Vaststelling algemene ambtsberichten inzake legalisatie en verificatie van documenten

Besluit van de Minister van Buitenlandse Zaken van 19 december 2002, nr. DPV/DF/142, ter vaststelling van de algemene ambtsberichten inzake legalisatie en verificatie van documenten, afkomstig uit Ghana, India en Nigeria

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Besluit:

Artikel 1

Op de legalisatie en verificatie van documenten afkomstig uit Ghana, India en Nigeria zijn de algemene ambtsberichten die als bijlagen bij dit besluit zijn gevoegd van toepassing.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken,voor deze,
directeur-generaal Regiobeleid en Consulaire Zaken,
P.P. van Wulfften Palthe.

GHANA

Inhoudsopgave

1 Inleiding

2 Burgerlijke administratie

2.1 Geboorte en overlijden

2.1.1 Geboorte

2.1.2 Overlijden

2.2 Huwelijk en echtscheiding

2.2.1 Het burgerlijk huwelijk

2.2.2 Ontbinding van het burgerlijk huwelijk

2.2.3 Het islamitisch huwelijk

2.2.4 Ontbinding van het islamitisch huwelijk

2.2.5 Het huwelijk krachtens het gewoonterecht

2.2.6 Ontbinding van het huwelijk krachtens het gewoonterecht

2.3 Affidavits

2.3.1 Verklaring van ongehuwd zijn

2.3.2 De Jurat

3 Naamrecht

3.1 De voornaam van een kind

3.2 De geslachtsnaam van een kind

3.3 De naamvoering door echtgenoten

3.4 Officiële naamswijziging en publicatie

4 Afstamming

4.1 Wettige kinderen

4.2 Adoptie

5 Gezag

I Bijlage

1. Inleiding

In dit algemeen ambtsbericht wordt informatie gegeven ten behoeve van de legalisatie en verificatie van uit Ghana afkomstige documenten. In de navolgende hoofdstukken wordt ingegaan op de wetgeving en de praktijk ten aanzien van de burgerlijke administratie in Ghana. Deze administratie, gebaseerd op het Angelsaksische systeem, functioneert uiterst gebrekkig. Er vindt geen gegevensuitwisseling plaats tussen de 358 over het gehele land verspreide kantoren van de burgerlijke stand, zodat het in de praktijk mogelijk is onbeperkt aangifte te doen van dezelfde rechtsfeiten. Dit gegeven en de mogelijkheid tot het doen van zogenaamde tardieve aangiften maken het onder andere eenvoudig om te frauderen.

Om de juistheid van gegevens in de registers van de burgerlijke stand, de bevolkingsadministratie en de administraties van de vreemdelingendiensten te waarborgen en om te voorkomen dat bijvoorbeeld ten onrechte huwelijken worden voltrokken of kinderbijslag wordt verkregen, heeft de minister van Buitenlandse Zaken op 7 maart 1996 besloten een vijftal landen - Ghana, Nigeria, India, Pakistan, de Dominicaanse Republiek - aan te wijzen als probleemland op het gebied van het schriftelijk bewijs. Vooral vanuit genoemde landen werd de Nederlandse administratie geconfronteerd met grote hoeveelheden documenten, die vals, vervalst, dan wel inhoudelijk onjuist bleken te zijn.

Dit impliceert dat alle Ghanese documenten die vanaf 1 april 1996 bij de Nederlandse ambassade te Accra ter legalisatie worden aangeboden, inhoudelijk dienen te worden geverifieerd. Eerst indien vaststaat dat de documenten inhoudelijk juist zijn, kan worden overgegaan tot legalisatie van de documenten.

Voor de werkwijze inzake legalisatie en verificatie in Ghana in algemene zin wordt verwezen naar de `Instructie legalisatie- en verificatieprocedure Nederlandse vertegenwoordigingen in Ghana, Nigeria, India, Pakistan en de Dominicaanse Republiek' van 24 augustus 2000, no. DPC/CJ/221, gepubliceerd in de Staatscourant 167 van 30 augustus 2000.

Ghana is niet aangesloten bij enig legalisatieverdrag en de autoriteiten in Ghana verlenen geen medewerking aan verzoeken om legalisatie en/of verificatie van Ghanese documenten als deze door de Nederlandse ambassade te Accra worden aangeboden. Volgens de algemene regel dienen documenten alvorens zij bij een Nederlandse vertegenwoordiging ter legalisatie kunnen worden aangeboden, eerst gelegaliseerd te worden door het ministerie van Buitenlandse Zaken in het desbetreffende land. De centrale Ghanese autoriteiten waaronder het Ghanese ministerie van Buitenlandse Zaken legaliseren echter geen akten van de burgerlijke stand (geboorte-, huwelijks-, en overlijdensakten afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand). Daarom is de Nederlandse ambassade te Accra gedwongen genoegen te nemen met legalisaties van lagere overheden. De ambassade beschikt over specimina van handtekeningen van tekenbevoegde personen van het centrale bureau van de burgerlijke stand (Registrar of Births and Deaths) in Accra, zodat uittreksels van akten, afgegeven door deze instantie rechtstreeks, zonder tussenkomst van het ministerie van Buitenlandse Zaken te Accra, kunnen worden gelegaliseerd. Notariële akten worden daarentegen wel door het Ghanese ministerie van Buitenlandse Zaken gelegaliseerd.

