Aanwijzing handhaving vuurwerkregelgeving

Categorie: Opsporing, vervolging

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Registratienummer: 2002A005

Datum vaststelling: 12-03-2002

Datum inwerkingtreding: 01-05-2002

Geldigheidsduur: 01-05-2006

Publicatie in Stcrt.: 26-04-2002

Vervallen: Aanwijzing handhaving vuurwerkregelgeving, dd. 22-09-1998, reg.nr. 1998A007

Relevante beleidsregels: Richtlijn voor de strafvordering vuurwerkovertredingen, reg.nr. 2002R001, van 12 maart 2002

Wetsbepalingen:

Arbeidsomstandighedenwet 1998, artikelen 16, 20

Wetboek van strafrecht, artikel 74c

Wet milieubeheer, artikelen 8.1, 8.2 tweede lid, 8.5, 8.7, 8.19, 8.40, 8.44, 18.4, 18.18

Wet milieugevaarlijke stoffen, artikelen 24, 32 tweede en vierde lid, 39 derde lid

Wet op de economische delicten

Wet politieregisters, artikel 18 derde lid

Wet rampen en zware ongevallen, artikel 2c derde lid

Wet vervoer gevaarlijke stoffen, artikel 3

Wet wapens en munitie, artikel 9 vijfde lid onder b

Vuurwerkbesluit

Achtergrond

In de praktijk is gebleken dat bij het OM en de opsporingsdiensten grote behoefte bestaat aan duidelijkheid omtrent de strekking van de vuurwerkregelgeving en de mogelijkheden om tegen overtredingen hiervan op te treden. Om in die behoefte te voorzien en tevens eenduidigheid van opsporing en vervolging te bevorderen, heeft het College van procureurs-generaal in 1998 besloten tot het vaststellen van de aanwijzing Handhaving vuurwerkregelgeving, beter bekend onder de titel Handhavingsdocument vuurwerk 1998. De inwerkingtreding van het Vuurwerkbesluit per 1 maart 2002 noodzaakt tot een algehele herziening van deze aanwijzing.

De nieuwe regelgeving heeft ook tot gevolg dat de bestuursrechtelijke handhaving een grotere rol gaat spelen. Een goede afstemming tussen bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden is daarom nodig. Om die reden is het Handhavingsdocument vuurwerk 2002 opgesteld, dat de gehele handhaving beschrijft. Namens de betrokken bestuursrechtelijke handhavingspartners hebben de Ministeries van VROM, BZK, V&W en SZW, het IPO en de VNG ingestemd met dit handhavingsdocument. De Aanwijzing handhaving vuurwerkregelgeving is opgenomen in de volgende onderdelen van het Handhavingsdocument vuurwerk 2002:

- hoofdstuk 4, paragraaf a, b en c;

- hoofdstuk 5;

- hoofdstuk 7;

- hoofdstuk 8;

- hoofdstuk 9;

- hoofdstuk 10, paragraaf a.

Samenvatting

De aanwijzing bestaat uit de volgende onderdelen:

• Opsporing:

- Tegen welke overtredingen dient strafrechtelijk te worden opgetreden en waaruit dient dat optreden te bestaan: hoofdstuk 1.

- De organisatie van de specifiek op vuurwerkdelicten gerichte opsporing: hoofdstuk 2.

- De opsporing van vuurwerkdelicten en de bijbehorende bevoegdheden: hoofdstuk 3.

- Internationale aspecten aan de opsporing van vuurwerkdelicten: hoofdstuk 4.

- Bewijs in vuurwerkzaken: hoofdstuk 5.

• Vervolging:

- De afdoening van vuurwerkzaken: hoofdstuk 6.

1. Handhavingsstrategie

a. Handhavingsstrategie

Bij het bepalen van de strafrechtelijke reactie is uitgangspunt dat bij overtredingen van kernbepalingen1 direct proces-verbaal wordt opgemaakt, tenzij er sprake is van een overtreding

- die gering van omvang is én

- kennelijk een incident betreft én

- niet doelbewust is begaan.

Tegen overtredingen van niet-kernbepalingen wordt in beginsel geen proces-verbaal opgemaakt, maar wordt in eerste instantie alleen bestuursrechtelijk opgetreden. Indien echter sprake is van een of meer van de volgende omstandigheden wordt wel procesverbaal opgemaakt:

- directe aantasting of bedreiging in betekenende mate van het milieu of de openbare gezondheid, de geloofwaardigheid van de overheid, eerlijke concurrentie, overheidscontrole;

- de handelswijze van de overtreder duidt op een calculerende of malafide instelling;

- bij niet optreden bestaat de aanmerkelijke kans dat de overtreding op grote schaal navolging vindt;

- er is geen bestuurlijk bevoegd gezag dat doeltreffend kan optreden;

- internationaal recht dwingt tot handhavend optreden.

Als er sprake is van een situatie die een acute gevaarzetting inhoudt, is het uitgangspunt dat de overtreding direct wordt beëindigd. Het betreffende vuurwerk worden in beslag genomen en afgevoerd. Tevens kan bij voorlopige maatregel de overtreder een bevel worden gegeven zich van bepaalde handelingen te onthouden of vuurwerk op een andere locatie op te slaan.

b. Kernbepalingen

De volgende overtredingen worden aangemerkt als overtredingen kernbepalingen:

Overtredingen mbt invoer, uitvoer en doorvoer van vuurwerk

- Vuurwerk binnen het grondgebied van Nederland brengen, dat niet binnen 48 uur wordt doorgevoerd, dat niet is voorzien van (juiste) classificatie, de aanduiding `geschikt voor particulier gebruik' of `niet geschikt voor particulier gebruik', artikelnummer en/of productiejaar (1.3.1 Vwb) en/of consumentenvuurwerk dat niet voldoet aan de bij het Vwb of krachtens art. 24 Wms gestelde eisen binnen het grondgebied van Nederland brengen (1.2.2 Vwb);

- Het niet melden, niet op tijd of onvoldoende melden van het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van vuurwerk (1.3.2 Vwb);

- Niet of niet juist registreren bij het vervaardigen, importeren of voor handelsdoeleinden voorhanden hebben van vuurwerk (1.4.2 Vwb);

- Vuurwerk dat niet voldoet aan de ter uitwerking van het Vwb krachtens art. 24 Wms gestelde regels m.b.t. consumentenvuurwerk voorzien van de aanduiding `geschikt voor particulier gebruik' (2.1.4 Vwb).

Overtredingen mbt vervoer van vuurwerk

- Vervoer van vuurwerk in strijd met de voorschriften uit ADR/VLG, BVGS en Wvgs. (art. 5 Wvgs);

- Niet ononderbroken beladen of lossen van een vervoermiddel met vuurwerk en/of het laten staan of liggen van een met vuurwerk geladen vervoermiddel (verkapte opslag) (1.2.5 Vwb);

- Vuurwerk dat niet voldoet aan de ter uitwerking van het Vwb krachtens art. 24 Wms gestelde regels m.b.t. consumentenvuurwerk voorzien van de aanduiding `geschikt voor particulier gebruik' (2.1.4 Vwb).

Overtredingen mbt het voorhanden hebben van vuurwerk door particulieren

- Voorhanden hebben van consumentenvuurwerk dat niet voldoet aan de bij het Vwb of krachtens art. 24 Wms gestelde eisen (1.2.2 Vwb);

- Meer dan 10 kilogram vuurwerk buiten een legale inrichting voor de opslag of overslag van vuurwerk voorhanden hebben (1.2.4 Vwb);

- Vuurwerk dat niet voldoet aan de ter uitwerking van het Vwb krachtens art. 24 Wms gestelde regels m.b.t. consumentenvuurwerk voorzien van de aanduiding `geschikt voor particulier gebruik' (2.1.4 Vwb).

Overtredingen mbt opslag en bedrijfsmatig voorhanden hebben van vuurwerk

- Opslag van ten hoogste 1.000 kilogram consumentenvuurwerk niet gemeld (2.2.4 Vwb);

- Opslag meer dan 1.000 kilogram consumentenvuurwerk zonder vergunning (8.1 Wm);

- Onjuiste verpakking bij bedrijfsmatige opslag of het bedrijfsmatig voorhanden hebben van consumentenvuurwerk (2.1.2 Vwb, 18.18 Wm);

- Opslag van ten hoogste 1.000 kilogram consumentenvuurwerk in strijd met de voorschriften uit bijlage 1 van het Vwb of in strijd met de veiligheidsafstanden uit bijlage 3 van het Vwb (2.2.1 Vwb)2;

- Opslag van meer dan 1.000 kilogram consumentenvuurwerk in strijd met vergunningsvoorschriften, de voorschriften uit bijlage 1 van het Vwb, de veiligheidsafstanden uit bijlage 3 van het Vwb of nadere eisen, door het bevoegd gezag gesteld (2.2.2, 2.2.3 Vwb, 18.18 Wm, 8.1 Wm)3;

- Opslag van professioneel vuurwerk in strijd met de voorschriften uit bijlage 2 van het Vwb of in strijd met de veiligheidsafstanden uit bijlage 3 van het Vwb of in strijd met voorschriften uit de vergunning (3.2.1 Vwb, 18.18 Wm, 8.1 Wm)4;

- Opslag van professioneel vuurwerk in strijd met nadere eisen, door het bevoegd gezag gesteld (3.2.2 Vwb);

- Geen financiële zekerheidstelling (3.2.3 Vwb);

- Opslag of voorhanden hebben van vuurwerk dat niet is voorzien van (juiste) classificatie, de aanduiding `geschikt voor particulier gebruik' of `niet geschikt voor particulier gebruik', een afbeelding of vermelding van de te verwachten effecten, het artikelnummer en/of het productiejaar (2.1.3 Vwb), of consumentenvuurwerk dat niet voldoet aan de bij het Vwb of krachtens art. 24 Wms gestelde eisen (1.2.2 Vwb);

- Niet of niet juist registreren bij het vervaardigen, importeren of voor handelsdoeleinden voorhanden hebben van vuurwerk (1.4.2 Vwb);

- Niet voor B&W en brandweer beschikbaar hebben van gegevens met betrekking tot het in de inrichting aanwezige vuurwerk (1.4.3 Vwb);

- Niet of niet juist melden van het ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk of consumentenvuurwerk aan groothandelaren (1.4.1 Vwb);

- Vuurwerk dat niet voldoet aan de ter uitwerking van het Vwb krachtens art. 24 Wms gestelde regels m.b.t. consumentenvuurwerk voorzien van de aanduiding `geschikt voor particulier gebruik' (2.1.4 Vwb).

Overtredingen mbt verkoop, aanprijzen en afleveren van vuurwerk

- Het ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk dat niet voldoet aan de bij het Vwb of krachtens art. 24 Wms gestelde eisen (1.2.2 Vwb, 174 Sr);

- Consumentenvuurwerk voor handelsdoeleinden ter beschikking stellen aan anderen dan is toegestaan (2.3.1 Vwb);

- Consumentenvuurwerk ter beschikking stellen aan een particulier, anders dan op de toegestane verkoopdagen (2.3.2 Vwb);

- Consumentenvuurwerk ter beschikking stellen aan personen jonger dan 16 jaar (2.3.5 Vwb);

- Aanprijzen van vuurwerk dat niet geschikt is voor particulier gebruik, als consumentenvuurwerk of wetende dat het voor gebruik zal worden aangewend waarvoor het niet geschikt is (1.2.6 Vwb);

- Meer dan 10 kilogram consumentenvuurwerk ter beschikking stellen aan een particulier (2.3.3 Vwb);

- Verkoop van consumentenvuurwerk vanuit een andere plaats dan een verkoopruimte die voldoet aan de gestelde eisen (2.3.4 Vwb)5;

- Ter beschikking stellen van professioneel vuurwerk aan een ander dan een houder van een toepassingsvergunning, een drijver van een inrichting voor de opslag van professioneel vuurwerk of een buitenlandse handelaar of ontbrander (3.3.1 Vwb);

- Vuurwerk dat niet voldoet aan de ter uitwerking van het Vwb krachtens art. 24 Wms gestelde regels m.b.t. consumentenvuurwerk voorzien van de aanduiding `geschikt voor particulier gebruik' (2.1.4 Vwb);

Overtredingen mbt het afsteken / tot ontbranding brengen van vuurwerk

- Afsteken van consumentenvuurwerk buiten toegestane tijden (2.3.6 Vwb);

- Afsteken door een particulier op een wijze die gevaar oplevert voor mens of milieu (1.2.7 Vwb);

- Het tot opbouwen, installeren of tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk zonder of in strijd met een toepassingsvergunning of een ontbrandingstoestemming (3.3.2, 3.3.4 Vwb)6 7;

- Geen financiële zekerheidstelling (3.3.3 Vwb);

- Het niet bijhouden van een register van (o.a.) personen aan wie een certificaat van vakbekwaamheid is afgegeven, evenementen en het daarbij gebruikte professionele vuurwerk (3.3.6 Vwb);

- Het opzettelijk brand stichten, een ontploffing teweegbrengen of een overstroming veroorzaken, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar voor een ander te duchten is (157 Sr);

- Het verwijtbaar veroorzaken van brand, ontploffing of overstroming (158 Sr);

- Het opzettelijk en wederrechtelijk een stof op of in de bodem, in de lucht of in het oppervlaktewater brengen, terwijl men weet of ernstige redenen heeft om te vermoeden dat daarvan gevaar voor de openbare gezondheid of levensgevaar voor een ander te duchten is (173a Sr);

- Het opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen, onbruikbaar maken of wegmaken of het opzettelijk en wederrechtelijk een dier dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, doden, beschadigen, onbruikbaar maken of wegmaken (350 Sr);

- Het ontsteken van vuurwerk op zo korte afstand van gebouwen of goederen, dat daardoor brandgevaar kan ontstaan (429 Sr);

- Vuurwerk dat niet voldoet aan de ter uitwerking van het Vwb krachtens art. 24 Wms gestelde regels m.b.t. consumentenvuurwerk voorzien van de aanduiding `geschikt voor particulier gebruik' (2.1.4 Vwb).

c. Optreden tegen overtreding kernbepalingen

stcrt-2002-81-p12-SC34310-1.gifstcrt-2002-81-p12-SC34310-2.gifstcrt-2002-81-p12-SC34310-3.gifstcrt-2002-81-p12-SC34310-4.gif

2. Organisatie van de handhaving

(Inter)regionale vuurwerkteams (opsporing)

In diverse korpsen wordt gedurende de laatste maanden van het jaar gewerkt met regionale of interregionale vuurwerkteams voor de aanpak van de handel in verboden consumentenvuurwerk. Deze teams beschikken doorgaans over recherchecapaciteit en zijn in staat tot betrekkelijk diepgaande opsporingsonderzoeken.

