Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens.
5 maart 2002
Nr. TRCJZ/2002/3135
Directie Juridische Zaken
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Gelet op Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie
van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier- en
plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG 1997,
L 61);
Gelet op Verordening (EG) nr. 1808/2001 van de Commissie van de Europese
Gemeenschappen van 30 augustus 2001, houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening
(EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie inzake de bescherming van
in het wild levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende
handels verkeer (PbEG L 250);
Gelet op artikel 102 van de Flora- en faunawet;
Gelet op de artikelen 6, tweede lid, en 7 van het Besluit vrijstelling
beschermde dier- en plantensoorten;
Gelet op de artikelen 12, eerste lid, onderdelen a en b, en 13, eerste
lid, van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora-
en faunawet;
Besluit:
§1 Algemene bepalingen
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. basisverordening: Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese
Unie van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild levende dier-
en plantensoorten door controle op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG
1997, L 61);
b. uitvoeringsverordening: Verordening (EG) nr. 1808/2001 van de Commissie
van de Europese Gemeenschappen van 30 augustus 2001, houdende uitvoeringsbepalingen
van Verordening (EG) nr. 338/97 van de Raad van de Europese Unie inzake de
bescherming van in het wild levende dier- en plantensoorten door controle
op het desbetreffende handelsverkeer (PbEG L 250);
c. wet: Flora- en faunawet;
d. de Minister: de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;
e. gesloten pootring: individueel gemerkte, ononderbroken ring of manchet,
zonder enige naad of las, waarmee op geen enkele wijze is geknoeid en waarvan
het formaat zodanig is dat hij, nadat hij in de eerste levensdagen van de
vogel is aangebracht, niet kan worden verwijderd wanneer de poot van de vogel
zijn definitieve omvang heeft bereikt.
Artikel 2
Deze regeling is van toepassing op:
a. gefokte vogels, behorende tot beschermde inheemse diersoorten, en
b. gefokte vogels, behorende tot beschermde uitheemse diersoorten, voorzover
deze soorten zijn opgenomen in bijlage A bij de basisverordening.
§ 2 Ringen en merktekens
Artikel 3
1. In Nederland afgegeven gesloten pootringen voldoen aan de volgende
eisen:
a. ringen met een diameter van 2,5 tot en met 2,9 mm, gemeten aan de binnenkant
van een ring, zijn vervaardigd van metaal, waarop een geanodiseerde kleurlaag
is aangebracht, en zijn op zodanige wijze voorzien van een breukzone, dat
de ring knapt, indien de ring wordt opgerekt;
b. ringen met een diameter kleiner dan 2,5 mm en groter dan 2,9 mm, gemeten
aan de binnenkant van een ring, zijn vervaardigd van metaal, waarop een geanodiseerde
kleurlaag is aangebracht, of zijn vervaardigd van gekleurde kunststof, en
zijn van zodanige kwaliteit, dat de ring knapt, indien de ring wordt opgerekt.
2. In afwijking van het eerste lid kunnen ringen voor papegaaiachtigen
en roofvogels vervaardigd zijn van roestvrij staal.
3. Een gesloten pootring als bedoeld in het eerste lid is voorzien van
een kleurlaag, die voor elk jaar waarin de ring mag worden aangebracht, verschillend
is.
4. De in artikel 8 genoemde organisaties verstrekken uitsluitend gesloten
pootringen waarvoor door de leverancier een schriftelijke garantie is afgegeven
dat de ringen voldoen aan de specificaties, bedoeld in het eerste lid, onderdelen
a of b.
Artikel 4
Een in Nederland afgegeven gesloten pootring is ten minste voorzien van
de letters NL, de aanduiding van de binnendiameter tot in tienden van een
millimeter, de laatste twee cijfers van het jaartal waarin de ring mag worden
aangebracht en, per ringmaat, een uniek nummer.
Artikel 5
Een in Nederland in gevangenschap geboren en gefokt exemplaar van in bijlage
1 bij deze regeling opgenomen soorten vogels is voorzien van een in Nederland
afgegeven gesloten pootring met een, voorzover vermeld, in die bijlage vastgestelde
maximale diameter.
