Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2002, 70 pagina 14 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2002, 70 pagina 14 | Overig |
18 februari 2002
R&B/OSA/2002/574
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op artikel 5, tweede lid, onder b, van de Archiefwet 1995;
De Raad voor Cultuur gehoord (advies van de Raad voor Cultuur van 24 september 2001 nr. arc-2001.2804/2);
Besluiten:
De bij dit besluit gevoegde `selectielijst voor de neerslag van de handelingen van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de onder hem ressorterende actoren op het beleidsterrein arbeidsverhoudingen over de periode 1945-1994' en de daarbij behorende toelichting worden vastgesteld.
De `lijst van te vernietigen archiefbescheiden van het directoraat-generaal van de arbeid,' (vastgesteld bij beschikking van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en de Minister van Sociale zaken en Werkgelegenheid, nr. 93.209.WK/EIB d.d. 30-04-1993, gepubliceerd in de Staatscourant nrs. 1992/390 en 1993/82) wordt ingetrokken.
De `lijst van te vernietigen archiefbescheiden van de districtbureaus van de arbeidsinspectie van het directoraat van de arbeid' (vastgesteld bij beschikking van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nr. CD/A91.448 d.d. 19-08-1991, gepubliceerd in de Staatscourant nrs. 1991/202 en 1991/370 wordt ingetrokken.
De `lijst van te vernietigen archiefbescheiden van het directoraat-generaal voor algemene beleidsaangelegenheden' (vastgesteld bij beschikking van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nr. MMA/Ar 1326 d.d. 02-07-1986/ nr. CA/KAZ 86/149 d.d. 02-07-1986, gepubliceerd in de Staatscourant nrs. 1985/298, 1986/161) wordt ingetrokken.
De `lijst van te vernietigen archiefbescheiden van het directoraat-generaal voor de arbeidsvoorziening' (vastgesteld bij beschikking van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nr. NMA/Ar 12366 d.d. 26-07-1984,gepubliceerd in de Staatscourant nrs. 1998/215 en 278) wordt ingetrokken.
De `lijst van te vernietigen archiefbescheiden van de districtsinspecties van de havenarbeid van het directoraat-generaal voor de arbeid' (vastgesteld bij beschikking van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nr. NMA/Ar 6261 d.d. 14-04-1983, gepubliceerd in de Staatscourant nrs. 1983/156 en 253) wordt ingetrokken.
De `lijst, omvattende opgaaf van voor vernietiging in aanmerking komende stukken berustende in de archieven van de districtsbureaus, de gewestelijke arbeidsbureaus en hun nevenbureaus, de regionale werkplaatsen voor vakopleiding van volwassenen, en de districtskantoren voor aanvullende civieltechnische werken' (vastgesteld bij beschikking van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, nr. OKN 68407 d.d. 26-11-1959/ nr. Dir. Arbvo 13400 d.d. 22-07-1959) wordt ingetrokken.
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de daarbij behorende selectielijst en toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.
Den Haag, 18 februari 2002.
De Staatssecretaris van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschappen,namens deze,
De Algemene Rijksarchivaris,
M.W.
van Boven.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,namens
deze,
De plv. secretaris-generaal,
P.W.A. Veld.
Een belanghebbende kan tegen dit besluit beroep instellen bij de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan hij zijn woonplaats heeft. Voordat hij beroep instelt, moet hij binnen zes weken na de inwerkingtreding van dit besluit bij de Staatssecretaris een bezwaarschrift indienen. Dit bezwaarschrift moet worden gestuurd naar CFI/FJZ, ter attentie van het secretariaat van de Commissie voor de bezwaarschriften, Postbus 606, 2700 ML Zoetermeer.
Deze concept-selectielijst is een selectielijst als bedoeld in artikel 2, eerste lid van het Archiefbesluit 1995 (Stb. 671) ter uitvoering van de Archiefwet 1995 (Stb. 276). De lijst is opgezet als basisselectiedocument (BSD). Een BSD bestaat voor het grootste deel uit een lijst van handelingen. Onder een handeling wordt verstaan een geheel van activiteiten (resulterende in een extern eindproduct) dat een overheidsorgaan verricht ter vervulling van een specifieke taak of bevoegdheid. Dit BSD is gebaseerd op de handelingen, zoals beschreven in drs. E. Burger, Werkende arbeidsverhoudingen. Een institutioneel onderzoek in het kader van PIVOT op het terrein van rijksoverheid en arbeidsverhoudingen, (1940) 1945-1994.
Het BSD wordt gebruikt om een onderscheid te maken tussen archiefbescheiden die moeten worden bewaard en overgebracht naar de Rijksarchiefdienst en archiefbescheiden die op termijn worden vernietigd. De selectiedoelstelling voor de archieven van de rijksoverheid luidt: `het mogelijk maken van de reconstructie van het overheidshandelen in relatie tot zijn omgeving op hoofdlijnen'. De handelingen - en dus de neerslag van die handelingen - worden voor de selectie beoordeeld op hun waarde voor het reconstrueren van het handelen van de rijksoverheid op hoofdlijnen.
Ten behoeve van de selectie zijn door PIVOT een aantal criteria geformuleerd die op elk beleidsterrein, voor elk BSD van toepassing zijn. Daarnaast kunnen er per beleidsterrein specifieke selectiecriteria worden geformuleerd.
De selectiecriteria zijn positief geformuleerd, dat wil zeggen dat zij aangegeven van welke handelingen de neerslag na 20 jaar naar een rijksarchief dient te worden overgebracht. Handelingen die aan een van de criteria voldoen, zijn gewaardeerd voor Bewaren (B). Bij de waardering staat het nummer van het criterium vermeldt.
Handelingen die niet voldoen aan een van de criteria, worden gewaardeerd voor vernietiging (V). Daarbij wordt een termijn vastgesteld waarbinnen de archiefbescheiden niet mogen worden vernietigd.
In een BSD wordt op grond van een aantal selectiecriteria aan elke handeling een waardering gegeven, die neerkomt op een selectiebeslissing over de bescheiden die de neerslag van de handeling vormen. B wil zeggen `te Bewaren' en in goede, geordende en toegankelijke staat overbrengen naar de Rijksarchiefdienst. V wil zeggen op termijn `te Vernietigen'.
Deze criteria zijn:
Handelingen die worden gewaardeerd met B(ewaren)
1. Handelingen die betrekking hebben op voorbereiding en bepaling van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan agendavorming, het analyseren van informatie, het formuleren van adviezen met het oog op toekomstig beleid, het ontwerpen van beleid of het plannen van dat beleid, alsmede het nemen van beslissingen over de inhoud van beleid en terugkoppeling van beleid. Dit omvat het kiezen en specificeren van de doeleinden en de instrumenten.
2. Handelingen die betrekking hebben op evaluatie van beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het beschrijven en beoordelen van de inhoud, het proces of de effecten van beleid. Hieronder valt ook het toetsen van en het toezien op beleid. Hieruit worden niet per se consequenties getrokken zoals bij terugkoppeling van beleid.
3. Handelingen die betrekking hebben op verantwoording van beleid op hoofdlijnen aan andere actoren
Toelichting: Hieronder valt tevens het uitbrengen van verslag over beleid op hoofdlijnen aan andere actoren of ter publicatie.
4. Handelingen die betrekking hebben op (her)inrichting van organisaties belast met beleid op hoofdlijnen
Toelichting: Hieronder wordt verstaan het instellen, wijzigen of opheffen van organen, organisaties of onderdelen daarvan.
5. Handelingen die bepalend zijn voor de wijze waarop beleidsuitvoering op hoofdlijnen plaatsvindt
Toelichting: Onder beleidsuitvoering wordt verstaan het toepassen van instrumenten om de gekozen doeleinden te bereiken.
6. Handelingen die betrekking hebben op beleidsuitvoering op hoofdlijnen en direct zijn gerelateerd aan of direct voortvloeien uit voor het Koninkrijk der Nederlanden bijzondere tijdsomstandigheden en incidenten
Toelichting: Bijvoorbeeld in het geval de ministeriële verantwoordelijkheid is opgeheven en/of wanneer er sprake is van oorlogstoestand, staat van beleg of toepassing van noodwetgeving.
Het BSD fungeert deels als vervanging van bestaande vernietigingslijsten voor het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en deels als een nieuw selectie-instrument. De bestaande vernietigingslijsten op het beleidsterrein arbeidsverhoudingen zijn:
1.1. Hoofdlijnen van het beleid
De overheidsbemoeienis met de arbeidsverhoudingen in de Nederlandse samenleving richtte zich tijdens de Tweede Wereldoorlog en bij de wederopbouw nadrukkelijker dan tevoren op de bescherming van de productie, alsmede de bevordering van de rust op de arbeidsmarkt. In de sociaal-economische ordening namen tripartiete samenwerkingsverbanden een hoge vlucht. In nieuwe organen werkten werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties en de overheid nauw samen. Op enkele deelterreinen hadden de partijen daarvoor in de economische crisis van de jaren dertig reeds een aanzet gegeven. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden denkbeelden versneld in wetgeving omgezet. De overheid behield na de oorlog echter een aanzienlijke mate van zeggenschap. Later veranderde die overheidsrol. Conjunctuurveranderingen en zich wijzigende maatschappelijke opvattingen zijn terug te vinden in de ontwikkeling van de overheidsbemoeienis in de naoorlogse periode: een meer dirigistische overheid tijdens de wederopbouw en de economische crisis in de jaren zeventig en later een toenemend liberale houding van de overheid ten aanzien van medezeggenschap in bedrijven en bij de overheid zelf. Op het nationale overheidsniveau geldt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarbij als voornaamste actor.
Ten aanzien van het aangaan en beëindigen van arbeidsverhoudingen weerspiegelt zich het zich wijzigende overheidsbeleid sinds de oorlog duidelijk in de handelingen. De wederopbouw deed een groot beroep op de overheidsbemoeienis met de mobilisatie van al het aanwezige arbeidspotentieel. Later versoepelde de bemoeienis, maar toen de crisis van de jaren zeventig vroeg om maatregelen voor massaontslag kondigde de overheid opnieuw wetgeving af op dit deelterrein. De bemoeienis van de rijksoverheid met arbeidsduur- en arbeidstijdveranderingen volgt ook ongeveer deze lijnen. Met dit verschil dat de naoorlogse periode een voortgaande liberaliseringstendens betekende: de arbeidsduur werd gedurende wederopbouw nog hoog gehouden, maar nam gestaag af. Arbeidstijdveranderingen (vooral -verkorting) werd in de loop van de jaren een instrument om werkgelegenheidsbeleid vorm te geven. Dit deelbeleidsterrein dient overigens onderscheiden te worden van het deelterrein arbeids- en rusttijden, dat beschreven wordt in het rapport institutioneel onderzoek Ter bevordering van menswaardige arbeid en betrekking heeft op arbeidsomstandigheden in ondernemingen (i.t.t. arbeidsverhoudingen). De hoofdlijnen van het overheidshandelen ten aanzien van medezeggenschap kunnen voor de gehele naoorlogse periode samengevat worden als een langzaam maar zeker zelfstandig maken van de werknemersvertegenwoordigingen. Was de ondernemingsraad aanvankelijk zeer gebonden aan beperkingen (Wet op de Ondernemingsraden, 1950), in opeenvolgende wetten en besluiten over een periode van meer dan veertig jaar werd de ondernemingsraad een volwassen gesprekspartner van de ondernemingsleiding, door overheid, werkgevers- en werknemersorganisaties gesteund. Voor zover relevant voor het deelterrein medezeggenschap komt in dit basisselectiedocument ook het overheidshandelen ten aanzien van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO, Wet op de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, 1950) aan de orde. De PBO kreeg een rol toebedeeld in de organisatie van de medezeggenschap, een rol die ook werd vastgelegd in de Wet op de Ondernemingsraden van 1950.
