Experimentele stimuleringsregeling opvang en integratie Antilliaanse jongeren

24 april 2002

CIM2002/63661

Directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

Besluit:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid;

b. intermediair: de rechtspersoon die het projectplan, bedoeld in artikel 9, voorbereidt, uitvoert en financiële verantwoording als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c, en artikel 12 aflegt;

c. gemeente: de gemeente waarin de voorzieningen, bedoeld onder f, worden aangeboden;

d. uitvoeringsorganisatie: de Stuurgroep Experimentele Volkshuisvesting die voor de minister, in het kader van de onderhavige regeling, de taken, genoemd in artikel 11, uitvoert;

e. jongeren: kansarme jongeren van Antilliaanse afkomst, die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen en niet beschikken over voldoende opleiding of werkervaring om toegang tot de arbeidsmarkt te verkrijgen;

f. voorzieningen: voorzieningen ter bevordering van de beheersing van de Nederlandse taal, scholing of toegang tot de arbeidsmarkt in combinatie met huisvesting en persoonlijke begeleiding.

2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel e, kan onder jongeren in bijzondere situaties ook worden verstaan kansarme jongeren van niet-Antilliaanse afkomst.

Artikel 2

1. De minister verstrekt in de periode 2002 tot en met 2004 op aanvraag een subsidie aan een intermediair die, al dan niet samen met andere organisaties, een gesloten keten van voorzieningen realiseert welke keten het integratieproces van jongeren bevordert. De voorzieningen dienen in samenhang met elkaar en tijdelijk aan een jongere te worden aangeboden, waarbij rekening wordt gehouden met de persoonlijke situatie van de jongere. De voorzieningen worden uitsluitend aan een jongere aangeboden onder de voorwaarde dat deze jongere meewerkt aan de bevordering van zijn inburgering of integratie.

2. Geen subsidie wordt verstrekt voor dat deel van de voorzieningen dat reeds door de overheid of derden wordt gefinancierd.

Artikel 3

1. Het beschikbare budget voor het verlenen van de subsidies bedraagt voor de periode 2002 tot en met 2004 in totaal € 10.890.725.

2. Voor een begrotingsjaar kan een subsidieplafond worden vastgesteld voor het in dat jaar verlenen van subsidies op grond van deze regeling.

Artikel 4

De te verstrekken subsidies worden beschikbaar gesteld onder voorbehoud van autorisatie door de begrotingswetgever.

§ 2. Aanvraag en beslissing op de aanvraag

Artikel 5

1. Een aanvraag om een subsidie wordt door een intermediair ingediend uiterlijk 1 oktober 2004.

2. De aanvraag gaat vergezeld van:

a. een projectplan als bedoeld in artikel 9;

b. een verklaring van het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente waaruit blijkt dat het college instemt met het projectplan.

Artikel 6

1. De minister geeft een beschikking binnen drie maanden nadat de aanvraag is ingediend.

2. De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag indien de verklaring, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onder b, ontbreekt of het projectplan niet voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 9.

Artikel 7

1. In de beschikking, bedoeld in artikel 6, eerste lid, kan de minister verplichtingen stellen over onder andere:

a. de bestemming van de subsidie;

b. het uitbrengen van een tussentijds inhoudelijk verslag door de intermediair;

c. het uitbrengen van een tussentijds financieel verslag, al dan niet voorzien van een accountantsverklaring, door de intermediair.

2. De minister kan in de beschikking, bedoeld in artikel 6, eerste lid, bepalen op welke wijze de betaling van de subsidie zal plaatsvinden.

3. De minister kan in een beschikking de hoogte van de subsidie wijzigen in het geval het tussentijds inhoudelijk verslag of het tussentijds financieel verslag daartoe aanleiding geeft.

4. In de beschikking, bedoeld in het derde lid, kan de minister nadere verplichtingen stellen.

Artikel 8

1. De minister kent, met inachtneming van de voorwaarden van deze regeling, een subsidie toe voorzover er beschikbaar budget, bedoeld in artikel 3, eerste lid, is en, voorzover van toepassing, het subsidieplafond voor het betreffende begrotingsjaar, bedoeld in artikel 3, tweede lid, nog niet is bereikt.