2. Burgerlijke administratie

2.1 Geboorte en overlijden

De registratie van geboorten en overlijden is geregeld in de Registration of Births and Deaths Act (uit 1965, gewijzigd bij decreet 285 van 30 september 1968). Voor de inwerkingtreding van deze wet in 1965 bestond in Ghana geen centraal registratiesysteem voor geboorten en overlijden en geen verplichting tot het doen van aangifte. Een uitzondering hierop werd gevormd voor de gevallen als bedoeld in sectie 3, hoofdstuk 80 van de Births, Deaths and Burials Ordinance (in werking getreden op 1 juni 1926), te weten in het geval van geboorte of overlijden van niet-autochtonen in de Goudkust of in de territoriale wateren van de Goudkust en in het geval dat de Gouverneur geboorte en overlijdensaangifte bij bestuursmaatregel verplicht stelde.

Sinds de inwerkingtreding van de Registration of Births and Deaths Act is het doen van aangifte verplicht. Aangifte dient plaats te vinden bij de Registrar of Births and Deaths van het districtsbureau waaronder de geboorteplaats of plaats van overlijden ressorteert. Het districtsbureau zendt een afschrift van de geboorteakte/overlijdensakte naar het centrale/overkoepelende registratiekantoor in Accra. Sedert 1974 worden in de akten noch religie noch beroep vermeld.

Een vol register dient binnen 28 dagen naar de Registrar in Accra gezonden te worden. Afschriften/uittreksels kunnen in een dergelijk geval slechts bij de Registrar in Accra worden verkregen. In verband hiermee dient voor verkrijging van een afschrift van een akte door de aanvrager altijd eerst bij het desbetreffende districtsbureau te worden nagegaan of de desbetreffende akte daar nog aanwezig is. In het bevestigende geval kan het afschrift ter plaatse worden verkregen. In het ontkennende geval dient de aanvrager zich te wenden tot de Registrar in Accra.

2.1.1 Geboorte

In beginsel moet een geboorte in Ghana binnen 21 dagen worden geregistreerd bij de Registrar of Births and Deaths. In eerste instantie zijn de ouders verplicht tot aangifte. Indien geen van beide meer leeft of niet in staat is om aangifte te doen, kunnen derden dit doen. In artikel 8, lid 3 van de Births and Deaths Act is beschreven wie worden bedoeld met derden:

- bewoner van het pand waarin het kind is geboren, mits deze persoon op de hoogte kan zijn van de geboorte van het kind;

- eenieder die bij de geboorte van het kind aanwezig is;

- eenieder die de zorg over het kind heeft. Ieder van de tot in dit wetsartikel bedoelde derden kan bovendien anderen op basis van een power of attorney machtigen de aangifte te verrichten. In dergelijke gevallen wordt in de geboorteakte de naam vermeld van de persoon die de power of attorney heeft verstrekt.

Nadat registratie heeft plaatsgevonden, ontvangt de aangever kostenloos een afschrift van de geboorteakte.

In de praktijk blijkt dat registratie van geboorte veelal pas plaatsvindt na de voorgeschreven 21 dagen. Men spreekt dan van een late entry (tardieve aangifte) waarvoor men een geldboete dient te betalen. Reden voor het feit dat er pas op een later tijdstip aangifte van geboorte wordt gedaan is dat er in het dagelijks leven geen noodzaak is om over een geboorteakte te beschikken. Een geboorteakte is pas nodig (voor de aanvraag van een paspoort, visum, verblijfsvergunning) als men bij voorbeeld naar het buitenland wil reizen en/of zich daar wil vestigen. Tegenwoordig vragen sommige scholen in de grote steden bij de inschrijving om een geboorteakte. Indien pas na twaalf maanden na de geboorte aangifte wordt gedaan, dient een speciaal formulier te worden ingevuld (Declaration for Registration of Birth after 12 Months) en een affidavit te worden afgelegd door een tot aangifte bevoegde persoon zoals vermeld in artikel 8, lid 3 van de Registration of Births and Deaths Act, af te leggen ten overstaan van de Commissioner of Oaths.

Als de Registrar kan instemmen met de redenen voor het later registreren van een geboorte, zal hij hiertoe overgaan. Hij zal hiertoe een aantekening maken in de marge van de geboorteakte in het register (artikel 8, lid 6 van de Births and Deaths Act). Ontbreekt deze aantekening in de marge dan is het aan betrokkene verstrekte uittreksel naar Ghanees recht niet rechtsgeldig en dus niet voor legalisatie door de Nederlandse vertegenwoordiging vatbaar.

In het geval dat een persoon (tardieve) aangifte wil laten doen van zijn eigen geboorte, omdat er géén tot aangifte bevoegde personen zijn, als vermeld in artikel 8 lid 3 van de Births and Deaths Act, zou betrokkene op grond van de Evidence Decree een verzoek tot vaststelling van zijn identiteit en afstamming kunnen indienen bij de rechter in Ghana. Na vaststelling van deze gegevens kan betrokkene met dit vonnis aangifte doen bij het bureau van de burgerlijke stand.

De ambtenaar van de burgerlijke stand noteert slechts wat hem door de aangever wordt verteld en geen enkel in de geboorte- of overlijdensakte vermeld feit wordt op echtheid gecontroleerd. De mogelijkheid tot tardieve aangifte en het gebrekkige controlesysteem maken het in de praktijk mogelijk dat meerdere malen aangifte kan worden gedaan en zodoende een geboorte meerdere malen wordt geregistreerd. Slechts de eerste aangifte is rechtsgeldig. Alle latere registraties worden als niet rechtsgeldig aangemerkt.