1.2. Actoren op het beleidsterrein `arbeidsverhoudingen'
Een actor is een overheidsorgaan, een particuliere instelling of een persoon die een rol speelt op een beleidsterrein1. In het kader van dit basisselectiedocument (BSD) zijn alleen die actoren van belang, die overheidsorgaan zijn en handelingen verrichten op het beleidsterrein arbeidsverhoudingen. Van de actoren op gemeentelijk niveau worden in het BSD geen handelingen opgenomen.
1.2. Actoren in de zin van de Archiefwet op het beleidsterrein `arbeidsverhoudingen'
De Kroon, de Raad van State, de ministerraad, de Staten-Generaal en de Algemene Rekenkamer worden hieronder niet nader toegelicht, omdat de bemoeienis met het beleidsterrein arbeidsverhoudingen binnen hun algemene takenpakket valt. Hun bemoeienis is niet specifiek op arbeidsverhoudingen gericht. Voor deze actoren worden of zijn afzonderlijke institutionele onderzoeken verricht. Ook ministers die zijdelings betrokken zijn bij het beleidsterrein, bijvoorbeeld vanwege afstemming van wet- en regelgeving of voordrachten voor benoemingen in commissies, worden niet nader toegelicht.
De minister van Sociale Zaken (1933-1951), de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid (1951-1971), de minister van Sociale Zaken (1971-1981) en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (1981- ). De minister van Sociale Zaken [en Werkgelegenheid] speelt, samen met de ministers van Economische Zaken en Financiën, een belangrijke rol bij het tot stand komen van het sociaal-economisch beleid van Nederland, waarover de besluitvorming plaatsvindt in de ministerraad. Voor wat betreft arbeidsverhoudingen is de minister van Sociale Zaken voor maatschappelijke groeperingen, zoals vakbonden en werkgeversorganisaties, de belangrijkste vertegenwoordiger van `de overheid'. Deze minister is op het terrein van arbeidsverhoudingen verantwoordelijk voor de voorbereiding van wetgeving en algemene maatregelen van bestuur, het vaststellen van ministeriële regelingen, het evalueren van beleid, het financieren van voorzieningen en het houden van toezicht op uitvoerende organen.
Als voorloper van de Sociaal-Economische Raad kan de in 1919 opgerichte Hoge Raad van Arbeid (Stb. 1919, 591) beschouwd worden. De raad bestond uit veertig tot vijftig leden, bestaande uit vertegenwoordigers van de belangrijkste werkgevers- en werknemersorganisaties, onafhankelijke deskundigen en hoge ambtenaren. Voorzitterschap was de eerste jaren in handen van de minister van Sociale Zaken, later van een van de onafhankelijken. In de jaren tussen de wereldoorlogen deed de raad 104 officiële aanbevelingen tot het nemen van wettelijke maatregelen op sociaal terrein. Na 1940 is de raad niet meer bijeen geweest. In 1950 werd zij formeel ontbonden.
In geval van een oorlogstoestand droeg de regering het burgerlijk gezag over aan het militaire gezag in de persoon van de opperbevelhebber van de land- en zeemacht (Stb. 1933, 246). Op basis hiervan was generaal Winkelman tussen 13-29 mei 1940 het hoogste Nederlandse gezag, bekleed met de wetgevende en uitvoerende leiding over het land. Zijn besluiten traden terstond in werking.
De secretarissen-generaal van de departementen van algemeen bestuur waren tijdens de Duitse bezetting (na het vertrek van Winkelman op 29 mei) de belangrijkste Nederlandse gezagsinstanties. Door de rijkscommissaris werden de secretarissen-generaal gemachtigd op hun beleidsterreinen de openbare orde te handhaven. Om dit te kunnen verwezenlijken werden zij bekleed met wetgevende en uitvoerende bevoegdheden. Op het departement van Sociale Zaken werd deze post na het vertrek van secretaris-generaal Scholtens in augustus 1940 bekleed door een waarnemend secretaris-generaal, ir. Verwey, die tot de bevrijding bleef zitten.
De secretaris-generaal voor Handel, Nijverheid en Scheepvaart was in de oorlogsjaren belast met de `opbouw van een zelfstandige organisatie van het bedrijfsleven', de (gelijkgeschakelde) voorloper van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. Hij stelde in 1940 een `organisatiecommissie' in, beter bekend als de Commissie Woltersom, die bevoegd was bedrijfsorganisaties op te richten.
De regering in Londen/de minister van Sociale Zaken in Londen nam maatregelen gedurende de bezettingsjaren met het oog op de situatie na de bevrijding. Van veel gewicht was de in 1941 onder leiding van de Unilever-topman Rijkens geformeerde `Studiegroep voor reconstructieproblemen' ten behoeve van de wederopbouw van Nederland na de bevrijding. Verscheidene elementen uit de door de Studiegroep gevoerde discussies over sociale en economische wetgeving zijn terug te vinden in de maatregelen van de naoorlogse regeringen en in de uitbouw van de sociaal-economische wetgeving. Het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen, bepalend voor de overheidsinvloed op de naoorlogse arbeidsverhoudingen, is ook in de Londense periode tot stand gekomen. Ten aanzien van ontslag aangelegenheden werden in de oorlogsjaren zuiveringsmaatregelen voorbereid.
Sinds 1 maart 1943 was de Gemachtigde voor de Arbeid een aparte functionaris met een eigen secretariaat. Tussen november 1942 en februari 1943 was de functie waargenomen door de secretaris-generaal van het departement van Sociale Zaken. De Gemachtigde voor de Arbeid was ondergeschikt aan de secretaris-generaal van Sociale Zaken, die hem tevens benoemde en ontsloeg. De taak van de Gemachtigde was het handhaven van de arbeidsvrede en daartoe had hij grote zelfstandigheid en ruime bevoegdheden. Bij maatregelen van principiële betekenis overleg plegen met de Leider van het Nederlandse Arbeidsfront.
De Rijksbemiddelaars hadden tot 1945 hun wettelijke grondslag in de Arbeidsgeschillenwet 1923 (Stb. 174). Voor de oorlog bestond hun taak uit het bemiddelen bij arbeidsconflicten. Op 24 mei 1940 droeg het tijdelijk militair gezag de (vier) rijksbemiddelaars op een landelijk college te vormen. Gedurende de jaren 1940-1942 had dit College van Rijksbemiddelaars een belangrijke taak op het terrein van de loonvorming. Tussen 1 november 1942 en 17 juli 1944 stond het College op non-actief. Krachtens het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA) 1944 (Stb. E 52) werden de rijksbemiddelaars door de regering te Londen weer geïnstalleerd. In 1945 werd het College van Rijksbemiddelaars ingesteld bij het BBA 1945 (Stb. F 217). Onder toezicht van de minister van Sociale Zaken werd het College de bevoegdheid verleend alle lonen en andere arbeidsvoorwaarden, die bij individueel of collectief overleg waren bepaald, te beoordelen. De leden hadden niet de status van ambtenaar, maar werden aangewezen op grond van hun deskundigheid en ervaring op het loongebied. Met de inwerkingtreding van de Wet op de Loonvorming (Stb. 1970, 69) werd de wettelijke basis van het College (derde titel van het BBA 1945) ingetrokken, waardoor het College ophield te bestaan.
De directeur-generaal van de Arbeid was sinds 1909 hoofd van de dienst van de Arbeidsinspectie en sinds 1950 tevens hoofd van de Looncontroledienst. Daarnaast werd hij in 1962 belast met de ambtelijke leiding van het directoraat-generaal van de Arbeid van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De eerste bemoeienis van de directeur-generaal van de Arbeid met lonen en arbeidsvoorwaarden stamt uit de oorlog, toen hij van het College van Rijksbemiddelaars de bevoegdheid kreeg om dispensaties van loonregelingen te verlenen. Op grond van een verordening van de Rijkscommissaris van 11 juni 1940 en een daaruit voortvloeiend uitvoeringsbesluit kreeg de directeur-generaal van de Arbeid de bevoegdheid tot het verlenen van toestemming aan werkgevers en werknemers de arbeidsverhouding te beëindigen. Met het BBA 1945 kwam deze bevoegdheid toe aan de directeuren van Gewestelijke Arbeidsbureaus.
Na de oorlog adviseerde hij het College op het gebied van bindende loonregelingen en collectieve arbeidsovereenkomsten. Tevens trad hij op als coördinator op het terrein van de looncontrole.
De Arbeidsinspectie heeft op grond van een groot aantal wetten een controlerende of adviserende taak opgedragen gekregen, vooral op het terrein van de arbeidersbescherming2. De Arbeidsinspectie vindt zijn grondslag in de Arbeidswet 1919, uitgewerkt in organisatiebesluiten (sinds 1920). Als hoofd van dienst werd aangewezen een directeur-generaal van de Arbeid, aan het hoofd van de districten stonden districtshoofden, toegevoegd zijn verschillende gespecialiseerde ambtenaren die in gevallen hun toezichthoudende taak uitvoeren naast het districtshoofd.
In de oorlogsjaren was de Arbeidsinspectie onder andere belast met opsporing van overtredingen van het ontslagverbod (afgekondigd 11 juni 1940). Na de oorlog, toen het ontslagbeleid gereguleerd werd via de directeuren van Gewestelijke Arbeidsbureaus, voorzag de Arbeidsinspectie deze directeuren van advies bij ontslagzaken.
Sinds 1 mei 1994 is de Arbeidsinspectie, tezamen met de Loontechnische Dienst, de Dienst Inspectie Arbeidsverhoudingen (DIA) en de Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden (DCA) samengevoegd tot de Dienst voor Inspectie en Informatie van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (I-SZW).
De minister van Justitie is, ingevolge de Wet op de Economische Delicten, sinds 1951 belast met het aanwijzen van opsporingsambtenaren voor overtredingen aangewezen als economische delicten. Overtreding van bepalingen uit het BBA 1945 en de Wet op de Loonvorming zijn als zodanig aangemerkt.
De minister van Justitie is voorts verantwoordelijk voor de totstandkoming van wetgeving van privaatrechtelijke aard. Voor het institutioneel onderzoek betekent dit concreet dat de minister van Justitie de verantwoordelijke actor is waar het wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek aangaat, ook al betreft het hier arbeidsrecht.