2. De toekenning van de subsidie, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in volgorde van ontvangst van de aanvraag met dien verstande dat de dag waarop de aanvraag voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 9, geldt als datum van ontvangst.

§ 3. Projectplan

Artikel 9

1. Het projectplan bevat een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om de gesloten keten van voorzieningen, bedoeld in artikel 2, te realiseren.

2. Het projectplan bevat een begroting.

3. Het projectplan heeft betrekking op de uitvoering van de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk tot en met 2006.

4. Het projectplan geeft aan op welke wijze de problemen in het bestaande beleid van de gemeente gericht op opleiding en werk voor jongeren door de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, worden opgelost dan wel verminderd.

5. Het projectplan geeft aan aan hoeveel jongeren jaarlijks naar verwachting de voorzieningen worden aangeboden en waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 10 wordt gesloten.

6. Het projectplan geeft aan, door middel van het overleggen van een modelovereenkomst, op welke wijze aan de verplichting, bedoeld in artikel 10, wordt voldaan.

7. Het projectplan geeft aan op welke wijze de voorzieningen onderling op elkaar aansluiten.

8. Het projectplan geeft aan op welke wijze de Antilliaanse gemeenschap is betrokken bij de opzet van het projectplan en wordt betrokken bij de uitvoering van het projectplan.

9. Het projectplan geeft aan op welke wijze jongeren door mentoren en begeleiders worden begeleid.

10. Het projectplan geeft aan op welke wijze wordt gerealiseerd dat de voorzieningen na afloop van de periode waarop het projectplan betrekking heeft, aan jongeren worden aangeboden.

Artikel 10

1. Met een jongere aan wie de voorzieningen worden aangeboden wordt een overeenkomst gesloten.

2. In deze overeenkomst is in ieder geval opgenomen:

a. dat de voorzieningen worden aangeboden onder de voorwaarde dat de jongere meewerkt aan de bevordering van zijn inburgering of integratie;

b. een beschrijving van de voorzieningen;

c. de periode waarin de voorzieningen worden aangeboden;

d. de gevolgen van het niet nakomen van de overeenkomst door de jongere.

Artikel 11

1. De uitvoeringsorganisatie kan ondersteuning bieden bij het opstellen van het projectplan.

2. De uitvoeringsorganisatie toetst het projectplan dat aan de minister is voorgelegd aan de voorwaarden, genoemd in artikel 9, en aan het protocol dat door de minister wordt vastgesteld aan de hand waarvan de uitvoeringsorganisatie beoordeelt of het projectplan een wezenlijke bijdrage levert aan het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

3. In het geval de uitvoeringsorganisatie van mening is dat het projectplan aanpassing behoeft, biedt zij daarvoor gelegenheid. Zij stelt daarbij een termijn en geeft aan op welke onderdelen het projectplan zou kunnen worden aangepast.

4. Nadat het projectplan is getoetst en, voorzover van toepassing, is aangepast, voorziet de uitvoeringsorganisatie het projectplan van een advies aan de minister over de mate waarin, door het uitvoeren van het projectplan, een bijdrage wordt geleverd aan het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt, een advies over de hoogte van de subsidie en een advies over eventueel te stellen verplichtingen als bedoeld in artikel 7, eerste lid.

§ 4. Financieel en inhoudelijk verslag

Artikel 12

De intermediair brengt uiterlijk drie maanden na afronding van het projectplan, doch uiterlijk 1 april 2007, een financieel eindverslag uit over de besteding van de subsidie tezamen met een inhoudelijk eindverslag. Het financieel eindverslag is voorzien van een accountantsverklaring.