Artikel 6
Een merkteken als bedoeld in artikel 7 van het Besluit vrijstelling beschermde
dier- en plantensoorten dient te zijn aangebracht en te worden gebruikt in
overeenstemming met de wettelijke eisen van de staat, waar een merkteken aantoonbaar
rechtmatig is afgegeven.
§ 3 Aanvraag gesloten pootringen
Artikel 7
1. Gesloten pootringen voor in Nederland geboren en gefokte vogels kunnen
worden aangevraagd bij een erkende organisatie als bedoeld in artikel 8, eerste
lid, door invulling van een in bijlage 2 bij deze regeling opgenomen aanvraagformulier.
2. Op het in bijlage 2 opgenomen aanvraagformulier wordt de vereiste ringmaat
en het gewenste aantal exemplaren vermeld, alsmede de soort vogel waarvoor
de ring bestemd is.
3. Een niet volledig, onduidelijk of niet ondertekend formulier wordt
niet in behandeling genomen.
Artikel 8
1. Als erkende rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie als bedoeld
in artikel 102, eerste lid, van de wet, zijn aangewezen en belast met de uitreiking
van gesloten pootringen:
- Algemene Nederlandse Bond van Vogelhouders, gevestigd te Zutphen;
- Nederlandse Bond van Hoender-, Dwerghoender-, Sier- en Watervogelhouders,
gevestigd te Utrecht;
- Nederlandse Bond van Vogelliefhebbers, gevestigd te Bergen op Zoom;
- Vereniging Aviornis International Nederland, gevestigd te Wijchen;
- Vereniging Belangenbehartiging Europese Cultuurvogel, gevestigd te Eindhoven.
2. De erkende organisaties, bedoeld in het eerste lid, geven uitsluitend
gesloten pootringen af, indien aannemelijk is dat aanvrager vogels, waarvoor
een gesloten pootring wordt aangevraagd, fokt. Het aantal door de erkende
organisaties af te geven ringen wordt beperkt tot het aantal redelijkerwijs
te verwachten nakweek van de door de aanvrager in het aanvraagformulier aangegeven
soort als bedoeld in artikel 7, tweede lid.
3. De erkende organisaties, bedoeld in het eerste lid, wijzen een aanvraag
voor gesloten pootringen af, indien het redelijke vermoeden bestaat dat de
aanvrager in strijd met artikel 10 handelt of zal handelen.
4. De erkende organisaties, bedoeld in het eerste lid, houden een administratie
bij waarin de aantallen en codes van door hen verstrekte gesloten pootringen
zijn opgenomen, de soort vogel waarvoor de ring is aangevraagd, de datum van
afgifte, alsmede de namen en adressen van de personen aan wie de gesloten
pootringen zijn verstrekt.
5. Een administratie als bedoeld in het tweede lid wordt bewaard gedurende
een periode van ten minste 5 jaar.
6. De erkende organisaties, bedoeld in het eerste lid, leggen elke drie
maanden en wel uiterlijk 1 juni, 1 september, 1 december en 1 april van elk
jaar aan de Minister de volledige administratie over van de voorafgaande drie
maanden, voorzover het vogels betreft als bedoeld in artikel 2.
7. De erkende organisaties, bedoeld in het eerste lid, verschaffen de
Minister desgevraagd alle informatie met betrekking tot de afgifte van gesloten
pootringen.
Artikel 9
1. De aan erkende organisaties in rekening gebrachte kostprijs voor de
vervaardiging van gesloten pootringen wordt aan de aanvrager doorberekend.
2. De erkende organisaties kunnen de in het eerste lid bedoelde kostprijs
verhogen met een bedrag ter dekking van de kosten voor de uitreiking van ringen
ter hoogte van maximaal € 1,- per ring.
3. Gesloten pootringen worden niet uitgereikt dan na voldoening van de
som van in het eerste en tweede lid bepaalde bedragen.