Indien men wil nagaan of er reeds eerder een geboorte is geregistreerd, kan men, mits men voldoende gegevens overlegt, een zoekopdracht instellen bij het centrale bureau van de burgerlijke stand.

Te allen tijde kunnen wijzigingen (bijvoorbeeld een naamswijziging) in de registratie worden aangebracht. In principe moeten hiertoe ondersteunende documenten bij de Registrar worden overgelegd. De Statutory Declaration dient als ondersteunend document en dient te worden afgelegd ten overstaan van een Commissioner of Oaths. In die verklaring wordt de aard van de fout genoemd en wordt aangegeven hoe deze moet worden gecorrigeerd. Uit de praktijk blijkt dat meervoudige wijzigingen, die de totale identiteit van betrokkene veranderen niet worden geaccepteerd door de ambtenaar van de burgerlijke stand. Daarnaast brengt een wijziging in de woonplaats meestal met zich mee dat de geboorte in een ander geboortedistrict dient te worden aangegeven. In deze gevallen moet de registratie in zijn geheel worden verwijderd uit de boeken van de districtsambtenaar die niet bevoegd was te registreren. Een verzoek tot verwijdering van een geboorteregistratie dient ook schriftelijk te worden ingediend. Een deugdelijke motivatie en een Statutory Declaration ter ondersteuning van dit verzoek zullen bepalend zijn voor de beslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand om het verzoek al dan niet in te willigen.

Wijzigingen of aanvullingen in een register worden aangebracht door de Principal Registrar in Accra of door de Local Registrar in de desbetreffende plaats, afhankelijk van waar het register zich bevindt. In het geval een wijziging wordt aangebracht op verzoek van een particulier, is deze daarvoor een vastgesteld bedrag verschuldigd.

Wijzigingen als vorenbedoeld worden vermeld bij wijze van kanttekening, zonder wijziging van de originele datum van inschrijving. Nadat correctie heeft plaatsgevonden kan een nieuw geboorte-uittreksel worden opgevraagd. Het nieuwe geboorte-uittreksel dient géén andere registratiedatum te bevatten dan die van de oorspronkelijke - eerste - aangifte. Indien dit wel het geval is, is sprake van dubbele registratie - hetgeen naar Ghanees recht niet rechtsgeldig is - en zal het document niet door de ambassade worden gelegaliseerd.

2.1.2 Overlijden

Volgens de Registration of Births and Deaths Act moet een arts bij overlijden van een persoon een schriftelijke verklaring afgeven waarin de identiteit van de overledene alsmede de doodsoorzaak zijn vermeld. Deze verklaring dient vervolgens aan de ambtenaar van de burgerlijke stand te worden overgelegd, waarna inschrijving in het overlijdensregister plaatsvindt. In theorie zou genoemde ambtenaar vervolgens een schriftelijke toestemming tot begraven dienen af te geven. Dit bewijsstuk moet vervolgens door de beheerder van de begraafplaats bij zijn administratie worden bewaard. Afgezien van het feit dat in veel dorpen geen arts en/of ambtenaar van de burgerlijke stand aanwezig is, wordt de hiervoor beschreven procedure in de praktijk niet gevolgd.

2.2 Huwelijk en echtscheiding

In Ghana kunnen huwelijk en echtscheiding op grond van het geschreven recht of conform het gewoonterecht plaatsvinden.

2.2.1 Het burgerlijk huwelijk

Het burgerlijk/christelijk huwelijk is geregeld in de Marriage Ordinance van 19 november 1884. Een huwelijk waarop de Marriage Ordinance van toepassing is, kan zowel ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand als ten overstaan van een erkend geestelijke worden voltrokken (artikelen 9 en 30 van de Marriage Ordinance).

De wilsverklaring tot het sluiten van een huwelijk dient door bruid en bruidegom gelijktijdig en in persoon te worden afgelegd in aanwezigheid van vier getuigen. In de Children's Act (Act 560) van 1998 is de minimumleeftijd voor het aangaan van enig huwelijk op achttien jaar gesteld. Voorts verbiedt de Ghanese wet een huwelijk tussen familieleden. Voor het aangaan van een burgerlijk huwelijk dient aangifte te worden gedaan bij de Registrar of Marriages of, als het gaat om een kerkelijk huwelijk, bij een Marriage Officer.

Na een periode van minimaal 21 dagen en maximaal drie maanden geeft de Registrar een zogenaamd A-certificaat af. Hiermee bevestigt hij dat er geen huwelijksbeletselen zijn. De huwelijkssluiting dient plaats te vinden binnen drie maanden na afgifte van het A-certificaat. Als bewijs van huwelijk geldt de huwelijksakte, die wordt afgegeven door de Registrar of Marriages of de Marriage Officer.

Indien het huwelijk wordt voltrokken door een priester, wordt een huwelijkscertificaat in tweevoud opgemaakt, waarin worden vermeld:

- het nummer van het huwelijkscertificaat;

- de datum van huwelijksvoltrekking;

- de namen van bruid en bruidegom;

- de huwelijkse staat van beide partners direct voorafgaande aan het huwelijk.

Na ondertekening van beide exemplaren door bruid, bruidegom en priester, wordt één exemplaar verstrekt aan bruid en bruidegom en het andere exemplaar binnen zeven dagen na de huwelijksvoltrekking opgestuurd naar de Registrar of Marriages in het district waaronder de kerk valt.

