Programma economische samenwerking projecten (PESP) 2002

I. Doelstelling PESP 2002

Het PESP beoogt de export door het in Nederland gevestigde bedrijfsleven (verder aan te duiden als Nederlandse bedrijven/bedrijfsleven) naar andere dan hoog geïndustrialiseerde Westerse landen1 te bevorderen met activiteiten die gericht zijn op bilaterale economische samenwerking met deze landen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken (hierna te noemen: de Staatssecretaris) kan in het kader van het PESP namens de Nederlandse Staat overeenkomsten sluiten met Nederlandse bedrijven. Met deze overeenkomsten verleent de Staatssecretaris opdracht tot uitvoering van bepaalde activiteiten die resulteren in een vroegtijdige bekendheid van de buitenlandse partij met het aanbod van het Nederlandse bedrijfsleven en die de kans op orderverwerving door het Nederlandse bedrijfsleven in de uitvoeringsfase van het project vergroten. Het PESP richt zich dan ook uitsluitend op activiteiten in de voorfase van een project. Het PESP is niet bedoeld voor het afsluiten van overeenkomsten met betrekking tot de offerte- of uitvoeringsfase van een project.

II. Definiëring activiteiten in het kader van het PESP 2002

Voor de volgende PESP-activiteiten kunnen overeenkomsten worden gesloten:

1. haalbaarheidsonderzoek

een onderzoek waarmee wordt bepaald, of het haalbaar is een project uit te voeren, waarin Nederlandse export van kapitaalgoederen, al dan niet in combinatie met diensten, van substantiële omvang gerealiseerd wordt.

2. investeringsvoorbereidingsstudie

een studie waarin de aspecten worden geanalyseerd die relevant zijn voor het nemen van een investeringsbeslissing, waarbij de kans op exportorders voor het Nederlandse bedrijfsleven vanuit het land waar de investering plaatsvindt wordt vergroot.

3. projectidentificatie-activiteit

een studie waarbij een probleemsituatie geanalyseerd wordt en mogelijke oplossingen geformuleerd worden. Een opdracht voor deze activiteit wordt echter alleen in uitzonderlijke omstandigheden verleend, zoals wanneer er in een land of regio sprake is van wederopbouw of van een vroege fase van transitie naar een open markteconomie.

III. Voorwaarden waaraan PESP-activiteiten moeten voldoen

Voorstellen voor activiteiten worden beoordeeld op de volgende aspecten:

1. De activiteit moet de bekendheid van de buitenlandse partij met het aanbod van het Nederlandse bedrijfsleven vergroten en er moet sprake zijn van een reële kans op orderverwerving van substantiële omvang door het Nederlandse bedrijfsleven in de uitvoeringsfase van het project, die door de uitvoering van de PESP-activiteit wordt vergroot. Teneinde te kunnen beoordelen in hoeverre hieraan wordt voldaan worden de resultaten van eerder uitgevoerde, met PESP-activiteiten vergelijkbare, activiteiten meegewogen.

2. Het specifieke doel van de PESP-activiteit dient zodanig te zijn geformuleerd, dat de resultaten van de PESP-activiteit daaraan kunnen worden getoetst.

3. Vóór aanvang van de PESP-activiteit moet bekend zijn wie de buitenlandse partij is die bij de desbetreffende activiteit als projectpartner betrokken zal zijn en op welke locatie(s) de PESP-activiteit zal worden uitgevoerd.

Het werkplan voor de uitvoering van de activiteit dient zodanig te zijn geconcretiseerd, dat helder is wat door wie, op welke plaats onderzocht gaat worden. De begroting van de PESP activiteit dient logisch aan te sluiten op dit werkplan.

4. De opdrachtnemer moet financieel en organisatorisch in staat zijn de opdracht uit te voeren. De opdrachtnemer moet aantonen dat er voor de uitvoering van de opdracht voldoende financiële middelen zijn, met inbegrip van het door de Staatssecretaris vast te stellen aandeel van de Staat in de kosten van de PESP-activiteit.

5. Er dienen in het desbetreffende land reële mogelijkheden te zijn voor de realisatie van het project, waarbij Nederlandse bedrijven door uitvoering van een PESP-activiteit betrokken willen worden.