Artikel 13

1. De minister kan de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien uit het tussentijds financieel verslag, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c, het financieel eindverslag, bedoeld in artikel 12, het tussentijds inhoudelijk verslag, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder b, of het inhoudelijk eindverslag, bedoeld in artikel 12, blijkt dat de subsidie niet is besteed volgens de verplichtingen, bedoeld in artikel 7, eerste lid of, voor zo ver van toepassing, de nadere verplichtingen, bedoeld in artikel 7, vierde lid.

2. Onverminderd het eerste lid, kan de minister de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen indien de intermediair niet heeft voldaan aan de verplichting, bedoeld in artikel 10.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 14

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 25 april 2002.

Artikel 15

Deze regeling wordt aangehaald als: Experimentele stimuleringsregeling opvang en integratie Antilliaanse jongeren.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,R.H.L.M. van Boxtel.

Toelichting

1. Algemeen

Doel van de regeling

Deze regeling is bedoeld om lokale projecten te ondersteunen die een combinatie van voorzieningen aanbiedt aan jongeren van Antilliaanse afkomst. Het gaat hier om een keten van voorzieningen ter bevordering van het integratieproces. Het betreffen voorzieningen ter bevordering van de beheersing van de Nederlandse taal, scholing of toegang tot de arbeidsmarkt in combinatie met huisvesting en persoonlijke begeleiding. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat enerzijds de voorzieningen alleen in een samenhangend pakket worden aangeboden en anderzijds dat de jongere gehouden is van alle voorzieningen gebruik te maken.

Voortraject verplichte inburgering Antilliaanse jongeren

De regeringen van Nederland en van de Nederlandse Antillen hebben in januari 2000 in een verklaring neergelegd dat Antilliaanse jongeren vanaf 16 tot 25 jaar, vóór vertrek naar Nederland, het in de Nederlandse Antillen aangeboden voortraject inburgering verplicht zouden moeten volgen (Kamerstukken II, 1999-2000, 26 283, nr. 5). In de Antilliaanse Raad van Ministers bleek geen meerderheid voor controle bij vertrek van de jongeren ter naleving van deze afspraken tussen beide regeringen. Als gevolg hiervan schortte Nederland de financiering van het verplichte voortraject inburgering op de Nederlandse Antillen op. Besloten werd om de vrijgevallen financiële middelen in te zetten voor de opvang van de groep Antilliaanse jongeren die onvoorbereid naar Nederland komen. De Tweede Kamer stemde ermee in (Kamerstukken II, 2000-2001, 26 283, nr.10) dat gemeenten waar veel Antillianen zich vestigen, in aanmerking kunnen komen voor een financiële bijdrage om maatregelen te treffen, specifiek gericht op een adequate opvang en begeleiding van bovengenoemde groep Antilliaanse jongeren. Het betreft hier een totaal bedrag van € 11.800.000 verdeeld over de jaren 2001 tot en met 2004.

Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting

Om te bereiken dat initiatieven tot stand komen die bedoelde groep jonge Antillianen adequaat opvangt, subsidieert het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties sinds november 2001 een programma van de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV). De SEV voert, als uitvoeringsorganisatie van deze regeling, de taken, genoemd in artikel 11, uit. De SEV gaat op lokaal niveau, projecten gericht op huisvesting in combinatie met trajecten naar inburgering, verdere scholing en arbeid initiëren, stimuleren en ondersteunen.

Bestemming middelen

Vanaf het jaar 2002 tot en met 2004 wordt in totaal € 10.890.725 beschikbaar gesteld voor bovengenoemde projecten. Met de Tweede Kamer is afgesproken (Kamerstukken II, 2000-2001, 26 283, nr.10) dat bedoelde financiële middelen niet alleen ter beschikking komen voor de Antillianengemeenten (Amsterdam, Den Haag, Den Helder, Dordrecht, Groningen, Nijmegen en Rotterdam). Het bedoelde bedrag kan worden ingezet voor initiatieven in gemeenten die een projectplan indienen, maar met name voor initiatieven in gemeenten die sinds de laatste jaren een relatief omvangrijke instroom van Antillianen meemaken. Op grond van kwantitatieve gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over de instroom van Antilliaanse jongeren, zijn dat de volgende achttien gemeenten: Rotterdam, Amsterdam, Den Haag, Tilburg, Dordrecht, Groningen, Almere, Zoetermeer, Nijmegen, Eindhoven, Breda, Amersfoort, Arnhem, Schiedam, Capelle a/d IJssel, Lelystad, Den Helder en Zwolle. Globaal genomen is 1% van de totale bevolking in deze steden van Antilliaanse afkomst. Deze gemeenten hebben een grote instroom van Antilliaanse jongeren in de leeftijd van 16 tot en met 25 jaar.