2.2.2 Ontbinding van het burgerlijk huwelijk

Een huwelijk gesloten krachtens het geschreven recht kan uitsluitend ontbonden worden door een uitspraak van de rechtbank. De echtscheidingsprocedure is wettelijk geregeld in de Matrimonial Cause Act (Act 367) van 1971. Conform artikel 1 van deze wet hebben beide echtelieden het recht om een verzoek tot echtscheiding in te dienen. Voor inwilliging van een verzoek dient de rechter zich ervan te vergewissen dat het huwelijk daadwerkelijk geen kans van slagen meer heeft. Hiertoe dient de eiser zijn verzoek te onderbouwen en te voorzien van een affidavit. Op grond van artikel 9 van deze Matrimonial Cause Act kan een verzoek in ieder geval niet eerder worden ingediend dan twee jaar nadat het huwelijk is gesloten.

Zowel op grond van de Matrimonial Cause Act (artikelen 1-17 en 41), als op grond van de Marriage Ordinance (artikel 42), dienen de betrokkenen de echtscheiding te laten registreren bij de Registrar van het district, waarin de echtscheiding is uitgesproken.

2.2.3 Het islamitisch huwelijk

Voor Ghanezen die des islam belijden bestaat de mogelijkheid polygaam te huwen onder de voorwaarden genoemd in de Marriage of Mohammedans Ordinance (CAP 129) van 30 december 1907 en gewijzigd in 1951. In artikel 5 van deze wet is de procedure betreffende registratie van een dergelijk huwelijk geregeld. Het is niet noodzakelijk dat de aanstaande echtelieden zelf bij het huwelijk aanwezig zijn. Zij kunnen zich laten vertegenwoordigen door hun huwelijksvoogd (Wali). Eén van de voorwaarden verbonden aan de sluiting van een islamitisch huwelijk is dat het huwelijk voltrokken dient te worden in aanwezigheid van twee getuigen en dat de bruid (of haar voogd) instemt met de bruidsschat. Het huwelijk moet binnen één week na de huwelijkssluiting worden ingeschreven in het Mohammedan Marriage and Divorce Register in het district waar het huwelijk heeft plaatsgevonden. Daartoe dienen de echtgenoot, de huwelijksvoogd, twee getuigen en de geestelijke (imam) een verklaring af te leggen. Registratie van een huwelijk buiten de gestelde termijn en zonder dat de echtelieden en getuigen aanwezig zijn, kan slechts geschieden als betrokkenen, met uitzondering van de geestelijke (imam), een verklaring hebben afgelegd voor de rechter waarin de reden wordt vermeld voor de tardieve aangifte. Op basis van deze verklaring kan de rechter de Registrar opdragen om het huwelijk alsnog te registreren. In dat geval is enkel de handtekening van de imam vereist.

De rituelen bij een islamitische huwelijksvoltrekking worden beschreven in het boek Family Law in Ghana (hoofdstuk veertien, pagina 258), geschreven door W. E. Ofei en gepubliceerd in 1998.

2.2.4 Ontbinding van het islamitisch huwelijk

Een islamitisch huwelijk kan op drie verschillende manieren worden ontbonden:

- door de echtgenoot, zonder tussenkomst van de rechter (Talak). Iedere volwassen mannelijke moslim mag scheiden van zijn vrouw zonder daar ook maar een reden voor te noemen. Het huwelijk kan zowel mondeling als schriftelijk door de echtgenoot worden ontbonden. In principe hoeft de echtscheiding niet in het bijzijn van de vrouw te worden uitgesproken of schriftelijk/mondeling door de man aan haar te worden medegedeeld. De aan een echtscheiding klevende financiële aspecten (bijvoorbeeld: alimentatie en terugvordering bruidsschat) maken het evenwel zinvol haar wel van de scheiding op de hoogte te stellen;

- zonder tussenkomst van de rechter, indien beide echtelieden instemmen met de scheiding;

- door tussenkomst van de rechtbank, op verzoek van één van de echtelieden.

Zoals uit de twee eerst genoemde mogelijkheden blijkt, kan een vrouw niet scheiden zonder toestemming van haar man. Uitzondering hierop vormt de situatie waarin beide echtelieden hierover een contract hebben afgesloten.

2.2.5 Het huwelijk krachtens het gewoonterecht

Een huwelijk krachtens het gewoonterecht (Native Customary Law, het recht van de stam) kent geen wettelijke regeling, met uitzondering van de registratie. De rol van de families van de echtgenoten is bij een dergelijk huwelijk even belangrijk als die van de echtgenoten zelf. Zij onderzoeken bijvoorbeeld of er huwelijksbeletselen (waaronder bloedverwantschap en financiële bezwaren) zijn. Het sluiten van een traditioneel huwelijk gaat gepaard met allerlei rituelen. Hoewel de huwelijksceremonie per stam kan verschillen, is de wilsovereenstemming tussen de ouders van beide echtgenoten even belangrijk als de wilsovereenstemming tussen de echtgenoten zelf. Het huwelijk is voltrokken op het moment dat de vader (of de voornaamste oudste van de familie) van de bruid de bruidsschat accepteert. Vanaf dat moment worden de betrokkenen geacht met elkaar verder te leven als man en vrouw. De echtgenoten hoeven niet bij de huwelijkssluiting aanwezig te zijn.

In de praktijk komt het voor dat een Ghanese man en vrouw samenwonen zonder gehuwd te zijn. Er wordt van hen echter wel verwacht dat zij tot het sluiten van een huwelijk overgaan.