De Gewestelijke Arbeidsbureaus (GAB) waren tot 1990 geplaatst onder het directoraat-generaal voor de Arbeidsvoorziening van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hun hoofdtaak was het zorgdragen voor een doeltreffende arbeidsvoorziening. Voorts hebben de directeuren van Gewestelijke Arbeidsbureaus een toetsende rol bij ontslagprocedures. In 1990 ging deze taak over op de regionaal directeuren voor de Arbeidsvoorziening. De handelingen van de regionaal directeuren voor de Arbeidsvoorziening zijn niet opgenomen in dit RIO en BSD.
De Sociaal-Economische Raad (SER) is ingesteld door de Wet op de bedrijfsorganisatie van 1950. De SER heeft een tripartiete samenstelling: de werkgeversorganisaties, de werknemersorganisaties en de rijksoverheid benoemen elk vijftien leden. De door de overheid benoemde leden zijn onafhankelijke deskundigen. Deze zgn. `kroonleden' vertegenwoordigen de belangrijkste maatschappelijke en geestelijke stromingen. De SER heeft een adviserende en bestuurlijke taak. De regering is verplicht inzake belangrijke vraagstukken van sociaal-economische aard het advies van de SER in te winnen. Zo'n 60% van de adviezen heeft betrekking op het terrein van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De SER kan ook het initiatief nemen tot advisering. De raad kent een aantal vaste en ad hoc-commissies.
Op bestuurlijk gebied heeft de SER een taak ten aanzien van de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. De SER is het hoogste orgaan van de PBO en houdt het financiële en organisatorische overzicht op de product- en bedrijfschappen (zie daar) Ten aanzien van medezeggenschap heeft de SER een adviserende en verordenende taak. De handelingen van de SER zijn niet opgenomen in dit RIO en BSD.
Bedrijfslichamen (product- en bedrijfschappen) kunnen ingesteld worden op grond van de Wet op de Bedrijfsorganisatie (WBO, Stb. 1950, K22). Ze hebben een verordenende bevoegdheid ten aanzien van delen van het bedrijfsleven. Deze is beperkt tot de in de instellingswet of het instellingsbesluit genoemde aangelegenheden. Voorts hebben ze algemene adviserende bevoegdheden en vaak uitvoeringstaken (zoals reclame) voor het gehele werkterrein. In algemene zin is in de WBO art. 71 hun taak omschreven: `een het belang van het Nederlandse volk dienende bedrijfsuitoefening door de ondernemingen, waarvoor zij zijn ingesteld te bevorderen, alsmede het gemeenschappelijke belang van die ondernemingen en van de daarbij betrokken personen te behartigen.'
De wet voorziet in twee soorten bedrijfslichamen, te weten (hoofd-)productschappen en (hoofd-)bedrijfschappen. De eerste soort omvat een gehele productiekolom van grondstof tot eindproduct, de tweede één of meer takken van bedrijvigheid.
Productschappen kunnen slechts bij wet worden ingesteld en hebben een door de Kroon benoemde voorzitter; bedrijfschappen kunnen ook bij amvb worden ingesteld en hebben een uit het bestuur gekozen voorzitter.
Bedrijfscommissies zijn organen, welke door de Sociaal-Economische Raad worden ingesteld krachtens de Wet op de Ondernemingsraden van 1971 (Stb. 54). Ze houden toezicht op de ondernemingsraden binnen een vastgesteld werkgebied, veelal per bedrijfstak. Restgroepen zijn bij de Algemene Bedrijfscommissie (gehuisvest bij de SER, Den Haag) ondergebracht. Is voor een bepaalde sector een hoofdbedrijfschap ingesteld, dan fungeert deze als bedrijfscommissie. Taken waren tot 1990: het goedkeuren van het reglement van de ondernemingsraad, het al dan niet goedkeuren van besluiten van de ondernemer die de instemming van de ondernemingsraad behoeven, maar deze niet hebben gekregen, alsmede het bemiddelen bij geschillen over een juiste naleving van de Wet op de Ondernemingsraden. Sinds wetswijziging is de goedkeuring van reglementen als taak komen te vervallen en heeft de bedrijfscommissie alleen een bemiddelende rol bij geschillen. De bedrijfscommissie bestaat uit tenminste zes leden. De helft wordt benoemd door werkgevers-, de andere helft door werknemersorganisaties.
1.2.2. Overige actoren (welke niet vallen onder de Archiefwet 1992)
De Stichting van de Arbeid is het samenwerkingsorgaan van de centrale werkgevers- en werknemersorganisaties. Aan werkgeverszijde zijn industrie, handel, bank- en verzekeringswezen, midden- en kleinbedrijf en land- en tuinbouw vertegenwoordigd door het Verbond van Nederlandse Ondernemingen (VNO) en Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW), alsmede middenstands- en agrarische organisaties. Aan werknemerskant nemen de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV), het Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV) en (sinds 1978) de Centrale voor Middelbaar en Hoger Personeel deel. De Stichting van de Arbeid is op 17 mei 1945 opgericht en heeft tot doel duurzame goede sociale verhoudingen te verzekeren op basis van organisatorische samenwerking. Bij de wederopbouw van het bedrijfsleven heeft de Stichting een grote rol gespeeld, vooral in de loonpolitiek. De oprichting van de SER, waarin naast een aantal kroonleden dezelfde groeperingen in zijn vertegenwoordigd, heeft de rol van de Stichting in sociaal-economische aangelegenheden teruggedrongen.
De vakbonden (`belanghebbende verenigingen van werknemers' of `naar Ons oordeel algemeen erkende centrale organisaties van werknemers' in de wetgeving) spelen een formele rol op het beleidsterrein arbeidsverhoudingen waar het de medezeggenschap van werknemers aangaat, alsmede in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. In de medezeggenschap zoals geregeld in de Wet op de Ondernemingsraden zijn de vakbonden gerechtigd zich met de kandidaatstelling voor de ondernemingsraadverkiezingen bezig te houden. De vakbonden mogen lijsten met kandidaten opstellen. In de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie zijn de vakbonden vertegenwoordigd in de bedrijfslichamen alsmede in de Sociaal-Economische Raad.
De Stichting Gemeenschappelijk Begeleidingsinstituut Ondernemingsraden (GBIO) is een instituut van de SER, met een bestuur dat bestaat uit leden van de werkgevers- en werknemerscenrales. Het instituut is opgericht in 1975. Doel van het GBIO is de scholing en vorming van ondernemingsraden te begeleiden en ondersteunen. Daartoe betalen de ondernemers die een OR moeten instellen een premie die het GBIO ontvangt. Hiermee subsidieert het GBIO cursussen van een aantal instituten die aan de richtlijnen van het GBIO voldoen. Ook de cursussen zijn gebonden aan richtlijnen. Het GBIO ontleent zijn bevoegdheden en werkzaamheden aan de wijziging van de Wet op de Ondernemingsraden van 23 augustus 1974 (Stb. 538).
Werkgeversorganisaties (`naar Ons oordeel algemeen erkende centrale en andere representatieve organisaties van ondernemers' in de wetgeving) spelen op het terrein van de arbeidsverhoudingen een rol in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie en zijn vertegenwoordigd in de bedrijfslichamen en de Sociaal Economische Raad. De werkgeversorganisaties zijn verenigd in de Raad van Centrale Ondernemingsorganisaties (RCO).
1 A. Hoogerwerf, `Beleid, processen en effecten', in A. Hoogerwerf (red.) Overheidsbeleid (Alphen aan de Rijn 1989), 23-24.
2 Zie hiervoor M. Schaap en A. Spieksma, Ter bevordering van menswaardige arbeid. Rapport Institutioneel onderzoek op het beleidsterrein arbeidsomstandigheden 1940 1993, PIVOT-rapport nr. 24 ('s-Gravenhage 1994).
2. Leeswijzer bij de handelingen
In het Rapport Institutioneel Onderzoek (RIO) worden de handelingen op het beleidsterrein arbeidsverhoudingen beschreven. Iedere handeling is vastgelegd in een gegevensblok met zes of zeven velden. Zo:
(..)
actor: ....
handeling: ....
grondslag: ....
produkt: ....
periode: ....
Iedere handeling is voorzien van een uniek volgnummer.
Een actor is een orgaan dat een rol speelt op een beleidsterrein en de bevoegdheid heeft tot het zelfstandig verrichten van handelingen op grond van attributie of delegatie. De naam die voor een actor wordt gebruikt komt overeen met de naam uit de actorenbeschrijving in het hoofdstuk Actoren. Een orgaan is niet altijd hetzelfde als een organisatie. Waar bijvoorbeeld `de minister' als actor wordt vermeld, is meestal het ministerie van Sociale Zaken (en Werkgelegenheid) de uitvoerende organisatie.
Een handeling is een complex van activiteiten gericht op het totstandbrengen van een product, dat een actor verricht ter vervulling van een taak of op grond van een bevoegdheid. Een actor kan handelingen via mandatering door organisatieonderdelen of -leden laten verrichten. De handelingen zijn in principe positief geformuleerd. Dat wil zeggen dat bij een handeling als `het vaststellen van een regeling' ook `het intrekken van een regeling' inbegrepen wordt geacht.
De grondslag geeft de wet of de regeling krachtens de wet waarop een handeling is gebaseerd. Een groot aantal aangetroffen gelijksoortige grondslagen is soms samengevat of tot een keuze beperkt. Als een wettelijke grondslag niet aanwezig is, maar uit een andersoortige bron (nota, verslag, Rijksbegroting, literatuur) blijkt dat het desbetreffende orgaan een handeling uitvoert, is de veldnaam gewijzigd in bron. Voor enkele (algemene) handelingen is geen grondslag of bron aangetroffen.
De periode geeft aan wanneer een handeling is uitgevoerd. Hoewel het institutioneel onderzoek zich beperkt tot de periode 1940-1994, zijn handelingen waarvan de grondslag een vroegere startdatum doet vermoeden hier voorzien van een eerder gelegen jaartal. Waar een handeling nog niet is beëindigd, is achter het eerste jaartal alleen een streepje gezet (bijvoorbeeld: 1950-). Deze handelingen waren bij het afsluiten van het onderzoek nog niet beëindigd. Onderhoud aan de selectielijst zal eventuele eindjaren moeten achterhalen.
Soms was het noodzakelijk bepaalde velden in de gegevensblokken te verduidelijken met een opmerking.
Onderaan het handelingenblok is de waardering voorgesteld
2.1. Vaststelling basisselectiedocument
Op 26 februari 2001 is het ontwerp-BSD door de plv. Secretaris-Generaal aan de Staatssecretaris van OCenW aangeboden, waarna deze het ter advisering heeft ingediend bij de Raad voor Cultuur (RvC). Van het gevoerde driehoeksoverleg over de waarderingen van de handelingen is een verslag gemaakt, dat tegelijk met het ontwerp-BSD naar de RvC is verstuurd. Vanaf 29 maart 2001 lag de selectielijst gedurende acht weken ter publieke inzage bij de informatiebalie in de studiezaal van het Algemeen Rijksarchief evenals in de bibliotheken van het Ministerie van SZW, het Ministerie van OCenW en de rijksarchieven in de provincie.