Integratietrajecten in combinatie met woonbegeleiding

De middelen komen ten goede aan projecten waarbij een samenhangend pakket van educatie, werken, woonvoorzieningen en begeleiding gedurende een beperkte periode wordt aangeboden aan jongeren van Antilliaanse afkomst. Het aanbieden van de voorzieningen geschiedt onder de voorwaarde dat betrokkenen de overeengekomen trajecten inzake verbetering van de beheersing van de Nederlandse taal, verdere scholing en arbeid zullen afronden. Hiertoe zal met elke jongere een overeenkomst worden afgesloten. Het bieden van persoonlijke begeleiding aan iedere jonge Antilliaanse deelnemer vormt een belangrijk onderdeel van de projecten.

Deelnemende partijen

Aangezien het in dit geval gaat om financiële middelen voor projecten waarin samenhangende voorzieningen ter bevordering van de Nederlandse taal, educatie, arbeid en begeleid wonen worden aangeboden, zal samenwerking tussen verschillende partijen noodzakelijk zijn voor het opstellen en uitvoeren van de plannen. Belangrijke partners hierbij zijn, behalve de gemeenten (Sociale Zaken, Bureau Nieuwkomers, de diensten Volkshuisvesting en Welzijn) met name de woningbouwcorporaties, scholings- en werktoeleidingsinstanties, en vertegenwoordigers van de Antilliaanse gemeenschap.

2. Artikelsgewijs

Artikel 1, onderdeel b

Op grond van artikel 2, eerste lid, is het uitgangspunt dat er een gesloten keten van voorzieningen wordt aangeboden. Bij zowel het opstellen als het uitvoeren van het projectplan, zullen veelal meerdere organisaties zijn betrokken. Iedere organisatie biedt een bijdrage vanuit haar eigen discipline. Teneinde de contacten met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties helder te houden is het van belang dat maar één organisatie contacten met het ministerie onderhoudt. Deze organisatie moet een rechtspersoon zijn en wordt in de regeling aangeduid als intermediair. Aan deze intermediair wordt de subsidie betaald. De intermediair is ook de rechtspersoon die zorgdraagt voor een eventueel tussentijds financieel verslag, bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder c, en die het financieel eindverslag, bedoeld in artikel 12, uitbrengt. Ook een gemeente kan de rol van intermediair op zich nemen.

Artikel 1, onderdeel e

Doel van de regeling is het bieden van een keten van voorzieningen, toegespitst op de problematiek van Antilliaanse jongeren, teneinde deze groep door middel van een betere beheersing van de Nederlandse taal, scholing, huisvesting en persoonlijke begeleiding een kans te bieden om toegelaten te worden tot de arbeidsmarkt. Dit betekent niet dat jongeren die vanwege hun persoonlijke situatie thans niet voor de arbeidsmarkt beschikbaar zijn, niet in aanmerking kunnen komen voor de voorzieningen. Bij jongeren die vanwege hun persoonlijke situatie worden belemmerd om te werken wordt bijvoorbeeld gedacht aan jonge alleenstaande moeders en jongeren die kampen met psychische of fysieke problemen. Het is nadrukkelijk de bedoeling om ook deze jongeren voldoende te equiperen om in de toekomst, in het geval hun persoonlijke situatie zich daartegen niet langer verzet, toegang te verkrijgen tot de arbeidsmarkt. De voorzieningen zijn voornamelijk bedoeld voor jongeren in de leeftijd van 16 tot en met 25 jaar.