Het is wenselijk dat bij elk regiokorps jaarlijks gedurende de periode van 1 augustus tot 1 februari een aantal medewerkers met kennis van vuurwerk (met tevens recherche-ervaring) volledig inzetbaar zijn voor de aanpak van de vuurwerkcriminaliteit. Deze medewerkers vormen een opsporingsteam dat als counterpart kan optreden voor de provinciale vuurwerkteams.

Het is wenselijk dat bij elk regiokorps voor het gehele jaar een vuurwerkcoördinator wordt aangesteld.

Deze vuurwerkcoördinator zou niet alleen zorg moeten dragen voor een gerichte aanpak van de vuurwerkcriminaliteit binnen de politieregio, maar tevens aanspreekpunt moeten zijn voor:

- de door de provincie aan te stellen coördinator van de op te richten uitvoeringsorganisatie;

- de door de provincies en de VROM-Inspectie aan te stellen coördinator voor de op te richten vliegende brigade;

- het op te richten landelijk meld- en informatiepunt vuurwerk;

- de vuurwerkcoördinatoren van andere politiekorpsen;

- de Arbeidsinspectie.

Landelijke milieugroep en VROM-IOD (opsporing)

Voor het verrichten van strafrechtelijke onderzoeken van bovenregionale aard, al dan niet naar aanleiding van bevindingen van de Vliegende brigade, is in beginsel capaciteit beschikbaar bij de LMG14 en de VROM Inlichtingen en Opsporingsdienst (VROM-IOD).

Landelijk meld- en informatiepunt

Bij de VROM-Inspectie is een Landelijk Meld- en Informatiepunt (LMIP) ondergebracht, dat moet functioneren ten behoeve van alle instanties en teams die betrokken zijn bij de handhaving van de vuurwerkregelgeving. Hiermee wordt beoogd een integraal inzicht te verkrijgen in de gehele vuurwerkketen, zodat vanuit een goede informatiepositie snel, gecoördineerd en adequaat kan worden opgetreden.

Het LMIP gaat in elk geval de volgende informatie beheren:

- Meldingen met betrekking tot import/export, opslag, afgifte, tot ontbranding brengen van professioneel vuurwerk;

- Vergunningen voor het toepassen van professioneel vuurwerk;

- Vergunningen voor de opslag van vuurwerk;

- Meldingplichtige inrichtingen voor de opslag van consumentenvuurwerk;

- Toezichtsinformatie (o.a. controlerapporten);

- Opsporingsinformatie (o.a. processen-verbaal).

De belangrijkste functie van het LMIP zal zijn het doorkoppelen van de informatie naar de handhavingsinstanties of teams waarvoor die informatie relevant is. Dit doorkoppelen van informatie zal structureel en incidenteel plaatsvinden. Op verzoek van opsporingsambtenaren, toezichthouders, OM of betrokken bestuursorganen wordt incidenteel toezichts- of opsporingsinformatie doorgegeven. Op het doorgeven van informatie is een door alle partijen aanvaard informatieprotocol van toepassing.

Een andere belangrijke functie van het meldpunt zal zijn het verrichten van trendanalyses op basis van de beheerde informatie.

Het LMIP kan de beoogde functie uitsluitend vervullen, als alle toezichthouders en opsporingsambtenaren, bestuursorganen en het OM hun bevindingen met betrekking tot de naleving van de vuurwerkregelgeving en andere relevante informatie met betrekking tot vuurwerk ter kennis brengen van het LMIP. Daartoe zullen door alle betrokken organisaties afspraken worden gemaakt over (de wijze van) het doorgeven van deze informatie.

3. Uitvoering van opsporing

a. Algemeen

Vuurwerkdelicten zijn veelal strafbaar gesteld in de Wed. Bij het opsporen van vuurwerkdelicten gelden de regels van het Sv voor zover daarvan niet in de Wed is afgeweken (artikel 25 Wed). In Titel III van de Wed wordt een aantal bevoegdheden omschreven. Hierbij wordt steeds het begrip `opsporing' gebruikt. Dit zou de indruk kunnen wekken dat deze bevoegdheden slechts kunnen worden gebruikt, indien er een concrete verdenking tegen een bepaalde persoon bestaat, als bedoeld in art. 27 Sv. Dit is onjuist. Reeds indien er een aanwijzing is dat een wettelijk voorschrift als bedoeld in artikel 1 of 1a van de Wed wordt overtreden, kunnen de betreffende bevoegdheden worden gebruikt. Het belang van de opsporing brengt dan met zich mee dat wordt nagegaan waar zich in concreto een overtreding voordoet15. Omstandigheden die bij de beoordeling kunnen meewegen zijn:

- een melding over verkoop van verboden vuurwerk uit een bepaald pand;

- de ervaring dat in de laatste maanden van het jaar veel verboden vuurwerk over de weg wordt vervoerd in bestelbusjes en gesloten aanhangwagens;

- de ervaring dat bij de reguliere verkoop gedurende de laatste drie dagen van het jaar de regelgeving veelvuldig wordt overtreden.

Indien gebruik is gemaakt van opsporingsbevoegdheden, dient in het proces-verbaal te worden weergegeven op grond van welk wettelijk voorschrift en welke omstandigheden is gehandeld. Het zal veelal wenselijk zijn om vooraf overleg met het OM te hebben over het gebruik van deze bevoegdheden.

b. Melding als aanleiding opsporingsonderzoek

De aanleiding om een onderzoek in te stellen naar het voorhanden hebben of afleveren van verboden consumentenvuurwerk kan zijn gelegen in een telefonische melding aan de lokale politie of de kliklijn. Er zijn diverse mogelijkheden denkbaar:

- Een echte anonieme melding: dit kan voldoende zijn om een onderzoek te starten naar een persoon. Het tijdelijk observeren (niet stelselmatig) van een pand is mogelijk en ook het betreden van bedrijfsruimten omdat er sprake is van een aanwijzing betreffende het plegen van een economisch delict. Voor het betreden van een woning is deze tip onvoldoende aanleiding, tenzij de tip een bevestiging is van eerdere vermoedens gebaseerd op een andere bron. Een eventueel proces-verbaal vangt aan met de zinsnede `Op basis van een op ... binnengekomen anonieme melding dat ... hebben wij een nader onderzoek ingesteld.'

- Een melding waarbij de personalia van de melder wel bekend zijn. De melder is bijvoorbeeld een buur van de verdachte en deze wil niet met naam in het proces-verbaal worden vermeld. Dit is voldoende om een onderzoek naar verdachte in te stellen. Indien de melding ook inhoudt dat gezien is dat er vuurwerk de woning is ingebracht of dat er vuurwerk werd verhandeld is dit voldoende om op grond van artikel 20 Wed een onderzoek in de woning in te stellen. Een eventueel proces-verbaal vangt aan met de zinsnede `Op basis van een op ... binnengekomen melding van een persoon die anoniem wenst te blijven, maar waarvan wij verbalisanten de personalia kennen, dat ... hebben wij een onderzoek ingesteld.' De melder kan geen garantie worden gegeven dat hij/zij anoniem blijft, aangezien de rechter de openbaarmaking van de personalia kan bevelen. Getuigenverklaringen zullen zoveel mogelijk op naam moeten worden gezet.

- Daarnaast kan er informatie binnenkomen die niet rechtstreeks kan leiden tot inbeslagname van vuurwerk of aanhouding van de verdachte. Hierbij valt te denken aan de melding dat een persoon in verboden vuurwerk handelt. De melder weet wel van handel in verboden vuurwerk maar niet waar het vuurwerk ligt opgeslagen. Zonder nader opsporingsonderzoek zal aanhouding of inbeslagname niet mogelijk zijn. Indien deze melder anoniem wil blijven, kan hij/zij in bepaalde gevallen aan de CIE worden overgedragen. Hierover dient contact te worden opgenomen met de CIE-officier van justitie.

c. Controle verkooppunten en opslagplaatsen door een opsporingsambtenaar

Onder reguliere verkooppunten worden verstaan de verkooppunten die het toegestaan is consumentenvuurwerk aan particulieren te verkopen. Controle van deze verkooppunten op de voorschriften verbonden aan een eventuele APV-vergunning, alsmede op de naleving van het bepaalde in/of krachtens de Wm en het Vwb vindt in de regel eenmalig plaats in de maand december en daarnaast op de toegestane verkoopdagen.

De controle kan worden uitgevoerd door een gemeentelijk (bij een inrichting met niet meer dan 10.000 kilogram vuurwerk) of een provinciale toezichthouder in het bijzijn van een opsporingsambtenaar, maar kan ook door de opsporingsambtenaar zelfstandig worden uitgevoerd. Hij kan gebruik maken van de bevoegdheden in artikel 18 tot en met 23 Wed. Hiervoor is geen concrete verdenking vereist. Er wordt in een beperkte tijd een beperkte groep ondernemers gecontroleerd op specifieke wetgeving, waarvan bekend is dat deze veelvuldig wordt overtreden.

Een en ander geldt ook voor de controle van opslagplaatsen van professioneel vuurwerk en groothandelaren.

d. Stilhouden motorvoertuigen ter controle

Op grond van artikel 23 Wed kunnen opsporingsambtenaren in het belang van de opsporing vorderen dat bestuurders van voertuigen deze stilhouden en onderzoeken (inclusief kofferbak) op de aanwezigheid van vuurwerk. Uit de wetgeschiedenis16 en jurisprudentie blijkt dat voor de uitoefening van deze bevoegdheid geen concrete verdenking vereist is.

Voorbeelden waarin de bevoegdheden van artikel 23 Wed gebruikt kunnen worden zijn:

- er bestaat een concreet vermoeden (politie ziet op de achterbank van een auto vuurwerk of verpakkingen liggen);

- er zijn aanwijzingen dat vuurwerk wordt vervoerd (bijvoorbeeld op basis van een signalement - merk en/of type en/of kleur van een auto waarvan is gezien dat er vuurwerk is ingeladen);

- er is geen enkel concreet vermoeden maar wel een aanleiding tot controle. Die aanleiding kan zijn de ervaring dat in de maanden november en december met bestelbusjes en gesloten aanhangwagens veelvuldig verboden consumentenvuurwerk wordt vervoerd in bepaalde gebieden. Om die reden kan een dergelijk vervoermiddel worden stilgehouden en gecontroleerd.

De omstandigheden die aanleiding gaven tot het controleren van een motorvoertuig dienen in een pv te worden opgenomen.

Bevoegde ambtenaren

In artikel 23a Sv is geregeld dat de bevoegdheid om verpakkingen te openen en monsters te nemen ter controle op de bepalingen van de Wvgs, uitsluitend toekomt aan ambtenaren van de IVW en het militair Korps controleurs gevaarlijke stoffen. De bevoegdheid tot het stilhouden van voertuigen ter controle van bijvoorbeeld de vervoersdocumenten komt wel toe aan alle opsporingsambtenaren. In verband met de veiligheidsaspecten moet de IVW erbij worden geroepen als tijdens de transportcontrole vuurwerkverpakkingen moeten worden geopend.