Volgens de Customary Marriages and Divorce (Registration) Amendment Law (P.N.D.C.L. 263) van 1991 is registratie van het huwelijk krachtens gewoonterecht niet meer verplicht. Op grond van de Customary Marriage and Divorce (Registration) Amendment Law van 1985 moest de aanvraag voor registratie van een customary marriage binnen drie maanden na de huwelijksvoltrekking worden ingediend. Registratie vindt plaats op vertoon van een Statutory Declaration, met opgaaf van de namen van de echtgenoten, de verblijfplaats van de echtgenoten en de opgave dat de huwelijksvoorwaarden zijn vervuld. Deze verklaring dient te worden afgelegd door de echtelieden. Daarnaast dient er een ondersteunende verklaring te worden afgelegd door de ouders van beide partners. Indien de ouders niet bij machte zijn de verklaring af te nemen dan dient deze taak te worden vervuld door twee familieleden die instaan als `loco parentis' van beide partijen. Het is niet noodzakelijk dat de echtelieden zelf de huwelijksakte ondertekenen. Bij afwezigheid kunnen zij zich door iemand laten vertegenwoordigen. Dit dient kenbaar gemaakt te worden middels een affidavit waarin de echtelieden iemand machtigen om voor de bruid en/of bruidegom te tekenen.

Het merendeel van de Ghanese bevolking doet geen aangifte van een customary marriage. Pas wanneer op enig tijdstip de overlegging van een huwelijksakte wordt gevraagd, kan het huwelijk alsnog worden geregistreerd. Indien een huwelijk niet staat geregistreerd wil dat niet zeggen dat het huwelijk niet rechtsgeldig is.

Een Ghanese man mag op grond van het gewoonterecht met meerdere vrouwen tegelijk getrouwd zijn (polygamie). Indien in eerste instantie een huwelijk op basis van het gewoonterecht is gesloten en diezelfde echtelieden besluiten het burgerlijk huwelijk aan te gaan, dan vervalt het traditioneel huwelijk en de daarbij behorende rechten en plichten. Twee verschillende typen huwelijk met dezelfde persoon kunnen namelijk niet naast elkaar bestaan.

2.2.6 Ontbinding van het huwelijk krachtens het gewoonterecht

Bij het verbreken van een customary marriage vindt een soortgelijk ritueel plaats als bij de huwelijkssluiting in aanwezigheid van de voornaamste oudsten van de families van beide partijen. Eerst winnen de wederzijdse families informatie in ten aanzien van de intentie tot verbreking van het huwelijk. Lukt een lijmpoging niet, dan volgt, conform het gewoonterecht van de betrokken stam, de verbreking van het huwelijk. De vader van de vrouw dient de bruidsschat die op de huwelijksdag is ontvangen terug te geven aan de man. Soms wordt de man opdracht gegeven de vrouw een vergoeding te geven opdat het huwelijk tussen partijen wordt ontbonden. Vanaf dat moment is het huwelijk verbroken. Op basis van het gewoonterecht kan de ceremonie van echtscheiding plaatsvinden zonder dat de echtelieden daarbij aanwezig zijn.

Op grond van de Customary Marriage and Divorce (Registration) Law (P.N.D.C.L. 112) uit 1985 dient een dergelijke huwelijksontbinding binnen drie maanden geregistreerd te worden bij de ambtenaar van de burgerlijke stand in het district waar het huwelijk staat geregistreerd. Sinds de inwerkingtreding van de Customary Marriages and Divorce (Registration) Amendment Law in 1991 bestaat deze verplichting echter niet meer.

Ten behoeve van de registratie dient een Statutory Declaration te worden afgelegd door de betrokkene, waarvan de inhoud wordt ondersteund (in een affidavit) door de ouders van betrokkenen dan wel door de familieleden die instaan als `loco parentis'.

De Registrar schrijft de namen van partijen van wie het huwelijk is ontbonden in in het daarvoor bestemde door hem te ondertekenen register. In het register worden tevens de huwelijksdatum, de woonplaats van betrokkenen, de datum van ontbinding van het huwelijk, de handtekeningen van partijen, het ontvangstbewijs van de huwelijksontbindingsmelding opgenomen.

Na registratie zal gedurende een periode van 28 dagen een notitie op het publikatiebord van het bureau van de ambtenaar van de burgerlijke stand hangen waarin staat vermeld dat betrokkenen zijn gescheiden. De echtscheidingsakte dient als bewijs van registratie.

Indien een customary marriage niet staat geregistreerd, wil dat niet zeggen dat er geen echtscheiding heeft plaatsgevonden. De registratie vergemakkelijkt het evenwel om een echtscheiding aan te tonen. Het zegt verder niets over de rechtsgeldigheid van een echtscheiding. Het is zelfs mogelijk om een huwelijk te laten registreren, nadat het volgens het gewoonterecht ontbonden is. Voor registratie van een huwelijk dat eigenlijk al niet meer bestaat, is het noodzakelijk dat een van de echtelieden alsmede een familielid een verklaring afleggen waarin staat dat een huwelijk heeft plaatsgevonden.

2.3 Affidavits

In een notariële verklaring kan door in Ghana woonachtige familieleden (van de in Nederland verblijvende belanghebbende) op grond van de Statutory Declaration Act van alles worden verklaard over diens huwelijkse staat, het al dan niet hebben van kinderen, de juistheid of onjuistheid van de geboortedatum, enzovoorts. De inhoud van de notariële akte behoeft echter niet overeenkomstig de werkelijke feiten te zijn, aangezien ook de notaris slechts opschrijft wat hem wordt verteld, zonder de feiten of zelfs maar de identiteit van de aangever te verifiëren. Wat van belang is, is dat degene die de verklaring aflegt op de hoogte kan zijn van hetgeen hij/zij verklaart.

