (eind 2003 en eind 2005) aan de hand van de resultaten van monitoronderzoek de feitelijke voortgang en toetsen die aan de doelstelling, bedoeld in artikel 2. Als referentie gelden de in artikel 2 genoemde nulmetingen. De onderzoeken zullen worden gedaan aan de hand van standaard vragenlijsten c.q. methoden, die overeenkomen met de lijsten c.q. methoden die gebruikt zijn voor de nulmeting. Tevens worden de analyses van de gegevens op telkens eenduidige wijze uitgevoerd. Op deze wijze wordt daadwerkelijke vergelijking van de resultaten op de verschillende momenten mogelijk, waardoor conclusies getrokken kunnen worden over de voortgang.

5. De resultaten van het monitoronderzoek worden vastgelegd in een onderzoeksrapport, dat wordt gepubliceerd in de zogenaamde SZW Arboconvenantenreeks van uitgeverij Reed Elsevier (Reed Business Information BV). De gegevens van zowel de nulmetingen als de vervolgmetingen worden beschikbaar gesteld aan het bureau dat de uiteindelijke evaluatie van de doeltreffendheid van de convenantenaanpak als geheel zal gaan uitvoeren.

6. Indien partijen vaststellen dat de voortgang aanmerkelijk achterblijft bij de doelstelling, beraadt de BBC zich over welke maatregelen noodzakelijk worden geacht, om de voortgang in lijn te brengen met de doelstelling, en bevordert de BBC dat deze maatregelen worden uitgevoerd.

Financiering

Artikel 10

1. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stelt voor de uitvoering en evaluatie van dit convenant een bedrag van maximaal € 721.500,- (incl. BTW) ter beschikking. De sociale partners (Vereniging van Nederlandse Houtondernemingen, FNV Bouw en de Hout- en Bouwbond CNV) stellen voor de uitvoering en evaluatie van dit convenant een bedrag van maximaal € 721.500,- (incl. BTW) ter beschikking. Dit laatstgenoemde bedrag is inclusief het bedrag van € 136.230,- dat door de sociale partners reeds is ingezet ter financiering van onderzoeken en (pilot)projecten ten behoeve van de totstandkoming van dit convenant, zoals opgenomen in Bijlage A.

2. Voor de uitvoering van de activiteiten, genoemd in artikel 3 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) draagt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij aan de kosten, met inachtneming van de in deze subsidieregeling vastgelegde voorwaarden en criteria en met inachtneming van het onder lid 1 vermelde subsidieplafond.

3. Voor de totale kosten van de in het Plan van Aanpak opgenomen activiteiten kan binnen het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden (Stcrt. 1999, 187) tot een maximum van 50 procent subsidie worden verstrekt. De totale subsidie voor activiteiten in de convenantfase is begrensd tot 50% van de totale in het Plan van Aanpak geraamde kosten, echter tot het maximale subsidiebedrag zoals genoemd onder lid 1.

4. Voor de toepassing van het vorige lid worden slechts die activiteiten in aanmerking genomen die tot subsidiëring kunnen leiden. Bestaande projecten en individuele bedrijfsinvesteringen worden niet in aanmerking genomen.

5. De financiering van de afzonderlijke activiteiten is vastgelegd in een van het Plan van Aanpak onlosmakelijk onderdeel uitmakende begroting. De begroting volgt de indeling van het Plan van Aanpak en is op jaarbasis opgesteld.

6. De partijen dragen er zorg voor dat conform het bepaalde in artikel 7 van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden als subsidieaanvrager zal optreden de SIVAG (Stichting Service Instituut Veiligheid, Arbeidsomstandigheden en Gezondheid).

7. De subsidieaanvraag in het kader van de Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden wordt ingediend uiterlijk twee maanden na aanvang van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De subsidieaanvraag wordt ingediend met behulp van het Aanvraagformulier Subsidieregeling convenanten arbeidsomstandigheden, vergezeld van een door de BBC goedgekeurde subsidieplanning.

