Regeling uitbetaling pensioenen en uitkeringen aan Gouverneurs Nederlandse Antillen en Aruba

13 mei 2002

Nr. CW02/69952 DGCZK/DCZW

Sector Statuut

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 33, tweede lid, van de Rijkswet van 20 december 1989, houdende regeling van pensioenen en uitkeringen aan Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba (Stb. 1990, 15);

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Minister: de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

b. Kabinet: het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk het Kabinet van de Gouverneur van Aruba;

c. rijkswet: de Rijkswet van 20 december 1989, houdende regeling van pensioenen en uitkeringen aan Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba (Stb. 1990, 15);

d. belanghebbende: een ingevolge de rijkswet tot een pensioen of uitkering gerechtigde;

e. pensioen: elk pensioen dat is toegekend krachtens de rijkswet, tenzij uit de desbetreffende bepalingen het tegendeel blijkt, daaronder mede begrepen een voorschot op dit pensioen ingevolge artikel 31, derde lid, van de rijkswet;

f. uitkering: de uitkering, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van de rijkswet, daaronder mede begrepen een voorschot op deze uitkering ingevolge artikel 31, derde lid, van de rijkswet;

g. bankrekening: een rekening-courant bij een in de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk in Aruba, gevestigde bankinstelling.

Artikel 2

1. De betaling van een door de Minister vastgesteld pensioen of vastgestelde uitkering ingevolge de rijkswet met inbegrip van de vakantie-uitkering geschiedt door het Kabinet in twaalf maandelijkse termijnen door bijschrijving, hetzij op de bankrekening van de belanghebbende, hetzij op de bankrekening van een door hem aangewezen kredietinstelling, overheidsinstelling of stichting, hetzij op de bankrekening van een particulier gemachtigde.

2. Het verzoek tot overmaking op de bankrekening van een particulier gemachtigde wordt eigenhandig door de belanghebbende ondertekend. De handtekening wordt ten genoegen van de directeur van het Kabinet gewaarmerkt. Het verzoek wordt mede ondertekend door de gemachtigde.

Artikel 3

1. De belanghebbende die buiten de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk buiten Aruba, woonachtig is, doet, telkens wanneer hij betaling van het pensioen of van de uitkering wenst, een door hem persoonlijk ondertekend verzoek om betaling, voorzien van de datum waarop hij het verzoek toezendt, aan de directeur van het Kabinet toekomen. Na ontvangst van het verzoek wordt het pensioen of de uitkering betaalbaar gesteld tot en met de maand waarin het verzoek gedateerd en verzonden is.

2. De betaling geschiedt door het Kabinet door overmaking op de bankrekening van een in de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk in Aruba, gevestigde gemachtigde.

Artikel 4

1. Ten minste éénmaal per jaar zendt belanghebbende aan de Minister een bewijs van in leven zijn, afgegeven door een daartoe bevoegde instantie.

2. De belanghebbende doet van iedere wijziging van zijn adres, van zijn burgerlijke staat en van elke andere omstandigheid die van invloed is op het recht op pensioen, respectievelijk uitkering, of op de berekeningsgrondslag daarvan, terstond schriftelijk mededeling aan de Minister.

3. Onder een in het tweede lid bedoelde omstandigheid wordt mede verstaan de situatie dat een pensioen als bedoeld in artikel 18 van de rijkswet, wordt toegekend of eindigt, dan wel wordt herzien.

4. De belanghebbende verleent kopie van het in het eerste lid bedoelde bewijs en van de in het tweede lid bedoelde mededeling aan de directeur van het Kabinet.

Artikel 5

De regeling van de Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken van 22 februari 1990, nr. 25415, tot uitvoering van artikel 33, tweede lid, van de rijkswet wordt ingetrokken. De daarin neergelegde procedures blijven van toepassing op de voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling reeds ingegane pensioenen en uitkeringen op grond van de rijkswet.

Artikel 6

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant, in de Curaçaosche Courant en in het Afkondigingsblad van Aruba worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,K.G. de Vries.

Toelichting

Bij ministeriële regeling van de Minister voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken van 22 februari 1990, nr. 25415, zijn nadere regels vastgesteld omtrent de wijze en voorwaarden van betaling van pensioenen en uitkeringen aan gewezen en gepensioneerde Gouverneurs en hun eventuele nabestaanden. Het stellen van deze regels is gebaseerd op artikel 33, tweede lid, van de Rijkswet van 20 december 1989, houdende regeling van pensioenen en uitkeringen aan de Gouverneurs van de Nederlandse Antillen en van Aruba (Stb. 1990, 15). Deze rijkswet werd uitgevoerd door de Stichting Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Op grond van artikel 5 zal het ABP belast blijven met de uitvoering de `oude' gevallen.

Bij koninklijke boodschap van 27 november 2001 is een voorstel van rijkswet ingediend tot wijziging van bovengenoemde rijkswet van 20 december 1989, dat er onder meer toe strekt de berekeningsgrondslag van de pensioenen en uitkeringen met ingang van 1 januari 2002 te wijzigen voor pensioenen en uitkeringen die na die datum zullen ingaan. Na inwerkingtreding van dit voorstel van rijkswet zullen pensioenen en uitkeringen voor toekomstige gerechtigden niet langer in euro's worden vastgesteld, maar in de valuta van de Nederlandse Antillen en van Aruba. Deze wijziging brengt mee dat het niet langer noodzakelijk en ook niet meer doelmatig is dat de rijkswet wordt uitgevoerd door het ABP, voor zover het gaat om toekomstige gevallen. De onderhavige regeling sterkt ertoe de uitbetaling van de pensioenen en uitkeringen aan de gerechtigden te doen plaatsvinden door het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk van Aruba. De uitbetaling door de Kabinetten vindt plaats ter uitvoering van de door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op basis van artikel 31 van de rijkswet vastgestelde pensioenen en uitkeringen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K.G. de Vries.

Naar boven