Uitspraak Regionaal Medisch Tuchtcollege te 's-Gravenhage

00H11e

Het Regionaal Medisch Tuchtcollege te 's-Gravenhage heeft de navolgende beslissing gegeven inzake de klacht van: A, wonende te B, klaagster, tegen: Y, verpleegkundige, wonende te Z, de persoon over wie geklaagd wordt, hierna te noemen de verpleegkundige.

1. Het verloop van het geding

Het klaagschrift is namens klaagster ingediend door mr. E, advocaat te B, en ontvangen op 28 januari 2000. Namens de verpleegkundige heeft mr. Q, advocaat te U, een verweerschrift ingediend, waarna partijen hebben gerepliceerd en gedupliceerd. Van mr. E zijn nog brieven, gedateerd 25 juni, 31 augustus, respectievelijk 31 oktober 2001 ontvangen. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om in het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De mondelinge behandeling van de klacht heeft plaatsgevonden ter openbare terechtzitting van het College op dinsdag 11 december 2001. Klaagster is ter zitting verschenen. Ook de voornoemde advocaten zijn verschenen. Zij hebben hun standpunten mondeling toegelicht. De verpleegkundige is niet verschenen. Op de voet van art. 57 lid 2 Wet BIG hebben aan het onderzoek op deze terechtzitting mede deelgenomen drie leden-artsen, aangezien klaagster haar klachten ook tegen artsen heeft gericht.

2. De klacht

De klacht betreft de begeleiding van de bevalling van klaagsters dochtertje G op 20 en 21 april 1998.

Klaagster is op 20 april 1998 om ca. 11.30 uur opgenomen in het ziekenhuis, omdat de vliezen reeds meer dan 24 uur eerder gebroken waren en zij minder leven voelde. De bevalling werd ingeleid met behulp van Prostin gelei. Een CTG-registratie werd aangelegd.

Rond 18.50 is de ontsluiting 4 cm. Klaagster heeft inmiddels dermate pijnlijke weeën, dat tot epidurale pijnstilling wordt overgegaan.

Om 00.30 uur blijken de harttonen van de foetus te zijn gezakt tot 40. Besloten wordt tot een spoedsectio. Daarmee komt het dochtertje van klaagster in slechte toestand ter wereld. Het wordt onmiddellijk overgebracht naar de afdeling neo-natologie van een academisch ziekenhuis, waar het een dag later is overleden.

De verpleegkundige had tot 22.45 uur dienst. Klaagster verwijt haar dat zij klaagster onvoldoende heeft begeleid en/of onvoldoende van het CTG heeft kennisgenomen en/of niet is staat is om een CTG te beoordelen. Volgens klaagster had zij in een eerder stadium zelf de arts-assistent en/of de achterwacht dienen te waarschuwen.

3. Het standpunt van de verpleegkundige

De verpleegkundige is gespecialiseerd verpleegkundige Obstetrie & Gynaecologie. Als zodanig kan zij niet in staat worden geacht om een CTG te beoordelen. Wel kan zij afwijkingen in de registratie herkennen.

De verpleegkundige heeft om 18.15 uur het CTG bij klaagster aangesloten. Vanaf dat moment heeft zij de registratie nauwlettend gevolgd en de uitslagen ook met regelmaat in de rapportage vermeld.

Om 22.00 uur werd de verpleegkundige gebeld door de achterwacht. Zij heeft toen desgevraagd medegedeeld dat het CTG onveranderd was sinds 20.00 uur, toen de achterwacht de registratie zelf nog had gecontroleerd. Op verzoek van de achterwacht heeft zij de dienstdoend arts-assistent gevraagd om een vaginaal toucher te komen doen. De arts-assistent deelde mede het te druk te hebben en instrueerde de verpleegkundige om de dienstdoend co-assistent te vragen het onderzoek te doen. De verpleegkundige heeft nog gevraagd of het wel aan de co-assistent kon worden toevertrouwd, waarop de arts-assistent bevestigend antwoordde. De verpleegkundige heeft de instructie uitgevoerd. De co-assistent heeft naar aanleiding van het onderzoek telefonisch contact opgenomen met de achterwacht. Die heeft opdracht gegeven de perudaalpomp stop te zetten, zodat klaagster het zou voelen als ze persdrang kreeg.

Het CTG bleef steeds bradycard met wat acceleraties, maar wel variabel. De verpleegkundige heeft om 22.40 uur opnieuw de arts-assistent gebeld met het verzoek om even mee te kijken naar het CTG. Zij beloofde nu naar de verloskamers te komen. Tegen 23.00 uur heeft de verpleegkundige de dienst overgedragen.

De verpleegkundige meent dat zij haar beroep op juiste wijze heeft uitgeoefend en dat de klacht niet gegrond is.

4. De beoordeling

Vanaf ongeveer 22.00 uur is de CTG-registratie afwijkend te noemen. De verpleegkundige heeft dit onderkend en stelt de dienstdoend arts-assistent te hebben gewaarschuwd. Toen die niet kon komen, had de achterwacht gewaarschuwd moeten worden. Dat de verpleegkundige dit niet heeft gedaan, is haar evenwel niet tuchtrechtelijk te verwijten. Daarvoor was de afwijking op het CTG niet duidelijk genoeg. De verpleegkundige heeft er goed aan gedaan door omstreeks 22.40 uur opnieuw de arts-assistent te bellen. Zij had wellicht iets meer op een spoedige komst kunnen aandringen, maar het College beschikt niet over voldoende aanwijzingen dat de verpleegkundige hieromtrent in tuchtrechtelijk opzicht een verwijt treft. Vanaf 23.00 uur is de verpleegkundige niet meer bij de behandeling betrokken geweest.

Het College kan niet vaststellen dat de verpleegkundige onvoldoende zorg heeft verleend. De klacht is niet gegrond.

Het algemeen belang is ermee gediend dat deze beslissing in bredere kring bekend wordt gemaakt. Het College zal dan ook bepalen dat deze beslissing als hierna te vermelden in geanonimiseerde vorm zal worden gepubliceerd.

Rechtdoende:

- wijst de klacht af;

- bepaalt dat deze beslissing zal worden bekendgemaakt in de Staatscourant en ter bekendmaking zal worden aangeboden aan de redacties van Medisch Contact, Verpleegkundenieuws en het Tijdschrift voor Gezondheidsrecht, een en ander met weglating van de namen, voornamen en woonplaatsen van de in de beslissing genoemde personen alsmede van de daarin voorkomende andere gegevens die omtrent deze personen een aanwijzing bevatten.

Deze beslissing is gegeven door: mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, W.J. van der Meer, Mw drs. A.J.M. Koeter en R.G.J. Hopmans, leden-verpleegkundigen, mr. M.W. Koek, lid-jurist, bijgestaan door mr. P.C. Römer, secretaris en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2002.

Klaagster, de persoon over wie geklaagd is, alsmede de Inspecteur voor de Gezondheidszorg kunnen tegen deze beslissing hoger beroep instellen bij het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg. De mogelijkheid van beroep staat open binnen zes weken na de dag van verzending van deze beslissing aan partijen. Het tot het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg gerichte beroepschrift wordt ingezonden bij de secretaris van het Regionaal Medisch Tuchtcollege te 's-Gravenhage, door wie het binnen de beroepstermijn moet zijn ontvangen.

Naar boven