Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2002, 58 pagina 12 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Financiën | Staatscourant 2002, 58 pagina 12 | Overig |
18 maart 2002
DGB2002/1499M
Directoraat-generaal Belastingdienst Team particulieren en formeel recht
De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.
Dit besluit is een herziene versie van het besluit van 1 april 1998, nr. AFZ98/1128 (Stcrt. 1998, 70). Het besluit is geactualiseerd voor de toepassing van de Wet inkomstenbelasting 2001, de sinds 1997 verplichte dividendrenseignering en op enkele organisatorische punten.
1.0. Voorschrift verzoeken om informatie over derden bij banken
Het Voorschrift verzoeken om informatie over derden bij banken bevat beleidsregels met betrekking tot de toepassing van de artikelen 53, eerste lid, onder a, tweede lid en derde lid, 49 en 56 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR), de artikelen 62, 60 en 63a van de Invorderingswet 1990, artikel 10.8 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001, artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit inkomstenbelasting 2001, de inlichtingenbepalingen in de internationale, interregionale en supranationale regelingen met betrekking tot de heffing en/of de invordering van belastingen waarbij Nederland partij is, alsmede de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (hierna: WIB).
De bepalingen van dit hoofdstuk hebben betrekking op het gehele Voorschrift.
Het Voorschrift geeft aan op welke wijze de Belastingdienst om informatie over derden verzoekt met betrekking tot bancaire activiteiten en op welke wijze de banken daaraan moeten voldoen. Het Voorschrift vindt geen toepassing ten aanzien van niet-bancaire activiteiten.
Bank: Kredietinstelling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, sub a van de Wet toezicht kredietwezen 1992. Onder bank wordt tevens verstaan een vennootschap met een in aandelen verdeeld kapitaal, waarin een instelling als hiervoor genoemd een belang heeft van honderd percent, en die nagenoeg uitsluitend bancaire activiteiten verricht.
Bancaire activiteiten: De activiteiten, die zijn genoemd in de bijlage bij dit Voorschrift.
Hoofd van de eenheid: De ambtenaar als zodanig aangeduid in de Uitvoeringsregeling Belastingdienst. Stcrt. 1994, 114.
Informatie: Het verstrekken van gegevens en inlichtingen dan wel het beschikbaar stellen ter raadpleging van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers als bedoeld in de artikelen 53, eerste lid, onder a, tweede lid en derde lid, jo. 47 van de AWR en de artikelen 62 jo. 58 van de Invorderingswet 1990.
Ministerie: Ministerie van Financiën.
Niet-ingezetene: Persoon die of lichaam dat niet in Nederland woonachtig of gevestigd is.
1.2. Hoofdstuk 2. AWR en Invorderingswet 1990
Een verzoek om informatie kan uitsluitend worden gedaan in gevallen waarin een Nederlands heffings- of invorderingsbelang wordt vermoed ten aanzien van een derde. Als een derde wordt niet aangemerkt een met de bank verbonden lichaam als bedoeld in artikel 10a, vierde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
In verband met de op de ambtenaar van de Belastingdienst rustende wettelijke geheimhoudingsplicht kan motivering van een verzoek om informatie slechts inhouden dat die informatie van belang kan zijn voor de belastingheffing dan wel invordering ten aanzien van derden.
Alvorens een verzoek om informatie te doen bij de bank, tracht de Belastingdienst de benodigde gegevens te verkrijgen van de betrokken derde. Indien verkrijging van de benodigde gegevens van deze derde zelf niet mogelijk is wordt deze door de Belastingdienst in de gelegenheid gesteld die gegevens bij de bank te verzamelen.
Pas nadien wendt de Belastingdienst zich met een verzoek om informatie tot de bank.
In afwijking van het bepaalde in 4.0 wendt de Belastingdienst zich rechtstreeks tot de bank indien naar het oordeel van het desbetreffende hoofd van de eenheid het belang van het onderzoek niet toestaat dat de procedure als bedoeld in paragraaf 4.0 wordt gevolgd.
Het verzoek om informatie wordt schriftelijk - onder vermelding dat aan paragraaf 4.0 is voldaan dan wel dat paragraaf 4.1 toepassing vindt - gedaan, door middel van een door het desbetreffende hoofd van de eenheid ondertekend verzoek, bij het lokale kantoor (algemene banken) of het hoofdkantoor (hypotheekbanken), dan wel bij het juridisch zelfstandige plaatselijke kantoor (coöperaties). In het verzoek wordt vermeld op welke wettelijke bepaling het berust.