§ 4 Gebruik gesloten pootringen
Artikel 10
1. Door de aanvrager van de in artikel 8, eerste lid, erkende organisaties
ontvangen gesloten pootringen worden uitsluitend aangebracht op in Nederland
in gevangenschap geboren en gefokte vogels.
2. Een door de aanvrager ontvangen gesloten pootring wordt uitsluitend
aangebracht op een vogel van de soort waarvoor de ring is aangevraagd.
3. Een aanvrager is niet gerechtigd van erkende organisaties ontvangen
gesloten pootringen aan derden te verschaffen.
§ 5 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 11
Een ring die of een ander merkteken dat rechtmatig is aangebracht vóór
de inwerkingtreding van deze regeling en, voorzover van toepassing, in overeenstemming
is met de basisverordening en de uitvoeringsverordening wordt geacht te zijn
een ring of merkteken als bedoeld in deze regeling.
Artikel 12
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 102 van
de Flora- en faunawet, de artikelen 6, tweede lid, en 7 van het Besluit vrijstelling
beschermde dier- en plantensoorten en de artikelen 12, eerste lid, onderdelen
a en b, en 13, eerste lid, van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en
plantensoorten Flora- en faunawet in werking treden.
Artikel 13
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling afgifte en kenmerken gesloten
pootringen en andere merktekens.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 5 maart 2002.
De Staatssecretaris van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij,G.H. Faber.
Bijlage 1 als bedoeld in artikel 5
Toelichting
Paragraaf 1 Inleiding
Thans is alle regelgeving die betrekking heeft op de bescherming van planten-
en diersoorten in één wet opgenomen: de Flora- en faunawet.
Deze wordt hierna aangeduid als de wet. De wet bundelt de bepalingen over
voornoemde bescherming zoals die voorheen in verschillende wetten gestalte
had gekregen: de Vogelwet 1936, de Jachtwet, de Natuurbeschermingswet, de
Nuttige Dierenwet 1914 en de Wet bedreigde uitheemse dier- en plantensoorten.
In hoofdstuk V, titel III, afdeling 1, van de wet zijn regels neergelegd
voor het verlenen van bijzondere vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen.
Afdeling 2 van titel III van hoofdstuk V bevat een basis voor het verlenen
van overige vrijstellingen en ontheffingen. In dit kader maakt artikel 75
van de wet het mogelijk vrijstelling of ontheffing te verlenen van de wettelijke
verboden, genoemd in hoofdstuk III van de wet, indien hiervoor niet op basis
van een ander, bijzonder artikel van de wet vrijstelling of ontheffing kan
worden verleend. In afdeling 3 van titel III van hoofdstuk V van de wet zijn
verdere bepalingen inzake vrijstellingen, ontheffingen en vergunningen neergelegd.
Artikel 75 van de wet is uitgewerkt in het Besluit vrijstelling beschermde
dier- en plantensoorten en de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten.
In artikel 5, eerste lid, van het Besluit vrijstelling beschermde dier-
en plantensoorten wordt vrijstelling verleend voor gefokte vogels, behorende
tot een beschermde inheemse diersoort, voorzover deze soorten niet zijn opgenomen
in de bijlagen bij de basisverordening. Vrijstellingen voor gefokte vogels
die rechtstreeks voortvloeien uit internationale verplichtingen of bindende
besluiten van organen van de Europese Unie zijn opgenomen in de Regeling vrijstelling
beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet. Het gaat daarbij om
beschermde inheemse vogelsoorten, zoals opgenomen in de bijlagen A, B, C of
D van de basisverordening, alsmede beschermde uitheemse vogelsoorten, voorzover
opgenomen in bijlage A bij de basisverordening. Met betrekking tot de in het
voornoemde besluit en de voornoemde regeling opgenomen vrijstellingen voor
gefokte vogels gelden aanvullende voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat
gefokte vogels dienen te zijn voorzien van een gesloten pootring. De onderhavige
regeling geeft nadere regels omtrent de technische specificaties, de aanvraag
en afgifte van bedoelde pootringen. De onderhavige regeling bevat geen bepalingen
met betrekking tot de plicht tot registratie door de houder. Laatstgenoemde
bepalingen zijn opgenomen in de Regeling administratie bezit van en handel
in beschermde dier- en plantensoorten.
