Regeling bekendmaking rechtvaardiging gebruik van ioniserende straling

Regeling van 18 december 2002, nr. SAS/2001144917, inzake bekendmaking van al dan niet gerechtvaardigde handelingen en werkzaamheden (Regeling bekendmaking rechtvaardiging gebruik van ioniserende straling)

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken.

Gelet op de artikelen 4, tweede lid, en 101, iuncto artikel 4, tweede lid, van het Besluit stralingsbescherming;

Gelet op artikel 19 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen en op artikel 1b van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen.

Besluiten:

Artikel 1

De handelingen en werkzaamheden of categorieën daarvan die overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming zijn gerechtvaardigd, worden bekend gemaakt door vermelding in de bij deze regeling behorende bijlage 1.

Artikel 2

De handelingen en werkzaamheden of categorieën daarvan die overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van het Besluit stralingsbescherming niet zijn gerechtvaardigd, worden bekend gemaakt door vermelding in de bij deze regeling behorende bijlage 2.

Artikel 3

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekendmaking rechtvaardiging gebruik van ioniserende straling.

Artikel 4

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 maart 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 18 december 2002.
De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,P.B.L.A. van Geel.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,M. Rutte.

Bijlage 1 bij de Regeling bekendmaking rechtvaardiging gebruik van ioniserende straling

Deze bijlage behoort bij artikel 1 van de regeling.

Gerechtvaardigde handelingen en werkzaamheden

stcrt-2002-248-p61-SC37897-1.gifstcrt-2002-248-p61-SC37897-2.gifstcrt-2002-248-p61-SC37897-3.gifstcrt-2002-248-p61-SC37897-4.gifstcrt-2002-248-p61-SC37897-5.gifstcrt-2002-248-p61-SC37897-6.gifstcrt-2002-248-p61-SC37897-7.gifstcrt-2002-248-p61-SC37897-8.gifstcrt-2002-248-p61-SC37897-9.gifstcrt-2002-248-p61-SC37897-10.gif

1) Voor alle toepassingen gelden in meer of mindere mate de argumenten `werkgelegenheid', `de verhoging van gemak' en `economische of sociale voordelen voor de maatschappij'.

2) Bepaalde aanwijsinstrumenten waaraan voor verlichtingsdoeleinden radionucliden zijn toegevoegd, zijn voor `civiel' gebruik niet te rechtvaardigen en daarom bij AMvB (§ 4.3, artikel 27 tot en met 30, BS) verboden

3) Het gebruik van ionisatie rookmelders in woningen zal worden uitgefaseerd. Dit op basis van het feit dat er voor woningen een alternatief bestaat in de vorm van optische rookmelders. In nieuwbouw zal het plaatsen van ionisatie rookmelders vanaf de inwerkingtreding van het Bouwbesluit (gepland op 1 januari 2003) niet meer als gerechtvaardigd worden aangemerkt. Na 2005 zal tevens de verkoop van ionisatie rookmelders voor woningen door detailhandelaren als niet-gerechtvaardigd worden aangemerkt.

4) Voor zover het de blootstelling van het personeel of leden van de bevolking ten gevolge van onderzoek of therapie van anderen of dieren betreft en niet de blootsteling van personen of dieren die zelf een onderzoek of therapie ondergaan

5) Opslag in verband met vervoer, valt alleen onder het Vervoersbesluit indien deze opslag niet langer dan twee werkdagen plaatsvindt en het vervoer zelf reeds geregeld is.

Bijlage 2 bij de Regeling bekendmaking rechtvaardiging gebruik van ioniserende straling

Deze bijlage behoort bij artikel 2 van de regeling.