De banken voldoen aan het verzoek om informatie binnen een redelijke termijn; deze is maximaal één maand. Indien het belang van het onderzoek daartoe noopt, voldoen de banken onverwijld aan het verzoek. Of er sprake is van bedoeld belang is ter beoordeling van het hoofd van de eenheid. Indien de bank niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek om informatie kan voldoen, dient zij gemotiveerd aan te geven waarom de termijn niet haalbaar is en binnen welke termijn wel aan het verzoek zal worden voldaan.
Op verzoek van de Belastingdienst dient met betrekking tot een geïndividualiseerde derde en met betrekking tot een derde die een geanonimiseerde rekening houdt volledige informatie te worden verstrekt over de tussen de bank en deze derde bestaande bancaire verhoudingen.
Individualisering van een derde geschiedt door vermelding van de gebruikelijke persoonsgegevens.
Indien de Belastingdienst slechts beschikt over een rekeningnummer zonder de daarbij behorende persoonsgegevens, zal, in de gevallen waarin in redelijkheid kan worden aangenomen dat de rekening bij een bepaalde bank wordt gehouden, deze bank in haar administratie nazien of dit het geval is, en in het bevestigende geval de bij de rekening behorende persoonsgegevens verschaffen.
In gevallen waarin niet in redelijkheid kan worden aangenomen dat de rekening bij de desbetreffende bank wordt gehouden en in gevallen waarin is komen vast te staan dat een rekening feitelijk bij een andere bank wordt gehouden, zal de Belastingdienst zich schriftelijk via de FIOD-ECD wenden tot Interpay met het verzoek de bij de desbetreffende rekening behorende bankgegevens te verstrekken. De door Interpay aangegeven bank zal vervolgens zo nodig de bij de rekening behorende persoonsgegevens verstrekken.
Voor zover de inrichting van haar administratie het mogelijk maakt kan de bank desgevraagd een zogeheten historisch overzicht van de laatste vijf jaren van de desbetreffende rekening verstrekken.
De bank voldoet aan een verzoek om informatie over stukken betreffende de in het in paragraaf 6.2 vermelde overzicht voorkomende mutaties.
De ambtenaar van de Belastingdienst wordt desgewenst in de gelegenheid gesteld de originele stukken in te zien.
De bank zal niet als voorwaarde om aan het verzoek om informatie te voldoen stellen dat de betrokken derde daarmee instemt.
De kosten van de bank gemaakt in het kader van het voldoen aan een verzoek om informatie - de kosten voor het maken van afschriften door de Belastingdienst alsmede de kosten verbonden aan het in paragraaf 6.2 vermelde historisch overzicht daaronder begrepen - worden door de Belastingdienst niet aan de bank vergoed. Het voorgaande geldt ook indien de bank ongevraagd, teneinde de snelheid van het onderzoek te bevorderen, eigen personeel en apparatuur ter beschikking stelt.
Een verzoek tot het beschikbaar stellen ter raadpleging van volledige krediet- of cliëntendossiers en van de zich in deze dossiers bevindende stukken geschiedt - met inachtneming van hetgeen vermeld staat in paragraaf 9.1 - indien naar het oordeel van het desbetreffende hoofd van de eenheid deze raadpleging voor de heffing of invordering van groot belang kan zijn. De bank stelt de Belastingdienst in staat een marginale toetsing uit te voeren op de volledigheid van het dossier (bijvoorbeeld aan de hand van een inhoudsopgave).
Het Ministerie neemt zonodig maatregelen ter waarborging van de eenheid in optreden ter zake.
Indien het desbetreffende hoofd van de eenheid de noodzaak voor een verzoek als bedoeld in paragraaf 9.0 aanwezig oordeelt, worden alle overeenkomsten en alle akten, waaruit de hoogte van het krediet alsmede alle gestelde zekerheden blijken, beschikbaar gesteld.
Resumés van besprekingen met de cliënt worden beschikbaar gesteld indien naar het oordeel van het desbetreffende hoofd van de eenheid bijzondere omstandigheden en het belang van het onderzoek zulks vereisen.
Het beschikbaar stellen van accountantsrapporten door de accountants van de bank aan haar uitgebracht, aantekeningen van interne aard, correspondentie tussen de kantoren van de bank onderling en dergelijke gegevens, die de cliënt zelf niet of slechts ten dele bekend zijn, blijft achterwege.
