Vergunning gebruik frequentieruimte ten behoeve van DVB-T

Digitenne Holding B.V., ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Gooi- en Eemland onder nummer 32085344

31 januari 2002

IVWT/691776

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat;

Gelezen de aanvraag van 27 september 2001;

Gelet op de artikelen 3.3 en 3.5 van de Telecommunicatiewet en op artikel 16 van het Frequentiebesluit,

Besluit:

Artikel 1 (definities)

In deze beschikking wordt verstaan onder:

a. antennehoogte: de hoogte van de antenne boven het straatniveau ter plaatse;

b. Chesterovereenkomst: `The Chester 1997 Multilateral Co-ordination Agreement relating to Technical Criteria, Co-ordination Principles and Procedures for the introduction of Terrestrial Digital Video Broadcasting (DVB-T)', gesloten te Chester op 25 juli 1997;

c. DAV: draadloze audioverbindingen;

d. DVB-T: Digital Video Broadcasting Terrestrial, systeem van aardse digitale omroeptechnologie, gebaseerd op de standaard ETSI EN 300 744;

e. frequentietoewijzing: de combinatie van kanaal, geografisch opstelpunt, antennehoogte, zendvermogen, antennediagram en antennepolarisatie, behorend tot een multiplex;

f. Master Register: het Master International Frequency Register als bedoeld in artikel S11.1 van de Radio Regulations (Radioreglement) van de Internationale Telecommunicatie-Unie, Genève 1998;

g. plan: een van de plannen uit annex 2 bij de Stockholmovereenkomst, met inbegrip van de daarin aangebrachte wijzigingen;

h. multiplex: radiofrequentie of samenstel van radiofrequenties, elk met een bandbreedte van 8 MHz, binnen het frequentiebereik 470 tot 862 MHz, zoals omschreven in bijlage 1, ten behoeve van de opbouw en het gebruik van DVB-T;

i. netto-capaciteit: de uitgezonden bits, met uitzondering van de bits voor header, tail, vercijfering, synchronisatie en foutcorrectie;

j. radioprogramma: een programma als bedoeld in artikel 1, onderdeel j, van de Mediawet;

k. Stockholmovereenkomst: `Regional Agreement for the European Broadcasting Area Concerning the use of Frequencies by the Broadcasting Service in the VHF and UHF Bands' van 1961 inzake het gebruik van frequenties ten behoeve van omroep in de VHF en UHF banden zoals aangevuld door de Chesterovereenkomst;

l. televisieprogramma: een programma als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, van de Mediawet;

m. zendvermogen: het effectief uitgestraald vermogen van een radiozendapparaat.

Artikel 2 (omschrijving frequentieruimte)

1. Aan Digitenne Holding B.V., hierna te noemen: vergunninghoudster, wordt, onverminderd het bepaalde in het tweede lid, een vergunning verleend voor het gebruik van frequentieruimte binnen het bereik 470 - 862 MHz, zoals omschreven in de bij deze vergunning behorende bijlage 1, ten behoeve van:

a. het uitzenden van televisieprogramma's;

b. het uitzenden van radioprogramma's; en

c. het aanbieden van datadiensten;

door middel van DVB-T.

2. Vergunninghoudster neemt met inachtneming van het bepaalde in artikel 3, vier multiplexen in gebruik en gebruikt per multiplex niet meer frequentietoewijzingen dan nodig is om 70 procent van de Nederlandse huishoudens een ontvangstmogelijkheid te bieden volgens de portable-B-norm. Deze waarde wordt bepaald op basis van de uitgangspunten zoals beschreven in de bij deze vergunning behorende bijlage 2.

3. De Staatssecretaris kan wijzigingen aanbrengen in de bij deze vergunning horende bijlage 1, onder meer op basis van de voortgang van het internationale frequentiecoördinatieproces met betrekking tot DVB-T of als gevolg van de herplanning van de Stockholmovereenkomst.

4. Bij een wijziging als bedoeld in het derde lid heeft vergunninghoudster geen aanspraak op enigerlei vorm van schadevergoeding.

5. Een gewijzigde bijlage geldt voor de toepassing van de bepalingen van deze vergunning als bijlage bij deze vergunning.

6. De Staatssecretaris stelt vergunninghoudster van iedere wijziging op de hoogte.

Artikel 3 (ingebruikneming frequentieruimte)

1. Het recht op het gebruik van een frequentietoewijzing binnen het frequentiebereik, bedoeld in artikel 2, eerste lid, gaat in op het tijdstip waarop zij als zodanig in het plan is opgenomen voor digitale ethertelevisie.