Niet-gerechtvaardigde handelingen en werkzaamheden

stcrt-2002-248-p61-SC37897-11.gifstcrt-2002-248-p61-SC37897-12.gifstcrt-2002-248-p61-SC37897-13.gif

Toelichting

Algemeen

De Regeling bekendmaking rechtvaardiging gebruik van ioniserende straling geeft overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van het Besluit stralingsbescherming (het besluit) regels met betrekking tot de bekendmaking van handelingen of werkzaamheden of categorieën daarvan, welke gerechtvaardigd of niet-gerechtvaardigd zijn. Deze bekendmaking geschiedt in de bijlagen van de regeling. In bijlage 1, in de zogenoemde positieve lijst, zijn de handelingen en werkzaamheden of categorieën daarvan opgenomen die als type gerechtvaardigd zijn. Dit wordt de generieke rechtvaardiging genoemd. In bijlage 2, de zogenoemde negatieve lijst, zijn de handelingen en werkzaamheden opgenomen die generiek niet-gerechtvaardigd zijn.

Onder `handeling' verstaat artikel 1, eerste lid, van het besluit: het bereiden, voorhanden hebben, toepassen of zich ontdoen van een kunstmatige bron of van een natuurlijke bron, voor zover deze is of wordt bewerkt met het oog op zijn radioactieve eigenschappen dan wel het gebruiken of voorhanden hebben van een toestel, uitgezonderd bij een interventie, een ongeval of een radiologische noodsituatie.

Onder `werkzaamheid' verstaat artikel 1, eerste lid, van het besluit: het bereiden, voorhanden hebben, toepassen of zich ontdoen van een natuurlijke bron, voor zover die niet is of wordt bewerkt wegens zijn radioactieve eigenschappen, uitgezonderd bij een interventie, een ongeval of een radiologische noodsituatie.

Voorts bepaalt artikel 1, tweede lid, van het besluit dat onder `voorhanden hebben' mede wordt verstaan: het vervaardigen, bewerken, hanteren en opslaan, met uitzondering van opslag in verband met vervoer.

Deze regeling is overeenkomstig artikel 4, zesde lid, van het besluit, niet van toepassing op de rechtvaardiging van blootstellingen van personen die zelf een medisch onderzoek of therapie met behulp van ioniserende straling ondergaan. Dit betekent dat dit artikel 4 en ook de vermeldingen in de bijlagen niet geldt voor de specifieke rechtvaardiging bij medische radiologische verrichtingen en de daarvoor geldende procedures, die in paragraaf 6.2 van het besluit zijn geregeld. Echter, de blootstellingen daarbij van anderen, zoals radiologisch laboranten en medisch specialisten en andere werknemers of leden van de bevolking, dienen wel volgens artikel 4 van het besluit te worden gerechtvaardigd. Daarop heeft rechtvaardiging van de categorie medische toepassingen in bijlage 1 dus wel betrekking.

Artikel 4, zevende lid, van het besluit geeft de Minister van Defensie de bevoegdheid handelingen of werkzaamheden te rechtvaardigen die niet in bijlage 1 als gerechtvaardigd of in bijlage 2 als niet-gerechtvaardigd zijn opgenomen. Hij zal zelf in de bekendmaking daarvan voorzien.

Op grond van de artikelen 19 van het Besluit kerninstallaties, splijtstoffen en ertsen en 1b van het Besluit vervoer splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen is deze regeling van overeenkomstige toepassing op handelingen met splijtstoffen en ertsen en op het vervoeren, het voorhanden hebben bij opslag in verband met vervoer en het binnen of buiten Nederlands grondgebied brengen of doen brengen van splijtstoffen, ertsen en radioactieve stoffen.

De toepassing van het rechtvaardigingsbeginsel houdt in dat de voor- en nadelen van een handeling of werkzaamheid met ioniserende straling tegen elkaar moeten worden afgewogen, en dat de betrokken handeling of werkzaamheid pas mag plaatsvinden als de voordelen daarvan groter zijn dan de nadelen.

Tot op heden werd dit beginsel toegepast bij de vergunningverlening op grond van de Kernenergiewet (KEW) en was het opgenomen in artikel 16a van het Besluit stralenbescherming Kernenergiewet als voorwaarde voor het verlenen van een vergunning.