Tijdens het driehoeksoverleg was, op verzoek van de Archiefcommissie van het Koninklijk Nederlands Historisch Genootschap, ook een deskundige op het beleidsterrein aanwezig. Van andere (historische) organisaties of individuele burgers is geen commentaar ontvangen.
Op 24 september 2001 bracht de RvC advies uit (kenmerk: arc-2001.2804/2), hetwelk behoudens enkele tekstuele correcties geen aanleiding heeft gegeven tot wijziging van de ontwerp-selectielijst.
3. Actor: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
3.1. Algemene handelingen en handelingen betreffende het beleidsterrein in zijn geheel
N.B. Een algemene handeling is een handeling die geen grondslag heeft in voor het beleidsterrein specifieke wet- en regelgeving, of waarvoor geen grondslag in de overige wet- en regelgeving kan worden aangewezen.
Beleidsontwikkeling en evaluatie
1.
Handeling: Het voorbereiden, mede-vaststellen, coördineren en evalueren van het beleid betreffende de arbeidsverhoudingen.
Product: Beleidsnota's, beleidsnotities, rapporten, adviezen, evaluaties; b.v.
Beleidsontwikkelingsactiviteitenplan (SAV-BO-plannen), etc.
Periode: 1945-
Opmerking: De eigenlijke vaststelling van het beleid vindt plaats in de ministerraad
Onder deze handeling valt ook:
- het voeren van overleg met de andere betrokken actoren op het beleidsterrein
- het voorbereiden van een standpunt ter inbrenging in de Ministerraadvergaderingen voor beraad en besluitvorming betreffende het beleidsterrein
- het voeren van overleg met/het leveren van bijdragen aan het overleg met het Staatshoofd betreffende het beleidsterrein
- het voorbereiden van de Memorie van toelichting op de Rijksbegroting betreffende het beleidsterrein; in de inleiding op het RIO kan voor dit onderdeel ook verwezen worden naar de handelingen 5, 177 en 183 van het BSD `Per Slot van Rijksrekening' (die handelingen gelden voor alle ministers)
- het toetsen van de uitvoering van het beleid (evaluatie) het leveren van commentaar op de recht- en doelmatigheidscontroles van de Algemene Rekenkamer op het beleidsterrein; zie hiervoor echter ook `Per Slot van Rijksrekening', handeling 295, 357 (en 374)
- het aan een externe adviescommissie verzoeken om advies betreffende het beleidsterrein
- het informeren (voorlichten) van het Kabinet van de Koningin over ontwikkelingen op het beleidsterrein.
- het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (voorlichting als beleidsinstrument)
Zie ook: ABA-archief 1980-1989, inv.nr. 301-302
Waardering: B 1
2.
Handeling: Het opstellen van periodieke verslagen.
Periode: 1945-
Product: Series jaarverslagen, kwartaalverslagen, maandverslagen, jaarrapportages ontslagstatistiek, jaaroverzichten verleende ontheffingen nachtarbeid
Opmerking: Het betreft hier de verslaglegging waarvoor geen grondslag kan worden aangewezen in de voor het beleidsterrein specifieke wet- en regelgeving.
Bij de selectie moet rekening worden gehouden met het feit dat jaarverslagen vaak een samenvatting geven van de verslagen die betrekking hebben op een kortere periode. Alleen het `hoogste niveau' moet worden bewaard.
Waardering: B 3
3.
Handeling: Het beantwoorden van Kamervragen en het anderszins op verzoek incidenteel informeren van leden van of commissies uit de Kamers der Staten Generaal betreffende de arbeidsverhoudingen.
Periode: 1945-
Product: Brieven, notities
Opmerking:
Waardering: B 2
4.
Handeling: Het informeren van de Commissies voor de Verzoekschriften en andere tot onderzoeken van klachten bevoegde commissies uit de Kamers der Staten Generaal en de Nationale Ombudsman naar aanleiding van klachten over de uitvoering of de gevolgen van het beleid betreffende arbeidsverhoudingen.
Periode: 1945-
Product: Brieven, notities
Opmerking: Zie ook: Drs. R.J.B, Hageman, Behoorlijk behandeld. Rapport van een institutioneel onderzoek naar actoren en handelingen op het terrein van de Nationale ombudsman in de periode (1964) 1982-1997. PIVOT-rapport nr. 56. Den Haag 1997.
Waardering: B 2
5.
Handeling: Het beslissen op beroepschriften naar aanleiding van beschikkingen betreffende arbeidsverhoudingen en het voeren van verweer in beroepschriftprocedures voor administratief rechterlijke organen.
Periode: 1945-
Product: Beschikkingen, verweerschriften
Opmerking: Zie ook Drs. A. Spieksma en drs. L. Verbeek, Driemaal `Raads recht. Een drietal institutionele onderzoeken op taakgebieden van de Raad van State. PIVOT-rapport nr. 17. Den Haag 1994
Waardering: B 3
6.
Handeling: Het mede-voorbereiden van het vaststellen, wijzigen en intrekken van internationale regelingen betreffende het beleidsterrein arbeidsverhoudingen en het presenteren van Nederlandse standpunten in intergouvernementele organisaties.
Periode: 1945-
Product: Internationale regelingen, nota's, notities, rapporten
Opmerking:
Waardering: B 1:
7.
Handeling: Het beantwoorden van vragen van individuele burgers, bedrijven en instellingen betreffende arbeidsverhoudingen.
Periode: 1945-
Product: Brieven, notities
Opmerking:
Waardering: V
Termijn: 2 jaar
8.
Handeling: Het uitvoeren van voorlichtingsactiviteiten op het terrein van de arbeidsverhoudingen.
Periode: 1945-
Product: Voorlichtingsmateriaal
Opmerking: Zie voor het voorbereiden en vaststellen van het voorlichtingsbeleid (voorlichting als beleidsinstrument) handeling 1.
Waardering: V
Termijn: 2 jaar met uitzondering van één exemplaar van het voorlichtingsmateriaal
9.
Handeling: Het begeleiden van intern of extern (wetenschappelijk) onderzoek op het beleidsterrein arbeidsverhoudingen.
Periode: 1945-
Product: Brieven, notities, vergaderverslagen.
Waardering: V
Termijn: 5 jaar na beëindiging van het onderzoek
10.
Handeling: Het vaststellen van een opdracht en het eindproduct van intern of extern (wetenschappelijk) onderzoek.
Periode: 1945-
Product: Opdracht, offerte, rapport, e.d.
Opmerking: Onder vaststellen van het eindproduct wordt ook het in ontvangst nemen van een rapport begrepen.
Waardering: B 1, 2
11.
Handeling: Het verstrekken van subsidies aan personen, bedrijven en instellingen die actief zijn op het beleidsterrein van de arbeidsverhoudingen.
Periode: 1945-
Product: Beschikkingen
Waardering: V
Termijn: 5 jaar na de definitieve vaststelling van de subsidie (mits de rekening over
het betreffende jaar is goedgekeurd)
3.2. Handelingen betreffende het aangaan en beëindigen van arbeidsverhoudingen
19.
Handeling: Het voorbereiden van wet- en regelgeving met betrekking tot het aangaan en beëindigen van arbeidsovereenkomsten
Grondslag:
Product: wetsontwerpen; voorstellen wijzigingsbesluiten; adviesaanvragen SER; advies inzake totstandkoming wetsontwerp ontslagverbod bij huwelijk, zwangerschap en bevalling
Periode: 1945-
Waardering: B 1
20.
Handeling: Het stellen van nadere regels betreffende ontslagbeleid ex art. 6 BBA 1945
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F214) art. 6
Product: O.a. richtlijnen voor arbeidsbureaus bij ontslag van 21 januari 1974 (Ned. Stcrt. 1974,15); ontslagprocedure tijdens ziekte, richtlijnen van 14 december 1981 (Ned. Stcrt. 1981, );de wijze van ontslagaanvragen, in het bijzonder de noodzaak van het ontslag, richtlijnen van juni 1982 (Ned. Stcrt. 1982, ); de ontslagvergunningsprocedure voor zover rechtens vereist, richtlijnen van 22 januari 1985 (Ned. Stcrt. 1985,);ontslagbeleid ex art. 6 BBA bij arbeids(on)geschiktheid (WAGW-richtlijnen van 9 december 1986 (Ned. Stcrt. 1986, );ontslag ex art. 6 BBA 57-halfjarigen en ouder, richtlijnen van 11 december 1986 (Ned. Stcrt. 1986, ) en 22 december 1987 (Ned. Stcrt. 1987,); de overgang van de ondernemingen, richtlijnen van 13 januari 1987 (Ned. Stcrt. 1987, ); besluit van 20 december 1990 betreffende de vaststelling van de bevoegdheid tot het verlenen van toestemming tot ontslag art. 11 (Stcrt. 1990, 252)
Periode: 1945-
Waardering: B 5
22.
Handeling: Het aanwijzen van (groepen van) werknemers waarmee voor het aangaan van arbeidsverhoudingen toestemming van de directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau vereist is
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 7; zoals gewijzigd (Stb. 1963, 267), zoals gewijzigd (Stb. 1963, 271)
Product: Beschikking
Periode: 1945-
Waardering: B 5
23.
Handeling: Het opstellen van notities over massaal ontslag
Bron: ABA-archief (1946)1964-1979, inv.nr. 1688
Product: Notitie
Periode: 1967-1972
Waardering: B 1
24.
Handeling: Het voorbereiden van het Nederlandse standpunt inzake een EEG-richtlijn aangaande collectief ontslag
Bron: ABA-archief (1946)1964-1979, inv.nr. 992-997
Product: Nederlands standpunt
Periode: 1972-
Waardering: B 1
25.
Handeling: Het aanwijzen van arbeid die als seizoenarbeid wordt beschouwd
Grondslag: Wet melding collectief ontslag (1976, Stb. 223) art. 2 tweede lid
Product: Bekendmaking in Staatscourant
Periode: 1976-
Waardering: V
Termijn: 5 jaar
26.
Handeling: Het vaststellen van een Gemeenschappelijke verklaring volumebeleid arbeidsongeschiktheid
Grondslag: Najaarsoverleg Kabinet met Stichting van de Arbeid 2 oktober 1990
Product: Gemeenschappelijke verklaring; Besluit van de minister van Sociale Zaken en werkgelegenheid van 20 december 1990, art. 11.
Periode: 1990-
Opmerking: De gemeenschappelijke verklaring werd in de ministerraad vastgesteld.
Waardering: B 1
28.