Regels omtrent de afgifte en kenmerken van pootringen waren voorheen opgenomen
in de Vogelwet 1936 en de op die wet gebaseerde uitvoeringsregelgeving, zoals
het Vogelbesluit 1994, de Regeling uitvoering Vogelwet 1936 en een aantal
besluiten houdende machtiging van organisaties van vogelhouders tot het afgeven
van pootringen. Ook op grond van de Wet bedreigde dier- en plantensoorten
werden in overeenstemming met de basisverordening en uitvoeringsverordening
eisen gesteld ten aanzien van gesloten pootringen.
Over de inhoud van deze regeling is ambtelijk overleg gevoerd met de organisaties
van vogelhouders.
Paragraaf 2 Ringen en merktekens
In de artikelen 3 tot en met 5 worden technische eisen gesteld waaraan
gesloten pootringen dienen te voldoen. Voor de definitie van gesloten pootringen
is aangesloten bij de bepalingen van de uitvoeringsverordening. Deze definitie
is uit het oogpunt van harmonisatie zowel van toepassing voor gesloten pootringen
voor vogels, behorende tot beschermde inheemse soorten, die niet zijn genoemd
op de bijlagen A, B, C of D bij de basisverordening, als op specimens van
soorten die daarin wel zijn vermeld. Het gaat daarbij om vogels, behorende
tot beschermde inheemse en uitheemse diersoorten, genoemd in bijlage A bij
de basisverordening en vogels, behorende tot beschermde inheemse diersoorten,
genoemd in bijlage B, C of D bij de basisverordening.
Bepaald is van welk materiaal gesloten pootringen dienen te zijn vervaardigd,
welk opschrift dient te zijn aangebracht ter identificatie van de afzonderlijke
ringen en welke eisen gelden ten aanzien van de afmeting van de te verstrekken
ringen.
Het opschrift is zodanig dat elke ring een unieke code heeft. In combinatie
met de verplichte administratie door de met de afgifte van ringen belaste
erkende organisaties, biedt het opschrift de mogelijkheid om de al dan niet
legale herkomst van gefokte vogels te traceren. De onderhavige regels zullen
een preventieve werking hebben. Bovendien bevordert de administratieplicht
in samenhang met het opschrift van gesloten pootringen de handhaving van de
bepalingen van de wet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving.
Artikel 6 heeft uitsluitend betrekking op gefokte vogels, behorende tot
een beschermde inheemse diersoort, voorzover ze niet voorkomen op de bijlagen
bij de basisverordening, die in een andere staat dan Nederland zijn voorzien
van een gesloten pootring of ander merkteken. Dit artikel bevat nadere eisen
waaraan die gesloten pootringen of andere merktekens dienen te voldoen om
onder de werking van de vrijstelling, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van
het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten te vallen. Bepaald
is dat bedoelde merktekens dienen te zijn aangebracht en te worden gebruikt
in overeenstemming met de wettelijke eisen van de staat, waar een merkteken
aantoonbaar rechtmatig is afgegeven. Deze bepaling bevordert de controleerbaarheid.