In het besluit wordt als voordeel het netto-voordeel van alle relevante aspecten beschouwd. Dit betekent dat naast de nadelen van gezondheidsschade bij werknemers en leden van de bevolking ook de nadelen van sociale, economische en financiële aard van de desbetreffende handeling of werkzaamheid verdisconteerd worden. Bij de gezondheidsschade wordt de schade voor alle betrokken werknemers of leden van de bevolking beschouwd. Ook wordt meegenomen dat er handelingen of werkzaamheden zijn die zonder al te veel nadelen vervangen kunnen worden door andere waarbij geen of minder radioactiviteit wordt toegepast.

Zoals reeds opgemerkt, moeten nieuwe handelingen en werkzaamheden of categorieën daarvan aan het rechtvaardigingsbeginsel worden getoetst. Dit dient te gebeuren voordat zij voor het eerst worden verricht en in een zo vroeg mogelijk stadium. Deze toets wordt door het bevoegd gezag uitgevoerd bij de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning of melding op grond van de KEW.

Reeds vergunde of gemelde handelingen, werkzaamheden of categorieën daarvan kunnen - overeenkomstig artikel 4, derde lid, BS - slechts dan opnieuw worden getoetst zodra er nieuw en belangrijk bewijsmateriaal beschikbaar is over de effectiviteit of de gevolgen van de desbetreffende handeling of werkzaamheid. In een dergelijk geval kan worden besloten dat een eerder gerechtvaardigde toepassing niet meer gerechtvaardigd is, of andersom.

Opgemerkt wordt dat ook een veranderde nationale maatschappelijke of sociale opstelling een nieuw feit kan zijn.

De bijlagen bij de regeling zullen in het geval dat sprake is van een nieuwe, generiek gerechtvaardigde of niet-gerechtvaardigde, handeling of werkzaamheid worden aangepast. Hetzelfde geldt na de herziening van de beoordeling van een bestaande toepassing(scategorie), die volgens de bijlagen reeds generiek gerechtvaardigd of niet-gerechtvaardigd was. Bij een wijziging van gerechtvaardigd naar niet-gerechtvaardigd wordt een redelijke overgangstermijn in acht genomen.

Van belang is ook nog dat handelingen of werkzaamheden waarop weliswaar geen meldings- of vergunningplicht van toepassing is, omdat de daarbij betrokken radioactieve stoffen onder de desbetreffende vrijstellings- of vrijgavewaarden vallen, alle overige onderdelen van het besluit wel van toepassing zijn. Deze handelingen of werkzaamheden dienen dus wel gerechtvaardigd te zijn. Dit houdt in dat, indien het een niet-gerechtvaardigde handeling of werkzaamheid betreft, deze op grond van artikel 4, eerste lid, van het besluit niet toegestaan is ook al betreft het en hoeveelheid activiteit die (ver) onder de vrijstellings- of vrijgavewaarden ligt.

Uitwerking van de rechtvaardiging

De uitwerking van het rechtvaardigingsbeginsel is een aangelegenheid van de nationale overheden. De beoordeling geschiedt krachtens artikel 4, eerste lid, van het besluit door de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De ondernemer dient echter de gegevens aan te leveren op basis waarvan kan worden getoetst of de handeling of werkzaamheid te rechtvaardigen is.

Aangezien bij het bepalen van het netto voordeel met name de sociale, maar soms ook de economische voor- en nadelen heel moeilijk zijn te kwantificeren, heeft Nederland ten einde dit proces zowel voor de overheid als voor de ondernemer zo transparant mogelijk te maken, gekozen voor het maken van een regeling met daarin lijsten met handelingen of categorieën daarvan die generiek gerechtvaardigd of niet-gerechtvaardigd zijn.

De rechtvaardiging bestaat uit twee fasen. De eerste fase betreft de generieke rechtvaardiging van bepaalde categorieën handelingen of werkzaamheden. De handelingen en werkzaamheden, of categorieën daarvan die in het algemeen zijn gerechtvaardigd, zijn in bijlage 1 opgenomen.

