Mandaat Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees

22 maart 2002

Nr. TRCJZ/2002/3935

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Besluit:

Artikel 1

De directeur en plaatsvervangend directeur van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees worden gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende:

a. het verlenen, schorsen of intrekken van erkenningen verleend aan vervoersondernemingen als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van het Besluit dierenvervoer 1994;

b. de ontheffing van het verbod, bedoeld in artikel 68 van de Veewet voorzover het betreft de uitvoer van vlees van kalveren die op een leeftijd van meer dan 42 dagen zijn ingevoerd;

c. de ontheffing van het verbod, bedoeld in artikel 69 van de Veewet voorzover het betreft de wederuitvoer van uit derde landen ingevoerde vleesproducten;

d. de ontheffing van het verbod, bedoeld in artikel 1a van de Regeling in- en doorvoer vlees 1979;

e. de ontheffing van het verbod, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Regeling in- en doorvoer van pluimveeproducten 1993;

f. de ontheffing van het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste en tweede lid, van de Regeling keuring en handel dierlijke producten, ter zake van de uitvoer van gehakt van pluimvee bestemd voor lid-staten van de Europese Unie en de invoer van vleesbereidingen van pluimveevlees uit derde landen;

g. besluiten inzake de registratie en erkenning van entrepots, bedoeld in artikel 2.23d van de Regeling keuring en handel dierlijke producten;

h. het verlenen, opschorten en intrekken van erkenningen van slachthuizen, uitsnijderijen, koel- en vrieshuizen, werkplaatsen en vrij-wildverwerkingsinrichtingen;

i. de toestemming voor het laten vervaardigen en in voorraad hebben van merken en het voorhanden hebben van stempels en werktuigen daarvoor;

j. het registreren en doorhalen dan wel niet-erkennen van registraties van handelaren;

k. het registreren en doorhalen dan wel niet-erkennen van registraties van inrichtingen als bedoeld in hoofdstuk 11 van de Regeling keuring en handel dierlijke producten;

l. het vaststellen van een model voor een aanvraagformulier als bedoeld in artikel 2.60 van de Regeling keuring en handel dierlijke producten;

m. het verlenen en intrekken van erkenningen van verzamelcentra, inrichtingen, instellingen, instituten, quarantainevoorzieningen of -stations, centra, spermacentra, wincentra of -stations, embryoteams, runderembryo (productie)-teams en lokalen voor de opslag van runderembryo's als bedoeld in de Regeling handel levende dieren en levende producten;

n. het toelaten en intrekken van de toelating van slachthuizen als bedoeld in artikel 2.64 van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

o. de ontheffing van het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste en tweede lid, van de Regeling handel levende dieren en producten en in artikel 77, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, voor het zonder handelsoogmerk buiten en in Nederland brengen van gezelschapsdieren die worden begeleid door een natuurlijke persoon die voor de dieren verantwoordelijk is;

p. de ontheffing van het verbod op in- en uitvoer van ziekteverwekkers, bedoeld in artikel 2.1 van de Regeling keuring en handel dierlijke producten en van het verbod op de invoer van entstoffen, bedoeld in artikel 2.1 van de Regeling handel levende dieren en levende producten;

q. de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 86 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

r. besluiten inzake de Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000, alsmede ontheffing op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het bepaalde in die regeling;

s. besluiten inzake de Regeling varkensleveringen, alsmede ontheffing op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het bepaalde in die regeling;

t. besluiten om in plaats van de bestuursdwang van artikel 106 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren toe te passen een last onder dwangsom als bedoeld in artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht op te leggen;

u. besluiten inzake de toelating tot de uitoefening van de diergeneeskunde in volle omvang als bedoeld in artikel 3 van de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde;

v. besluiten inzake de toelating tot de uitoefening van de diergeneeskunde in beperkte omvang als bedoeld in de artikelen 2, 6, 9 en 12 van het Besluit paraveterinairen;

w. besluiten inzake de Erkenningsregeling productie en opslag dierlijke eiwitten 2001;

x. besluiten inzake de Regeling halteplaatsen;

y. artikel 1 van de Regeling noodvaccinatie mond- en klauwzeer 2001;

z. besluiten inzake de Regeling compartimentering Nederland mond- en klauwzeer 2001 III;

aa. besluiten inzake de Regeling verbodsbepalingen aangewezen toezichtsgebieden mond- en klauwzeer 2001 II;

bb. besluiten inzake de Regeling uitvoerverbod vee en bepaalde dierlijke producten mond- en klauwzeer 2001 II;

cc. besluiten inzake de Regeling herbevolking mond- en klauwzeer 2001;