2. Vergunninghoudster neemt, onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, frequentietoewijzingen die op het moment van inwerkingtreding van deze vergunning zijn opgenomen in het plan en als zodanig in bijlage 1 worden genoemd, binnen zes maanden na dat moment in gebruik.

3. Vergunninghoudster neemt, onverminderd het bepaalde in artikel 2, tweede lid, een frequentietoewijzing, genoemd in de bij deze vergunning behorende bijlage 1, die op het moment van inwerkingtreding van deze vergunning niet is opgenomen in het plan en als zodanig in bijlage 1 wordt genoemd, uiterlijk binnen zes maanden nadat zij in het plan wordt opgenomen, in gebruik.

4. In afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid kan de Staatssecretaris vergunninghoudster op dier schriftelijke verzoek toestaan de in die leden bedoelde frequentietoewijzingen uiterlijk binnen achttien maanden na de inwerkingtreding van deze vergunning, onderscheidenlijk na de opneming ervan in het plan, in gebruik te nemen indien aantoonbaar geen gebruik kan worden gemaakt van bestaande antenneopstelpunten binnen het gebied waarvoor de vermelding in het plan geldt, en binnen de termijnen, bedoeld in het tweede en derde lid, geen nieuwe antenneopstelpunten kunnen worden gevonden.

5. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan de Staatssecretaris vergunninghoudster op dier schriftelijke verzoek toestaan een frequentietoewijzing, genoemd in de bij deze vergunning behorende bijlage 1, in gebruik te nemen zonder dat zij in het plan is opgenomen.

6. Vergunninghoudster staakt of beperkt het gebruik van een frequentietoewijzing krachtens het vijfde lid, voorzover daardoor naar het oordeel van de Staatssecretaris schadelijke interferentie wordt veroorzaakt op de ontvangst van een frequentietoewijzing die is opgenomen in het Master Register.

7. Bij het gebruik van een frequentietoewijzing krachtens het vijfde lid heeft vergunninghoudster geen aanspraak op enigerlei vorm van bescherming van dat gebruik en indien dat gebruik krachtens het zesde lid dient te worden gestaakt of beperkt, heeft zij geen aanspraak op enigerlei vorm van schadevergoeding.

Artikel 4 (bescherming DAV)

1. Vergunninghoudster gebruikt tot en met 31 december 2005 de kanalen 31, 41, 49 en 59 niet.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het vergunninghoudster, onverminderd het bepaalde in de artikelen 2 en 3, toegestaan:

- kanaal 31 in het gebied dat gelegen is binnen een straal van 75 km rond Roermond;

- kanaal 49, in de gebieden die gelegen zijn binnen een straal van 3 km rond Mheer, binnen een straal van 3 km rond Wijk aan Zee en binnen een straal van 50 km rond Rotterdam-Waalhaven; en

- kanaal 59, in het gebied dat gelegen is binnen een straal van 3 km rond Maastricht;

te gebruiken, op voorwaarde dat buiten deze gebieden DAV-gebruik mogelijk blijft.

3. De beperkingen die voortvloeien uit het eerste en tweede lid, gelden niet voorzover het DAV-gebruik definitief voor 31 december 2005 gestaakt wordt of voorzover vergunninghoudster de betreffende DAV-gebruikers schadeloos stelt voor het omschakelen naar andere, voor DAV aangewezen frequenties.

Artikel 5 (belemmeringen)

1. Indien op enige plaats binnenshuis door het gewenste signaal van de in het kader van deze vergunning gebruikte radiozendapparaten belemmeringen in de ontvangst van kabeltelevisie worden veroorzaakt, draagt vergunninghoudster er op verzoek van degene die de belemmeringen ondervindt, zorg voor dat deze onverwijld op haar kosten worden verholpen, voorzover ter plaatse:

a. de hoogfrequentdichtheid van de gebruikte aansluitkabels en de daaraan bevestigde connectoren een waarde heeft van ten minste 60 dB; en

b. het stoorsignaal als gevolg van het krachtens deze vergunning gebruiken van frequentieruimte hoger is dan 20 dBµV.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid is vergunninghoudster niet gehouden televisieontvangapparaten en aanverwante apparatuur te vervangen die:

a. niet geschikt zijn om een stoorspanning van 20 dBµV vermeerderd met de signaalspanning op het kabeltelevisienet bij het abonnee-overnamepunt te ontvangen of;

b. een hoogfrequentdichtheid van minder dan 60 dB hebben.

3. De waarden, bedoeld in de leden 1 en 2, worden bepaald of gemeten aan de hand van de methoden, beschreven in bijlage 3 bij deze vergunning.

4. De waarden bedoeld in het eerste lid, onder b, en het tweede lid, onder a, worden met 3 dBµV verlaagd als op het betreffende kabeltelevisienetwerk wordt gepland op basis van een zogenaamd 8-MHz-raster, conform EN 50083-7.