De tweede fase betreft de specifieke rechtvaardiging per individuele handeling of werkzaamheid. Sommige handelingen en werkzaamheden zijn in de eerste fase reeds als niet-gerechtvaardigd beoordeeld, omdat de dosis weliswaar heel gering is, maar de voordelen daar toch niet tegen op wegen, omdat er geen of nauwelijks toegevoegde waarde is door het gebruik van ioniserende straling ten opzichte van de toepassing zonder dat gebruik. Voorbeelden zijn bliksemafleiders, radioactieve dobbers etc. Deze handelingen en werkzaamheden zijn dan ook opgenomen in bijlage 2 (de `negatieve lijst'). In analogie met bijlage 1, geldt voor de handelingen en werkzaamheden die in bijlage 2 zijn opgenomen, dat zij in de tweede fase, in speciale omstandigheden, alsnog gerechtvaardigd kunnen worden. Ze moeten dan, met vermelding van die omstandigheden in bijlage 1, worden opgenomen.

Soms is de handeling of werkzaamheid op zich wel te rechtvaardigen, mits de toegevoegde hoeveelheid radioactiviteit beperkt blijft. Voorbeeld hiervan zijn aanwijsinstrumenten.

De tweede fase van rechtvaardiging geschiedt bij de beoordeling van de vergunningaanvraag of melding op grond van de KEW. Als de KEW-vergunning wordt verleend of als besloten wordt dat aan de melding is voldaan, wordt de specifieke rechtvaardiging van de desbetreffende handeling of werkzaamheid een feit. De tweede fase van de rechtvaardiging bij de vergunningverlening is uitsluitend bedoeld om te voorkomen dat situaties die duidelijk niet bij de algemene rechtvaardiging voor ogen hebben gestaan, toch worden gerechtvaardigd. Deze situaties zullen naar verwachting slechts zeer zelden voorkomen.

In het specifieke geval van een complexvergunning op grond van de KEW wordt de nadere invulling van nieuwe handelingen of werkzaamheden die binnen de vergunning vallen, door middel van zogenoemde interne toestemmingen van de algemeen coördinerend deskundige geregeld. Daarbij dient deze deskundige deze handelingen of werkzaamheden ook specifiek te rechtvaardigen. Deze deskundige neemt in deze dus met deze specifieke rechtvaardiging een deel van de taak van het vergunningverlenend gezag over. Het verlenen van een complexvergunning op zich houdt dus alleen in de generieke rechtvaardiging voor alle handelingen en werkzaamheden binnen deze vergunning.

Bij de beoordeling van de rechtvaardiging in het kader van de vergunningverlening of melding zal ook worden bezien of de handeling of werkzaamheid in het licht van overige regelgeving te rechtvaardigen is. Een voorbeeld betreft de ionisatierookmelders. Het gebruik van ionisatierookmelders in woningen zal worden uitgefaseerd, dat wil zeggen dat bij nieuwbouw van woningen per 1 januari 2003, wanneer het Bouwbesluit in werking treedt, conform het bepaalde in dat besluit, rookmelders geplaatst moeten worden en dat dit geen ionisatierookmelders mogen zijn. Voorts mogen na 2005 ionisatierookmelders voor woningen niet meer door de detailhandelaren verkocht worden.

Opgemerkt wordt dat bepaalde handelingen of werkzaamheden verboden zijn. Dit verbod kan rechtstreeks voortvloeien uit een verbod in het besluit, bijvoorbeeld voor aanwijsinstrumenten waarin grote hoeveelheden radionucliden of bepaalde radionucliden zijn verwerkt, welke toevoeging volgens het besluit verboden is. Aangezien deze verboden zijn gebaseerd op het niet-gerechtvaardigd zijn, zijn deze handelingen of werkzaamheden ook in bijlage 2 opgenomen. Ook kan het verbod voortvloeien uit het feit dat de handelingen of werkzaamheden op grond van richtlijn 96/29/EURATOM verboden zijn (omdat zij niet te rechtvaardigen zijn). Deze zijn daarom ook opgenomen in bijlage 2 van deze regeling, wat krachtens artikel 4, eerste lid, van het besluit, impliciet een verbod inhoudt. Voorbeelden van dat laatste zijn de gebruiksartikelen waarin radioactief materiaal verwerkt is, zoals kinderspeelgoed, of het toevoegen van radioactiviteit aan levensmiddelen.