8. Uiterlijk drie maanden nadat het convenant tot stand is gekomen wordt door de BBC een activiteitenplanning opgesteld ter nadere invulling van het Plan van Aanpak en de daarin opgenomen begroting. De subsidieaanvragen worden ingediend op basis van deze activiteitenplanning en conform de daarvoor door SZW verstrekte uitvoeringsregels Subsidies arboconvenanten.

Wijziging of voortijdige beëindiging

Artikel 11

1. De Branchebegeleidingscommissie zal in overleg treden over de noodzaak van wijziging van dit convenant indien:

• de afspraken uit dit convenant en het daarbij behorende Plan van Aanpak niet worden nagekomen;

• zich onvoorziene omstandigheden voordoen (waaronder in elk geval begrepen wijzigingen in wet- en regelgeving) die van dien aard zijn dat het convenant redelijkerwijs niet kan worden voortgezet;

• er nieuw beleid wordt ontwikkeld welke in strijd is met de inhoud en strekking van de afspraken in dit convenant;

• door anderen dan de convenantpartijen de wens te kennen wordt gegeven om tot dit convenant toe te treden.

2. De Branchebegeleidingscommissie zal in overleg treden over uitbreiding van dit convenant wanneer door één van de convenantpartijen een aanvullend onderwerp voorgedragen wordt voor opname in het convenant.

3. De Branchebegeleidingscommissie komt in vergadering bijeen voor overleg als bedoeld in lid 1 binnen zes weken nadat een partij de wens daartoe schriftelijk heeft kenbaar gemaakt. Het overleg dient binnen een termijn van vier weken tot overeenstemming te leiden.

4. De Branchebegeleidingscommissie kan unaniem besluiten de termijn van vier weken om tot overeenstemming te komen, zoals genoemd in lid 3, te verlengen, tot een maximum van twaalf weken. Indien binnen vier weken respectievelijk twaalf weken geen overeenstemming wordt bereikt, mag elke partij het convenant schriftelijk opzeggen.

Inwerkingtreding en looptijd

Artikel 12

1. Dit convenant treedt in werking onmiddellijk na ondertekening door alle convenantpartijen en eindigt op 1 juli 2006, tenzij een partij het convenant overeenkomstig artikel 12, lid 4, opzegt.

2. De bij dit convenant betrokken partijen zullen uiterlijk 31 december 2005 in overleg treden over een vervolg op dit convenant.

3. De tekst van dit convenant wordt zo spoedig mogelijk na ondertekening in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 28 mei 2003.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,M. Rutte.
Almere, 25 april 2003.
Vereniging van Nederlandse Houtondernemingen,
C. Boogaerdt.
Woerden, 25 april 2003.
FNV Bouw,
T.J.M. van Haaster.
Odijk, 25 april 2003.
Hout- en Bouwbond CNV,
D. van de Kamp.

1 De uitgangssituatie t.a.v. de (gemiddelde en tijdgewogen) ervaren zwaarte is beschreven in paragraaf 3.3 van het VHP-rapport:

• machinaal houtbewerker (gemiddelde en tijdgewogen) ervaren zwaarte van 2.87

• bestekzoeker houthandels (gemiddelde en tijdgewogen) ervaren zwaarte van 3.08

De reductie van 30% in ervaren zwaarte moet leiden tot een maximale score voor de (gemiddelde en tijdgewogen) ervaren zwaarte van:

• machinaal houtbewerker (gemiddelde en tijdgewogen) ervaren zwaarte van 2.01

• bestekzoeker houthandels van (gemiddelde en tijdgewogen) ervaren zwaarte van 2.16

2 groen: geen knelpunt, geen risico; oranje: knelpunt, overschrijding gezondheidskundige grenswaarde, risico; rood: knelpunt, forse overschrijding gezondheidskundige grenswaarde; groot risico.