dd. ontheffingen op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het bepaalde in de Regeling vaccinatie Newcastle disease ten behoeve van gewetensbezwaarden die op 30 juni 2001 beschikten over een ontheffing van de verplichting tot vaccinatie tegen Newcastle disease die is verleend op basis van de Verordening N.C.D.-bestrijding 1976 van het Landbouwschap;

ee. ontheffingen op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het bepaalde in de Regeling vaccinatie Newcastle disease ten behoeve van instituten als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de dierproeven;

ff. de uitgifte van legitimatiebewijzen als bedoeld in artikel 5:12 van de Algemene wet bestuursrecht aan ambtenaren van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees;

gg. besluiten inzake verzoeken om schadevergoeding in verband met door ambtenaren van de RVV genomen keuringsbeslissingen ter uitvoering van door de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij vastgestelde regelingen, tot bedragen van ten hoogste € 3.500,-;

hh. de vaststelling van vergoedingen op grond van de Regeling tarieven keuring vlees en vleesprodukten 1993;

ii. de vaststelling van vergoedingen op grond van de Regeling RVV-tarieven Gezondheids- en welzijnswet voor dieren 1994;

jj. de vaststelling van vergoedingen op grond van de Regeling vergoeding werkzaamheden op verzoek 1993;

kk. de vaststelling van vergoedingen op grond van het Besluit tarieven in- en doorvoer veeprodukten 1993;

ll. de vaststelling van vergoedingen op grond van de Regeling tarieven in- en doorvoer overige produkten 1993;

mm. de vaststelling van vergoedingen op grond van de Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000;

nn. de beantwoording van aan de Minister gerichte individuele brieven, het werkterrein van zijn directie betreffende voorzover het antwoord zich beperkt tot een beschrijving van vigerend beleid en niet van politieke betekenis is, terwijl ook overigens uit de aard en inhoud van de desbetreffende brieven niet voortvloeit dat de beantwoording door de Minister persoonlijk of namens deze door de secretaris-generaal dient te worden ondertekend.

Artikel 2

De directeur, de plaatsvervangend directeur, de kringdirecteuren en de plaatsvervangend kringdirecteuren van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees worden gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende:

a. het verzoek aan de kantonrechter, bedoeld in artikel 88, tweede lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;

b. besluiten als bedoeld in de Regeling inzake hygiënevoorschriften besmettelijke dierziekten 2000, alsmede ontheffing op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het bepaalde in die regeling;

c. aanwijzingen als bedoeld in artikel 4 van de Regeling dioxine in vleeskuikenouderdieren en vleeskuikens;

d. ontheffingen als bedoeld in artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van een op grond van artikel 30, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren geldend vervoersverbod dat is vastgesteld wegens een uitbraak van een aangewezen dierziekte;

e. ontheffingen op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het verbod, bedoeld in artikel 2.1, eerste en tweede lid, van de Regeling handel levende dieren en levende producten en in artikel 77, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, in verband met het grensbeweiden van vee in België en Duitsland;

f. ontheffingen op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het verbod, bedoeld in de artikelen 9a, eerste lid, en 9k, eerste lid, van de Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000, in verband met het houden van tentoonstellingen en stamboekkeuringen van runderen, schapen en geiten.

g. ontheffingen op grond van artikel 107 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van het verbod, bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Regeling aanvullende voorschriften besmettelijke dierziekten, in verband met het houden van tentoonstellingen en stamboekkeuringen van runderen, schapen en geiten.

h. het besluit tot toepassing van bestuursdwang van de artikelen 106 en 117 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en artikel 96 van de Veewet, alsmede om ambtenaren van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan te wijzen die de beslissing tot bestuursdwang uitvoeren;

i. de uitvoering, bedoeld in artikel 27 van de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002, alsmede om ambtenaren van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan te wijzen die dit besluit uitvoeren.

Artikel 3

De keuringsdierenartsen van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees worden gemachtigd om namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij te beslissen en stukken te ondertekenen betreffende het besluit tot de uitvoering, bedoeld in artikel 27 van de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002 met betrekking tot op een slachthuis aangevoerde runderen.

Artikel 4

De ondertekening, bedoeld in de artikelen 1 tot en met 3, luidt:

`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,

voor deze:

DE DIRECTEUR VAN DE RIJKSDIENST VOOR DE KEURING VAN VEE EN VLEES,',

onderscheidenlijk

`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,

voor deze:

DE PLAATSVERVANGEND DIRECTEUR VAN DE RIJKSDIENST VOOR DE KEURING VAN VEE EN VLEES,',

onderscheidenlijk

`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,

voor deze:

DE KRINGDIRECTEUR VAN DE RIJKSDIENST VOOR DE KEURING VAN VEE EN VLEES,',

onderscheidenlijk

`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,

voor deze:

DE PLAATSVERVANGEND KRINGDIRECTEUR VAN DE RIJKSDIENST VOOR DE KEURING VAN VEE EN VLEES,',

onderscheidenlijk

`DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,

voor deze:

DE KEURINGSDIERENARTS VAN DE RIJKSDIENST VOOR DE KEURING VAN VEE EN VLEES,'.