Ook is in bijlage 2 opgenomen als niet-gerechtvaardigd het verkopen via detailhandelaren van enige producten waarin bepaalde radionucliden zijn verwerkt, namelijk gloeikousjes, thorium-lasstaven, antistatische middelen, gasontladingsbuizen en cameralenzen.

In feite is alleen het gebruik door particulieren van deze producten niet te rechtvaardigen, maar een verbod daarvan is niet te handhaven. Daarom beperkt bijlage 2 zich tot de verkoop via detailhandelaren, wat naar verwachting een grote vermindering van het gebruik tot gevolg zal hebben. Beide producten geven bij gebruik door particulieren relatief hoge inhalatie-doses, terwijl er goede alternatieven voorhanden zijn.

De indeling van het proces van rechtvaardiging in twee fasen moet resulteren in het terugdringen van de administratieve belasting bij de vergunningverlening. Deze regeling geeft geen verhoging doch zeer waarschijnlijk een vermindering van de administratieve lasten van het bedrijfsleven.

Overgangsrecht

De geldigheid van vergunningen voor handelingen of werkzaamheden die in het verleden zijn verleend zonder dat daarbij expliciet de rechtvaardiging is getoetst, is geregeld in artikel 127, zevende lid, van het besluit. De destijds vergunde handelingen of werkzaamheden, zijn hierdoor gerechtvaardigd, ook als ze (nog) niet in bijlage 1 zijn vermeld. Op het moment dat het bevoegde gezag met een dergelijke handeling of werkzaamheid wordt geconfronteerd, bijvoorbeeld bij een aanvraag tot wijziging van een vergunning, zal deze handeling of werkzaamheid alsnog in bijlage 1 worden opgenomen.

Bijlagen

Opzet van bijlage 1 - Gerechtvaardigde handelingen en werkzaamheden

De tabel in bijlage 1 bestaat uit 5 kolommen. In de tweede kolom worden (sub)categorieën van handelingen of werkzaamheden gegeven. In de eerste kolom zijn deze (sub)categorieën genummerd. In de derde kolom zijn zoveel mogelijk voorbeelden van de (sub)categorieën genoemd. Deze kolom is dus niet uitputtend, de (sub)categorie kan nu of in de toekomst nog andere handelingen of werkzaamheden bevatten. In de vierde kolom is het doel van de genoemde toepassingen genoemd. Kolom vijf noemt enige positieve argumenten, op basis waarvan de handeling of werkzaamheid gerechtvaardigd is, ondanks de dosis die deze veroorzaakt. Niet genoemd zijn een aantal steeds terugkerende voordelen zoals werkgelegenheid, economische belangen, winstoogmerken of gemak. Opname in deze bijlage betekent dus dat de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de voordelen van groter gewicht achten dan de, niet in de tabel genoemde, nadelen. De nadelen betreffen overigens vrijwel altijd en uitsluitend een dosis voor een of meer personen.

Hantering van bijlage 1

In de praktijk zal bij een melding of vergunningaanvraag door de aanvrager moeten worden aangegeven onder welke gerechtvaardigde in de bijlage genoemde (sub)categorie in de kolommen 1 en 2 de desbetreffende handeling valt. De specifieke rechtvaardiging bestaat er dan uit dat de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid daarna bezien of de handeling of werkzaamheid inderdaad onder de aangegeven categorie valt en of de genoemde argumenten inderdaad van toepassing zijn, en uiteindelijk of de handeling of werkzaamheid gerechtvaardigd is. In sommige omstandigheden zal een enkele verwijzing naar een categorie niet voldoende zijn en zal een meer uitgebreide argumentatie moeten worden gegeven.