2.3.1 Verklaring van ongehuwd zijn

Een verklaring van ongehuwd zijn is in Ghana alleen te verkrijgen in de vorm van een notariële verklaring (affidavit).

2.3.2 De Jurat

In verband met het bestaan van analfabetisme in Ghana kent de Ghanese administratie het bestaan van een z.g. Jurat. Een Jurat is een officiële verklaring van - meestal - een functionaris zoals een ambtenaar of notaris op een document, verklarende dat de door hem opgestelde tekst duidelijk is en juist is voorgelezen en dat de betrokkene de inhoud van het document begrijpt. Verder voorziet de Jurat erin, dat betrokkene zijn of haar `handtekening', `paraaf' of duimafdruk onder de Jurat plaatst.

Met het plaatsen van een Jurat wordt voorkomen dat een betrokkene op een later tijdstip kennis van de inhoud van het document ontkent met bij voorbeeld als argument zijn analfabetisme.

Indien de Jurat op een document ontbreekt of niet juist is ingevuld, betekent dit dat het document naar lokaal recht niet rechtsgeldig is.

3. Naamrecht

3.1 De voornaam van een kind

In de loop der tijd kan een kind verschillende onofficiële naamswijzigingen ondergaan. Kinderen kunnen bijvoorbeeld bij de doop een nieuwe naam krijgen. Het feit dat iemand bij zijn doop een nieuwe naam krijgt, houdt echter niet automatisch in dat de naam die hij/zij bij geboorte heeft gekregen, opeens komt te vervallen. Volgens gewoonterecht is het mogelijk dat iemand onder meerdere namen door het leven gaat. Zolang er geen verwarring ontstaat over de identiteit van een persoon dienen deze - verschillende - namen te worden geaccepteerd zonder dat de naam officieel - ten overstaan van een notaris - dient te worden gewijzigd en via publicatie openbaar gemaakt moet worden.

Eén van de controlemiddelen voor de inhoudelijke juistheid van Ghanese (geboorte)documenten vormt de relatie geboortedag-(voor)naam van het kind. In Ghana krijgen kinderen vaak een voornaam die bij de dag van de week hoort waarop zij zijn geboren. Als bijlage I is een lijst toegevoegd met namen en de corresponderende dagen alsmede de stam/taal die van toepassing is. Het komt voor dat iemand de dagnaam van de persoon krijgt waarnaar hij/zij is vernoemd.

3.2 De geslachtsnaam van een kind

Er bestaan geen wettelijke voorschriften ten aanzien van de naamgeving. De naamgeving geschiedt volgens stamgebruik. Deze regels zijn per stam verschillend. Gewoonlijk volgt acht dagen na de geboorte de naamgevingsceremonie. Kinderen die zijn geboren uit een burgerlijk huwelijk krijgen in de regel de geslachtsnaam van de vader. Indien een kind niet staande een huwelijk is geboren, hangt de naamgeving in sterke mate samen met de voorschriften van het toepasselijke gewoonterecht. In patrilineaire gemeenschappen krijgt het kind de geslachtsnaam van de vader. In matrilineaire gemeenschappen kan het kind de naam krijgen van een oom (of vriend), die wordt beschouwd als de `sociale' vader van het kind. Indien de vader weigert het kind te erkennen, krijgt het kind vaak een naam van de familie van moederszijde.

3.3 De naamvoering door echtgenoten

Zowel bij een burgerlijk als bij een traditioneel huwelijk kan de vrouw kiezen of zij haar eigen naam blijft voeren of die van haar echtgenoot. In de praktijk is gebleken dat de vrouw bij een burgerlijk huwelijk meestal de naam van haar echtgenoot aanneemt. Bij de huwelijken naar gewoonterecht gebeurt dit in mindere mate.

3.4 Officiële naamswijziging en publicatie

Het is verplicht om een naamswijziging te publiceren, indien de naamswijziging zich voordoet na het bereiken van het achttiende levensjaar. Het voorkomt verwarring en twijfel omtrent de identiteit van een persoon. Nadat ten overstaan van een notaris een beëdigde verklaring is afgelegd moet de wijziging van de (geslachts-)

naam worden gepubliceerd in de Gazette (een soort Staatscourant) dan wel in één van de nationale dagbladen. De redenen van de wijziging moeten worden opgegeven (bijvoorbeeld huwelijk). Hoewel door publicatie de naamsverandering openbaar wordt, impliceert dit niet dat documenten met de oude naam van betrokkene niet rechtsgeldig zijn.

4. Afstamming

4.1 Wettige kinderen

In Ghana zijn alle kinderen van een man wettig op grond van het gewoonterecht, d.w.z. zowel geboren staande als niet staande huwelijk. Waar het echter in het Ghanese recht om gaat is of de vader zijn vaderschap accepteert. Op grond van de Evidence Decree (N.R.C.D. 323) uit 1975 wordt een kind dat staande huwelijk is geboren beschouwd als het kind van de man van de moeder. Oftewel, die man is de vader en behoort alle rechten en plichten die aan het opvoeden van een kind zijn verbonden, te accepteren. Indien een man niet staande huwelijk een kind verwekt bij een vrouw heeft hij de keus om als vader van het kind op te treden, hetgeen impliceert dat hij gebonden is aan een aantal rechten en plichten.

