Regeling zoeken, rapen en beschermen van kievitseieren Flora -en faunawet

28 maart 2002

Nr. TRCJZ/2002/4535

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

in overeenstemming met de gedeputeerde staten van de provincies Drenthe Utrecht en Friesland;

Gelet op artikel 60, eerste, tweede en vierde lid, van de Flora -en faunawet;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt onder wet verstaan: Flora -en faunawet.

Artikel 2

In de periode van 1 maart tot en met 8 april kunnen gedeputeerde staten aan erkende samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers ontheffing verlenen van het verbod van artikel 12 van de wet ten behoeve van het zoeken en rapen van eieren van de kievit (Vanellus Vanellus).

Artikel 3

Gedeputeerde Staten kunnen ieder voorzover het hun provincie betreft samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers erkennen indien zij:

a. de rechtsvorm van rechtspersoon als bedoeld in artikel 2:3 van het Burgerlijk Wetboek bezitten en

b. de zorg van het betreffende samenwerkingsverband zich uitstrekt over een gebied van minimaal 5000 ha. in de betreffende provincie dat is aangegeven op een kaart van 1:50.000.

Artikel 4

Onverminderd artikel 60, derde lid, van de wet, worden aan de ontheffingen de volgende voorschriften verbonden:

a. het erkende samenwerkingsverband van weidevogelbeschermers verleent aan een ieder die daartoe een verzoek heeft ingediend toestemming voor het zoeken en het rapen van kievitseieren door afgifte van een persoonsgebonden en van een uniek nummer voorziene eierzoekkaart;

b. een houder van een eierzoekkaart als bedoeld in het eerste lid raapt in de in artikel 2 vastgestelde periode niet meer dan 15 eieren;

c. het is verboden zich bij het zoeken en rapen van kievitseieren door één of meer honden te doen vergezellen;

d. een eierzoekkaart wordt niet ver-strekt indien in enig voorafgaand jaar niet voldaan is aan de op grond van artikel 60, derde lid, van de wet, verplichte beschermingsactiviteiten of indien misbruik, verkeerd gebruik of andere onregelmatigheden zijn geconstateerd;

e. het erkende samenwerkingsverband van weidevogelbeschermers registreert de verstrekte eierzoekkaarten, het aantal geraapte eieren, en brengt de gevonden maar niet geraapte eieren, het aantal broedparen alsmede de aard en omvang van de beschermingsactiviteiten in kaart en;

f. uiterlijk 1 oktober van elk jaar worden de gegevens bedoeld onderdeel e, aan gedeputeerde staten van de betreffende provincie ter beschikking gesteld.

Artikel 5

De beschermingsactiviteiten als bedoeld in artikel 60, derde lid, van de wet, die door of vanwege een houder van een eierzoekkaart na tussenkomst van het erkende samenwerkingsverband van weidevogelbeschermers die de eierzoekkaart heeft verstrekt, worden verricht hebben tot doel te voorkomen dat nesten en legsels van weidevogels worden vernield of beschadigd door landbouwwerkzaamheden of door vee en kunnen bestaan uit:

• het markeren van nesten of

• het plaatsen van nestbeschermers.

Artikel 6

1. Gedeputeerde staten onderzoeken of laten onderzoeken aan de hand van de op grond van artikel 4, onderdeel e, verkregen gegevens wat de effecten van het zoeken, rapen en de beschermingsactiviteiten zijn voor de populatie kieviten in de provincie.

2. Uiterlijk 1 februari van elk jaar stellen gedeputeerde staten de resultaten van het in het eerste lid bedoeld onderzoek ter beschikking van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

3. Indien uit het in het eerste lid bedoelde onderzoek blijkt dat er sprake is van een negatief effect voor de populatie kieviten in de provincie treft gedeputeerde staten die het aan gaat de nodige maatregelen om dit negatieve effect ongedaan te maken.