De Belastingdienst kan serievragen stellen met betrekking tot:
a. opbrengsten, die fiscaal als rente zijn aan te merken, alsmede uitbetaling van rente in vorenbedoelde zin door banken als intermediair aan derden;
b. uitgelote premie-obligaties;
c. dividendstripping;
d. de activiteiten van vennootschappen die genoemd zijn in paragraaf 2.1 laatste volzin; voor zover deze serievragen betrekking hebben op bancaire activiteiten blijven ze beperkt tot de onderwerpen als bedoeld in paragraaf 10.0, letter a, b, c en e, en paragraaf 10.1;
e. overige gegevens, indien en nadat de Minister daarvan vooraf aankondiging heeft gedaan. Met inachtneming van dit onderdeel is met ingang van het belastingjaar 1997 de dividendrenseignering ingevoerd.
Met ingang van het belastingjaar 2001 zijn de banken op grond van artikel 53, tweede lid, van de AWR en artikel 10:8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, tevens gehouden om uit eigen beweging de in artikel 22 van het Uitvoeringsbesluit 2001 genoemde gegevens en inlichtingen te verstrekken. Bij het verstrekken van deze gegevens en inlichtingen dient het sofi-nummer te worden vermeld van de degene op wie de gegevens en inlichtingen betrekking hebben (artikel 53, derde lid, van de AWR).
Het hoofd van de eenheid Grote ondernemingen Amsterdam kan, indien naar zijn oordeel een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat rekeningen van een bepaalde soort of hoedanigheid voorwerp zijn van zodanige onregelmatigheden, dat een nader onderzoek is geboden, serievragen stellen met betrekking tot door hem aangeduide specifieke gegevens omtrent die rekeningen. Het bepaalde in de vorige volzin vindt geen toepassing dan na afstemming met het Directoraat-generaal Belastingdienst, team particulieren en formeel recht.
1.3. Hoofdstuk 3. Wederzijdse bijstand
De bepalingen van dit hoofdstuk hebben betrekking op het door Nederland verlenen van bijstand ten behoeve van de heffing van belastingen en de invordering van belastingschulden van andere staten.
Op grond van internationaal-, interregionaal- en supranationaalrechtelijke bepalingen kan voor de Nederlandse staat de verplichting dan wel de mogelijkheid bestaan ten behoeve van het fiscale heffings- en invorderingsbelang van een vreemde mogendheid inlichtingen te verzamelen en aan die mogendheid ter beschikking te stellen.
Indien het verzoek om inlichtingen van een andere staat een ingezetene betreft, tracht de Belastingdienst, alvorens een verzoek om informatie te doen bij de bank, in eerste instantie, in gevallen waarin het belang van het onderzoek zich daar niet tegen verzet, de benodigde gegevens te verkrijgen van de betrokken persoon of het betrokken lichaam. Indien verkrijging van de benodigde gegevens van de betrokkene zelf niet mogelijk is, wordt deze door de Belastingdienst in de gelegenheid gesteld die gegevens bij de bank te verzamelen.
Pas nadien wendt de Belastingdienst zich met een verzoek om informatie tot de bank.
Het verzoek om informatie wordt onverminderd het bepaalde in paragraaf 14.2, schriftelijk gedaan door het hoofd van de eenheid die door of namens de staatssecretaris van Financiën is ingeschakeld, bij het lokale kantoor (algemene banken) of het hoofdkantoor (hypotheekbanken), dan wel bij het juridisch zelfstandige plaatselijke kantoor (coöperaties).
In het in paragraaf 14.0 bedoelde verzoek wordt opgenomen:
a. welke autoriteit van een andere staat de inlichtingen heeft gevraagd;
b. op grond van welke bepaling die inlichtingen worden gevraagd;
c. de gebruikelijke gegevens aan de hand waarvan de betrokkene kan worden geïndividualiseerd;
d. dat aan de in paragraaf 13.0 genoemde procedure is voldaan;
e. dat ter zake van het verzoek om inlichtingen van een andere staat voor wat betreft de heffing is voldaan aan de waarborgen van de WIB;
f. dat ter zake van het verzoek om inlichtingen van een andere staat voor wat betreft de invordering is voldaan aan de waarborgen die zijn neergelegd in de artikelen 13 en 14 van de WIB.
