Vergoedingenregeling Raad voor de financiële verhoudingen 2002
22 februari 2002
SCS/2002/59673
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op de artikelen 3 en 5 van het Vergoedingenbesluit adviescolleges;
Besluit:
Artikel 1
1. De voorzitter van de Raad voor de financiële verhoudingen ontvangt
een vaste vergoeding. De salarisschaal van de voorzitter wordt vastgesteld
op schaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren
1984. De deeltijdfactor wordt vastgesteld op 0,1.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien de voorzitter van de Raad
voor de financiële verhoudingen tevens voorzitter is van de Raad voor
het openbaar bestuur. In deze situatie wordt deze vergoeding toegekend aan
de ondervoorzitter.
Artikel 2
De overige leden van de Raad voor de financiële verhoudingen ontvangen
een vaste vergoeding. De salarisschaal van de overige leden wordt vastgesteld
op schaal 17 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren
1984. De deeltijdfactor wordt vastgesteld op 0,05.
Artikel 3
De regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken van 19 december 1996,
nummer SCSP/N831, tot vaststelling van de vergoeding voor de voorzitter, de
ondervoorzitter en de overige leden van de Raad voor de financiële verhoudingen,
wordt ingetrokken.
Artikel 4
Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening
van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met
1 januari 2002.
Artikel 5
Deze regeling wordt aangehaald als: Vergoedingenregeling Rfv 2002.
Deze regeling zal in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,K.G.
de Vries.
Toelichting
Eind 2000 is, conform de verplichting in de Kaderwet adviescolleges het
functioneren van de Raad voor de financiële verhoudingen geëvalueerd.
In het evaluatierapport wordt onder andere geconcludeerd dat in het functioneren
van de raad de aandacht voor de strategische componenten rond de vraagstukken
van financiële verhoudingen zich sterker heeft gemanifesteerd dan bij
de instelling van de raad werd verwacht. Dit werd overigens als een positieve
ontwikkeling gezien. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
heeft in het kabinetsstandpunt over de evaluatie van de raad (Kamerstuk 27
400 VII, nr. 49: brief aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 18 mei
2001) de raad gevraagd op de ingeslagen weg door te gaan.
In de praktijk van de werkzaamheden betekende dit een nauwere samenwerking
met de leden van de Rob en ook een groter tijdsbeslag voor de leden van de
Rfv.
De Rob is een strategisch adviesorgaan. De leden van de strategische adviesorganen
krijgen voor hun werkzaamheden een vaste vergoeding per maand omdat hun tijdsbeslag
hoger is dan dat van leden van technische adviescolleges. Deze laatsten ontvangen
een vacatiegeld per bijgewoonde vergadering. De Rfv werd bij de instelling
beschouwd als een technisch adviescollege. Nu deze raad zich in de praktijk
ook heeft ontwikkeld als een adviesorgaan dat zich bezighoudt met strategische
vragen en er steeds meer praktische samenwerking is met de leden van de Rob
gaat het verschil in beloning tussen de leden van deze beide raden steeds
meer knellen. Mede vanwege het feit dat het verschil in tijdsbeslag daardoor
minder is geworden.
Voorgesteld wordt de leden van de Rfv een vaste vergoeding toe te kennen.
Deze vaste vergoeding ligt echter op een lager niveau dan die voor de leden
van de Rob gelet op het feit dat het tijdsbeslag van de leden van de Rfv minder
is dan dat van de leden van de Rob.