Handeling: Het overdragen van de bevoegdheid inzake het verlenen van toestemming de arbeidsverhouding te beëindigen aan regionaal directeuren voor de Arbeidsvoorziening
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 6 lid 3; zoals gewijzigd (Stb. 1963, 267), zoals gewijzigd (Stb. 1963, 271) zoals gewijzigd door de Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet (Stb. 1990, 403) art. 14 D
Product: Besluit van 20 december 1990 (Stcrt. 1990, 252, pg. 38)
Periode: 1990-1993
Opmerking: De minister heeft tot en met twee jaar na invoering van de Arbeidsvoorzieningswet de tijd om deze handeling te verrichten. Onderdeel van deze handeling is het stellen van regels ten aanzien van de overdracht aan regionaal directeuren voor de Arbeidsvoorziening van deze bevoegdheid.
Waardering: B 4
29.
Handeling: Het geven van bijzondere aanwijzingen aan de regionaal directeuren Arbeidsvoorziening ten aanzien van de bevoegdheid inzake het verlenen van toestemming de arbeidsverhouding te beëindigen
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 6 lid 3; zoals gewijzigd (Stb. 1963, 267), zoals gewijzigd (Stb. 1963, 271) zoals gewijzigd door de Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet (Stb. 1990, 403) art. 14 D
Product: Beschikking
Periode: 1990-
Opmerking: De minister treedt niet in de besluitvorming in individuele gevallen
Waardering: B 5
30.
Handeling: Het overdragen van bevoegdheden, welke krachtens het BBA 1945 aan de minister of aan onder hem ressorterende instanties en ambtenaren toekomen, aan organisaties uit het bedrijfsleven.
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 32; zoals gewijzigd (Stb. 1963, 267), zoals gewijzigd (Stb. 1963, 271) zoals gewijzigd door de Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet (Stb. 1990, 403) art. 14 D
Product: Beschikking
Periode: 1945-
Waardering: B 4
32.
Handeling: Het niet van toepassing verklaren van (artikelen van) het BBA op de arbeidsverhouding van bepaalde (groepen van) werknemers
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 2 tweede lid, zoals gewijzigd (Stb. 1963, 267), zoals gewijzigd (Stb. 1963, 271)
Product: Beschikking
Periode: 1945-
Waardering: B 5
33.
Handeling: Het verlenen van ontheffing of vrijstelling voor bepaalde (groepen van) werknemers van het verbod de arbeidsverhoudingen te beëindigen zonder toestemming van de directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau, of vanaf 1990 de minister of de regionaal directeur Arbeidsvoorziening.
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 6 vijfde lid; zoals gewijzigd (Stb. 1963, 267), zoals gewijzigd (Stb. 1963, 271), zoals gewijzigd door de Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet (Stb. 1990, 403) art. 14 D
Product: Beschikking, besluit, richtlijn
Periode: 1945-
Waardering: B 5
46.
Handeling: Het verlenen van toestemming aan directeuren van gewestelijke arbeidsbureaus om aanvragen voor collectief ontslag in behandeling te nemen binnen een maand na indiening of zonder consultatie door de werkgever van vakbonden en ondernemingsraad
Grondslag: Wet melding collectief ontslag (1976, Stb. 223) art. 6 vierde lid
Product: Beschikking
Periode: 1976-
Waardering: V
Termijn: 5 jaar na geldigheidsduur (van de beschikking)
47.
Handeling: Het verlenen van toestemming aan werkgevers de dienstbetrekkingen van tenminste twintig werknemers te beëindigen
Grondslag: Wet melding collectief ontslag (1976, Stb. 223) art. 1 t/m 8, zoals gewijzigd door de Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet (Stb. 1990, 403) art. 15
Product: Ontslagvergunning
Periode: 1990-
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de vergunning)
3.3. Handelingen arbeidsduur en arbeidstijden
49.
Handeling: Het instellen van commissies, e.d. werkzaam op het terrein van arbeidsduur en arbeidstijden
Product: Instellingsbesluiten, benoemingsbeschikkingen
Periode: 1945-
Waardering: B 5
50.
Handeling: Het benoemen van leden van commissies werkzaam op het terrein van arbeidsduur en arbeidstijden
Product: Beschikking, k.b.'s
Periode: 1945-
Opmerking:
Waardering: V
Termijn: 5 jaar na opheffen van de commissie of na ontslag
51.
Handeling: Het voorbereiden en vaststellen van (wettelijke) maatregelen ten aanzien van arbeidsduur.
Bron: ABA-archief 1980-1989, inv.nr. 1689-1690
Product: Ontheffingen, richtlijnen, wetgeving zoals b.v.
Periode: 1945-
Waardering: B 1
52.
Handeling: Het vaststellen van de werktijd van de werknemer op minimaal 48 uur per week
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 8 eerste lid
Product: Besluit
Periode: 1945-
Waardering: B 1
53.
Handeling: Het verlenen van ontheffing voor bepaalde (groepen van) werknemers van het verbod de werktijd te verkorten
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 8 derde lid; Algemene machtiging tot werktijdverkorting bij onwerkbaar weer (Stcrt. 1945, 129); Algemene machtiging tot werktijdverkorting, voor zover nodig i.v.m. het daglicht (Stcrt. 1945, 112); Algemene machtiging tot werktijdverkorting i.v.m. een door het bevoegd gezag gestelde voorwaarde of goedgekeurde werktijdregeling (Stcrt. 1946, 66)
Product: Ontheffing
Periode: 1945-
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de ontheffing)
54.
Handeling: Het machtigen van instanties en functionarissen tot het verlenen van ontheffing voor bepaalde (groepen van) werknemers van het verbod de werktijd te verkorten
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 8 derde lid; Richtlijnen werktijdverkorting (Ned. Stcrt. 1974, 46)
Product: Richtlijn
Periode: 1945-
Waardering: B 4
55.
Handeling: Het stellen van voorwaarden ten aanzien van werktijdverkorting
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 8 derde lid
Product: Richtlijn
Periode: 1945-
Waardering: B 5
63.
Handeling: Het bij amvb bepalen van nadere regels inzake de arbeids- en rusttijden
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikelen 2:1, eerste lid, 2:7, eerste lid, 43, tweede- en vierde lid, 5:12, eerste lid
Product: Arbeidstijdenbesluit (Stb. 1995, 599, i.w. Stb. 1995, 600)
Periode: 1995-
Waardering: B 1
64.
Handeling: Het stellen van nadere regels met betrekking tot het verrichten door kinderen van arbeid
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 3:2, derde lid
Product: Nadere regeling kinderarbeid (Stcrt. 1995, 246,), gewijzigd Stcrt. 1996, 40, Stcrt. 1997, 115, Stcrt. 1998, 47, herplaatst Stcrt. 1998, 53)
Periode: 1995-
Waardering: B 5
65.
Handeling: Het verlenen van vrijstelling voor aangewezen soorten van industriële arbeid van lichte aard, die door kinderen van 13 jaar of ouder kan worden verricht
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 3:3, eerste lid
Product: Vrijstelling
Periode: 1995-
Waardering: B 5
66.
Handeling: Het bij amvb stellen van regels omtrent de wijze waarop de werknemer de hem ter beschikking gestelde middelen voor de registratie van de arbeids- en rusttijden gebruikt
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 4:3, derde lid
Product: Ministeriële regeling
Periode: 1995-
Waardering: B 5
67.
Handeling: Het, in overleg met de minister van Verkeer en Waterstaat, bij amvb stellen van regels met betrekking tot de arbeids- en rusttijden van personen in of op vervoermiddelen
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 5:12, tweede lid
Product: Arbeidstijdenbesluit vervoer (hoofdstuk railvervoer Stb. 1998, 125), ontwerp-besluit wijziging Arbeidstijdenbesluit vervoer (hoofdstukken wegvervoer, binnenvaart, zeevaart en loodsen, Stcrt. 1998, 38)
Periode: 1995-
Waardering: B 1
68.
Handeling: Het verlenen van vrijstellingen voor de toepassing van de wettelijke bepalingen ten aanzien van arbeids- en rusttijden
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 5:13, eerste lid
Product: Vrijstellingsregeling sneeuw- en gladheidsbestrijding Schiphol (Stcrt. 1997, 25)
Periode: 1995-
Waardering: B 5
69.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen aan werknemers om nachtarbeid te verrichten, anders dan in de Arbeidstijdenwet bepaald is
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 5:14, eerste lid
Product: Ontheffingen
Periode: 1995-
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de ontheffing)
Toelichting: Geldt voor werknemers en niet voor kinderen
70.
Handeling: Het beslissen in beroep tegen een besluit genomen op grond van de Arbeidstijdenwet
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 7:2
Product: `Uitspraak'
Periode: 1995-
Waardering: B 3
71.
Handeling: Het, in overleg met de minister die het mede aangaat, aanwijzen van de ambtenaren voor het toezicht op de naleving van de Arbeidstijdenwet
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 8:1, eerste en tweede lid Arbeidstijdenwet
Product: O.a. organisatie- en mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996 (Stcrt. 1996, 128)
Periode: 1995-
Waardering: B 4
72.
Handeling: Het vaststellen van de vergoeding die verschuldigd is voor de kosten van de stukken die opgemaakt zijn op grond van de Arbeidstijdenwet alsmede de vergoeding die verschuldigd is voor de behandeling van een ontheffingsaanvraag
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 12:38, eerste en tweede lid
Product: `Vergoedingsregeling'
Periode: 1995-
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de vergoedingsregeling)
3.4. Handelingen betreffende de medezeggenschap
78.
Handeling: Het voorbereiden, vaststellen en evalueren van het algemeen medezeggenschapsbeleid
Bron: Nota herinrichting directie Arbeidsverhoudingen van 8 juli 1994
Product: Nota's, memoranda, rapporten
Periode: 1945-
Waardering: B 1
79.
Handeling: Het voorbereiden van departementale standpunten aangaande medezeggenschapsbeleid
Bron: Nota herinrichting directie Arbeidsverhoudingen van 8 juli 1994
Product: Nota's, memoranda, rapporten
Periode: 1945-
Waardering: B 1
80.
Handeling: Het voorbereiden van standpunten aangaande medezeggenschapsbeleid in het kader van deelname aan internationaal overleg, zoals in OESO-, EEG-, Benelux- en ILO-verband
Product: Nota's, memoranda en rapporten
Periode: 1945-
Waardering: B 1
81.
Handeling: Het voorbereiden, wijzigen en intrekken van wettelijke regelingen betreffende medezeggenschapsbeleid
Bron: Nota herinrichting directie Arbeidsverhoudingen van 8 juli 1994
Product: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950);
Periode: 1945-
Waardering: B 1
82.
Handeling: Het voeren van overleg met en informeren van (leden van) de Staten Generaal over het medezeggenschapsbeleid
Grondslag: Handelingen Tweede Kamer
Product: (schriftelijke) antwoorden
Periode: 1945-
Waardering: B 2
83.
Handeling: Het instellen van commissies op het terrein van medezeggenschapsbeleid
Product: Instellingsbesluiten, benoemingsbeschikkingen
Periode: 1945-
Waardering: B 4
84.