Bij de beoordeling van dit aspect wordt met name gelet op:

a. De mate van prioriteit die door de overheid van het desbetreffende land wordt toegekend aan het project, waarmee de PESP-activiteit samenhangt. Deze prioriteit kan blijken uit plannen die er bestaan bij de overheid van het desbetreffende land voor de realisatie van het project (waarbij de overheid bijvoorbeeld middelen heeft gereserveerd voor de uitvoering van de PESP-activiteit en/of het daarna volgende project).

b. Financieringsmogelijkheden: voorstellen voor een PESP-activiteit dienen een indicatie te geven van de wijze waarop het na de PESP-activiteit volgende project zal worden gefinancierd (bijvoorbeeld uit middelen van de overheid van het betrokken land, bilaterale/multilaterale fondsen of door commerciële financiering). Bedrijven, die een PESP voorstel indienen, zullen tevens duidelijk dienen te maken - bijvoorbeeld op basis van eerdere ervaringen - dat de opgegeven indicatie reëel geacht kan worden.

6. De Staat wenst Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen te bevorderen. Bij de beoordeling van onder PESP ingediende projectvoorstellen zal derhalve tevens gelet worden op de aspecten milieu, omkoping en sociaal. Bij de beoordeling van een PESP voorstel zal worden bezien of het te realiseren project, ter voorbereiding waarvan onder PESP activiteiten worden verricht, geen belangrijke negatieve milieu-implicaties zal hebben. Indieners zullen tevens moeten aangeven dat er bij de uitvoering van activiteiten, waarvoor de opdracht onder PESP wordt verstrekt, geen sprake is of zal zijn van omkoping in de zin van de artikelen 177, 177a of 178a van het Wetboek van Strafrecht. Tenslotte zal, voor zover het ingediende projectvoorstel betrekking heeft op investeringsvoornemens, het risico dat bij de toepassing van de resultaten van het PESP-project de fundamentele arbeidsnormen, zoals neergelegd in de verdragen van de ILO, zullen worden geschonden, eveneens in de beoordeling worden betrokken.

IV. Procedure

Alleen een Nederlands exporterend- of investerend bedrijf of een Nederlandse instelling, samenwerkend in een consortium, waarin tenminste nog één ander Nederlands exporterend- of investerend bedrijf deelneemt, kan op eigen initiatief of op uitnodiging van de Staatssecretaris een schriftelijk voorstel doen aan de Staatssecretaris voor het sluiten van een overeenkomst in het kader van het PESP. Uitgangspunt is dat een exporterend- of investerend bedrijf tweemaal per kalenderjaar deel kan uitmaken van een consortium in het kader van een PESP-activiteit waaraan een PESP-opdracht wordt verleend.

Uit het voorstel, dat moet worden ingediend door invulling van een formulier dat bij het Agentschap Senter van het Ministerie van Economische Zaken verkrijgbaar is, moet onder meer blijken op welke wijze de voorgestelde activiteit past in de doelstelling van het PESP, in hoeverre wordt voldaan aan de voorwaarden, wat de omvang en de aard van de kosten is die met de activiteit zijn gemoeid en hoe de activiteit zal worden gefinancierd.

Het formulier dient vergezeld te gaan van de vereiste bijlagen.

De begroting van de kosten van de activiteit dient te worden opgesteld op basis van de kostenspecificatie en tariefstelling, zoals die in de toelichting bij het formulier worden uiteengezet. Alleen volledig ingevulde formulieren die compleet zijn met bijbehorende stukken, worden in behandeling genomen.

Daarbij zal er op worden toegezien, dat ingediende projectvoorstellen vergezeld gaan van een ondertekende inspanningsverklaring ten aanzien van de OESO Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen.

Wanneer een voorstel niet tot een PESP-opdracht leidt, bestaat de mogelijkheid om - minimaal drie maanden na de afwijzing - een gewijzigd voorstel in te dienen.

V. Het sluiten van overeenkomsten

De Staatssecretaris kan naar aanleiding van een voorstel voor een PESP-activiteit een overeenkomst sluiten namens de Nederlandse Staat met Nederlands een exporterend- of investerend bedrijf of een Nederlandse instelling, die daarmee opdrachtnemer wordt.

Voorstellen die niet volledig zijn of waarvan op voorhand kan worden vastgesteld dat deze niet voldoen aan de voorwaarden, komen niet in aanmerking voor het sluiten van een overeenkomst. De indiener van een dergelijk voorstel zal dan een schriftelijk bericht ontvangen dat het desbetreffende voorstel niet past in het kader van het PESP en niet verder zal worden behandeld.

Voorstellen, waarvan is vastgesteld dat ze passen in de doelstelling en voldoen aan de voorwaarden van het PESP, worden ter overweging voorgelegd aan de Staatssecretaris, mits er voor de uitvoering daarvan financiële ruimte beschikbaar is binnen het PESP-budget op de begroting van het Ministerie van Economische Zaken.