Ook indien bij controle niet blijkt van overtredingen van het Vwb maar wel van overtredingen van de Wvgs dient de IVW ingeschakeld te worden.

De bevoegdheid kan bijvoorbeeld worden gebruikt om na te gaan of mogelijk vanuit een regulier verkooppunt verboden vuurwerk wordt verkocht. Inzage kan dan worden gevorderd van alle inkoopfacturen, waaruit eventueel de inkoop van verboden vuurwerk kan blijken.

e. Betreden plaatsen / onderzoek woning

Betreden (woning) op grond van artikel 20 Wed

De bevoegdheid tot betreden van plaatsen van artikel 20 Wed kan door opsporingsambtenaren te allen tijde worden uitgeoefend. Bij het uitoefenen van deze bevoegdheid hoeft niet reeds een voornemen tot aanhouding van een verdachte of inbeslagname van voorwerpen te bestaan. Betreden van plaatsen is opsporingsambtenaren toegestaan, voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de vervulling van hun taak en er tevens aanwijzingen zijn van niet naleving van een delict als genoemd in artikel 1 of 1a Wed. Ook hier geldt dus dat er geen sprake hoeft te zijn van een concrete verdenking tegen een bepaalde persoon.

De bevoegdheid van artikel 20 Wed tot het betreden van plaatsen omvat mede het binnentreden in woningen. Het betreden van een woning of andere ruimte op grond van artikel 20 Wed moet niet verward worden met een doorzoeking; het is een beperkte bevoegdheid waarbij slechts zoekend mag worden rondgekeken naar vuurwerk en andere bewijsmiddelen. De bevoegdheid is beperkt tot ruimten die men kan betreden (dus ook inloopkasten). Er mag niet in gesloten kastjes worden gekeken, tenzij daarvoor uitdrukkelijk toestemming is verkregen van de bewoner of gebruiker van de woning. Zo'n toestemming kan worden gevraagd voor iedere kast afzonderlijk of in algemene bewoordingen `Mag ik ook in kasten kijken'. Het verdient dan wel aanbeveling deze toestemming van de bewoner schriftelijk en ondertekend vast te leggen. Het moet degene die toestemming geeft duidelijk zijn waarvoor de toestemming wordt gevraagd, in voorkomende gevallen dient gebruik te worden gemaakt van een tolk. Loodsen, schuren en garageboxen kunnen worden betreden zonder toestemming van de rechthebbende, als zij geen deel uitmaken van de woning of direct vanuit de woning betreedbaar zijn. Voor het betreden van een woning en een inpandige of aangrenzende ruimte zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden nodig. Deze machtiging moet verwijzen naar artikel 20 Wed en naar het vermoedelijk overtreden wetsartikel. Het OM gaat er vanuit dat kelderboxen die zich in hetzelfde gebouw bevinden als de woning, tot die woning behoren en dat daarvoor ook een machtiging nodig is.

Van het binnentreden zonder toestemming van de bewoner dient een ambtsedig verslag van binnentreden opgemaakt te worden dat uiterlijk de vierde dag na die waarop in de woning is binnengetreden aan de bewoner wordt uitgereikt of toegezonden.

Indien vuurwerk wordt aangetroffen, ontstaat een heterdaadsituatie en kan de verdachte op die grond worden aangehouden en het vuurwerk en eventuele andere bescheiden in beslag worden genomen (zie ook paragraaf f).

Het gebruik van de bevoegdheid tot het betreden van plaatsen dient met het OM te worden afgestemd. Voor verdergaande handelingen dan zoekend rondkijken op de betreden plaats, is de bevoegdheid van doorzoeking nodig. Mocht na het betreden van een plaats op grond van artikel 20 Wed blijken dat meer nodig is dan zoekend rondkijken dan zal moeten worden overgegaan tot bevriezen (artikel 96 lid 2 Sv) in afwachting van de komst van een tot doorzoeken bevoegde autoriteit.

Doorzoeking ter inbeslagneming

Ter inbeslagneming kan in principe elke plaats worden doorzocht. De rechter-commissaris is bevoegd tot het doorzoeken van elke plaats, inclusief een woning zonder toestemming van de bewoner en een kantoor van een verschoningsgerechtigde (art. 110 Sv). Voor het doorzoeken van plaatsen, niet zijnde een woning zonder toestemming van de bewoner en een kantoor van een verschoningsgerechtigde, is de officier van justitie de bevoegde autoriteit (artikel 96c Sv). Voor het doorzoeken van een vervoermiddel is de opsporingsambtenaar zelf de bevoegde autoriteit, m.u.v. het woongedeelte van een vervoermiddel zonder toestemming (art. 96b Sv). De genoemde doorzoekingen zijn alleen toegestaan als sprake is van ontdekking van een strafbaar feit op heterdaad of van een misdrijf als bedoeld in art. 67 Sv.

Voor het betreden van een woning en een inpandige of aangrenzende ruimte zonder toestemming van de bewoner is een schriftelijke machtiging op grond van de Algemene wet op het binnentreden nodig.

Spoeddoorzoeking ter inbeslagneming

In artikel 97 Sv wordt de bevoegdheid tot het doorzoeken van een woning zonder toestemming of een kantoor van een verschoningsgerechtigde voor spoedeisende gevallen gedelegeerd aan de officier van justitie. Hij behoeft hiervoor een machtiging van de rechter-commissaris. De machtiging dient vooraf (desnoods mondeling) te worden gegeven. Als ook het optreden van de officier van justitie niet kan worden afgewacht, dan komt de bevoegdheid toe aan de hulpofficier van justitie. Ook dan is machtiging van de rechter-commissaris vereist (door tussenkomst van de officier van justitie). De hulpofficier dient de officier van justitie onverwijld schriftelijk op de hoogte te stellen van de ondernomen handelingen.

De hulpofficier van justitie heeft eveneens de bevoegdheid tot het doorzoeken van plaatsen, niet zijnde een woning zonder toestemming van de bewoner of een kantoor van een verschoningsgerechtigde, in geval van dringende noodzakelijkheid en indien het optreden van de officier van justitie niet kan worden afgewacht (art. 96c tweede lid Sv). De hulpofficier behoeft hiervoor een machtiging van de officier. Deze kan achteraf (binnen drie dagen) worden verleend. Verleent de officier de machtiging niet dan draagt hij zorg dat de gevolgen van de doorzoeking zoveel mogelijk ongedaan worden gemaakt.

Gelet op de wettelijk vastgelegde bevriezingsmogelijkheid (zie artikel 96 lid 2 Sv) dient zo weinig mogelijk gebruik te worden gemaakt van de spoedprocedure.

f. Inbeslagneming

Op grond van art 18 Wed kunnen opsporingsambtenaren alle daarvoor vatbare voorwerpen in beslag nemen en de uitlevering van deze voorwerpen vorderen.

Vatbaar voor inbeslagname zijn (art 94 Sv):

- voorwerpen die kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen;

- voorwerpen die kunnen dienen om het wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen;

- voorwerpen die kunnen worden verbeurd verklaard;

- voorwerpen die kunnen worden onttrokken aan het verkeer.

Dit betekent dat behalve het op een locatie aangetroffen vuurwerk, ook bijvoorbeeld in beslag genomen kunnen worden: agenda's, schrijfblokken, bestellijsten, mappen, papieren, GSM's, buzzers, computers, faxen en voertuigen. Art. 18 Wed biedt echter geen basis om naar dergelijke voorwerpen te zoeken.

De officier van justitie bepaalt welke voorwerpen in beslag blijven, welke worden teruggegeven en op welke voorwerpen (zoals bijvoorbeeld een auto) eventueel conservatoir beslag wordt gelegd. De afhandeling van het beslag staat beschreven in hoofdstuk 10.

Op grond van art. 18 Wed kan aan een verdachte of aan anderen uitlevering worden gevorderd van voor inbeslagname vatbare voorwerpen. Niet duidelijk is of op grond van art. 18 Wed uitlevering van aan hen toevertrouwde poststukken kan worden gevorderd van vervoerders van poststukken zoals PTT-Post. In de literatuur wordt hierover verschillend gedacht. Het verdient daarom aanbeveling om de procedure van art. 100, 101 en 114 Sv te volgen, waarbij de bevoegdheid primair ligt bij de rechter-commissaris.

Het verdient aanbeveling bij een onderzoek waarbij naar verwachting vuurwerk zal worden aangetroffen, altijd één persoon verantwoordelijk te laten zijn voor het in beslag te nemen vuurwerk. Deze persoon is dan verantwoordelijk voor:

- inventarisatie van het aantal inbeslaggenomen stuks per type vuurwerk;

- het maken van foto's van elk type aangetroffen vuurwerk;

- het vastleggen van het gewicht van het aangetroffen vuurwerk per locatie en per type;

- het opmaken van de kennisgeving van inbeslagname en pv van onderzoek vuurwerk.

Het inbeslaggenomen vuurwerk dient altijd te worden onderzocht op de volgende uiterlijke kenmerken:

- de aanwezigheid van de aanduiding `geschikt voor particulier gebruik';

- de aanwezigheid van een Nederlandse gebruiksaanwijzing;

- de aanwezigheid van een wrijvingsontsteker;

- het gewicht van een stuk vuurwerk (zonder de transportverpakking);

- uiterlijke kenmerken die van belang zijn om te bepalen in welke lijst van de strafvorderingsrichtlijn het vuurwerk moet worden ingedeeld.

Van de bevindingen wordt een proces-verbaal van onderzoek vuurwerk opgemaakt. Indien de aanduiding of de gebruiksaanwijzing ontbreekt of een wrijvingsontsteking aanwezig is dan behoeft geen monster te worden genomen. In geval van het vermoeden van andere tekortkomingen aan het vuurwerk dient een monster te worden genomen (zie paragraaf 7.c)

Bij de keuze voor het al dan niet in beslag nemen van vuurwerk wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van het corrigeren van de overtreding. Overtredingen met betrekking tot aanduidingen en dergelijke zijn relatief eenvoudig te herstellen. Het ligt dan ook in de rede om bij dergelijke overtredingen een mogelijkheid tot herstel te bieden, voordat tot inbeslagneming wordt overgegaan. Anders ligt het bij overtredingen die niet eenvoudig zijn te herstellen, behalve dan door het betreffende vuurwerk van de markt te halen. Bij het van de markt halen van vuurwerk zijn er twee mogelijkheden: middels bestuursrechtelijke of strafrechtelijke actie in beslag nemen, of de verdachte het vuurwerk laten terugzenden. Dat laatste kan alleen worden overwogen, indien er voldoende garantie is dat het vuurwerk ook daadwerkelijk van de markt verdwijnt. Gezien de aanmerkelijke kans dat het betreffende vuurwerk alsnog binnen Nederland wordt verkocht, zal uitgangspunt zijn dat in dergelijke situaties inbeslagname volgt.

In het algemeen kan recidive aanleiding zijn om over te gaan tot inbeslagname. In de volgende gevallen zal aanleiding zijn om tot inbeslagneming over te gaan:

Inbeslagneming bij overtredingen tijdens invoer

- Verboden consumentenvuurwerk ingevoerd: inbeslagneming van het verboden vuurwerk, afhankelijk van de herstelmogelijkheid.

Inbeslagneming bij overtredingen m.b.t. opslag en bedrijfsmatig voorhanden hebben:

- Verboden vuurwerk aanwezig: inbeslagneming van het verboden vuurwerk, afhankelijk van de herstelmogelijkheid;

- Meer (toegestaan) vuurwerk aanwezig in de bewaarplaats of in de totale inrichting dan op grond van de vergunning of het Vwb is toegelaten: onmiddellijke inbeslagneming bij het ontbreken van essentiële veiligheidsvoorzieningen of het niet voldoen aan de veiligheidsafstanden - uitsluitend het teveel aan vuurwerk wordt inbeslaggenomen. Ontbreken essentiële veiligheidsvoorzieningen niet dan is het praktisch om de verdachte korte tijd (enige uren) gelegenheid te geven om het teveel aan vuurwerk af te voeren naar zijn leverancier of een andere locatie waar het vuurwerk wel mag worden opgeslagen. Blijkt het vuurwerk bij hercontrole niet afgevoerd te zijn dan wordt het alsnog inbeslaggenomen. Recidive kan aanleiding zijn om direct tot inbeslagneming over te gaan;

- Opslag in strijd met voorschriften uit het Vwb, nadere eisen of vergunning: inbeslagneming van het opgeslagen vuurwerk, indien er door het ontbreken van essentiële veiligheidsvoorzieningen sprake is van directe gevaarzetting.