Artikel 5

Voorzover een aangelegenheid als bedoeld in de artikelen 1 en 2 behoort tot het takenpakket van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, geschiedt het nemen van beslissingen of ondertekenen van stukken betreffende die aangelegenheden namens de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 6

Indien artikel 5 van toepassing is, luidt de ondertekening, bedoeld in de artikelen 1 tot en met 3 in afwijking van artikel 4:

`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,

voor deze:

DE DIRECTEUR VAN DE RIJKSDIENST VOOR DE KEURING VAN VEE EN VLEES,',

onderscheidenlijk

`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,

voor deze:

DE PLAATSVERVANGEND DIRECTEUR VAN DE RIJKSDIENST VOOR DE KEURING VAN VEE EN VLEES,',

onderscheidenlijk

`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,

voor deze:

DE KRINGDIRECTEUR VAN DE RIJKSDIENST VOOR DE KEURING VAN VEE EN VLEES,',

onderscheidenlijk

`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,

voor deze:

DE PLAATSVERVANGEND KRINGDIRECTEUR VAN DE RIJKSDIENST VOOR DE KEURING VAN VEE EN VLEES,' ,

onderscheidenlijk

`DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ,

voor deze:

DE KEURINGSDIERENARTS VAN DE RIJKSDIENST VOOR DE KEURING VAN VEE EN VLEES,'.

Artikel 7

Het besluit van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van 29 mei 2001 (Stcrt. 2001, nr. 103), nr. TRCJZ/2001/7518, houdende mandaatverlening aan ambtenaren van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees, wordt ingetrokken.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2002.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

's-Gravenhage, 22 maart 2002.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,L.J. Brinkhorst.

Een belanghebbende kan binnen zes weken na bekendmaking van dit besluit bezwaar maken bij de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Het bezwaarschrift wordt gezonden aan het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, t.a.v. de Afdeling Rechtsbescherming, Postbus 20401, 2500 EK Den Haag.

Toelichting

Per 1 januari 2002 is de Regeling uitvoering EG-Verordening 494/98 vervangen door artikel 27 van de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002.

In artikel 2, onderdeel g, en artikel 3 van het aan de ambtenaren van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (RVV) verleende mandaat wordt thans de Regeling uitvoering EG-Verordening 494/98 vervangen door artikel 27 van de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002.

In artikel 2, onderdeel e, wordt het mandaat van de kringdirecteuren en de plaatsvervangend kringdirecteuren van de RVV uitgebreid met ontheffingen, in verband met het grensbeweiden van vee in België en Duitsland. Voorheen waren slechts de directeur en de plaatsvervangend directeur van de RVV gemandateerd deze besluiten te nemen.

In artikel 2, onderdelen f en g, wordt het mandaat van de kringdirecteuren en de plaatsvervangend kringdirecteuren van de RVV uitgebreid met ontheffingen, benodigd voor het tentoonstellen en stamboekkeuringen van runderen, schapen en geiten. Andere ontheffingen van de Regeling betreffende het bijeenbrengen van dieren 2000 dan voor het tentoonstellen van runderen, schapen en geiten kunnen op grond van artikel 1, onderdeel r, van dit besluit slechts door de directeur en de plaatsvervangend directeur van de RVV in mandaat worden genomen.

Aan het mandaat van de directeur RVV wordt in artikel 1, onderdelen dd en ee, toegevoegd het mandaat ontheffing te verlenen van het bepaalde in de Regeling vaccinatie Newcastle disease. Deze regeling is op 1 juli 2001 in de plaats getreden van een vergelijkbare regeling van het Landbouwschap. Onder het regime van de oude regeling was aan een beperkte groep pluimveehouders ontheffing verleend in verband met religieuze gewetensbezwaren. Aan degenen die over een ontheffing van het voormalige Landbouwschap beschikten, zal desgevraagd een nieuwe ontheffing worden verleend. Anderen komen niet voor een dergelijke ontheffing in aanmerking. Artikel 1, onderdeel dd, ziet op deze gevallen. In artikel 1, onderdeel ee, wordt mandaat verleend voor ontheffingen van dezelfde regeling, maar dan voor instituten waar dierproeven met pluimvee worden gedaan.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L.J. Brinkhorst.

Naar boven