Artikel 7

1. Voor de periode van 1 april tot en met 8 april 2002 gelden de Bond van Friese Vogelbeschermings Wachten, in de provincie Friesland en de Vereniging van Weidevogelbeheerders Vanellus Vanellus, in de provincies Drenthe en Utrecht als erkende samenwerkingsverbanden als bedoeld in artikel 3 van dit besluit, aan hen wordt voor die periode een ontheffing verleend als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de wet waarop het bepaalde in deze regeling niet van toepassing is.

2. De door de in het eerste lid genoemde samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers verstrekte eierzoekkaarten op grond van artikel 4, van de Regeling zoeken en rapen van kievitseieren (Stcr. 21 februari 1994, nr. 37) blijven voor de periode 1 april tot en met 8 april 2002 van kracht.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2002.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling zoeken, rapen en beschermen van kievitseieren Flora -en faunawet.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,G.H. Faber.

Toelichting

Deze regeling dient ter uitvoering van artikel 60 van de Flora -en faunawet (stb. 402).

Deze wet strekt er onder meer toe uitvoering te geven aan Richtlijn (EEG) 79/409 van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand (de Vogelrichtlijn). Het is derhalve van belang dat het zoeken en rapen van kievitseieren wordt toegestaan in overeenstemming met de uitgangspunten en criteria van de Vogelrichtlijn.

Onlangs heeft de Europese Commissie Nederland in gebreke gesteld ten aanzien van het rapen van kievitseieren. De commissie merkt hierbij op dat de Vogelrichtlijn afwijkingen van het algemene verbod op het wegnemen van eieren toestaat, maar dergelijke afwijkingen moeten aan strikte voorwaarden voldoen. De Commissie stelt dat in Nederland ieder jaar ongeveer 8000 mensen eieren mogen rapen zonder dat hierbij beperkingen gelden voor het aantal eieren dat mag worden weggenomen. De commissie erkent dat er aan deze traditionele praktijk ook positieve aspecten verbonden zijn, zoals de nestbescherming van weidevogels, maar zij is er niet van overtuigd dat aan alle voorwaarden inzake afwijkingen is voldaan.

De Europese Commissie baseert zich op de Regeling zoeken en rapen van kievitseieren op grond van artikel 17 van de Vogelwet 1936. Met de inwerkingtreding van de Flora -en faunawet per 1 april 2002 komt deze regeling te vervallen. De onderhavige regeling vervangt de genoemde regeling.

Met de onderhavige regeling wordt tegemoet gekomen aan de door de Europese Commissie geuite bezwaren betreffende het rapen van kievitseieren. Op grond van deze regeling is het rapen van eieren slechts toegestaan als vorm van verstandig gebruik in kleine hoeveelheden, selectief en onder strikt gecontroleerde omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Vogelrichtlijn.

Zo is in artikel 4, onder b, van dit besluit bepaald dat een ieder die toestemming heeft eieren te rapen in de periode van 1 maart tot en met 8 april niet meer dan 15 eieren mag rapen.