Inbeslagneming bij overtredingen tijdens ter beschikking stellen (verkoop, aanprijzen of afleveren):

- Vermoedelijke handel in verboden consumentenvuurwerk (inclusief aanprijzen): inbeslagneming van al het aangetroffen (verboden en toegestaan) vuurwerk. In het geval dat met een auto (vermoedelijk) verboden vuurwerk is vervoerd: inbeslagneming van de auto. Verder inbeslagneming van voorwerpen die kunnen dienen tot bewijs van de vermoedelijk gepleegde feiten en/of het daarmee wederrechtelijk verkregen voordeel (bestellijsten, computers enz.);

- Overtredingen door regulier verkooppunt m.b.t. tot de verkoop van toegestaan vuurwerk aan particulieren: inbeslagneming bij recidive. Wanneer sprake is van gevaarzetting, wordt direct inbeslaggenomen.

Inbeslagneming bij overtredingen m.b.t. voorhanden hebben of afsteken:

- voorhanden hebben toegestaan vuurwerk buiten toegestane tijden buiten een inrichting: inbeslagneming van het aangetroffen vuurwerk;

- afsteken toegestaan consumentenvuurwerk buiten toegestane tijden: inbeslagneming van alle vuurwerk dat verdachte bij zich heeft;

- afsteken consumentenvuurwerk op een wijze die gevaar oplevert voor mens of milieu: inbeslagneming van alle vuurwerk dat verdachte bij zich heeft;

- Toepassen professioneel vuurwerk zonder of in strijd met toepassingsvergunning of ontbrandingstoestemming: inbeslagneming van het aanwezige vuurwerk;

- opslag 10 tot en met 25 kilogram 17 toegestaan vuurwerk: overleg met het OM over inbeslagneming. Het OM beslist of aangenomen moet worden dat het vuurwerk voor de handel is bestemd;

- opslag meer dan 25 kilogram toegestaan consumentenvuurwerk zonder vergunning: inbeslagneming van het aangetroffen vuurwerk;

- voorhanden hebben/opslag verboden vuurwerk: inbeslagneming.

Conservatoir beslag

Ten aanzien van voorwerpen die in beslag zijn genomen ten behoeve van de waarheidsvinding of die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring, kan de officier van justitie aan de rechter-commissaris vragen dit beslag om te zetten in een conservatoir beslag ter zekerheid van de later op te leggen geldboete of de op te leggen ontnemingsmaatregel. Ook kan de rechter-commissaris de officier van justitie machtigen om rechtstreeks conservatoir beslag te leggen (art. 94a, 103 Sv). De later opgelegde geldboete of ontnemingsmaatregel kan (mede) worden verhaald op het beslag.

Een voorwerp waarop conservatoir beslag is gelegd kan door de officier van justitie (met name wanneer het een auto betreft) onder zekerheidsstelling worden teruggegeven aan de verdachte (art 118a Sv).

Indien op voorhand wordt verwacht dat er bij een doorzoeking of aanhouding dure spullen (zoals sieraden of grote hoeveelheden geld) aanwezig zullen zijn die niet voor regulier beslag in aanmerking komen, is het verstandig dat de officier voorafgaand aan de doorzoeking of aanhouding schriftelijk een machtiging conservatoir beslag aan de rechter-commissaris vraagt. Eventueel kan dit ook nog tijdens een doorzoeking (zonodig op een kladblaadje).

In een Strafrechtelijk Financieel Onderzoek (SFO) is de officier van justitie zelfstandig bevoegd over te gaan tot conservatoir beslag.

g. Inzage van gegevens en bescheiden

Op grond van artikel 19 Wed kan te allen tijde inzage van gegevens en bescheiden worden gevorderd, niet alleen bij anderen dan de verdachte, maar ook bij de verdachte zelf. De bevoegdheid betreft ook de inzage in elektronische gegevens en bescheiden. Weigering betekent een economisch misdrijf (art. 26 Wed). Van de gegevens en bescheiden mogen kopieën worden gemaakt. Ook kunnen gegevens en bescheiden in beslag worden genomen (zie paragraaf f). Verschoningsgerechtigden zoals advocaten en notarissen zijn gerechtigd om inzage te weigeren. Net als bij inbeslagneming op grond van art. 18 Wed is niet duidelijk of op grond van art. 19 Wed inzage van aan hen toevertrouwde poststukken kan worden gevorderd van vervoerders van poststukken zoals PTT-Post. In de literatuur wordt hierover verschillend gedacht. Veiligheidshalve kan daarom beter worden gekozen voor de procedure zoals beschreven in art. 100, 101 en 114 Sv.

h. Monsterneming en analyse

Inbeslaggenomen vuurwerk dient door de opsporingsambtenaar altijd te worden onderzocht op de uiterlijke kenmerken zoals genoemd in het pv van onderzoek. In de volgende gevallen volstaat een onderzoek naar de uiterlijke kenmerken niet en dienen monsters te worden genomen van het aangetroffen vuurwerk:

- het betreft een onbekend soort vuurwerk, dat aan de hand van de deskundigenverklaringen of foto-overzichten niet is te classificeren;

- bij het afsteken van het stuk vuurwerk (of een aangetroffen zelfde type) is letsel ontstaan.

Indien mogelijk worden vijf exemplaren als monster genomen. Drie exemplaren worden voor analyse opgestuurd naar het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) te Rijswijk en twee worden bewaard voor een eventuele contra-expertise.

i. Bevoegdheden wet Bob

Bijzondere opsporingsbevoegdheden

In Titel IVa en Titel V Sv zijn de zogenaamde bijzondere opsporingsbevoegdheden opgenomen. In Titel IVa gaat het om de bijzondere opsporingsbevoegdheden die ingezet kunnen worden t.b.v. de waarheidsvinding, tegen een persoon die wordt verdacht een misdrijf in het algemeen, of in sommige gevallen een gekwalificeerd misdrijf, te hebben gepleegd. In Titel V gaat het om bijzondere opsporingsbevoegdheden die ingezet kunnen worden ter verkrijging van inzicht in georganiseerde criminaliteit. Er moet sprake zijn van een redelijk vermoeden van het beramen of plegen van misdrijven in georganiseerd verband. Sommige van deze opsporingsbevoegdheden kunnen ook worden ingezet tegen een persoon die geen verdachte is maar wel deel uitmaakt van het georganiseerd verband.

Uitvoerige bespreking van al de hierna te noemen bijzondere opsporingsbevoegdheden zou te ver leiden. Uitgebreide informatie hierover kan worden gevonden in het Handboek voor de opsporingspraktijk (aanwijzing Opsporingsbevoegdheden). Er dient rekening mee te worden gehouden dat pas na uitvoerige bespreking met de officier van justitie gebruik kan worden gemaakt van onderstaande opsporingsbevoegdheden.

Verbod op doorlaten (artikel 126ff Sv)

Ingevolge dit artikel rust op de opsporingsambtenaar, die handelt ter uitvoering van een bijzondere opsporingsbevoegdheid, een verplichting tot inbeslagneming van voorwerpen waarvan het aanwezig hebben verboden is vanwege hun schadelijkheid voor de volksgezondheid of hun gevaar voor de veiligheid en waarvan hij de vindplaats weet. Ingevolge de Aanwijzing Bijzondere opsporingsbevoegdheden geldt het verbod op doorlaten algemeen, dus ook in alle andere situaties dan genoemd in art. 126 ff Sv. Met `wetenschap' wordt hierbij bedoeld `een voldoende mate van zekerheid'. Een partij vuurwerk valt onder vorenomschreven voorwerpen. Ingevolge de laatste volzin van lid 1 kan de inbeslagneming worden uitgesteld. Dit kan slechts in het belang van het onderzoek en met het oogmerk om op een later tijdstip alsnog tot inbeslagneming over te gaan. Dit artikel schept dus de mogelijkheid om een partij vuurwerk te volgen en deze zonder de partij uit het oog te verliezen op een later tijdstip in beslag te nemen (gecontroleerde aflevering). De enige eis die hieraan wettelijk wordt gesteld is het onderzoeksbelang. Dit kan zijn het achterhalen van de identiteit van een verdachte. Hoewel er geen verdere wettelijke eisen zijn geldt er een procedurele afspraak dat de opsporingsambtenaar voor elk uitstel toestemming van de officier van justitie behoeft.

In lid 2 van genoemd artikel wordt de mogelijkheid gegeven van afzien van inbeslagneming. Op grond van een zwaarwegend opsporingsbelang (een zwaardere eis dan het opsporingsbelang uit lid 1) kan de officier van justitie hiertoe bevelen. Ingevolge artikel 140a Sv moet het College van PG's hiervoor vooraf schriftelijk toestemming geven.

Betreden van besloten plaatsen (artikel 126k Sv)

Deze bevoegdheid wordt ook wel aangeduid als plaatsopneming of inkijkoperatie. De bevoegdheid dient om een plaats op te nemen of aldaar sporen veilig te stellen (bijvoorbeeld monstername) of aldaar een technisch hulpmiddel (bijvoorbeeld een bewegingsmelder) te plaatsen om de aanwezigheid of verplaatsing van een goed vast te kunnen stellen. De bevoegdheid mag zonder toestemming van de rechthebbende worden uitgevoerd in een besloten plaats, niet zijnde een woning en wordt uitgevoerd door een opsporingsambtenaar. Hiervoor is nodig een schriftelijk bevel van de officier met dien verstande dat het bevel bij dringende noodzaak mondeling kan worden gegeven. Het moet dan wel binnen drie dagen door de officier op schrift worden gesteld. Het bevel vermeldt het tijdstip waarop of de periode waarbinnen aan het bevel moet worden voldaan. De bevoegdheid mag worden ingezet bij verdenking van een misdrijf als bedoeld in art. 67 Sv.

Bij een besloten plaats, niet zijnde een woning kan worden gedacht aan een niet-openbare en niet voor een ieder toegankelijke plaats, zoals een loods, een fabrieks- of bedrijfsruimte, een kantoor, een vrachtauto, m.u.v. de voor bewoning bestemde cabine of een erf. Openbare of voor een ieder toegankelijke plaatsen vallen hier dus niet onder.

Het veilig stellen van sporen geldt alleen voor sporen die voor de hand worden aangetroffen. De bevoegdheid impliceert dus geen bevoegdheid tot doorzoeken.

Leidt het plaatsen van een technisch hulpmiddel in een besloten plaats naar verwachting tot een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van het leven van een persoon dan dient het bevel op art. 126g Sv (stelselmatige observatie) te worden gebaseerd.

Het betreden kan zowel fysiek als met een technisch hulpmiddel gebeuren. Het gebruik maken van een infraroodkijker om in een besloten plaats te kijken valt onder bevoegdheid omdat de plaats met een technisch hulpmiddel wordt `betreden'. Het met het blote oog binnenkijken door een al bestaande opening valt niet onder betreden.

Stelselmatige observatie (artikel 126g Sv)

De bevoegdheid behelst het volgen van een persoon of het waarnemen van diens gedrag of aanwezigheid met of zonder technisch hulpmiddel (waarmee overigens op basis van dit artikel geen vertrouwelijke communicatie mag worden opgenomen, daarvoor gelden strengere eisen, zie art. 126 l Sv). De observatie geschiedt door een opsporingsambtenaar op bevel van de officier van justitie dat kan worden gegeven bij verdenking van een misdrijf in het algemeen of bij het redelijk vermoeden van het, in georganiseerd verband, beramen of plegen van een misdrijf als bedoeld in art. 67 Sv en dat een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert.

Het bevel dient schriftelijk te worden gegeven maar kan bij dringende noodzaak ook mondeling worden gegeven. Het moet dan wel binnen drie dagen door de officier op schrift worden gesteld. Het bevel geldt voor ten hoogste drie maanden en kan telkens met drie maanden worden verlengd.

Onder stelselmatige observatie wordt verstaan het al dan niet heimelijk, systematisch en gericht waarnemen en/of volgen van een persoon met als te verwachten resultaat dat daardoor een min of meer volledig beeld kan worden verkregen van bepaalde aspecten van het leven van die persoon.

De vraag of een observatie stelselmatig is dient beantwoord te worden aan de hand van o.a. het doel van de observatie, de duur ervan, de plaats, de intensiteit, de frequentie en welke hulpmiddelen eventueel worden ingezet. Elk voor zich, maar met name in combinatie, zijn deze elementen bepalend voor de beantwoording van de vraag of een min of meer volledig beeld van bepaalde aspecten van iemand leven wordt verkregen.

Niet het uiteindelijke resultaat van de observatie maar het vooraf redelijkerwijs te verwachten resultaat is bepalend. Derhalve dient de officier voor het afgeven van een bevel te bepalen of redelijkerwijs kan worden verwacht dat een min of meer volledig beeld van een bepaald aspect van iemands leven het resultaat kan zijn van het op de afgesproken wijze observeren. Is de observatie niet stelselmatig dan mag deze worden uitgevoerd op basis van art. 141 Sv juncto art. 2 Politiewet of art. 142 Sv.