3 De uitgangssituatie t.a.v. de taken die als rood beoordeeld zijn en onderdeel uitmaken van hoogrisico functies is beschreven in paragraaf 3.4 van het VHP-rapport:

Functie Machinaal houtbewerkers:

• hout duwend of trekkend verplaatsen naar machine

• hout handmatig invoeren in de machine

• bewerkt hout handmatig van de machine tillen

• bewerkt hout duwend of trekkend afvoeren

Functie Bestekzoeker houthandel:

• het hout handmatig tillen op / van transportmiddel

• het handmatig duwend en trekkend verplaatsen

• het dragen van hout

4 Dit onderzoek is uitgevoerd door T.F. Meijman, RUG, 2000. De uitgangssituatie is beschreven in paragraaf 3.1 van het rapport, waaronder figuur 3.1. De originele data zijn opgenomen in het rapport `Determinanten en effecten van werkdruk in de houthandel, K. Greiner, T.F. Meijman en J.M.H. Schellekens, RUG, 2000'. De vragenlijstscores / klachtenniveaus zijn:

• productie uitvoerend: 51

• productie leidinggevend: 56

• administratief uitvoerend: 48

• staf functies: 54

• management: 57

5 Genoemde factoren zijn de determinanten van werkdruk in de houthandel (bron: Werkbelasting en inspanning in de houthandel en timmerindustrie, RUG, 2000). De uitgangssituatie is beschreven in paragraaf 3.2 van het rapport.

6 Met blootstelling wordt bedoeld de concentratie in de inademingslucht als tijdgewogen gemiddelde over 8 uur.

7 UWV bestaat sinds 01-01-2002, voorheen werd deze publicatie door het LISV uitgegeven. De gehanteerde definitie van het percentage 13e-weeks zieken luidt als volgt: aantal 13e weeks ziekmeldingen jaar (t) gedeeld door het gemiddeld aantal verzekerde personen ziektejaar (t-3 maanden) maal 100%. De grondslag voor de 13e-weeks zieken op tijdstip (t) wordt dus gevormd door de personen die 3 maanden daarvoor verzekerd waren.

8 Rekenvoorbeelden: als het landelijk percentage 13e-weeks zieken daalt met 0,5%-punt is het doel voor de sector houthandel een daling met 1%-punt naar 4,73% 13e-weeks zieken eind 2005; als het landelijk percentage 13e-weeks zieken gelijk blijft is het doel voor de sector houthandel een daling met 0,5%-punt naar 4,23% 13e-weeks zieken eind 2005; als het landelijk percentage 13e-weeks zieken stijgt met 0,5%-punt is het doel voor de sector houthandel een gelijkblijvend 13e-weeks zieken eind 2005; als het landelijk percentage 13e-weeks zieken stijgt met 1%-punt is het doel voor de sector houthandel een stijging met maximaal 0,5%-punt naar 6,23% 13e-weeks zieken eind 2005.

9 UWV bestaat sinds 01-01-2002, voorheen werd deze publicatie door het LISV uitgegeven. De gehanteerde definitie van het percentage WAO-instroomkans luidt als volgt: aantal nieuwe WAO-uitkeringen jaar (t) gedeeld door het gemiddeld aantal verzekerde personen WAO-jaar (t-1 jaar) maal 100%.

10 Rekenvoorbeelden: als de landelijk WAO-instroomkans daalt met 0,1%-punt is het doel voor de sector houthandel een daling van de WAO-instroomkans met 0,2%-punt naar 0,92%; als de landelijk WAO-instroomkans gelijk blijft is het doel voor de sector houthandel een daling van de WAO-instroomkans met 0,1%-punt naar 1,02%; als de landelijk WAO-instroomkans stijgt met 0,1%-punt is het doel voor de sector houthandel een gelijkblijvende WAO-instroomkans.

11 `Determinanten en effecten van werkdruk in de houthandel, K. Greiner, T.F. Meijman en J.M.H. Schellekens, RUG, 2000'.

12 `Wegblazen houtstof, Chr. Hoogland, AFT Advisering, 4 september 2000'.

Naar boven