De Staatssecretaris zal tenslotte op basis van het actuele belang dat het land waar de PESP-activiteit zal plaatsvinden heeft voor de ontwikkeling van de Nederlandse export, besluiten wel dan niet in te gaan op een voorstel.

Deze laatste overweging kan betrekking hebben op aspecten als de actuele politieke situatie in het land, het exportpotentieel van de bedrijfstak waarop het projectvoorstel betrekking heeft en de concentratie van eerder goedgekeurde PESP-activiteiten per regio.

Ten behoeve van de beoordeling van deze actuele relevantie van de PESP-activiteit voor de Nederlandse export naar het desbetreffende land wordt doorgaans advies ingewonnen bij de Nederlandse ambassade in het land waar de PESP-activiteit zal worden uitgevoerd, bij het betrokken vakdepartement, of, indien nodig, bij een onafhankelijke deskundige.

Wanneer de Staatssecretaris heeft besloten om in te gaan op een voorstel voor een PESP-activiteit, doet de Staatssecretaris namens de Nederlandse Staat aan de beoogde opdrachtnemer een schriftelijk voorstel tot het sluiten van een overeenkomst door middel van een brief. Door ondertekening en retournering van deze opdrachtbrief verklaart de opdrachtnemer zich akkoord met de voorwaarden van de opdracht van de Staatssecretaris. In deze opdrachtbrief wordt onder meer bepaald welke activiteit zal worden uitgevoerd, de hoogte van de voorlopige opdrachtsom, de eventuele specifieke voorwaarden die aan de opdracht worden verbonden, en het aandeel van de Staat in de kosten van de uitvoering van de opdracht.

In de opdrachtbrief wordt bepaald dat eventuele algemene voorwaarden van de opdrachtnemer niet van toepassing zijn, tenzij deze uitdrukkelijk geheel of gedeeltelijk van toepassing worden verklaard.

Bij de opdrachtverlening wordt de voorlopige opdrachtsom op basis van de door de Staatssecretaris goedgekeurde begrote kosten vastgesteld. De voorlopige opdrachtsom is inclusief eventueel verschuldigde BTW indien die door de opdrachtnemer niet via zijn voordruk kan worden verrekend.

Het aandeel van de Staat in de kosten van de opdracht wordt bij opdrachtverlening niet hoger vastgesteld dan 2/3 deel van de voorlopige opdrachtsom tot een maximum van € 140 000 of, indien deze lager is, het drempelbedrag waarboven volgens de EG-regelgeving voor opdrachten voor diensten door de Rijksoverheid moet worden aanbesteed2 en kan in geen geval meer bedragen dan het verschil tussen de voorlopige opdrachtsom en de door opdrachtnemer en derden toegezegde financiële bijdragen ten behoeve van de uitvoering van de PESP-activiteit. De opdrachtsom voor activiteiten die in het kader van de invulling van een bilaterale overeenkomst inzake economische samenwerking tussen Nederland en een ander land uitgevoerd worden, kan in uitzonderlijke gevallen op een hoger bedrag worden vastgesteld dan € 140 000 respectievelijk de drempel waarboven volgens de EG-regelgeving voor opdrachten voor diensten door de Rijksoverheid moet worden aanbesteed, indien er naar het oordeel van de Staatssecretaris sprake is van een voor de betrokken ondernemers daadwerkelijk belangrijke afzetmarkt, waarbij het tevens moet gaan om activiteiten in het voortraject van een order met strategisch belang voor het behoud of de versterking van de marktpositie van de mogelijk in het vervolgtraject betrokken bedrijven. Wijzigingen gedurende de uitvoering van de opdracht die leiden tot afwijking van de voorwaarden van de overeenkomst dienen ter voorafgaande goedkeuring aan de Staatssecretaris te worden voorgelegd. Gelet op het belang dat het Ministerie van Economische Zaken heeft bij het laten uitvoeren van de opdracht, wordt de Staat eigenaar van de resultaten van de opdracht.

Het wordt daarom ook beleidsmatig van belang geacht om de opdrachtverlening en de resultaten van de PESP-activiteiten op de internetsite van Senter te publiceren.

VI. Wijze van afrekening

Definitieve vaststelling van de opdrachtsom vindt plaats na afronding van de PESP-activiteit en na overlegging door de opdrachtnemer van een eindrapportage over de uitgevoerde PESP-activiteit. Daarnaast kunnen tussentijds voortgangsrapportages worden verlangd.