Opnemen van telecommunicatie (artikel 126m Sv)

De bevoegdheid behelst het heimelijk opnemen van telecommunicatie met een technisch hulpmiddel. De officier van justitie vordert van de rechter-commissaris een schriftelijke machtiging. Pas na het afgeven van die machtiging geeft de officier een bevel af. Het bevel wordt gegeven voor een periode van ten hoogste 4 weken en kan telkens voor een periode van ten hoogste 4 weken worden verlengd. Voor de verlenging behoeft de officier een machtiging van de rechter-commissaris. Bij ISDN-aansluitingen dienen ook de onderliggende nummers te worden opgenomen in de vordering en het bevel.

In spoedgevallen kan de officier van justitie mondeling een machtiging vorderen en kan de rechter-commissaris de officier mondeling machtigen. Vervolgens wordt telefonisch het bevel gegeven, dat binnen 24 uur schriftelijk moet worden bevestigd.

Het bevel tegen de verdachte wordt slechts afgegeven bij verdenking van een misdrijf als bedoeld in art. 67 Sv, terwijl dat misdrijf een ernstige inbreuk op de rechtsorde oplevert. Bovendien wordt het bevel slechts afgegeven als het onderzoek dit dringend vordert.

In vergelijking tot artikel 126n Sv is het vereiste dat verdachte aan het gesprek deelneemt niet opgenomen. De waarheidsvinding kan vorderen dat gesprekken tussen niet-verdachten worden opgenomen.

Ingevolge artikel 13 lid 2 van de Telecommunicatiewet zijn aanbieders van netwerken en diensten verplicht tot medewerking aan het opnemen. Ingevolge artikel 13 lid 4 van die wet zijn die aanbieders verplicht tot het verstrekken van de voor het leggen van de tap benodigde inlichtingen (de zgn. abonnee en NAW-gegevens).

Tegelijk met een vordering 126m Sv wordt een vordering 126 n Sv gedaan.

Vorderen van telecommunicatie-inlichtingen (artikel 126n Sv)

Op vordering van de officier van justitie moet een aanbieder van een openbaar telecommunicatiewerk en een aanbieder van openbare telecommunicatiediensten alle inlichtingen verstrekken terzake van alle verkeer dat over het telecommunicatiewerk dan wel met gebruikmaking van de telecommunicatiedienst heeft plaatsgevonden ten aanzien waarvan het vermoeden bestaat dat de verdachte (of degene ten aanzien van wie uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden voortvloeit dat deze betrokken is bij het in het georganiseerd verband beramen of plegen van misdrijven) eraan heeft deelgenomen. T.a.v. de verdachte wordt de vordering alleen gedaan in geval van:

- ontdekking op heterdaad van een misdrijf;

- verdenking van een misdrijf waarop voorlopige hechtenis toegelaten;

- verdenking van het misdrijf bedoeld in artikel 138a Sr.

Ondanks de tekst van het artikel (eraan heeft deelgenomen) kan de vordering ook worden gedaan t.a.v. verkeer dat nog dient plaats te vinden. De vordering bevat dan de zinsnede: `Bepaalt dat deze vordering van kracht zal zijn tot en met ....'

De bedoelde inlichtingen kunnen o.a. bestaan uit gebelde telefoonnummers, nummers van ontvangen oproepen, duur van de gesprekken etc. Bij het gebruik van een mobiele telefoon kan informatie worden gevorderd met betrekking tot de steunzenders waarvan tijdens gesprekken gebruik is gemaakt. Aan de hand daarvan kan worden bepaald in welk gebied een verdachte zich bevond terwijl zijn mobiele telefoon aanstond. Dit gebruik van de mobiele telefoon als peilbaken is in enkele arresten van gerechtshoven toegestaan. De Hoge Raad heeft zich er nog niet over uitgesproken en ook de Memorie van Toelichting op de wet zwijgt erover.

Opnemen van vertrouwelijke informatie met een technisch hulpmiddel (artikel 126l Sv)

Voor het uitoefenen van deze bevoegdheid gelden dezelfde eisen t.a.v. de strafbare handelingen als voor het opnemen van telecommunicatie. De uitvoering van deze bevoegdheid komt niet toe aan alle opsporingsambtenaren, maar slechts aan die genoemd in artikel 141 sub b Sv (de politieambtenaar die ook nog moet hebben voldaan aan de eisen gesteld in de Regeling opnemen van vertrouwelijke communicatie). De officier van justitie vordert van de rechter-commissaris een schriftelijke machtiging. Pas na het afgeven van die machtiging geeft de officier een bevel af. Het artikel maakt het ook mogelijk zonodig een besloten plaats te betreden of een woning etc. (echter alleen bij 8 jaars feiten - dus niet wegens economische delicten). Het bevel wordt gegeven voor ten hoogste vier weken en kan telkens (met machtiging van de rechter-commissaris) met ten hoogste vier weken worden verlengd. Ten aanzien van woningen geldt dat ook het College van Procureurs-Generaal (geadviseerd door de Centrale Toetsingscommissie van het OM) toestemming dient te geven. Onder vertrouwelijke communicatie moet hier worden verstaan de uitwisseling van berichten tussen twee of meer personen die in beslotenheid plaatsvindt. Dit kunnen gewone gesprekken zijn, maar ook geschreven woord of overdracht via signalen of kabel of het gebruik van een geldautomaat waarbij een persoon met behulp van een bankpas communiceert met de computer van de bank. Hieronder valt niet het invoeren van gegevens in een eigen computer.

Het zintuiglijk afluisteren zonder technisch hulpmiddel valt niet onder de wettelijke regeling.

Politiële pseudokoop en pseudodienstverlening (artikel 126i Sv)

Hiervan is sprake wanneer een opsporingsambtenaar goederen afneemt van of diensten verleent aan een verdachte. De bevoegdheid mag worden ingezet tegen een verdachte bij verdenking van een misdrijf als bedoeld in art. 67 Sv. De opsporingsambtenaar mag een verdachte of betrokken persoon niet brengen tot andere strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht. De opsporingsambtenaar behoeft een schriftelijk bevel van de officier, maar bij dringende noodzaak kan het bevel mondeling worden gegeven. Het dient dan binnen drie dagen door de officier op schrift te worden gesteld.

Iedere koop die door een opsporingsambtenaar in het belang van het onderzoek wordt gesloten geldt als pseudokoop. Aan de pseudokoop of -dienstverlening kunnen meerdere voorbereidende contacten vooraf gaan. Onder pseudokoop wordt niet alleen het daadwerkelijk kopen van goederen, maar ook iedere andere vorm van door de pseudokoper gerealiseerde overdracht van goederen, verstaan.

Voor de verdachte of het georganiseerd verband is niet kenbaar dat de pseudokoper/-dienstverlener opsporingsambtenaar is. Hij kan gebruik maken van een valse identiteit.

Conform de aanwijzing Opsporingsbevoegdheden moet de hoofdofficier van justitie toestemming verlenen voor de inzet van deze bijzondere opsporingsbevoegdheid.

Als via een advertentie verboden consumentenvuurwerk wordt aangeboden en een opsporingsambtenaar hierop reageert en vervolgens overgaat tot een bestelling dan behoeft hij hiervoor een bevel politiële pseudokoop.

j. Aanhouding en voorlopige hechtenis

De meeste vuurwerkdelicten zijn, indien opzettelijk gepleegd, economische delicten op basis van artikel 1a lid 1 van de Wed. Ingevolge artikel 6 lid 1 sub 1 van de Wed zijn zij bedreigd met een maximale gevangenisstraf van 6 jaar en geldboete van de vijfde categorie. Dit houdt in dat aanhouding buiten heterdaad, inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis mogelijk zijn.

Als er sprake is van handel in verboden consumentenvuurwerk van enige omvang dan zal de officier van justitie in de regel aanhouding buiten heterdaad bevelen.

Voorgeleiding aan de rechter-commissaris ter toetsing van de inverzekeringstelling of een vordering inbewaringstelling zal meestal slechts worden toegepast in gevallen van verdenking van handel in verboden consumentenvuurwerk op grotere schaal.

Aanhouding minderjarigen

Aanhouding buiten heterdaad van minderjarigen is voor de meeste vuurwerkdelicten mogelijk, op bevel van de (kinder)officier van justitie. Bij aanhouding of ophouden voor verhoor moeten de ouders of andere familie zo snel mogelijk worden ingelicht. Tevens dient zoveel mogelijk te worden voorkomen dat een minderjarige de nacht doorbrengt op een politiebureau. Terughoudendheid is geboden bij het aanhouden van een minderjarige op school. Dit gebeurt uitsluitend na overleg met de (kinder)officier van justitie en de directeur van de school.

Minderjarigen jonger dan twaalf jaar kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd. Toch zijn er wel verschillende dwangmiddelen die kunnen worden gebruikt voor de opsporing van (andere) strafbare feiten: staande houden, aanhouden, ophouden voor verhoor, betreden van plaatsen en inbeslagneming. Ook is het onder omstandigheden mogelijk de jongere te verwijzen naar Bureau Halt.

De afdoening van vuurwerkzaken met minderjarigen wordt besproken in paragraaf 10a.

k. Voorlopige maatregel

Indien de aangetroffen situatie een onmiddellijk ingrijpen vereist, kan de officier van justitie onder omstandigheden besluiten tot het opleggen van een voorlopige maatregel ex art. 28 Wed. Middels de voorlopige maatregel kan een verdachte worden bevolen zich te onthouden van bepaalde handelingen. Ook kan een verdachte worden bevolen zorg te dragen dat voorwerpen die vatbaar zijn voor inbeslagneming, worden opgeslagen en bewaard op een bepaalde plaats.

Bij vuurwerkovertredingen kan een voorlopige maatregel worden gebruikt om te voorkomen dat aangetroffen vuurwerk waarvan moet worden onderzocht of het voldoet aan alle eisen, in de tussentijd `verdwijnt'. Ook kan een voorlopige maatregel worden gebruikt om te voorkomen dat vuurwerk dat niet voldoet aan de eisen, maar niet direct voor inbeslagneming in aanmerking komt, op de markt wordt gebracht. In zijn algemeenheid kan worden verboden om te handelen in strijd met voorschriften uit vergunning, Vwb of nadere eisen. In paragraaf 4c is het optreden tegen overtredingen kernbepalingen in schema's weergegeven. Bij een aantal overtredingen is in de kolom `strafrechtelijke actie' de voorlopige maatregel als optie genoemd.

4. Internationale aspecten aan opsporing en vervolging

a. Algemeen

Verboden consumentenvuurwerk komt, voor zover bekend is, op de volgende manieren ons land binnen:

1. het wordt hoofdzakelijk vanuit China rechtstreeks ingevoerd door gevestigde vuurwerkimporteurs / groothandelaren (vooral via de havens);

2. het wordt via andere Europese landen (havens van Antwerpen, Bremen, Hamburg, maar ook Zuideuropese havens) ingevoerd door gevestigde vuurwerkimporteurs / groothandelaren (vooral over de weg);

3. het wordt via andere landen (of, in mindere mate, rechtstreeks) ingevoerd door criminele organisaties of personen (vooral over de weg);

4. het wordt door particulieren in het buitenland gekocht (vooral België en Duitsland) en vervolgens door hen meegenomen naar Nederland (vooral over de weg).

Voorbeeld: Soms komt het vuurwerk in een Nederlandse haven binnen, waarna het als export naar verkooppunten in België getransporteerd wordt. In België wordt het vuurwerk aan (illegale) tussenhandelaren en particulieren verkocht en soms via Duitsland naar Nederland vervoerd. Er is dan sprake van een risicospreiding.

Het is om verschillende redenen moeilijk om op deze routes zicht te krijgen. Om te beginnen wordt het verboden consumentenvuurwerk op vervoersdocumenten veelal omschreven als professioneel vuurwerk en zo een schijn van legaliteit gegeven. Bovendien zijn de controles op grensoverschrijding van de binnengrenzen van de EU opgeheven en wordt er, zeker gedurende de nacht, door de diverse controlediensten slechts beperkt gecontroleerd. Bij het binnen de EU brengen via andere dan de Nederlandse havens wordt in het algemeen niet gecontroleerd of sprake is van verboden consumentenvuurwerk; nog afgezien van het feit dat op dat moment vaak nog niet bekend is dat het voor Nederland is bestemd. Hierbij komt dat de vuurwerkregelgeving in Europa niet is geharmoniseerd, zodat typen vuurwerk die in Nederland niet zijn toegestaan, in andere landen soms vrij te koop zijn.

Om deze stroom vuurwerk te onderscheppen is een gecoördineerde aanpak door de regionale politie, KLPD, marechaussee, Douane, VROM-Inspectie, IVW en OM noodzakelijk. De aanpak dient te bestaan uit een combinatie van gerichte grootschalige controleacties in de grensstreek, regelmatige controle van voertuigen waarin vaak vuurwerk wordt vervoerd en strafrechtelijke onderzoeken naar Nederlandse bedrijven en personen die zich in België, Duitsland of Luxemburg hebben gevestigd om de Nederlandse wetgeving te ontduiken. Een goede informatievoorziening en -uitwisseling is noodzakelijk. Hierbij speelt het in hoofdstuk 5 besproken Landelijk Meld- en Informatiepunt een belangrijke rol.