De banken voldoen aan het verzoek om informatie binnen een redelijke termijn; deze is maximaal één maand. Indien het belang van het onderzoek daartoe noopt, voldoen de banken onverwijld aan het verzoek. Of er sprake is van bedoeld belang is ter beoordeling van het hoofd van de eenheid. Indien de bank niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek om informatie kan voldoen, dient zij gemotiveerd aan te geven waarom de termijn niet haalbaar is en binnen welke termijn wel aan het verzoek zal worden voldaan.
De paragrafen 6.0 tot en met 9.1 zijn van overeenkomstige toepassing.
1.4. Hoofdstuk 4. Opsporingsonderzoek
Dit hoofdstuk heeft betrekking op de activiteiten van de Belastingdienst in het kader van een opsporingsonderzoek.
Voor zover de bepalingen van het Wetboek van Strafvordering en de bepalingen in bijzondere wetten zich daar niet tegen verzetten gelden de bepalingen van het Voorschrift ook in het kader van een opsporingsonderzoek.
De fiscaal relevante gegevens met betrekking tot andere cliënten van de bank dan die waarop de opsporingsactiviteiten betrekking hebben en die bekend worden indien ambtenaren van de Belastingdienst op verzoek van Nederlandse justitiële autoriteiten in verband met hun deskundigheid aan een opsporings- of gerechtelijk vooronderzoek medewerking verlenen ter zake van een vermoed niet-fiscaal delict, mogen niet ten behoeve van de belastingheffing of -invordering van die anderen worden gebruikt of bekendgemaakt, tenzij de justitiële autoriteiten deze gegevens aan de Belastingdienst ter beschikking stellen. De gegevens met betrekking tot degenen op wie het strafrechtelijk onderzoek is gericht, mogen echter wel door de Belastingdienst worden gebruikt.
De ambtenaren van de Belastingdienst zullen toelaten dat de bank van boeken, bescheiden en andere gegevensdragers welke in beslag worden genomen vooraf kopieën maakt.
Indien het belang van het opsporingsonderzoek zich daartegen verzet, zal zulks pas kunnen geschieden op een zodanig moment dat dit het opsporingsonderzoek niet belemmert.
1.5 Hoofdstuk 5. Onvoorziene zaken en invoering
Gevallen en zaken waarin dit Voorschrift niet voorziet worden voorgelegd aan het Directoraat-generaal Belastingdienst, team particulieren en formeel recht.
Dit Voorschrift, treedt in werking met ingang van 1 januari 2001 en vervangt het besluit van 1 april 1998, nr. AFZ98/1128 (Stcrt. 1998, 70), dat in werking is getreden op 16 april 1998. Vanaf die datum is het voorgaande besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 7 maart 1995, kenmerk AFZ 95/588M (Gedragscode fiscus/banken) vervallen.
Het Voorschrift is tot stand gekomen in overleg met de Nederlandse Vereniging van Banken.
Bijlage bij het Voorschrift informatie fiscus/banken
Deze lijst van bancaire activiteiten is geënt op de bijlage bij de Tweede Coördinatierichtlijn Bankwezen van 15 december 1989, nr. 89/646/EEG.
1. In ontvangst nemen van deposito's en andere terugbetaalbare gelden;
2. Verstrekken van leningen 1);
1) Met inbegrip van met name:
consumentenkrediet;
hypothecair krediet;
factoring met of zonder verhaal;
financiering van handelstransacties (met inbegrip van forfaitering).
3. Financial leasing;
4. Betalingsverrichtingen;
5. Uitgifte en beheer van betaalmiddelen (credit cards, reischeques, kredietbrieven);
6. Verlenen van garanties en stellen van borgtochten;
7. Transacties voor eigen rekening van de instelling of voor rekening van cliënten met betrekking tot:
a. geldmarktinstrumenten (cheques, wissels, depositocertificaten, CD's, enz.);
b. valuta's;
c. financiële futures en opties;
d. swaps en soortgelijke financieringsinstrumenten;
e. effecten.
8. Deelneming aan effectenemissies en dienstverrichtingen in verband daarmee;
9. Advisering aan ondernemingen inzake kapitaalstructuur, bedrijfsstrategie en daarmee samenhangende aangelegenheden, alsmede advisering en dienstverrichtingen op het gebied van fusie en overname van ondernemingen;
10. Bemiddeling op de interbankmarkten;
11. Vermogensbeheer en -advisering, voor zover typisch bancair van aard;
12. Bewaarneming en beheer van effecten;
13. Commerciële inlichtingen;
14. Verhuur van safes.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2002-58-p12-SC33812.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.