Artikel 6 (gapfillers)

1. Ter ondersteuning van een radiozendapparaat dat krachtens artikel 3 gebruikt wordt, mag vergunninghoudster in het theoretische verzorgingsgebied van dat radiozendapparaat radiozendapparaten (gapfillers) met een maximaal zendvermogen van -10 dBW en overigens onder dezelfde voorwaarden als die welke uit de frequentietoewijzing voor het gebruik van het eerstgenoemde radiozendapparaat voortvloeien, in gebruik nemen.

2. Vergunninghoudster houdt een overzicht van de in gebruik zijnde gapfillers bij, waarin de opstelpunten op 10 m nauwkeurig en de antennehoogten op 1 m nauwkeurig zijn opgenomen.

3. Vergunninghoudster verstrekt het overzicht op eerste verzoek aan de Staatssecretaris.

Artikel 7 (maskers)

Vergunninghoudster past voor de kanaalgrenzen tussen kanaal 20 en 21; 37 en 38; 38 en 39; 60 en 61; 63 en 64; en 67 en 68 een kritisch spectrummasker, als gedefinieerd in de Chesterovereenkomst toe, en voor de overige kanaalgrenzen een niet-kritisch spectrummasker, als gedefinieerd in de Chesterovereenkomst.

Artikel 8 (ingebruikneming radiozendapparaat)

1. Van een voorgenomen ingebruikneming van een radiozendapparaat, niet zijnde een gapfiller, stelt vergunninghoudster de Staatssecretaris ten minste veertien dagen van tevoren schriftelijk op de hoogte.

2. De geleidingen tussen een radiozendapparaat en de daarbij behorende antenne-inrichting zijn zo geïnstalleerd dat deze te allen tijde op een eenvoudige wijze kunnen worden gecontroleerd.

3. De radiozendapparaten worden geplaatst in afgesloten ruimten, die uitsluitend door vergunninghoudster of door haar aangewezen personen mogen worden betreden.

Artikel 9 (doorgeven wijzigingen)

1. Vergunninghoudster stelt de Staatssecretaris onverwijld in kennis van technische en andere wijzigingen die verband houden met de vergunning, waaronder begrepen wijzigingen in de samenstelling van haar rechtspersoon en de zeggenschapsverhoudingen binnen haar rechtspersoon.

2. Bij een technische wijziging stelt vergunninghoudster de Staatssecretaris in ieder geval op de hoogte van:

a. de exacte locatie van het desbetreffende DVB-T-zender- en -antenneopstelpunt;

b. de toegepaste modulatietechniek;

c. het aantal op de locatie in gebruik zijnde multiplexen met bijbehorende kanaalnummers;

d. het zendvermogen met bijbehorend antennediagram;

e. antennehoogte, -merk en -type met bijbehorende antennekarakteristieken.

Artikel 10 (televisie-omroep)

1. Tot en met 31 december 2007 benut vergunninghoudster per opstelpunt en per etmaal ten minste 80 procent van de netto-capaciteit voor het uitzenden van digitale televisie-omroep, als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Mediawet.

2. Vergunninghoudster verstrekt op eerste verzoek van de Staatssecretaris een overzicht van de door haar verspreide televisieprogramma's, radioprogramma's en datadiensten.

Artikel 11 (zendtijd/toestemming)

Vergunninghoudster verspreidt geen programma's voor het verspreiden waarvan krachtens de Mediawet zendtijd toegewezen of toestemming verleend dient te zijn, zonder dat aan haar of aan een van de in haar rechtspersoon deelnemende partijen of aan een van haar contracten deze zendtijd toegewezen of deze toestemming verleend is.

Artikel 12 (correspondentieadres)

Kennisgevingen en correspondentie die verband houden met deze vergunning, worden gericht aan de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Telecom, Postbus 450, 9700 AL Groningen, tenzij door of vanwege de Staatssecretaris anders wordt aangegeven.

Artikel 13 (geldigheidsduur)

Deze vergunning treedt in werking op 1 februari 2002 en geldt tot en met 31 januari 2017.

Deze beschikking zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,J. M. de Vries.

Ingevolge het bepaalde in artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden tegen deze beschikking zes weken na de dag waarop zij is uitgereikt (31 januari 2002), een bezwaarschrift indienen bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Telecom, Stafafdeling Juridische Zaken, Postbus 450, 9700 AL Groningen. Het bezwaarschrift dient ondertekend te zijn en ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening, een omschrijving van de beschikking waartegen het is gericht, en de gronden van het bezwaar te bevatten.

Naar boven