Het OM onderneemt initiatieven om te komen tot coördinatie van de aanpak, waarbij ook een nauwe samenwerking met de Belgische, Duitse en Luxemburgse autoriteiten hoort.

b. Rechtshulpverzoeken

De justitiële autoriteiten van landen waar gerichte controleacties zullen plaatsvinden, dienen van te voren op de hoogte te worden gebracht. Observatie in deze landen door Nederlandse opsporingsambtenaren is vanzelfsprekend uitsluitend toegestaan na toestemming van de bevoegde autoriteiten in het kader van een rechtshulpverzoek. Rechtshulpverzoeken in verband met observaties in het buitenland dienen te worden verzonden via het Landelijke contact grensoverschrijdende observatie (LCGO), onderdeel van de Dienst Nationale Recherche Informatie (DNRI) van de KLPD.

c. Coördinatie met België, Duitsland en Luxemburg

Tussen de ministers van Justitie van Nederland en België worden afspraken gemaakt over samenwerking en informatie-uitwisseling ten behoeve van de strafrechtelijke bestrijding van de handel in verboden consumentenvuurwerk. Deze worden voorbereid in het bestaande overleg tussen de Nationaal Magistraat voor explosieven te Brussel en de officier van justitie, verbonden aan het Expertisecentrum Milieubeheer.

Verder zullen initiatieven worden genomen tot overleg met Luxemburg en Duitsland, dan wel de meest betrokken deelstaten, over samenwerking en informatie-uitwisseling ten behoeve van de strafrechtelijke bestrijding van de handel in verboden consumentenvuurwerk.

5. Bewijs in vuurwerkzaken

a. Tenlasteleggingen

Overtreding van de vuurwerkregelgeving levert in veel situaties meerdere strafbare feiten op. In paragraaf 1b is aangegeven voor welke overtredingen kan worden vervolgd. Standaard tenlasteleggingen zullen via het CSO in Zeist voor alle arrondissementen in Compas worden ingevoerd.

b. Benodigde bewijsmiddelen

Om tot een veroordeling te kunnen komen van een verdachte van vuurwerkdelicten, moeten in het opgemaakte proces-verbaal in ieder geval per omschreven situatie de volgende vragen worden beantwoord:

Overtredingen mbt invoer, uitvoer en doorvoer van vuurwerk

- Om wat voor vuurwerk en in welke hoeveelheid gaat het?

- Wie heeft de overtreding begaan?

- Wanneer is dit vuurwerk ingevoerd of uitgevoerd?

- Waaruit bleek dat het vuurwerk niet voldeed aan de eisen m.b.t. classificatie, aanduiding bestemming, producteisen of andere eisen gesteld bij het Vwb of krachtens art. 24 Wms?

- Waar en wanneer is het vuurwerk aangetroffen?

- Heeft een melding als bedoeld in art. 1.3.2 Vwb plaatsgevonden en zo ja wanneer?

Overtredingen mbt vervoer van vuurwerk

- Om wat voor vuurwerk en in welke hoeveelheid gaat het?

- Wie heeft de overtreding begaan?

- Waar en wanneer is het vuurwerk aangetroffen?

- Was een vervoersdocument aanwezig en zo ja, was het juist ingevuld?

- Werd onafgebroken geladen of gelost en zo niet hoelang duurde(n) de onderbreking(en)?

Overtredingen mbt de opslag en het bedrijfsmatig voorhanden hebben van vuurwerk

- Om wat voor vuurwerk en in welke hoeveelheid gaat het (bruto gewicht, totale partij wegen, foto's)?

- Wie heeft de overtreding begaan?

- Waar en wanneer is het vuurwerk aangetroffen?

- Was er sprake van professioneel vuurwerk of van (al dan niet verboden) consumentenvuurwerk?

- Bij aantreffen verboden consumentenvuurwerk: wat voor vuurwerk (omschrijving) en hoeveel stuks van elk type werd voorhanden gehouden? Vul hiertoe een proces-verbaal van onderzoek vuurwerk in.

- Voldeed het vuurwerk aan de eisen m.b.t. classificatie, aanduiding bestemming, producteisen, of andere eisen gesteld bij het Vwb of krachtens art. 24 Wms?

- Is het aangetroffen vuurwerk (kennelijk) bestemd om te worden verhandeld?

- Is er (tevens) sprake van een inrichting voor de opslag van vuurwerk en zo ja, gaat het om een meldingplichtige of vergunningplichtige inrichting?

- Is deze inrichting gemeld aan het bevoegd gezag of is er een vergunning verleend ingevolge de Wm?

- Waarom voldoet de opslag niet aan de voor de inrichting geldende voorschriften (foto's, zakelijke beschrijving)?

Overtredingen mbt het voorhanden hebben van vuurwerk door particulieren

- Om wat voor vuurwerk en in welke hoeveelheid gaat het?

- Voldeed het vuurwerk aan de eisen m.b.t. classificatie, aanduiding bestemming, producteisen, of andere eisen gesteld bij het Vwb of krachtens art. 24 Wms?

- Bij aantreffen verboden consumentenvuurwerk: wat voor vuurwerk (omschrijving) en hoeveel stuks van elk type werd voorhanden gehouden? Vul hiertoe een proces-verbaal van onderzoek vuurwerk in.

- Wie heeft de overtreding begaan?

- Waar en wanneer werd het vuurwerk aangetroffen?

- Is het aangetroffen vuurwerk (kennelijk) bestemd om te worden verhandeld?

Overtredingen mbt verkoop, aanprijzen en afleveren van vuurwerk

- Om wat voor vuurwerk en in welke hoeveelheid gaat het?

- Wie heeft de overtreding begaan?

- Waar en wanneer werd het vuurwerk afgeleverd?

- Werd afgeleverd vanuit de verkoopruimte van een inrichting als bedoeld in de Wm?

- Is de inrichting gemeld aan het bevoegd gezag of is een vergunning ingevolge de Wm verleend?

- Zijn er naar aanleiding van de overtredingen bestuursrechtelijke maatregelen genomen?

- Voldeed het vuurwerk aan de eisen die bij het Vwb en krachtens art. 24 Wms gesteld zijn?

- Hoe werd het vuurwerk dat niet voldeed aan de gestelde eisen aangeprezen?

- Aan wie werd het vuurwerk ter beschikking gesteld?

- Was de afnemer jonger dan 16 jaar?

- Beschikte de afnemer van professioneel vuurwerk over een toepassingsvergunning of dreef hij een inrichting voor de opslag van professioneel vuurwerk?

- Is vuurwerk bij de afnemer aangetroffen? Zo ja, vul een proces-verbaal van onderzoek vuurwerk in.

Overtredingen mbt het afsteken / tot ontbranding brengen van vuurwerk

- Om wat voor vuurwerk en in welke hoeveelheid gaat het?

- Wie heeft de overtreding begaan?

- Wanneer en waar werd het vuurwerk afgestoken?

- Leverde het afsteken gevaar op voor mens of milieu?

- Is er sprake van schade of was de kans daarop groot?

- Was een toepassingsvergunning verleend en werden de voorschriften nageleefd?

- Was een ontbrandingsvergunning / ontbrandingstoestemming verleend en werden de voorschriften nageleefd

c. Standaard deskundigenverklaringen

De Keuringsdienst van Waren (tot aan de inwerkingtreding van het Vwb belast met het keuren van vuurwerk) heeft een vijftal standaard deskundigenverklaringen opgesteld met betrekking tot de volgende soorten vuurwerk:

- chinese rol

- flowerbed

- lawinepijl

- strijker

- mortier

De conclusie van deze deskundigenverklaringen is dat genoemde soorten vuurwerk voor wat betreft aard, samenstelling, constructie en (met betrekking tot strijkers) ontsteekinrichting zodanig zijn dat bij redelijkerwijs te verwachten gebruik letsel kan ontstaan. Dit is een overtreding van het bepaalde in artikel 1.2.1 Vwb. Er geldt een absoluut verbod op het invoeren, voorhanden hebben, opslaan, toepassen en verhandelen van dit soort vuurwerk (art. 1.2.2 Vwb).

De deskundigenverklaringen kunnen (in combinatie met het proces-verbaal van onderzoek vuurwerk) als bewijs dienen dat aangetroffen vuurwerk van het soort dat is omschreven niet voldoet aan de eisen gesteld bij het Vwb. Origineel getekende exemplaren zijn ter beschikking gesteld aan alle arrondissementsparketten zodat in voorkomende gevallen een conform origineel getekend exemplaar in het strafdossier kan worden gevoegd.

6. Strafrechtelijke afdoening vuurwerkzaken

Op basis van een proces-verbaal (in situaties die direct optreden vereisen kan dat een beknopt proces-verbaal van bevindingen zijn) bepaalt het OM de strafrechtelijke reactie. De Wed en het Sr bieden een aantal mogelijkheden:

- Dagvaarden: als een overtreding dusdanig is dat deze niet in aanmerking komt voor afdoening middels een transactievoorstel, dan wordt de verdachte gedagvaard voor een zitting van de (economische) politierechter of de (economische) meervoudige strafkamer. Ter zitting kunnen als straf worden geëist vrijheidsstraffen, taakstraffen en geldboetes.

- Transactievoorstel: De officier van justitie kan een verdachte ter voorkoming van verdere strafrechtelijke vervolging een transactievoorstel doen. Bij betaling van het transactiebedrag vervalt de vervolgingsmogelijkheid van het OM. Aan het transactievoorstel kunnen voorwaarden worden verbonden, bijvoorbeeld om een situatie in overeenstemming met de regelgeving te brengen. Voor enkele (lichtere) vuurwerkovertredingen is het mogelijk dat de politie een transactievoorstel doet (zie hieronder).

- (Voorwaardelijk) sepot: als er onvoldoende bewijs is, als de verdachte of het begane feit niet strafbaar is of als er omstandigheden zijn waaronder de officier van justitie vervolging niet opportuun acht, kan een zaak worden geseponeerd. Aan de sepotbeslissing kunnen voorwaarden worden verbonden, bijvoorbeeld de eis dat de situatie in overeenstemming met de voorschriften te brengen.

- Voorlopige maatregel(en): wanneer direct optreden noodzakelijk is en een strafproces niet kan worden afgewacht, kan de officier van justitie een voorlopige maatregel opleggen waarin (bijv.) bepaalde handelingen worden verboden. Ook kan de officier van justitie de rechtbank vragen een verdergaande voorlopige maatregel op te leggen, bijvoorbeeld het stilleggen van een onderneming. In paragraaf 7k zijn de mogelijkheden van een voorlopige maatregel ex art. 28 Wed besproken.

- Bijkomende straffen: naast vrijheidstraffen en geldboetes kunnen bepaalde bijkomende straffen door de rechtbank worden opgelegd. Zo kan op grond van artikel 7 sub f van de Wed als bijkomende straf worden opgelegd het ontzeggen van bepaalde voordelen. Bijvoorbeeld het ontzeggen van de mogelijkheid gebruik te maken van een verleende verkoopvergunning gedurende een periode van maximaal twee jaar.

Verbeurdverklaring van inbeslaggenomen voorwerpen is ook een bijkomende straf (art. 33 Sr).

- Maatregelen: onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen (art. 36b Sr). Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (art. 36e Sr).

Politietransactie

Voor een beperkt aantal vuurwerkdelicten is het mogelijk om een politietransactie aan te bieden:

- feitcode H 161a: voorhanden hebben van 1 t/m 100 strijkers

- feitcode H 161b: voorhanden hebben van 101 t/m 300 strijkers

- feitcode H 166: vuurwerk is niet voorzien van aanduiding geschikt voor particulier gebruik (uitgezonderd handel)

- feitcode H 171: vuurwerk afsteken buiten toegestane tijd

- feitcode H 176: vuurwerk voorhanden hebben buiten inrichtingen

Bij niet betaling van de politietransactie dient een volledig proces-verbaal aan het OM te worden ingezonden. Met name in de TOBIAS pv's dient extra aandacht aan de omschrijving van de feitelijke waarnemingen van verbalisanten te worden besteed. De standaard TOBIAS omschrijvingen zijn erg summier hetgeen bij het concipiëren van de telasteleggingstekst voor de dagvaarding problemen oplevert.