Artikel 1, tweede lid

In dit lid wordt de mogelijkheid geboden om, in het geval de situatie daartoe aanleiding geeft, de voorzieningen, bij wijze van uitzondering, aan te bieden aan jongeren van niet-Antilliaanse afkomst waarvan de problematiek vergelijkbaar is met die van Antilliaanse jongeren.

Artikel 2, eerste lid

In het algemene deel van de toelichting is reeds aangegeven dat voor een subsidie aan de projectplannen in de periode van 2002 tot en met 2004 een budget van € 10.890.725 beschikbaar is. Doel van de subsidie is het tot stand brengen van een gesloten keten van voorzieningen ter bevordering van het integratieproces. Voor een nadere uitleg van de term `keten van voorzieningen' wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 9, zevende lid. De voorzieningen kunnen alleen in samenhang met elkaar worden aangeboden. In het geval de jongere van een van de voorzieningen, bijvoorbeeld een cursus Nederlands, geen gebruik wenst te maken, is het niet mogelijk dat de jongere wel van een van de andere voorzieningen, bijvoorbeeld de huisvesting, gebruik maakt. In dit lid is tevens opgenomen dat de voorzieningen uitsluitend aan de jongere worden aangeboden onder de voorwaarde dat deze jongere meewerkt aan de bevordering van zijn inburgering of integratie. In artikel 10 is bepaald dat dit in de overeenkomst moet worden opgenomen.

In het kader van het aanbieden van voorzieningen van cursussen Nederlandse taal, dient aan jongeren op wie de Wet inburgering nieuwkomers van toepassing is, een inburgeringcursus op grond van die wet te worden aangeboden. De voorzieningen kunnen voorts slechts tijdelijk aan de jongere worden aangeboden. Bij tijdelijk wordt gedacht aan een periode van maximaal twee jaar. Na de periode waarin de jongere gebruik heeft gemaakt van de voorzieningen moet hij in staat worden geacht zelfstandig te wonen. De jongere zal bij het vinden van zelfstandige huisvesting, indien noodzakelijk, worden ondersteund. De jongere moet na het gebruik van de voorzieningen tevens in staat worden geacht toegang te verkrijgen tot de arbeidsmarkt en (vrijwilligers)werk dan wel in staat zijn om zelfstandig de stappen te nemen die daartoe zullen leiden. Het pakket van voorzieningen moet ten slotte steeds zijn toegespitst op de persoonlijk situatie van de jongere (maatwerk) en dient voor de jongere duidelijk herkenbare tussenstappen te bevatten.

Artikel 2, tweede lid

Om te voorkomen dat bepaalde voorzieningen dubbel worden gefinancierd, is in dit lid bepaald dat voor dat deel van de voorzieningen dat reeds wordt gefinancierd, geen subsidie wordt verstrekt. Bij financiering op andere wijze kan worden gedacht aan andere subsidies, bijdragen of schenkingen.

Artikel 3, tweede lid

Er is voorzien in de mogelijkheid om voor een bepaald begrotingsjaar, voor het verlenen van subsidies op grond van deze regeling, een subsidieplafond vast te stellen. Een dergelijk subsidieplafond zal worden vastgesteld bij ministerieel besluit.

Artikel 5, eerste lid

In het protocol, genoemd in artikel 11, tweede lid, zal worden opgenomen dat de projectvoorstellen per kwartaal in behandeling worden genomen. Gelet op het feit dat tot en met 2004 subsidies kunnen worden verstrekt, moet een aanvraag uiterlijk 1 oktober 2004 zijn ingediend.

Artikel 5, tweede lid, onderdeel b

Het projectplan behoeft de instemming van de gemeente, in dit geval vertegenwoordigd door het college van burgemeester en wethouders. Dit laatste is noodzakelijk nu bij het aanbieden van een groot gedeelte van de voorzieningen de gemeente is betrokken en de gemeente derhalve een belangrijke partner is bij het uitvoeren van het projectplan.