Handeling: Het benoemen van leden van commissies werkzaam op het terrein van medezeggenschapsbeleid
Product: Beschikkingen, k.b.'s
Periode: 1945-
Waardering: V
Termijn: 5 jaar na opheffen van de commissie of na ontslag
85.
Handeling: Het aanwijzen van ambtenaren belast met de uitvoering van wetten en regelingen op het terrein van medezeggenschapsbeleid
Product: Besluit, regeling
Periode: 1945-
Waardering: B 4
86.
Handeling: Het instellen en opheffen van bedrijfsraden
Grondslag: Bedrijfsradenwet 1933 (Stb. 160), art. 2, eerste en derde lid
Product: Ministeriële regeling
Periode: 1945-1950 (1964)
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de ministeriële regeling)
87.
Handeling: Het stellen van regels omtrent de samenstelling en werkwijze van bedrijfraden
Grondslag: Bedrijfsradenwet 1933 (Stb. 160), art.3, derde lid, art. 4, eerste en tweede lid en art. 30
Product: Ministeriële regeling
Periode: 1945-1950 (1964)
Waardering: B 5
88.
Handeling: Het stellen van voorwaarden aan de financiering van bedrijfsraden
Grondslag: Bedrijfsradenwet 1933 (Stb. 160), art. 29, eerste lid
Product: Ministeriële regeling
Periode: 1945-1950 (1964)
Waardering: B 5
89. De minister
Handeling: Het verlenen van een tegemoetkoming in de kosten van de bedrijfsraad
Grondslag: Bedrijfsradenwet 1933 (Stb. 160), art. 29 eerste lid
Product: o.a. begroting
Periode: 1945-1950 (1964)
Waardering: V
Termijn: 5 jaar
91.
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur bepalen van de wijze waarop verordeningen van een bedrijfsraad worden afgekondigd
Grondslag: Bedrijfsradenwet 1933 (Stb. 160), art. 18 derde lid
Product: Algemene maatregel van bestuur
Periode: 1945-1950 (1964)
Waardering: V
Termijn: 5 jaar
92.
Handeling: Het goedkeuren van verordeningen van bedrijfsraden
Grondslag: Bedrijfsradenwet 1933 (Stb. 160), art. 18, eerste lid
Product: Beschikking
Periode: 1945-1950 (1964)
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de beschikking)
93.
Handeling: Het goedkeuren van reglementen van bedrijfsraden
Grondslag: Bedrijfsradenwet 1933 (Stb. 160), art. 31
Product: Beschikking
Periode: 1945-1950 (1964)
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de beschikking)
94.
Handeling: Het bij algemene maatregel van bestuur geven van nadere voorschriften betreffende hetgeen tot de uitvoering van de Wet op de Ondernemingsraden nodig is
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 30; vervangen door de wet van 28 januari 1971, Stb. 54, art. 47
Product: Algemene maatregelen van bestuur, o.a.: K.B. van 22 april 1980, Stb. 226 Besluit verstrekking financiële informatie aan ondernemingsraden
Periode: 1950-
Waardering: B 5
95.
Vervallen. Zie handeling 81.
96.
Handeling: Het bepalen van het aantal leden van een ondernemingsraad
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 8, eerste lid; vervangen door de wet van 28 januari 1971, Stb. 54; zoals gewijzigd bij de wet van 1 februari 1990, Stb. 91, art. 6
Product: Besluit
Periode: 1950-
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van het besluit)
97.
Handeling: Het gehoord de SER schorsen of vernietigen van een besluit van de bedrijfscommissie
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 26; vervangen door de wet van 28 januari 1971, Stb. 54, art. 45
Product: Schorsingsbesluit of vernietigingsbeluit
Periode: 1950-
Waardering: V
Termijn: 5 jaar
108.
Handeling: Het in overleg met de minister die het aangaat, verlenen van ontheffing voor een bepaalde tijd aan publiekrechtelijke lichamen van de verplichting tot het instellen van een ondernemingsraad
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 3, eerste lid
Product: Ontheffingsbeschikking
Periode: 1950-1990
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de beschikking)
109.
Handeling: Het beschikken op beroepschriften betreffende SER-besluiten over de afwijzing door een bedrijfscommissie van een verzoek tot ontheffing van de verplichting tot het instellen van een ondernemingsraad
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 3, derde lid
Product: Beschikking
Periode: 1950-1990
Waardering: B 3
114.
Handeling: Het bepalen voor welke ondernemingen een centrale ondernemingsraad kan worden ingesteld
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 54, 1971), art. 33, 34 en 35
Periode: 1971-
Waardering: B 5
115.
Handeling: Het stellen van regels ten aanzien van de verslaggeving door de bedrijfscommissies
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 54, 1971), art. 40, tweede lid
Product: Besluit, regeling
Periode: 1971-
Waardering: B 5
120.
Handeling: Het bepalen voor welke ondernemingen een groepsondernemingsraad kan worden ingesteld
Grondslag: Wet van 24 maart 1976, Stb. 225; Wet op de Ondernemingsraden, zoals gewijzigd bij de wet van 1 februari 1990 (Stb. 91), art. 33, derde, vierde en vijfde lid
Periode: 1976-
Waardering: B 5
121.
Handeling: Het beslissen op beroep van een ondernemingsraad tegen, door het districtshoofd van de Arbeidsinspectie, gestelde eisen met betrekking tot de arbeid van jeugdige personen in een onderneming
Grondslag: Arbeidswet 1919, gewijzigd bij wet van 18 mei 1977 (Stb. 360), art. 9q
Product: Beschikking
Periode: 1977-1995
Waardering: B 3
122.
Handeling: Het bepalen voor welke ondernemingen een gemeenschappelijke ondernemingsraad kan worden ingesteld
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden, zoals gewijzigd bij wet van 1 februari 1990 (Stb. 91), art. 3
Product: Besluit.
Periode: 1990-
Waardering: B 5:
4. Actor: de secretaris-generaal van het departement van Sociale Zaken
12.
Handeling: Het uitvaardigen van voorschriften betreffende het stilleggen van ondernemingen
Grondslag: Verordening van de Rijkscommissaris van 11 juni 1940; Uitvoeringsbesluit van 11 juni 1940, art. ?
Product: Uitvoeringsbesluit
Periode: 1940-1945
Waardering: B 6
13.
Handeling: Het vaststellen van de werktijd in ondernemingen
Grondslag: Verordening van de Rijkscommissaris van 11 juni 1940; Uitvoeringsbesluit van 11 juni 1940, art. ?
Product: Uitvoeringsbesluit
Periode: 1940-1945
Waardering: B 6
14.
Handeling: Het uitvaardigen van voorschriften betreffende ontslag van werknemers
Grondslag: Verordening van de Rijkscommissaris van 11 juni 1940; Uitvoeringsbesluit van 11 juni 1940, art.
Product: Uitvoeringsbesluit
Periode: 1940-1945
Waardering: B 6
5. Actor: De minister voor Algemene oorlogvoering van het Koninkrijk
15.
Handeling: Het stellen van regels aangaande de voor Hoge Colleges van Staat, de administratie en andere organen, diensten, instellingen en lichamen te treffen zuiveringsmaatregelen
Grondslag: Zuiveringsbesluit 1944 (Stb. 1944, E14) zoals gewijzigd (Stb. 1945, F56), zoals gewijzigd (Stb. 1945, F68); Zuiveringsbesluit 1945 (Stb. 1945, F132)
Product: Zuiveringsbesluit
Periode: 1944-
Waardering: B 6
16.
Handeling: Het geven van voorschriften ten aanzien van het verlenen van (eervol) ongevraagd ontslag van ambtenaren in afwijking van het bepaalde in de Ambtenarenwet
Grondslag: Besluit van 12 mei 1945 houdende afwijking van het bepaalde in de Ambtenarenwet ten van ontslag (Stb. 1945, F70) zoals gewijzigd (Stb. 1945, F221); Zuiveringsbesluit 1945 (Stb. 1945, F132)
Product: Regeling
Periode: 1945-1946
Waardering: B 6
6. Actor: Minister van Defensie
76.
Handeling: Het aanwijzen van gevallen, waarin onderdelen van de krijgsmacht worden ingezet, die niet onder de werking van de Arbeidstijdenwet vallen
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 2:4, tweede lid onder c
Product: Besluit
Periode: 1995-
Waardering: V
Termijn
7. Actor: de minister van Justitie
17.
Handeling: Het vaststellen van bepalingen betreffende indienstneming en beëindiging der dienstbetrekking op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht door het Rijk
Grondslag: Grondwet art. ; Ambtenarenwet 1929, art. 134 eerste lid (Stb. 1929, )
Product: Arbeidsovereenkomstenbesluit (Stb. 1931, 354; b.w. Stb. 1993, 143); Burgerlijk Wetboek art. 1639
Periode: 1945-
Waardering: B 1
18.
Handeling: Het stellen van regels ten aanzien van ontslag bij arbeidsovereenkomsten
Grondslag: Grondwet
Product: o.a. Faillissementswet (Stb. 1893, 140), gew. (Stb. 1985, 364); Wet van 17 december 1953 houdende wijziging van de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek omtrent het ontslag bij arbeidsovereenkomsten (Stb. 1953, 619)
Periode: 1945-
Waardering: B 1
8. Actor: Minister van Verkeer en Waterstaat
77.
Handeling: Het, in overleg met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij amvb stellen van regels met betrekking tot de arbeids- en rusttijden van personen in of op vervoermiddelen
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 5:12, tweede lid
Product: O.a. Tijdelijk besluit arbeids- en rusttijden railvervoer (Stb. 1997, 422, b.w. per 1 april 1998); Arbeidstijdenbesluit vervoer (hoofdstuk railvervoer, Stb. 1998, 125; ontwerp-besluit wijziging Arbeidstijdenbesluit vervoer (hoofdstukken wegvervoer, binnenvaart, zeevaart en loodsen, Stcrt. 1998, 38)
Periode: 1995-
Waardering: B 1
35.
Handeling: Het treffen van zuiveringsmaatregelen ten aanzien van personen die ressorteren onder zijn departement
Grondslag: Zuiveringsbesluit 1944 (Stb. 1944, E14) zoals gewijzigd (Stb. 1945, F56), zoals gewijzigd (Stb. 1945, F68); Zuiveringsbesluit 1945 (Stb. 1945, F132); Besluit van 12 mei 1945 houdende afwijking van het bepaalde in de Ambtenarenwet ten van ontslag (Stb. 1945, F70) zoals gewijzigd (Stb. 1945, F221); Zuiveringsbesluit 1945 (Stb. 1945, F132)
Product: Ontslag of maatregel
Periode: 1944-
Waardering: B 6
71.
Handeling: Het, in overleg met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, aanwijzen van de ambtenaren voor het toezicht op de naleving van de Arbeidstijdenwet
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 8:1, eerste en tweede lid Arbeidstijdenwet
Product: O.a. organisatie- en mandaatbesluit Arbeidsinspectie 1996 (Stcrt. 1996, 128)
Periode: 1995-
Waardering: B 4
10. Actor: Raad voor de Arbeidsmarkt
27.