Bestuurlijke transactie

In het kader van het project Bestuurlijke Transactie Milieudelicten hebben de hieronder genoemde gemeenten de bevoegdheid gekregen om voor een beperkt aantal vuurwerkdelicten een bestuurlijke transactie aan te bieden. Het betreft de gemeenten:

1. Veere

2. Vlissingen

3. Beverwijk

4. Heemskerk

5. Velsen

De transactiebevoegdheid loopt vooralsnog tot 1 mei 2003 en geldt voor de volgende vuurwerkdelicten:

- Feitcode M 161a: voorhanden hebben van 1 t/m 100 strijkers

- Feitcode M 161b: voorhanden hebben van 101 t/m 300 strijkers

- Feitcode M 162: voorhanden hebben van toegestaan vuurwerk dat niet voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van de etikettering, gebruiksaanwijzing en/of de aanduiding `voor particulier gebruik'; max. 20 kg

- Feitcode M 166: vuurwerk is niet voorzien van de aanduiding: geschikt voor particulier gebruik (uitgezonderd handel)

- Feitcode M 167: afleveren van toegestaan vuurwerk aan particuliere gebruiker buiten toegestane dagen

- Feitcode M 168: bedrijfsmatig afleveren van toegestaan vuurwerk aan particuliere gebruiker buiten toegestane ruimte.

- Feitcode M 170a: afleveren van toegestaan vuurwerk aan minderjarige personen t/m 11 jaar

- Feitcode M 170b: afleveren van toegestaan vuurwerk aan minderjarige personen 12 t/m 15 jaar

- Feitcode M 171: vuurwerk afsteken buiten de toegestane tijden

- Feitcode M 176a: als particulier vuurwerk voorhanden hebben anders dan in een inrichting als bedoeld in art. 1.1.4, 2.2.1, 2.2.2 of 3.2.1 van het Vuurwerkbesluit, t/m 10kg (buiten de ingevolge 2.3.2 en 2.3.6 Vwb toegestane periode)

- Feitcode M 176b: idem, 11 t/m 50kg

- Feitcode M 176c: idem, 51 t/m 100kg

- Feitcode M 176d: idem, meer dan 100 kg

De hoogte van het bijbehorende transactiebedrag is te vinden in de Richtlijn voor Strafvordering Bestuurlijke Transactie Milieudelicten. De daarin genoemde bedragen staan vermeld in euro's.

Er kan geen bestuurlijke transactie worden aangeboden voor overtredingen die zijn begaan door een persoon die jonger is dan 12 jaar. Er kan ook geen bestuurlijke transactie worden aangeboden aan personen jonger dan 18 jaar wanneer het een misdrijf betreft.

Indien de bestuurlijke transactie niet wordt betaald, dient de buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) van de gemeente alsnog volledig proces-verbaal op te maken. Dit proces-verbaal wordt via het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) aan het Openbaar Ministerie gestuurd. Het wordt dus niet direct door de BOA aan het lokale OM gestuurd, maar altijd via het CJIB. Bij het gebruik van het zogenaamde `bonnenboekje' dient daarom altijd rekening te worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte niet betaald. Er dienen derhalve voldoende gegevens (eigen waarneming verbalisant, verklaring verdachte, verklaring getuige, etc) te worden genoteerd, zodat achteraf een kwalitatief goed proces-verbaal kan worden opgesteld.

Lik-op-stuk afhandeling

Met behoud van de mogelijkheid voor de officier van justitie om ten aanzien van bepaalde delicten en/of opsporingsdiensten (deels) het hanteren van de lik-op-stuk aanpak uit te sluiten, is de lik-op-stuk aanpak milieudelicten bruikbaar ten aanzien van alle milieudelicten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan18:

- Het betreft een eenvoudig feit;

- Het betreft een op heterdaad geconstateerde overtreding, dan wel een overtreding waarbij de betrokkenheid van de verdachte ter plaatse direct kan worden vastgesteld;

- Het betreft een bekennende verdachte die direct dan wel onmiddellijk aansluitend kan worden gehoord;

- De transactie gaat een bedrag van € 2.500,- niet te boven, voor zover het gaat om inrichtinggebonden delicten. Voor overige delicten geldt een maximum van € 1.250,-.

De procedure voor lik-op-stuk bij vuurwerkzaken is als volgt.

1. De politie maakt binnen een week na de overtreding een verkort pv op waarin behalve de geverifieerde personalia van verdachte in elk geval per overtreding de vragen, genoemd in paragraaf 9b, worden beantwoord.

2. In geval van verboden consumentenvuurwerk wordt een pv van onderzoek vuurwerk bijgevoegd.

3. De politie faxt een verkort pv, de afstandsverklaring (indien van toepassing) en het pv van onderzoek naar het parket.

4. De officier van justitie biedt een transactie aan.

5. Bij betaling is de zaak afgedaan. Bij niet betaling volgt een verzoek van het parket om alsnog een volledig pv op te maken.

6. De niet betaalde zaak wordt met voorrang op een zitting aangebracht.

Afdoening minderjarigen

In de 'Aanwijzing Halt-afdoening' d.d. 01-05-99, Stcrt. 1999, 82 kiest het College van procureurs-generaal als vertrekpunt dat de pedagogische benadering die aan het jeugdstrafrecht inherent is, vooral tot haar recht komt door de jeugdigen zelf de verantwoordelijkheid voor de gepleegde delicten te laten inzien en aanvaarden. Zodra het niet meer gaat om een bagatelzaak die met een reprimande van de politie kan worden afgedaan, zal een strafrechtelijke reactie moeten volgen. Het gaat bij vuurwerkdelicten zelden om een bagatelzaak, daarom zal afdoening door middel van een waarschuwing ook een uitzondering moeten zijn.

Indien is geconstateerd dat een vuurwerkdelict door een minderjarige is gepleegd, krijgt de verdachte de mogelijkheid de zaak af te doen via een Halt-procedure, indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

- het gaat om een eenvoudige vuurwerkzaak:

- voorhanden hebben toegestaan vuurwerk buiten toegestane tijd;

- voorhanden hebben van maximaal 300 strijkers;

- afsteken vuurwerk buiten de toegestane tijd;

- kleinschalige verkoop strijkers;

- verdachte moet bekennen;

- verdachte doet afstand van inbeslaggenomen vuurwerk;

- verdachte is in de leeftijd van 12 tot 18 jaar;

- de wettelijke vertegenwoordigers van de verdachte worden in kennis gesteld van de verwijzing naar Halt.

Indien verdachte naar het oordeel van Bureau Halt de Halt-procedure niet (volledig) heeft volbracht, wordt alsnog proces-verbaal opgemaakt en ingestuurd aan de officier van justitie.

Wenst de verdachte niet aan de Halt-afdoening mee te werken, dan wordt proces-verbaal opgemaakt en ingestuurd aan de officier van justitie (verdachten in de leeftijd van 12 tot en met 15 jaar) of een politietransactie aangeboden (verdachten van 16 jaar of ouder), indien voor het feit een politietransactie kan worden aangeboden.

Een apart, maar veel voorkomend vuurwerkdelict bij minderjarigen is het afsteken of voorhanden hebben van zelfgefabriceerde (strijker)bommen. Vanwege de extreme gevaarzetting van dit 'vuurwerk' komen verdachten van dit soort delicten in beginsel niet in aanmerking voor afdoening via Halt.

Ook vormen van baldadigheid met vuurwerk, zoals het gooien van vuurwerk naar voorbijgangers en het bewust kwellen van dieren door hen met vuurwerk te bestoken, komen in beginsel niet in aanmerking voor Halt.

Jeugdigen onder 12 jaar die in een groep Halt-waardige delicten plegen kunnen met toestemming van de ouders worden doorverwezen naar Halt. Met toestemming van de jeugdofficier van justitie kunnen ook jeugdigen onder 12 jaar die zelfstandig een Halt-waardig feit plegen, worden verwezen naar Halt.

Indien een 18-21 jarige samen met een minderjarige een vuurwerkdelict begaat, kan de officier van justitie in het belang van effectieve en evenwichtige aanpak beslissen deze persoon samen met de minderjarige aan een Halt-project te laten deelnemen.

Vuurwerkzaken tegen een minderjarige worden (als ze vanwege de zwaarte van het delict niet transigeerbaar zijn19 of als de verdachte niet wenst te schikken) door de kinderofficier aangebracht bij de kinderrechter. Het verdient aanbeveling in de voorbereiding van de minder eenvoudige zaken een milieuspecialist te betrekken.

In paragraaf 7j is het aanhouden van minderjarigen besproken.

Plaats van vervolging

In verband met een doelmatige procesgang worden verdachten van vuurwerkdelicten - in afwijking van de afspraak met betrekking tot gewone milieudelicten - vervolgd in het arrondissement dat op grond van de woon- of verblijfplaats bevoegd is. Voor bedrijven geldt dit met betrekking tot de vestigingsplaats. Een keten van winkelbedrijven wordt vervolgd in het arrondissement dat bevoegd is op grond van de vestigingsplaats van de hoofdvestiging.

Jeugdigen die in aanmerking komen voor verwijzing naar bureau Halt, worden verwezen naar het bureau in de pleegplaats.

Afhandeling van inbeslaggenomen vuurwerk

- Afstand van inbeslaggenomen vuurwerk

Aan de verdachte moet altijd onmiddellijk worden gevraagd of het vuurwerk aan hem toebehoort en of hij afstand wil doen van (desnoods een deel van)het inbeslaggenomen vuurwerk. Dit dient ook te gebeuren indien aan verdachte een politietransactie wordt aangeboden of de verdachte wordt doorverwezen naar Halt. Als verdachte geen afstand wenst te doen, kan geen politietransactie worden aangeboden.

- Beslissing omtrent het beslag door de officier van justitie

Ingevolge het Besluit inbeslaggenomen voorwerpen is vuurwerk niet geschikt voor opslag. Daarom dient het beslag van vuurwerk zo snel mogelijk te worden afgehandeld. Er zijn drie mogelijkheden:

1. Verdachte (als eigenaar) van het vuurwerk heeft nog geen afstand gedaan: in dat geval dient de politie zo snel mogelijk verdachte te vragen of hij alsnog afstand wenst te doen;

2. Verdachte (als eigenaar) van het vuurwerk heeft afstand gedaan: in dat geval kunnen op grond van artikel 116 tweede lid WvSv door de officier van justitie de volgende (eind)beslissingen worden genomen: 'handelen als ware het onttrokken verklaard aan het verkeer, na afstand', indien het gaat om verboden consumentenvuurwerk, òf 'handelen als ware het verbeurd verklaard, na afstand', indien het gaat om toegestaan vuurwerk;

3. De verdachte weigert afstand te doen: één van de (tussen)beslissingen op grond van artikel 117 eerste lid WvSv:

- 'vernietigen als bedoeld in artikel 117 eerste lid WvSv', voor verboden vuurwerk óf

- 'vervreemden als bedoeld in artikel 117 eerste lid WvSv', indien het gaat om toegestaan vuurwerk.

Indien verdachte (als eigenaar) weigert afstand te doen van toegestaan consumentenvuurwerk, kan bij partijen van aanzienlijke waarde het vuurwerk het best worden gedeponeerd bij een bewaarder. Wel dient dan bij de behandeling van de zaak ter terechtzitting alsnog verbeurdverklaring te worden gevraagd. Gaat het slechts om enkele pakketten kan de beslissing 'vervreemden als bedoeld in artikel 117 eerst lid WvSv' worden gegeven. Ter terechtzitting dient nog wel verbeurdverklaring te worden gevraagd.

Een beslissing tot handelen als ware het onttrokken verklaard, na afstand ex artikel 116 tweede lid WvSv of vernietigen ex artikel 117 eerste lid WvSv kan direct worden uitgevoerd.

De praktijk waarbij te vernietigen vuurwerk in water wordt gedompeld en als klein gevaarlijk afval naar de gemeente wordt gebracht is niet toegestaan!

Indien met betrekking tot toegestaan consumentenvuurwerk wordt besloten tot handelen als ware het verbeurd verklaard ex artikel 116 tweede lid WvSv of vervreemden ex artikel 117 eerste lid WvSv, wordt het vuurwerk (met de beslissing van de officier van justitie) afgevoerd door of namens de bewaarder, die voor verkoop aan een bonafide handelaar zorg draagt. De opbrengst gaat in dat geval naar de Staat. Het is niet aan te raden deze beslissing te geven ten aanzien van professioneel vuurwerk dat op grond van de omstandigheden waaronder het is aangetroffen moet worden aangemerkt als consumentenvuurwerk. Dit vuurwerk zou dan op zich kunnen worden verkocht aan een handelaar of een vergunninghouder als bedoeld in artikel 3.3.2 Vwb, ware het niet dat de praktijk heeft geleerd dat het niet uitgesloten kan worden geacht dat het vuurwerk daarna opnieuw op de particuliere markt wordt gebracht. Het vervreemden van toegestaan vuurwerk door de politie is niet toegestaan.

- Procedure afhandelen inbeslaggenomen vuurwerk

Over de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de juridische beslissing van de officier van justitie omtrent de afdoening van het beslag zijn eind 1997 afspraken gemaakt tussen politie, Domeinen, het Ministerie van Justitie en het OM.