Indien een gewenste handeling of werkzaamheid of een categorie daarvan niet in bijlage 1 is vermeld, dient een verzoek tot rechtvaardiging gelijktijdig met de melding of de vergunningaanvraag te worden ingediend (artikel 4, vijfde lid, besluit). Er behoeft dus geen aparte procedure voor de gewenste rechtvaardiging te worden gevolgd. Indien het een nieuwe (sub)categorie betreft en deze generiek te rechtvaardigen is, zal vervolgens deze categorie te zijner tijd in bijlage 1 van de regeling worden opgenomen.

Opzet van bijlage 2 - niet-gerechtvaardigde handelingen en werkzaamheden

De tabel in bijlage 2 bestaat uit 5 kolommen. In de tweede kolom worden (sub)categorieën van handelingen of werkzaamheden gegeven. In de eerste kolom zijn deze (sub)categorieën genummerd. In de derde kolom zijn zoveel mogelijk voorbeelden van de (sub)categorieën genoemd. Deze kolom is dus niet uitputtend: de (sub)categorie kan nu of in de toekomst nog andere handelingen of werkzaamheden bevatten. In de vierde kolom is het doel van de genoemde toepassingen genoemd. Kolom vijf noemt enige argumenten, op basis waarvan de handeling of werkzaamheid niet-gerechtvaardigd wordt geacht, ondanks de vaak zeer geringe dosis die deze veroorzaakt.

Hantering van bijlage 2

Indien een gewenste handeling of werkzaamheid of een categorie daarvan in bijlage 2 is opgenomen, dient een verzoek tot rechtvaardiging, onder vermelding van het nummer in de bijlage, gelijktijdig met de melding of de vergunningaanvraag te worden ingediend (artikel 4, vijfde lid, besluit). Er behoeft dus geen aparte procedure voor de gewenste rechtvaardiging te worden gevolgd. Indien het een (sub)categorie is die alsnog generiek te rechtvaardigen is, zal deze categorie te zijner tijd vervolgens in bijlage 1 van de regeling worden opgenomen en uit bijlage 2 worden verwijderd.

Niet opgenomen in bijlage 1 of 2

Bepaalde handelingen of werkzaamheden die reeds impliciet gerechtvaardigd zijn doordat daarvoor in het verleden een vergunning is verleend, onbedoeld over het hoofd gezien zijn bij de opstelling van de bijlagen. Het is niet de bedoeling dat deze dan niet toegestaan zouden zijn. Op basis van artikel 127, zevende lid, worden zij als gerechtvaardigd beschouwd en vervolgens zo spoedig mogelijk in bijlage 1 opgenomen.

Totstandkoming van de bijlagen

Bij de opstelling van de lijsten in de bijlagen is gebruik gemaakt van het rapport `Rechtvaardiging van toepassingen met ioniserende straling', Revisie 1 (NRG P20154/00.55370, 15 november 2000) dat in opdracht van De Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is uitgevoerd. In dit rapport is een lijst opgenomen met zoveel mogelijk bestaande handelingen of werkzaamheden die tot op heden op basis van de Kernenergiewet vergund of gemeld zijn. Deze lijst vormde de basis voor bijlage 1 van deze regeling. Immers, een destijds vergunde handeling betekent dat het vergunningverlenend gezag op een bepaald tijdstip impliciet de desbetreffende toepassing heeft gerechtvaardigd. De rechtvaardiging van de kerncentrale Borssele is daarnaast gebaseerd op het Strategisch Akkoord, waarin is afgesproken dat deze centrale niet voortijdig zal worden gesloten.

Op basis van in het verleden niet-gerechtvaardigde handelingen of werkzaamheden is de lijst van niet-gerechtvaardigde handelingen opgesteld, aangevuld met de in richtlijn 96/29/EURATOM in artikel 6, vijfde lid, expliciet genoemde handelingen die in geen enkel geval gerechtvaardigd mogen worden. Dit betreft onder meer het toevoegen van radioactieve stoffen aan levensmiddelen, speelgoed en cosmetica. In dat kader zij opgemerkt dat bij voedseldoorstraling geen radionucliden aan het voedsel worden toegevoegd.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P.B.L.A. van Geel.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte

Naar boven