Handeling: Het adviseren van de minister van Sociale Zaken over richtlijnen voor directeuren van gewestelijke arbeidsbureaus
Grondslag: Naber, pg. 139-140
Product: Advies
Periode: -1990
Waardering: B 5
11. Actor: Directeur-generaal Algemene Beleidsaangelegenheden
59.
Handeling: Het verlenen van ontheffing voor bepaalde (groepen van) werknemers van het verbod de werktijd te verkorten
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 8 derde lid; Richtlijnen werktijdverkorting (Ned. Stcrt. 1974, 46)
Product: Ontheffingen, richtlijnen
Periode: 1970-1994
Opmerking: Ontheffing wordt ook wel aangeduid als `short-time vergunning'
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de ontheffing)
12. Actor: Directeur-generaal van het Rijksarbeidsbureau
31.
Handeling: Het bepalen van de relatieve competentie van de directeuren GAB
Grondslag: Circulaire van 21 jan. 1946; circulaire 1 dec. 1948; Richtlijnen voor de toepassing van het BBA 1945 (`s-Gravenhage 1964); Naber, Ontslagrecht in Nederland, pg. 24-25
Product: Richtlijnen, circulaires
Periode: (1941) 1945-1954
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de richtlijn)
13. Actor: Directeur-generaal voor de Arbeidsvoorziening
43.
Handeling: Het namens de minister aan directeuren van het GAB uitvaardigen van, in overleg met het Ministerie van Economische Zaken, opgestelde aanwijzingen ten aanzien van ontslagverzoeken voor twintig of meer werknemers
Grondslag: Richtlijnen voor toepassing art. 6, BBA 1945 (1974, Stcrt. 15)
Product: circulaire, besluiten
Periode: 1954-1990
Waardering: B 5
14. Actor: Directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau
36.
Handeling: Het na overleg met de dienst van de Arbeidsinspectie verlenen van toestemming aan werkgevers en werknemers de arbeidsverhouding te beëindigen
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 6 eerste lid; zoals gewijzigd (Stb. 1963, 267), zoals gewijzigd (Stb. 1963, 271)
Product: Ontslagvergunning
Periode: 1945-1973 en 1975-1990
Opmerking: Art. 6 BBA 1945 is vervangen door de Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet (Stb. 1990, 403) art. 14 D.
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de vergunning)
37.
Handeling: Het verlenen van ontheffing aan werkgevers van de verplichting om werknemers, wier arbeidsverhouding na 9 mei 1940 beëindigd is, te herplaatsen
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 4 zevende lid; zoals gewijzigd (Stb. 1963, 267), zoals gewijzigd (Stb. 1963, 271)
Product: Ontheffing
Periode: 1945-1990
Opmerking: Art. 4 BBA 1945 is komen te vervallen door de Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet (Stb. 1990, 403) art. 14 C.
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de ontheffing)
38.
Handeling: Het beslissen over geschillen over de toepassing van de verplichting aan werkgevers om werknemers, wier arbeidsverhouding na 9 mei 1940 beëindigd is, te herplaatsen
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 4 achtste lid; zoals gewijzigd (Stb. 1963, 267), zoals gewijzigd (Stb. 1963, 271)
Product: Beslissing
Periode: 1945-1990
Opmerking: Art. 4 BBA 1945 is komen te vervallen door de Invoeringswet Arbeidsvoorzieningswet (Stb. 1990, 403) art. 14 C.
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de beslissing)
41.
Handeling: Het verlenen van toestemming vanwege de minister aan werkgevers en werknemers de arbeidsverhouding van maximaal negentien werknemers te beëindigen met inachtneming van door de minister gegeven richtlijnen
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 6 eerste lid; zoals gewijzigd (Stb. 1963, 267), zoals gewijzigd (Stb. 1963, 271); Richtlijnen voor toepassing art. 6, BBA 1945 (1974, Stcrt. 15)
Product: Ontslagvergunning
Periode: 1974-
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de vergunning)
42.
Handeling: Het op aanwijzing van de directeur-generaal voor de Arbeidsvoorziening verlenen van toestemming aan werkgevers en werknemers de arbeidsverhouding van twintig of meer werknemers te beëindigen
Grondslag: Machtigingswet inkomensvordering en bescherming werkgelegenheid (1974, Stb. 1); Richtlijnen voor toepassing art. 6, BBA 1945 (1974, Stcrt. 15)
Product: Ontslagvergunning
Periode: 1974-1990
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de vergunning)
45.
Handeling: Het verlenen van toestemming aan werkgevers de dienstbetrekkingen van tenminste twintig werknemers te beëindigen
Grondslag: Wet melding collectief ontslag (1976, Stb. 223) art. 1 t/m 8
Product: Ontslagvergunning
Periode: 1976-1990
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de vergunning)
15. Actor: Commissie van advies ex art. 6 lid 4 BBA
21.
Handeling: Het adviseren van de directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau over beleidsmatige zaken met betrekking tot ontslagaangelegenheden
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 6 vierde lid; zoals gewijzigd (Stb. 1963, 267), zoals gewijzigd (Stb. 1963, 271)
Product: Advies aan directeur GAB
Periode: 1945-
Opmerking: Samenstelling commissie: wethouder Sociale Zaken desbetreffende gemeente (voorzitter); werkgevers- en werknemersvertegenwoordiging; Arbeidsinspectie
Waardering: B 5
39.
Actor: Ontslagcommissie uit de Commissie van advies ex art. 6 lid 4 BBA
Handeling: Het adviseren van de directeur van het Gewestelijk Arbeidsbureau over individuele ontslaggevallen
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 6 vierde lid; zoals gewijzigd (Stb. 1963, 267), zoals gewijzigd (Stb. 1963, 271)
Product: Advies aan directeur GAB
Periode: 1945-
Waardering: V
Termijn
16. Actor: De directeur-generaal van de Arbeid
34.
Handeling: Het verlenen van toestemming aan werkgevers en werknemers de arbeidsverhouding te beëindigen
Grondslag: Verordening van de Rijkscommissaris van 11 juni 1940; Uitvoeringsbesluit van 11 juni 1940, art.
Product: Ontslagvergunning
Periode: 1940-1945
Waardering: B 6
56.
Handeling: Het verlenen van ontheffing voor bepaalde (groepen van) werknemers van het verbod de werktijd te verkorten
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 8 derde lid; Richtlijnen werktijdverkorting (Ned. Stcrt. 1974, 46)
Product: Ontheffingen, richtlijnen
Periode: 1945-1994
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de ontheffing)
17. Actor: Dienst van de Arbeidsinspectie
40.
Handeling: Het adviseren van directeuren van het Gewestelijk Arbeidsbureau over ontslagaanvragen na vertegenwoordigers van in aanmerking komende organisaties van werkgevers en werknemers gehoord te hebben
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 6 vierde lid; zoals gewijzigd (Stb. 1963, 267), zoals gewijzigd (Stb. 1963, 271)
Product: Advies
Periode: 1945-1973 en 1975-1994
Waardering: V
Termijn: 5 jaar
44.
Handeling: Het adviseren van de minister van Sociale Zaken over ontslagaanvragen na vertegenwoordigers van in aanmerking komende organisaties van werkgevers en werknemers gehoord te hebben
Grondslag: Machtigingswet inkomensvordering en bescherming werkgelegenheid (1974, Stb. 1)
Product: Advies
Periode: 1974
Waardering: V
Termijn: 5 jaar
48.
Handeling: Het opsporen van overtredingen van het ontslagverbod
Grondslag: Uitvoeringsbesluit van 11 juni 1940 art. 3, tweede lid
Product: Proces-verbaal
Periode: (1940) 1945-1990
Waardering: V
Termijn: 5 jaar
59.
Handeling: Het verlenen van ontheffing voor bepaalde (groepen van) werknemers van het verbod de werktijd te verkorten
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 8 derde lid; Richtlijnen werktijdverkorting (Ned. Stcrt. 1974, 46)
Product: Ontheffingen, richtlijnen
Periode: 1970-
Opmerking: Ontheffing wordt ook wel aangeduid als `short-time vergunning'
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de ontheffing)
18. Actor: College van Rijksbemiddelaars
57.
Handeling: Het verlenen van ontheffing voor bepaalde (groepen van) werknemers van het verbod de werktijd te verkorten
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 8 derde lid; Richtlijnen werktijdverkorting (Ned. Stcrt. 1974, 46)
Product: Ontheffingen, richtlijnen
Periode: 1945-1970
Opmerking: Ontheffing wordt ook wel aangeduid als `short-time vergunning'
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de ontheffing)
58.
Handeling: Het voorbereiden van de besluitvorming over het verlenen van ontheffing voor bepaalde (groepen van) werknemers van het verbod de werktijd te verkorten
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 8 derde lid; Richtlijnen werktijdverkorting (Ned. Stcrt. 1974, 46)
Product: Concept-ontheffing
Periode: 1964-1982
Waardering: V
Termijn: 5 jaar
60.
Handeling: Het opstellen van algemene notities voor de minister over arbeidstijden en `short time'
Grondslag: Notitie `Taken van het Loonbureau' van 26 februari 1970. Archief DG ABA (1946-) 1964 -1979 inv.nr. 12
Product: Notities
Periode: 1970-1982
Waardering: B 1
20. Actor: Dienst Collectieve Arbeidsvoorwaarden
61.
Handeling: Het voorbereiden van de besluitvorming over het verlenen van ontheffing voor bepaalde (groepen van) werknemers van het verbod de werktijd te verkorten
Grondslag: BBA 1945 (Stb. 1945, F 214) art. 8 derde lid; Richtlijnen werktijdverkorting (Ned. Stcrt. 1974, 46)
Product: Concept-ontheffing
Periode: 1982-1994
Waardering: V
Termijn: 5 jaar
21. Actor: Directeur van een regionaal kantoor van de Arbeidsinspectie
73.
Handeling: Het verlenen van ontheffingen ten aanzien van het door een kind verrichten van arbeid
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 3:3, tweede lid
Product: Ontheffingen
Periode: 1995-
Waardering: V
Termijn: 1 jaar na geldigheidsduur (van de ontheffing)
74.
Handeling: Het stellen van een eis tot naleving indien algemene verplichtingen van de Arbeidstijdenwet niet, in onvoldoende mate of op onjuiste wijze wordt nageleefd
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 4:1, vijfde lid
Product: Beschikking (?)
Periode: 1995-
Waardering: V
Termijn: 5 jaar na geldigheidsduur (van de eis tot naleving)
75.
Handeling: Het bevelen tot het staken van de arbeid.
Grondslag: Arbeidstijdenwet (Stb. 1995, 598) artikel 8:8, eerste en tweede lid
Product: Brief (aanspreken op wetsnaleving), proces-verbaal, beschikking
Periode: 1995-
Waardering: V
Termijn: 5 jaar na geldigheidsduur (van de brief/ proces-verbaal/beschikking)
22. Actor: Interdepartementale werkgroep Deeltijdarbeidoverleg BiZa-SoZa (DOBS)
62.