De artikelen 7 tot en met 10 bevatten nadere regels over de aanvraag,
de afgifte, de kosten en het gebruik van in Nederland uit te reiken gesloten
pootringen. In artikel 8, eerste lid, worden 5 bonden van vogelhouders erkend
en belast met de afgifte van gesloten pootringen. De in dat artikel aangewezen
vogelbonden waren voorheen op grond van de Vogelwet 1936 reeds gemachtigd
namens de Minister van landbouw, Natuurbeheer en Visserij ringen voor gefokte
vogels te verstrekken. In artikel 8, tweede lid, is bepaald dat bedoelde bonden
uitsluitend gesloten pootringen afgeven, indien aannemelijk is dat de aanvrager
vogels, waarvoor een gesloten pootring wordt aangevraagd, fokt. Het aantal
af te geven ringen wordt bovendien beperkt tot het aantal redelijkerwijs te
verwachten nakweek van de door de aanvrager in het aanvraagformulier aangegeven
soort. Op grond van artikel 8, derde lid, weigeren de bonden de afgifte van
gesloten pootringen, indien een redelijk vermoeden bestaat dat de aanvrager
in strijd met artikel 10 handelt of zal handelen. Artikel 10 bevat nadere
bepalingen omtrent het gebruik van aangevraagde gesloten pootringen. Deze
bepalingen zijn opgenomen teneinde eventueel onjuist gebruik van gesloten
pootringen te voorkomen. Opgemerkt wordt dat de bonden de uitreiking van gesloten
pootringen niet kunnen weigeren aan personen die geen lid van hun vereniging
zijn. Weigering aan een niet-lid kan leiden tot intrekking van de erkenning,
evenals het niet voldoen aan de bepalingen van het bij of krachtens de wet
gestelde, met name de bepalingen van deze regeling.
De artikelen 11 tot en met 13 bevatten voorts overgangs- en slotbepalingen.
Paragraaf 3 Notificatie van technische voorschriften
De ontwerp-regeling is op 10 september 2001 gemeld aan de Commissie van
de Europese Gemeenschappen ter voldoening aan artikel 8, eerste lid, van richtlijn
nr. 98/34/EG van het Europese Parlement en de Raad van de Europese Unie van
22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen
en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij
(PbEG L 204), zoals gewijzigd bij richtlijn nr. 98/48 van 20 juli 1998 (PbEG
L 217). De ontwerp-regeling is geregistreerd onder nummer: 2001/0382/NL.
Deze onderhavige regeling dient te worden bezien in samenhang met het
Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en de Regeling vrijstelling
beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet. In bedoeld besluit
en regeling worden vrijstellingen van een aantal verbodsbepalingen van de
Flora- en faunawet verleend voor gefokte vogels, indien onder meer voldaan
is aan de eis van een gesloten pootring. De onderhavige regeling bevat de
technische voorschriften voor gesloten pootringen.
De notificatietermijn als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van Richtlijn
98/34/EG is geëindigd op 11 maart 2002.
De ontwerp-regeling is voorts gemeld aan het Secretariaat van de Wereld
Handelsorganisatie ter voldoening aan artikel 2, negende lid, van het op 15
april 1994 te Marrakech tot stand gekomen Verdrag inzake technische handelsbelemmeringen
(Trb. 1994, 235). De ontwerp-regeling is geregistreerd onder nummer: G/TBT/N/NLD/34.
Paragraaf 4 Lasten voor overheid, burgers en bedrijfsleven
Bij de uitwerking van de onderhavige regeling is zoveel mogelijk aangesloten
bij de huidige eisen die gesteld worden ten aanzien van de afgifte van gesloten
pootringen, mede gelet op de grote investeringen die in het verleden zijn
gedaan door de bonden van vogelhouders die op grond van de Vogelwet 1936 gemachtigd
waren namens de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gesloten pootringen
af te geven. De in het verleden opgebouwde kennis en expertise met betrekking
tot de afgifte van gesloten pootringen en de administratie daarvan is daarmede
gewaarborgd. De onderhavige regeling zal derhalve voor overheid, burgers en
bedrijfsleven geen extra lasten meebrengen.
De regeling voorziet in de mogelijkheid van de houders van vogels een
vergoeding te vragen voor gemaakte kosten ten aanzien van de afgifte en administratie
van gesloten pootringen. De regeling is daarom voor de overheid en de aangewezen
organisaties kostenneutraal. Ook voor vogelhouders blijven de kosten nagenoeg
gelijk.
Paragraaf 5 Inwerkingtreding
In artikel 12 is de inwerkingtreding gekoppeld aan de inwerkingtreding
van artikel 102 van de Flora- en faunawet, de artikelen 6, tweede lid, en
7 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten en de artikelen
12, eerste lid, onderdelen a en b, en 13, eerste lid, van de Regeling vrijstelling
beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet, waarop de regeling
is gebaseerd.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
G.H. Faber.