Artikel 6, eerste lid

In de beschikking, bedoeld in dit lid, stelt de minister de hoogte van de subsidie vast. De minister kan besluiten het projectplan geheel of op onderdelen te subsidiëren.

Artikel 7, eerste lid

De minister kan bij het vaststellen van de hoogte van de subsidie verplichtingen stellen over onder andere de bestemming van de subsidie, het uitbrengen van een tussentijds inhoudelijk verslag en het uitbrengen van een tussentijds financieel verslag. In de beschikking kan worden bepaald dat het tussentijds financieel verslag wordt voorzien van een accountantsverklaring. De bestemming van de subsidie zal afhankelijk zijn van de fase waarin het project zich bevindt. In het geval er reeds een begin is gemaakt met het opzetten van voorzieningen, zal bijvoorbeeld worden bepaald dat het grootste gedeelte van de subsidie is bestemd voor het realiseren daarvan. Het is echter ook mogelijk dat de bestemming van de subsidie alleen de voorbereiding betreft. Met name voor projectplannen die in 2002 worden ingediend zal het in de meeste gevallen noodzakelijk zijn om te bepalen dat na verloop van een bepaalde periode een tussentijds inhoudelijk verslag en een tussentijds financieel verslag wordt uitgebracht. Aan de hand van dit inhoudelijk verslag kan worden bepaald of de in de in het projectplan geformuleerde opzet en doelen tot dat moment zijn gerealiseerd.

De verplichtingen die door de minister kunnen worden gesteld zijn niet uitputtend in dit lid neergelegd. De minister kan ook andere verplichtingen stellen. Zo kan het in voorkomende gevallen bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om de intermediair te verplichten aan te tonen dat de contractspartij van de jongere de sancties, die in de overeenkomst, bedoeld in artikel 10, zijn neergelegd, effectueert.

Artikel 7, derde lid

In het geval het tussentijds inhoudelijk verslag of het tussentijds financieel verslag daartoe aanleiding geeft kan de hoogte van de subsidie worden gewijzigd. De wijziging kan zowel een aanpassing naar boven als een aanpassing naar beneden betreffen.

Artikel 8

Dit artikel bepaalt op welke wijze de verdeling van het beschikbare budget plaatsvindt. Dit komt neer op `wie het eerste komt, wie het eerst maalt'. Dit betekent dat de minister, beginnend met de eerste aanvraag, subsidies verleent totdat het beschikbare budget dan wel het voor dat jaar vastgestelde subsidieplafond is uitgeput respectievelijk bereikt en dat hij aanvragen afwijst voorzover het budget dan wel het subsidieplafond door het totaal van verleende subsidies zou worden overschreden. Het betreft hier niet een regel over de volgorde van het nemen van besluiten. Het is zeer wel mogelijk om op een latere aanvraag eerder te besluiten dan op een eerdere, als toewijzing van de aanvraag maar niet tot gevolg heeft dat op de eerdere aanvraag afwijzend moet worden beschikt, omdat door subsidieverlening op latere aanvragen het budget dan wel het subsidieplafond is uitgeput respectievelijk bereikt.

Het moment waarop de aanvraag voldoet aan de voorwaarden, genoemd in artikel 9, geldt als datum van ontvangst. Daarnaast dient de aanvraag uiteraard te voldoen aan de wettelijke voorschriften, genoemd in de Algemene wet bestuursrecht, voor het in behandeling nemen van een aanvraag.

Artikel 9, tweede lid

Tezamen met een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om de keten van voorzieningen te realiseren, wordt een begroting overgelegd. In deze begroting wordt onder andere duidelijk aangegeven welke andere middelen dan de subsidie beschikbaar zijn en op welke wijze die middelen zijn of zullen worden ingezet. Tevens wordt in de begroting aangegeven op welke wijze de subsidie op basis van de onderhavige regeling zal worden ingezet.