Handeling: Het voorbereiden van wettelijke maatregelen ten aanzien van deeltijdarbeid
Product: Wetsvoorstellen
Periode: [1980]-
Opmerking: zie ABA-archief 1980-1989, inv.nr. 1697-1699
Waardering: B 1
98.
Handeling: Het aanwijzen van organisatie(s) van werknemers welke gerechtigd zijn kandidatenlijsten op te stellen voor verkiezingen van ondernemingsraadsleden
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 11. eerste lid en art. 28
Product:
Periode: 1950-
Opmerking: Indien er voor de betrokken groep ondernemingen een (hoofd-)bedrijfschap, bedoeld bij de Wet op de bedrijfsorganisatie is ingesteld, worden de aan de bedrijfscommissie toegekende taak en bevoegdheden uitgeoefend door een zodanig lichaam (tot Wijzigingwet van 1 feb. 1990, Stb. 91)
Waardering: B 5
99.
Handeling: Het bepalen dat een door de bedrijfscommissie vast te stellen aantal werknemers gerechtigd is een kandidatenlijst op te stellen voor verkiezingen van ondernemingsraadsleden
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 11, tweede lid en art. 28
Product:
Periode: 1950-
Opmerking: Indien er voor de betrokken groep ondernemingen een (hoofd-)bedrijfschap, bedoeld bij de Wet op de bedrijfsorganisatie is ingesteld, worden de aan de bedrijfscommissie toegekende taak en bevoegdheden uitgeoefend door een zodanig lichaam (tot Wijzigingwet van 1 feb. 1990, Stb. 91)
Waardering: V
Termijn:
100.
Handeling: Het op verzoek van het hoofd of de bestuurder van een onderneming bepalen dat een of meer voorgestelde kandidaten voor de ondernemingsraadsverkiezingen vervangen moeten worden
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 11, zesde lid en art. 28
Product:
Periode: 1950-
Waardering: V
Termijn:
101.
Handeling: Het treffen van voorzieningen in afwijking van de wet met betrekking tot het opstellen van kandidatenlijsten voor verkiezingen van ondernemingsraadsleden
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 11, derde lid en art. 28
Product: Besluit
Periode: 1950-
Waardering: B 5
102.
Handeling: Het beschikken op verzoeken van het hoofd, bestuurder of ondernemingsraad van een onderneming tot schorsing of ontslag van een gekozen ondernemingsraadslid
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 14 en art. 28
Product: Schorsings- of ontslagbesluit
Periode: 1950-
Waardering: V
Termijn:
105.
Handeling: Het adviseren van de Sociaal Economische Raad over toekenning van andere dan de in de wet genoemde bevoegdheden aan een of meer ondernemingsraden
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 6, vierde lid en art. 28
Product: Advies
Periode: 1950-1971
Waardering: V
Termijn
106.
Handeling: Het van toepassing verklaren van de Wet op de Ondernemingsraden op onderdelen van een onderneming
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 1, tweede lid en art.28
Product:
Periode: 1950-1990
Opmerking: Vanaf 1990 wordt dit een recht van de ondernemer, Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 1990, 91) art. 4
Waardering: V
Termijn
107.
Handeling: Het voor een bepaalde tijd verlenen van ontheffing aan ondernemingen van de verplichting tot het instellen van een ondernemingsraad
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 3, eerste lid en art. 28
Product: Ontheffingsbeschikking
Periode: 1950-1990
Opmerking: Bevoegdheid gaat in 1990 over op SER
Waardering: V
Termijn
110.
Handeling: Het beschikken op verzoeken afwijking toe te staan van het wettelijk verplichte aantal leden van een ondernemingsraad
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 8, derde lid en art. 28
Product:
Periode: 1950-1990
Waardering: V
Termijn
111.
Handeling: Het goedkeuren van het reglement van een ondernemingsraad als bedoeld in art. 5 Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950)
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 20 en art. 28
Product:
Periode: 1950-1990
Waardering: V
Termijn
112.
Handeling: Het beslissen van geschillen in een ondernemingsraad
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 21 en art. 28; Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 54, 1971) art. 16, vierde lid
Product:
Periode: 1950-1990
Opmerking: In 1971 werd de beslissingsbevoegdheid beperkt tot geschillen over het uitnodigen van deskundigen
Waardering: V
Termijn
113.
Handeling: Het goedkeuren van besluiten van ondernemers waarmee de ondernemingsraad conform art. 27 Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 54, 1971) niet heeft ingestemd
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 27, derde en vierde lid
Product:
Periode: 1950-1990
Waardering: V
Termijn
119.
Handeling: Het desgevraagd verstrekken aan bedrijfsverenigingen en ondernemers van een opgave van ondernemers op wie een verplichting tot instelling van een ondernemingsraad rust
Grondslag: Wet van 23 augustus 1974 tot wijziging van de Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 538) art. I; Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 54, 1971) art. 46a, vierde lid
Product:
Periode: 1974-
Waardering: V
Termijn
24. Actor: (hoofd)bedrijfschap
98.
Handeling: Het aanwijzen van organisatie(s) van werknemers welke gerechtigd zijn kandidatenlijsten op te stellen voor verkiezingen van ondernemingsraadsleden
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 11. eerste lid en art. 28
Product:
Periode: 1950-
Opmerking: Indien er voor de betrokken groep ondernemingen een (hoofd-)bedrijfschap, bedoeld bij de Wet op de bedrijfsorganisatie is ingesteld, worden de aan de bedrijfscommissie toegekende taak en bevoegdheden uitgeoefend door een zodanig lichaam (tot Wijzigingwet van 1 feb. 1990, Stb. 91)
Waardering: B 5
99.
Handeling: Het bepalen dat een door de bedrijfscommissie vast te stellen aantal werknemers gerechtigd is een kandidatenlijst op te stellen voor verkiezingen van ondernemingsraadsleden
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 11, tweede lid en art. 28
Product:
Periode: 1950-
Opmerking: Indien er voor de betrokken groep ondernemingen een (hoofd-)bedrijfschap, bedoeld bij de Wet op de bedrijfsorganisatie is ingesteld, worden de aan de bedrijfscommissie toegekende taak en bevoegdheden uitgeoefend door een zodanig lichaam (tot Wijzigingwet van 1 feb. 1990, Stb. 91)
Waardering: V
Termijn
100.
Handeling: Het op verzoek van het hoofd of de bestuurder van een onderneming bepalen dat een of meer voorgestelde kandidaten voor de ondernemingsraadsverkiezingen vervangen moeten worden
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 11, zesde lid en art. 28
Product:
Periode: 1950-
Waardering: V
Termijn
101.
Handeling: Het treffen van voorzieningen in afwijking van de wet met betrekking tot het opstellen van kandidatenlijsten voor verkiezingen van ondernemingsraadsleden
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 11, derde lid en art. 28
Product: Besluit
Periode: 1950-
Waardering: B 5
102.
Handeling: Het beschikken op verzoeken van het hoofd, bestuurder of ondernemingsraad van een onderneming tot schorsing of ontslag van een gekozen ondernemingsraadslid
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 14 en art. 28
Product: Schorsings- of ontslagbesluit
Periode: 1950-
Waardering: V
Termijn
103.
Handeling: Het adviseren van de SER omtrent de verplichting tot instelling van een ondernemingsraad
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 2, vierde lid
Product: Advies
Periode: 1950-
Waardering: V
Termijn
104.
Handeling: Het na goedkeuring door de SER toekennen van andere bevoegdheden aan een of ondernemingsraden dan de in de wet genoemde
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 6, vierde lid en art. 29
Product:
Periode: 1950-1971
Waardering: V
Termijn
105.
Handeling: Het adviseren van de Sociaal Economische Raad over toekenning van andere dan de in de wet genoemde bevoegdheden aan een of meer ondernemingsraden
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 6, vierde lid en art. 28
Product: Advies
Periode: 1950-1971
Waardering: V
Termijn
106.
Handeling: Het van toepassing verklaren van de Wet op de Ondernemingsraden op onderdelen van een onderneming
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 1, tweede lid en art.28
Product:
Periode: 1950-1990
Opmerking: Vanaf 1990 wordt dit een recht van de ondernemer, Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 1990, 91) art. 4
Waardering: V
Termijn
107.
Handeling: Het voor een bepaalde tijd verlenen van ontheffing aan ondernemingen van de verplichting tot het instellen van een ondernemingsraad
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 3, eerste lid en art. 28
Product: Ontheffingsbeschikking
Periode: 1950-1990
Opmerking: Bevoegdheid gaat in 1990 over op SER
Waardering: V
Termijn
110.
Handeling: Het beschikken op verzoeken afwijking toe te staan van het wettelijk verplichte aantal leden van een ondernemingsraad
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 8, derde lid en art. 28
Product:
Periode: 1950-1990
Waardering: V
Termijn
111.
Handeling: Het goedkeuren van het reglement van een ondernemingsraad als bedoeld in art. 5 Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950)
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 20 en art. 28
Product:
Periode: 1950-1990
Waardering: V
Termijn
112.
Handeling: Het beslissen van geschillen in een ondernemingsraad
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 21 en art. 28; Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 54, 1971) art. 16, vierde lid
Product:
Periode: 1950-1990
Opmerking: In 1971 werd de beslissingsbevoegdheid beperkt tot geschillen over het uitnodigen van deskundigen
Waardering: V
Termijn
113.
Handeling: Het goedkeuren van besluiten van ondernemers waarmee de ondernemingsraad conform art. 27 Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 54, 1971) niet heeft ingestemd
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. K174, 1950), art. 27, derde en vierde lid
Product:
Periode: 1950-1990
Waardering: V
Termijn
116.
Handeling: Het opstellen van een jaarverslag voor de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 54, 1971), art. 40, eerste lid
Product: Jaarverslag
Periode: 1971-
Waardering: B 3
117.
Handeling: Het bemiddelen bij geschillen omtrent de naleving van de WOR
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 54, 1971), art. 36, vierde en vijfde lid
Product: Verslag van bevindingen
Periode: 1971-
Opmerking: In 1990 werd de rol van bedrijfscommissies bij geschillen beperkt tot alleen bemiddeling tussen de partijen.
Waardering: V
Termijn
118.
Handeling: Het goedkeuren van het voorlopig reglement van een (centrale) ondernemingsraad.
Grondslag: Wet op de Ondernemingsraden (Stb. 54, 1971), art. 48, tweede lid
Product: Besluit
Periode: 1971-1990
Waardering: V
Termijn
25. Actor: adviescommissie Bedrijfsradenwet
90.
Handeling: Het adviseren over de instelling, opheffing en samenstelling van bedrijfsraden
Grondslag: Bedrijfsradenwet 1933 (Stb. 160), art. 8, eerste en tweede lid
Product: Advies
Periode: 1945-1950 (1964)
Waardering: B 5
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2002-70-p14-SC34118.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.