Het eindrapport wordt beoordeeld waarbij tevens wordt vastgesteld of de opdrachtnemer de opdracht conform de overeenkomst en het werkplan heeft uitgevoerd. Na acceptatie van het eindrapport door de Staatssecretaris en indiening van de einddeclaratie door de opdrachtnemer gaat de Staatssecretaris over tot eindafrekening. Bij de eindafrekening wordt eerst de definitieve opdrachtsom vastgesteld, op grond waarvan de Staatssecretaris vervolgens het door de Staat te vergoeden aandeel in de definitieve opdrachtsom vaststelt conform de overeenkomst. De definitieve opdrachtsom wordt vastgesteld op basis van de totale werkelijk gemaakte en betaalde kosten tijdens de overeengekomen uitvoeringsperiode voor de PESP-activiteit.

Het aandeel van de Staat in de definitieve opdrachtsom wordt vastgesteld met inachtneming van het met de Staatssecretaris overeengekomen percentuele aandeel in de opdrachtsom, doch maximaal ter hoogte van het aandeel van de Staat in de voorlopige opdrachtsom en maximaal ter hoogte van het verschil tussen de definitieve opdrachtsom en de ten behoeve van de uitvoering van de PESP-activiteit door opdrachtnemer en derden toegezegde en/of verkregen financiële bijdragen. Bij de einddeclaratie wordt een accountantsverklaring verlangd, tenzij anders is aangegeven.

VII. Inwerkingtreding

Het `Programma Economische Samenwerking Projecten 2002' (PESP 2002) treedt in werking met ingang van de tweede dag na publicatie. Vanaf die datum zal ik namens de Nederlandse Staat overeenkomsten gaan sluiten onder de daarin genoemde voorwaarden. Vanaf deze datum wordt het Programma Economische Samenwerking Projecten 1999 (Stcrt. 36, februari 1999) derhalve niet langer toegepast.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,G. Ybema.

1 De volgende landen vallen buiten de doelstelling van het PESP: Australië, België, Canada, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Japan, Luxemburg, Nederland (excl. Nederlandse Antillen en Aruba), Nieuw Zeeland, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Verenigde Staten van Amerika, IJsland, Zweden en Zwitserland.

2 Dit drempelbedrag wordt door de EG tweejaarlijks aangepast. Per 1 januari 2002 is de drempel vastgesteld op € 162.293,-.

Toelichting

Het PESP is een financiële faciliteit van het Ministerie van Economische Zaken die beoogt de kans op verwerving van exportorders door het Nederlandse bedrijfsleven naar andere dan hoog geïndustrialiseerde Westerse landen te vergroten. In dit kader kan de Staat overeenkomsten sluiten met Nederlandse bedrijven voor uitvoering van activiteiten waarbij, door samenwerking van Nederlandse bedrijven met buitenlandse bedrijven en/of overheden, de betrokken buitenlandse partijen bekend worden gemaakt met het aanbod van Nederlandse bedrijven.

De belangstelling voor het PESP blijft een steeds hogere vlucht nemen. Dit maakt een nog terughoudender budgettaire opstelling en een strikte toetsing van voorstellen voor activiteiten onder het PESP door het Nederlandse bedrijfsleven noodzakelijk. Het maximale aandeel van de Staat in de kosten van de opdracht is daarom gehandhaafd op het niveau van de afgelopen twee jaren. De PESP-activiteiten zijn in het PESP 2002 nadrukkelijk gericht op het genereren van Nederlandse export. De beoordeling van volledige en kwalitatief goede PESP-voorstellen, aan de hand van de geldende criteria, zal nog nauwgezetter moeten plaatsvinden. Daarbij zal er nadrukkelijk op worden toegezien dat PESP-voorstellen duidelijk op het genereren van Nederlandse export van substantiële omvang zijn gericht. Dit zal onder meer moeten blijken uit het exportpotentieel, waarbij als uitgangspunt zal gelden dat het exportpotentieel waarover de indienende exporterende bedrijven van het voorstel voor de PESP-activiteit beschikken minimaal tien maal het aandeel van de Staat in de PESP-activiteit zal moeten bedragen, uit de beschikbaarheid van vervolgfinanciering en uit het feit dat meerdere bedrijven fysiek en financieel bij de PESP-activiteit betrokken zijn. Ook zal worden getoetst of nieuwe PESP-voorstellen een duidelijke meerwaarde hebben vergeleken met eerdere soortgelijke activiteiten die onder het PESP hebben plaatsgevonden.

De Staat wenst Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen te bevorderen. Bij de beoordeling van PESP-projectvoorstellen zal daarom ook gelet worden op de aspecten milieu, omkoping en sociaal en zal van bedrijven een intentieverklaring gevraagd worden om de OESO Richtlijnen voor multinationale ondernemingen (2000) naar vermogen in zijn onderneming toe te passen.

Naar boven