Artikel 9, derde lid

Het feit dat uiterlijk tot en met 2004 subsidies kunnen worden verstrekt betekent niet dat de projectplannen, op basis waarvan de subsidies worden verstrekt, slechts een looptijd tot en met 2004 mogen hebben. Gezien het experimentele en vernieuwende karakter van de onderhavige regeling - hetgeen met zich zal brengen dat ook in 2004 nog projectplannen aan de minister kunnen worden voorgelegd - is bepaald dat de subsidie kan worden gebruikt voor de uitvoering van het projectplan uiterlijk tot en met 2006.

Artikel 9, vijfde lid

Door aan te geven aan hoeveel jongeren de voorzieningen naar verwachting jaarlijks worden aangeboden, wordt in het projectplan duidelijk gemaakt wat de ambitie van het betreffende project op dit punt is. Met iedere jongere aan wie de voorzieningen worden aangeboden wordt een overeenkomst als bedoeld in artikel 10, gesloten. Het aangeven van het aantal naar verwachting te sluiten overeenkomsten geeft een concretere invulling van bedoelde ambitie.

Artikel 9, zesde lid

Op grond van artikel 10 is het verplicht om met elke jongere aan wie de voorzieningen worden aangeboden een overeenkomst te sluiten. Teneinde te waarborgen dat de elementen, genoemd in artikel 10, in de betreffende overeenkomsten worden opgenomen, wordt een modelovereenkomst opgesteld. Deze modelovereenkomst maakt deel uit van het projectplan.

Artikel 9, zevende lid

Met het onderling op elkaar aansluiten van de voorzieningen wordt gedoeld op het realiseren van de gesloten keten van voorzieningen, genoemd in het eerste lid. Gelet op het belang dat is gelegen in het realiseren van een dergelijke keten, is in dit lid bepaald dat in het projectplan dient te worden ingegaan op de wijze waarop de voorzieningen op elkaar aansluiten. Alleen door het in samenhang aanbieden van cursussen Nederlandse taal, scholing, huisvesting en persoonlijke begeleiding kan een gesloten keten van voorzieningen tot stand komen. Uit het projectplan dient bovendien naar voren te komen dat met de verschillende organisaties die zijn betrokken bij het aanbieden van de voorzieningen, sluitende afspraken zijn gemaakt waardoor aan jongeren, op het gewenste moment, de juiste voorzieningen worden aangeboden. Het projectplan geeft ten slotte aan waarom een bepaalde maatregel bijdraagt aan het creëren van deze gesloten keten en waarom een maatregel past binnen de gesloten ketenbenadering.

Artikel 9, achtste lid

Het is van belang dat met name de lokale Antilliaanse gemeenschap betrokken is bij het opzetten en het uitvoeren van het projectplan.

Artikel 9, negende lid

Onder begeleiding wordt niet alleen de mentor verstaan die de jongere zal begeleiden bij bijvoorbeeld het volgen van cursussen of opleidingen, maar ook de begeleiding die in de huisvesting aanwezig is. Laatstgenoemde begeleiding zal zich voornamelijk richten op de naleving van de regels die in de huisvesting gelden en het toezicht op de dagelijkse gang van zaken in de huisvesting. De mentor zal, naast de noodzakelijke begeleiding van de jongere bij het volgen van een cursus, opleiding of stage, ook algemene sociale begeleiding bieden en zorgdragen voor het onderhouden en tot stand brengen van contacten tussen relevante organisaties en instellingen enerzijds en de jongere anderzijds. De mentoren komen bij voorkeur uit de groep waarop deze regeling zich richt en beschikken over affiniteit met en kennis over bedoelde groep. De mentor is op de hoogte van belangrijke ontwikkelingen in het leven van de jongere en biedt persoonlijke begeleiding op allerlei gebied.

Artikel 9, tiende lid

Het is de bedoeling dat de voorzieningen ook na de periode waarop het projectplan betrekking heeft, aan jongeren kunnen worden aangeboden. Vanuit het Rijk zal niet structureel een budget beschikbaar worden gesteld. Daarom moet in het projectplan worden aangegeven op welke wijze zal worden gerealiseerd dat de voorzieningen ook ná afloop van de periode waarop het project betrekking heeft en waarvoor van rijkswege een subsidie wordt verstrekt, worden aangeboden.