Als hoofdregel voor de afdoening van inbeslaggenomen vuurwerk geldt: zonder procesverbaal/kennisgeving van inbeslagneming (pv/kvi) en een proces-verbaal van onderzoek vuurwerk neemt de officier van justitie geen beslissing; zonder schriftelijke beslissing van de officier van justitie vindt er geen afvoer plaats van inbeslaggenomen vuurwerk.

Deze hoofdregel brengt de volgende procedure mee:

1. Het inbeslaggenomen vuurwerk wordt door de politie overgebracht naar een daarvoor aangewezen centrale opslagplaats van de betreffende politieregio, waar het vuurwerk blijft in afwachting van de beslissing van de officier van justitie.

2. Zo spoedig mogelijk wordt een pv/kvi opgemaakt met het aantal stuks vuurwerk van elk aangetroffen type (dus niet `10 dozen strijkers', maar bijvoorbeeld `500 strijkers type Pirat en 500 strijkers type Raider'). Tevens dient het vuurwerk onderzocht te worden op de aanwezigheid van een sticker 'geschikt voor particulier gebruik' en een Nederlandse gebruiksaanwijzing en wordt van elk aangetroffen type het gewicht van één stuk vastgesteld. Hiervan wordt een pv van onderzoek opgemaakt.

3. Het pv/kvi en pv onderzoek worden gefaxt naar de sector milieu van het parket met verzoek om een beslissing. Zonder pv/kvi en pv onderzoek wordt geen beslissing gegeven door de officier van justitie.

4. Uiterlijk één dag na ontvangst faxt het parket de beslissing van de officier van justitie terug naar de politie (ter voeging bij het op te maken pv) en tevens naar Domeinen in Herkenbosch of Ulicoten. De zaak krijgt nog geen parketnummer, maar wordt afgedaan op het nummer van het pv/kvi (uitsluitend in die gevallen waarin vuurwerk moet worden gedeponeerd, wordt de zaak door het parket voorzien van een parketnummer).

5. Domeinen zorgt voor de uitvoering van de beslissing van de officier van justitie en laat het vuurwerk door een transporteur ophalen bij de opslagplaats van de politieregio. Zonder beslissing van de officier van justitie wordt het vuurwerk niet opgehaald.

Op de hoofdregel gelden de volgende uitzonderingen:

- voor kleine hoeveelheden vuurwerk met een gewicht van minder dan 10 kilogram en/of een waarde van minder dan € 15,- kan de officier van justitie een algemene machtiging tot vernietigen geven; als dat het geval is hoeft geen pv/kvi te worden gefaxt;

- indien een zeer grote partij wordt aangetroffen die groter is dan de opslagcapaciteit van de centrale opslagplaats van de politieregio, kan door de verantwoordelijke hulpofficier contact worden opgenomen met Domeinen om te komen tot een oplossing voor de opslag in afwachting van de schriftelijke beslissing van de ovj. Ook in deze gevallen dient zo snel mogelijk een pv/kvi en pv onderzoek te worden opgemaakt en aan het parket te worden gefaxt. Indien voorzienbaar is dat bij een actie een grote partij inbeslaggenomen gaat worden, dient vooraf contact gelegd te worden met Domeinen.

- Vervoer van inbeslaggenomen vuurwerk door politie

Vervoer van vuurwerk van de plaats van inbeslagneming naar het politiebureau of centrale opslagplaats door de politie zelf, is slechts toegestaan onder de volgende omstandigheden:

- het inbeslaggenomen vuurwerk is verpakt in de originele transportverpakking (zogenaamde UN-goedgekeurde verpakking);

- los vuurwerk wordt verpakt in een doelmatige transportverpakking; eventueel kan daarvoor een stevige, afsluitbare verhuisdoos gebruikt worden. Het gebruik van vuilniszakken moet in verband met het gevaar voor statische lading ten sterkste worden afgeraden. Praktisch is om in elke politieregio voldoende verpakkingsmateriaal aanwezig te hebben, inclusief gevaarsetiketten om de verpakkingen te markeren.

In andere gevallen dient een daartoe deskundig bedrijf te worden ingeschakeld. Op het moment dat het vuurwerk door de politie voor vervoer wordt aangeboden, is de politie afzender in de zin van de vervoerswetgeving. Dit brengt verplichtingen mee op het gebied van verpakkingen, vervoersdocumenten en instructies aan de bestuurder van de transporteenheid.

- Tijdelijke opslag

De opslag van vuurwerk bij de politie dient zoveel mogelijk te worden beperkt, zowel in tijd als in hoeveelheid. Gezien art. 1.1.3 Vwb is het besluit niet van toepassing op het door de politie opslaan van inbeslaggenomen vuurwerk. Dit betekent niet dat inbeslaggenomen vuurwerk zomaar ergens kan worden opgeslagen. Een door de politie beheerde inrichting voor de opslag van (inbeslaggenomen) vuurwerk is Wm-vergunningplichtig. Gezien de aard van het vuurwerk dat kan worden inbeslaggenomen en opgeslagen, zijn Gedeputeerde Staten van de provincie bevoegd gezag voor dergelijke inrichtingen. De VROM-Inspectie stelt een handreiking op met eisen waaraan de opslag bij de politie moet voldoen om voldoende veilig tijdelijk vuurwerk op te kunnen slaan. Naar verwachting zullen de eisen het mogelijk maken dat bij elk politiekorps inbeslaggenomen vuurwerk tijdelijk veilig kan worden bewaard. De provincies kunnen aan de hand van deze handreiking vergunningsvoorschriften voor de opslag opstellen.

- Kosten

De kosten van transport van de plaats van inbeslagneming naar het politiebureau of de centrale opslagplaats van de politie zijn voor rekening van de opsporingsinstantie. Voor de transportkosten met betrekking tot de afvoer naar Domeinen geldt dat indien een derde moet worden ingeschakeld, de kosten voor rekening komen van het arrondissementsparket. De kosten van verkoop, vernietiging en opslag bij Domeinen zijn voor rekening van Domeinen.

Berekening economisch voordeel

Met de handel in verboden consumentenvuurwerk kan veel geld worden verdiend. Dat betekent dat bij de strafrechtelijke aanpak eventuele criminele winsten moeten worden ontnomen. Voor een betrouwbare berekening van het verkregen voordeel is het noodzakelijk te beschikken over de administratie van handelaars, chauffeurs of anderen die bij de handel betrokken zijn. Bij elk onderzoek dient hiermee rekening te worden gehouden. Alles wat in- en verkoopprijzen of aanduidingen van een bepaald type vuurwerk kan bevatten dient daarom in beslag te worden genomen.

Het wederrechtelijk voordeel wordt berekend door de omzet van het verkochte vuurwerk te berekenen, minus de voor dat vuurwerk betaalde inkoopprijs en eventueel gemaakte kosten.

Het is dus van belang te achterhalen hoeveel van elk type vuurwerk is verkocht en welke prijzen daarvoor zijn berekend. Indien de werkelijke verkoopprijs niet meer is te achterhalen, mag worden uitgegaan van een gemiddelde verkoopprijs in vergelijkbare gevallen. De regionale politievuurwerkteams zullen meestal beschikken over informatie over de in hun regio gehanteerde prijzen. Van de berekende omzet wordt de inkoopprijs afgetrokken. Verder kunnen als kosten worden afgetrokken, die kosten die in een redelijk verband staan met de vuurwerkhandel. Te denken valt aan gemaakte advertentiekosten, benzinekosten en huur van transportmiddelen. Een en ander is nader uitgewerkt in een ontnemingsrichtlijn.

Ook bij het opslaan van meer of zwaarder vuurwerk dan toegestaan in vergunde of gemelde inrichtingen, wordt economisch voordeel behaald. Te denken valt aan het opslaan voor een ander, waarbij de opbrengst van de verhuur van opslagruimte als wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden aangemerkt. Ook besparingen op kosten van het huren van opslagruimte en het doen van benodigde investeringen kunnen worden aangemerkt als wederrechtelijk verkregen voordeel. Het ontbreken van een financiële zekerheidstelling levert ook economisch voordeel op.

Bij grotere zaken verdient het aanbeveling contact op te nemen met de afdeling binnen de politieregio die zich met financieel rechercheren bezighoudt, het Bureau Ontnemingen OM (BOOM) en/of de milieuofficier.

Strafvorderingsrichtlijn

Er is een uitgebreide richtlijn voor strafvordering vuurwerkovertredingen, registratienummer 2002R001.

Deskundigen ter zitting

Een belangrijk verweer dat in vuurwerkzaken wordt gevoerd, is het verweer dat van het aangetroffen vuurwerk niet is bewezen dat het gaat om verboden consumentenvuurwerk. Naast de deskundigenverklaringen kunnen verklaringen van deskundigen ter zitting een zaak versterken. Daarbij kan onder andere worden gedacht aan mensen van het NFI.

Overgangsrecht

De beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.

1 In de strategie zijn de geldende bepalingen onderscheiden in kernbepalingen en niet-kernbepalingen. Kernbepalingen zijn de bepalingen die de kern vormen van de bescherming van de belangen waartoe de betreffende regelgeving strekt. De kernbepalingen van de vuurwerkregelgeving zijn opgesomd in paragraaf 1b.

2 De voorschriften uit de bijlagen gelden niet voor bestaande en gemelde inrichtingen, gedurende een periode van maximaal twee jaar na inwerkingtreding van het Vwb. Voorschriften uit het Bov blijven van toepassing gedurende die periode.

3 De voorschriften uit de bijlagen gelden niet voor bestaande en vergunde inrichtingen, gedurende een periode van maximaal twee jaar na inwerkingtreding van het Vwb. De voorschriften uit de vergunning blijven gedurende die periode van toepassing.

4 De voorschriften uit de bijlagen gelden niet voor bestaande en vergunde inrichtingen, gedurende een periode van maximaal twee jaar na inwerkingtreding van het Vwb. De voorschriften uit de vergunning blijven gedurende die periode van toepassing.

5 Art. 2.3.4 geldt niet voor bestaande gemelde of vergunde inrichtingen, gedurende een overgangstermijn van maximaal twee jaar na inwerkingtreding van het Vwb (5.3.3 Vwb). Art. 9 van het Vwb Wet milieugevaarlijke stoffen blijft gedurende die periode van toepassing.

6 Ingevolge overgangsbepaling art. 5.3.1 Vwb wordt een vergunning verleend krachtens art. 41 eerste lid RGS tot 31-12-2002 gelijkgesteld met een vergunning als bedoeld in art. 3.3.2 Vwb.

7 Indien geen ontbrandingstoestemming is verleend, is mogelijk ook geen evenementenvergunning afgegeven. Dit is een overtreding van de APV.

8 Als overtreder is de eerste normadressaat genoemd. Strafrechtelijk zijn varianten van medeplegen mogelijk.

9 Behoudens vuurwerk dat binnen 48 uur wordt doorgevoerd.

10 De voorschriften uit de bijlagen gelden niet voor bestaande, gemelde of vergunde inrichtingen, gedurende een periode van maximaal twee jaar na inwerkingtreding van het Vwb. De voorschriften uit het Bov of de vergunning blijven gedurende die periode van toepassing (5.3.3 Vwb).

11 Art. 2.3.4 geldt niet voor bestaande gemelde of vergunde inrichtingen, gedurende een overgangstermijn van maximaal twee jaar na inwerkingtreding van het Vwb (5.3.3 Vwb). Art. 9 van het Vwb Wet milieugevaarlijke stoffen blijft gedurende die periode van toepassing.

12 Ingevolge overgangsbepaling art. 5.3.1 Vwb wordt een vergunning verleend krachtens art. 41 eerste lid RGS tot 31-12-2002 gelijkgesteld met een vergunning als bedoeld in art. 3.3.2 Vwb.

13 Indien geen ontbrandingstoestemming is afgegeven, bestaat de mogelijkheid dat door het College van B&W ook geen evenementenvergunning is afgegeven. Dit is een overtreding van de APV.

14 LMG bereidt zaken voor en verleent eventueel ondersteuning in het operationele vervolg.

15 HR 9 maart 1993, NJ 1993, 633 ro 5.1 en 5.2.

16 TK 1968-1969, 9608.

17 Meer dan 25 kg wordt in beginsel aangemerkt als een omvang als bedrijfsmatig beschouwd. Onder de 25 kg hangt het af van de omstandigheden. Opslag van 5.000 rotjes met een gewicht van 20 kg wordt eerder als bedrijfsmatig beschouwd dan vijf sierpakketten met dat zelfde gewicht.

18 Dit wordt door het parket beoordeeld. In geval van twijfel is het verstandig dat de politie vooraf contact opneemt met het parket over de vraag of de zaak voor lik-op-stuk in aanmerking komt.

19 Zie de strafvorderingsrichtlijn in bijlage I.

Naar boven