Indien er onduidelijkheid bestaat over het vaderschap (wanneer bijvoorbeeld twee mannen beide menen de vader van het kind te zijn) kan men bij de Ghanese rechter een verzoek indienen tot het middels bloedonderzoek vaststellen van het vaderschap.

Door middel van een naamgevingsceremonie kan een Ghanese man het vaderschap over een kind erkennen. Door deze procedure aanvaardt de man het wettige vaderschap over het kind en wordt het kind door de erkenner en diens familie aangemerkt als zijn wettige kind.

Indien een Ghanese man een kind heeft verwekt bij een reeds getrouwde vrouw, kan de rechter bepalen dat de juridische vader (en dus niet de biologische) beschouwd moet worden als de vader van het kind.

4.2 Adoptie

Adoptie wordt in het Ghanese recht tegenwoordig beheerst door de Children's Act (Act 560) uit 1998 (voorheen door de Adoption Act van 1962), terwijl er voorts ook adoptie mogelijk is op grond van het gewoonterecht.

De adoptie komt tot stand op verzoek van betrokkenen door uitspraak van de rechtbank.

Een verzoek kan worden ingediend door:

- een echtpaar;

- één adoptiefouder;

- één adoptiefouder, tezamen met de (tegenwoordige) echtgenoot.

Alleen kinderen die jonger zijn dan achttien jaar kunnen worden geadopteerd. De toestemming van de ouders is in principe vereist. De rechtbank kan daarnaast de toestemming vorderen van een persoon die rechten en plichten tegenover het kind heeft. De rechtbank heeft de bevoegdheid van deze voorschriften af te wijken. Door de adoptie verkrijgt het kind de rechtspositie van een eigen kind van de adoptanten. De rechtsbetrekkingen met de oorspronkelijke ouders worden door de adoptie-uitspraak verbroken. Indien de adoptiefouders wensen dat het kind na inwilliging van het adoptieverzoek hun geslachtsnaam verkrijgt, dienen zij dit te verzoeken, voordat de adoptie over het kind wordt uitgesproken. Op grond van de adoptie-uitspraak kunnen de adoptiefouders de Registrar verzoeken om een wijziging in de registratie van de geboorte, waarin de nieuwe ouders(s) en de nieuwe naam van het kind worden vermeld. Na de officiële wijziging kan er een nieuw uittreksel van de geboorteregistratie worden afgegeven. De adoptie-uitspraak heeft echter niet tot gevolg, dat het kind gaat behoren tot de gewoonterechtelijke clan of afstammingslijn van de adoptant.

5. Gezag

Uit Ghanese jurisprudentie blijkt dat het gezag bij een kind dat staande huwelijk wordt geboren, wordt opgedragen aan beide ouders. Dat wil zeggen dat zij zorg dienen te dragen voor de opvoeding van het kind. Indien een kind niet staande huwelijk wordt geboren, heeft de man die het kind verwekt de keus het gezag over het kind te krijgen. Indien de man niet bereid is om de opvoeding van het kind op zich te nemen, ligt het gezag bij de moeder en haar familie. Indien beide ouders komen te overlijden, komt het gezag te liggen bij de familie van de vader of de moeder.

Op grond van sectie 43 van de Children's Act (Act 560) uit 1998 kan een ouder, familielid of elke andere persoon die het kind opvoedt de rechtbank om toewijzing van de voogdij verzoeken.

I Bijlage

stcrt-2002-248-p14-SC37860-1.gifstcrt-2002-248-p14-SC37860-2.gif

INDIA

Deel 1: Algemeen

India is geen partij bij verdragen inzake legalisatie.

De Indiase burgerlijke administratie, die zijn oorsprong vindt in het Britse systeem, is sinds de onafhankelijkheid sterk ontwikkeld en beschikt over alle juridische instrumenten die nodig zijn om goed te functioneren, hoewel er nog discrepanties bestaan tussen regels en voorschriften op papier en implementatie hiervan in de praktijk.

Om te voorkomen dat er onjuiste gegevens in de Nederlandse administratie terechtkomen, heeft de Minister van Buitenlandse Zaken in maart 1996 besloten vijf landen, te weten de Dominicaanse Republiek, Ghana, India, Nigeria en Pakistan, als 'probleemlanden' aan te wijzen. Deze Aanwijzing (bekend als `Aanwijzing probleemlanden') houdt in dat met ingang van 1 april 1996 alle door de Indiase autoriteiten afgegeven documenten alleen gelegaliseerd kunnen worden door de Nederlandse Ambassade te New Delhi en het Nederlandse Consulaat-Generaal te Mumbai, nadat de rechtsgeldigheid van de documenten is vastgesteld en de inhoud ervan is geverifieerd.

De reden voor de aanwijzing was het feit dat de Nederlandse administratie geconfronteerd werd met een enorme hoeveelheid valse of vervalste documenten, dan wel documenten die inhoudelijk onjuist bleken te zijn.

De ervaring leert dat bijna 80% van alle documenten die vlak na de `Aanwijzing probleemlanden' ter legalisatie werden ingediend, vals of vervalst waren. Nu, vijf jaar na de Aanwijzing, wordt het overgrote deel van de ingediende documenten afgegeven door de relevante autoriteiten, maar zijn inhoudelijk onjuist of de lokale registratieprocedures zijn niet altijd correct gevolgd. De voorgeschreven Indiase registratieprocedures zijn ingewikkeld, tijdrovend en vergen veel geduld.