Artikel 10, eerste lid

Om de verschillende projecten op dit punt zoveel mogelijk vrij te laten is in de regeling niet neergelegd wie de contractspartij van de jongere moet zijn. Het is aan de organisaties die het project uitvoeren om te bepalen welke van deze organisaties, waaronder mogelijk de intermediair, bedoelde overeenkomsten zal sluiten.

Artikel 10, tweede lid

De voorzieningen worden niet vrijblijvend aangeboden. De jongere mag alleen gebruik maken van de voorzieningen onder de voorwaarde dat hij meewerkt aan de bevordering van zijn inburgering of integratie. Teneinde de gemaakte afspraken vast te leggen en te onderstrepen dat de jongere zich committeert tot het volgen van het voor hem samengestelde pakket, wordt met de jongere een overeenkomst gesloten waarin in ieder geval de elementen zijn verwerkt die in onderdeel a tot en met d zijn opgenomen. Het opnemen van bedoelde elementen heeft onder andere tot gevolg dat het aanbod van de voorzieningen wordt stopgezet in het geval de jongere de overeenkomst niet nakomt. Het stopzetten van de voorzieningen zal er in ieder geval toe leiden dat de jongere niet langer gebruik mag maken van de huisvesting. Indien op de jongere de Wet inburgering nieuwkomers van toepassing is en de jongere de verplichtingen van het inburgeringsprogramma niet nakomt, worden hem eveneens de sancties van die wet opgelegd.

Artikel 11, eerste lid

De uitvoeringsorganisatie kan desgewenst ondersteuning bieden bij het opstellen van het projectplan. Het wordt aan de intermediair overgelaten om dit al dan niet te doen. Het wordt overigens vanuit het oogpunt van een vlotte afhandeling van de toets, bedoeld in het tweede lid, wel aangeraden om zoveel mogelijk gebruik te maken van bedoelde ondersteuning. Naast ondersteuning van de uitvoeringsorganisatie bij het opstellen van het projectplan, kan de uitvoeringsorganisatie ook worden betrokken bij de fase vóór het opstellen van het plan. De uitvoeringsorganisatie kan immers initiatieven initiëren en stimuleren.

Artikel 11, tweede lid

Vanwege de bij de uitvoeringsorganisatie bestaande kennis en expertise op het gebied van het aanbieden en realiseren van voorzieningen als bedoeld in deze regeling, is aan deze organisatie de taak opgedragen om de projectplannen te toetsen die bij de minister worden ingediend. De plannen zullen niet alleen worden getoetst aan de voorwaarden, genoemd in deze regeling, maar ook aan het protocol dat door de minister wordt vastgesteld. In dit protocol wordt een aantal criteria opgenomen waaraan zal worden getoetst of door middel van het projectplan een wezenlijk bijdrage wordt geleverd aan het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

Artikel 11, vierde lid

Het toetsen van het projectplan door de uitvoeringsorganisatie leidt tot een advies aan de minister over de mate waarin een bijdrage wordt geleverd aan het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt, een advies over de hoogte van de door de minister vast te stellen subsidie en een advies over de eventueel te stellen verplichtingen.

Artikel 12

De verklaring van de accountant bevat een oordeel van de rechtmatige besteding van de subsidie.

Artikel 13

Naast de mogelijkheden, genoemd in dit artikel, om (een gedeelte van) de subsidie terug te vorderen kan de minister in de beschikking, bedoeld in artikel 7, eerste of vierde lid, bepalen dat de subsidie ook om andere redenen kan worden teruggevorderd. In het geval in een van bedoelde beschikkingen is bepaald dat de intermediair moet aantonen dat de contractspartij van de jongere de in de overeenkomst opgenomen sanctie effectueert, kan de minister in die beschikking tevens bepalen dat indien deze verplichting niet wordt nagekomen, de subsidie (gedeeltelijk) kan worden teruggevorderd.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R.H.L.M. van Boxtel.

Naar boven