Om tegemoet te komen aan de eis van de gecontroleerde omstandigheden is in artikel 4, onder e, van dit besluit opgenomen dat aan de erkende samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers door gedeputeerde staten slechts een ontheffing wordt verleend onder, onder meer, de voorwaarden dat zij de verstrekte eierzoekkaarten en het aantal geraapte eieren registreren en de gevonden en niet geraapte als mede de aard en omvang het aantal broedparen en van de nestbeschermingsactiviteiten in kaart brengen. In artikel 5, eerste lid, van dit besluit is bepaald dat gedeputeerde staten op grond van de hierboven genoemde gegevens onderzoek doen of laten doen naar de effecten van zoeken rapen en de beschermingsactiviteiten op de populatie kieviten in de provincie. Om een goed beeld te krijgen van de effecten van het zoeken en rapen van kievitseieren en de nestbeschermingsactiviteiten op de populatie kieviten in de provincie verdient het aanbeveling om bij dit onderzoek ook andere oorzaken voor de sterfte van kieviten zoals predatie en landbouwwerkzaamheden te betrekken. Indien uit dit onderzoek blijkt dat het zoeken, rapen en de nestbeschermingsactiviteiten een negatief effect hebben op de populatie kieviten in de provincie dienen gedeputeerde staten ingevolge het derde lid van artikel 5 de nodige maatregelen te treffen om dit negatieve effect ongedaan te maken. In het uiterste geval zou dit kunnen betekenen dat in de betreffende provincie geen ontheffingen als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Flora - en faunawet worden verleend en reeds verleende ontheffingen worden ingetrokken. Bij een gering negatief effect kan er ook gedacht worden aan het stellen van extra eisen aan de nestbeschermingsactiviteiten om het geringe negatieve effect ongedaan te maken. In artikel 6 van dit besluit is aangegeven dat nestbeschermingsactiviteiten tot doel hebben te voorkomen dat nesten en legsels van weidevogels worden vernield of beschadigd door landbouwwerkzaamheden of door vee en kunnen bestaan uit het markeren van nesten of het plaatsen van nestbeschermers. Hoewel in deze geen nadere omschrijving is gegeven van het begrip weidevogels, ligt het in de rede dat de beschermingsactiviteiten met name de nesten en legsels van kieviten, grutto's, tureluurs, scholeksters, kemphanen en watersnippen betreffen.

Voor de periode 1 april tot en met 8 april 2002 geldt voor de Provincies Drente en Friesland een overgangsperiode. Tot 1 april 2002 geldt immers de oude regeling op basis van de Vogelwet 1936 nog. Om niet in de raaptijd een geheel ander regiem te laten gelden is voor de laatste week van de raaptijd in 2002 bepaald dat aan die organisaties, die op grond van oude regeling bevoegd waren een eierzoekkaart af te geven, geacht wordt een ontheffing te zijn verleend als bedoeld in artikel 60, eerste lid, van de Flora -faunawet en blijven de eierzoekkaarten op grond van de oude regeling voor deze periode van kracht. Dit overgangsrecht is niet vastgesteld voor de overige provincies daar de gedeputeerde staten van deze provincies niet tijdig schriftelijk hebben ingestemd met het vaststellen van dit overgangsrecht. Voor het vaststellen van dit overgangsrecht is deze instemming vereist aangezien met dit overgangsrecht getreden wordt in de bevoegdheid van gedeputeerde staten.

Over een concept van de onderhavige regeling is advies gevraagd aan Vogelbescherming Nederland, de bond van Friese Vogelbeschermering Wachten (BFVW), de Vereniging van weidevogelbeheerders Vanellus vanellus.

De Vogelbescherming Nederland adviseert om het overgangsrecht te schrappen. Zij meent dat dit in strijd is met de wet en leidt tot een overhaaste invoering van de regeling. Van strijd met de wet en een overhaaste invoering is in deze echter geen sprake. Door de Vogelbescherming Nederland is verder aangegeven dat de regeling onvoldoende waarborgt dat het zoeken en rapen van kievitseieren slechts onder strikt gecontroleerde omstandigheden kan plaatsvinden. Zij doet aanbevelingen waardoor dit beter geregeld zou kunnen worden, zo zou onder meer in de regeling bepaalt moeten worden dat er alleen kievieteieren gezocht en geraapt mogen worden als er vooraf een schriftelijke toestemming is verleend door de grondgebruiker. Ingevolge artikel 60 ,derde lid van de Flora -en faunawet is het echter aan gedeputeerde staten om dit bij de ontheffingverlening te bepalen.

De Vereniging van weidevogelbeheerders Vanellus vanellus en de BFVW laten weten de beperking van het aantal te rapen eieren oncontroleerbaar en in strijd met het doel van de regeling te vinden. Deze beperking is echter noodzakelijk om te kunnen voldoen aan het criterium kleine hoeveelheid als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder c, van de Vogelrichtlijn. Mede naar aanleiding van het advies van de BFVW is als datum waarop de door de erkende samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers verzamelde gegevens bij de gedeputeerde staten ingediend moeten worden gesteld op 1 oktober van ieder jaar.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

G.H. Faber.

Naar boven