India is in 1947 onafhankelijk geworden. De Indiase grondwet is op 26 januari 1950 in werking getreden, waarmee India een democratische staatsvorm kreeg. Aanvankelijk was India een unie van 27 deelstaten (onderverdeeld in 3 categorieën) en 7 `union territories' in een quasi-federale structuur. Tegenwoordig zijn er 28 deelstaten (allen van dezelfde categorie) en 7 `union territories'.

De Indiase grondwet is een uitvoerig document bestaand uit 395 artikelen en een aantal bijlagen. De grondwet bepaalt niet alleen de regeringsstructuur, maar bevat ook gedetailleerde en stevig verankerde bepalingen inzake de rechten van staatsburgers en andere personen, en inzake de grondbeginselen die de staat moet volgen bij het regeren van het land, aangemerkt als `Directive Principles of State Policy' (Richtlijnen en Beginselen voor Staatsbeleid).

Het deel inzake de staatsinrichting van de grondwet is hoofdzakelijk afgeleid van de Government of India Act, 1935 (Wet inzake de Regering van India, 1935). Bepaalde inheemse organen zoals `panchayats' (een orgaan bestaande uit oudsten van een gemeenschap dat toezicht houdt op het lokale dorpsbestuur en optreedt in de beslechting van geschillen) worden met name gestimuleerd.

De Indiase staatsvorm is in wezen federaal. De rechterlijke macht is onafhankelijk, met het Hooggerechtshof van India als hoogste rechterlijke college, en in elke deelstaat een gerechtshof en lagere rechtbanken. Het Indiase rechtssysteem wordt voornamelijk beheerst door de uitgebreide geschreven grondwet en door wetten die hoofdzakelijk gebaseerd zijn op de beginselen van common law.

De wetgevende bevoegdheden zijn verdeeld1 tussen het federale parlement en de wetgevende organen van de deelstaten2. De onderwerpen waarover het federale parlement wetgevende macht heeft, staan vermeld in Lijst I (Union List), die van de deelstaten staan vermeld in Lijst II (State List), en de onderwerpen waarover beiden wetgevende macht hebben staan in Lijst III (Concurrent List).

Zowel het federale parlement als de wetgevende organen in de deelstaten zijn bevoegd tot wetgeving op het gebied van personen- en familierecht3, met inbegrip van zaken als huwelijk en echtscheiding, minderjarigen, adoptie, testamenten, erfopvolging enz. Het personen- en familierecht in India is op de eerste plaats gebaseerd op en vindt zijn oorsprong in ideeën die besloten liggen in het culturele erfgoed en de gewoonten van diverse gemeenschappen in de verschillende delen van het land. Vele regels van het personen- en familierecht zijn opgenomen in de centrale of deelstaatwetgeving en dikwijls in voorschriften vervat die zijn toegespitst op specifieke gemeenschappen. Hoewel de eisen voor een rechtsgeldig hindoe-, moslim- of seculier huwelijk dan wel echtscheiding zijn vastgelegd in wetten, handhaven dezelfde wetten ook de werking van in verschillende delen van het land geldende4 gewoonten die in strijd zijn met dergelijke eisen. Een bekend voorbeeld is het matriarchale systeem met betrekking tot huwelijk en echtscheiding dat in bepaalde delen van Zuid-India geldt.

Deel 2: Burgerlijke administratie

I. GEBOORTE EN OVERLIJDEN

A. De Registration of Births and Deaths Act, 1969 (Wet inzake geboorte- en overlijdensregistratie, 1969)

De meest recente, momenteel van kracht zijnde, wetgeving die van toepassing is op de registratie van geboorte en overlijden na 1 april 1970, is de Registration of Births and Deaths Act, 1969 (verder aangeduid als RBDA, 1969). De aan deze datum voorafgaande registraties van geboorte en overlijden vallen tot op zekere hoogte, zoals hierna in de tekst uiteengezet, nog steeds onder de Births, Deaths and Marriages Act of 1886 (Wet Burgerlijke Stand 1886).

De geboorte- en overlijdensregistratie wordt ook geregeld door de deelstaatregeringen, daar deze voorkomt op de Concurrent List5. Daarentegen staan kwesties inzake staatsburgerschap en dus erkenning van nationaliteit op de Union List6 en worden bijgevolg behandeld door de centrale regering.

RBDA, 1969 is tussen 1 april 1970 en 1976 stapsgewijs overgenomen door verschillende deelstaten. De administratie op grond van deze wet is als volgt geregeld:

1. De Registrar-General wordt benoemd door de centrale regering om de activiteiten van de Chief Registrars te coördineren en te verifiëren;

2. Chief Registrars worden benoemd door de deelstaatregeringen om de bepalingen van deze wet in de deelstaten ten uitvoer te leggen;

3. District Registrars worden door de deelstaatregeringen benoemd voor elk belastingdistrict om toezicht te houden op de geboorte- en overlijdensregistratie in de districten;

4. Registrars worden benoemd door de deelstaatregeringen voor alle lokale gebieden die het rechtsgebied omvatten van een gemeente, `panchayat' of andere lagere overheid, en zij zijn verplicht om gegevens inzake geboorte en overlijden in te schrijven in de speciaal hiertoe bijgehouden registers.

Ingevolge de artikelen 8 t/m 10 zijn bepaalde personen verplicht bij de Registrar aangifte van geboorte of overlijden te doen. De aangever van een geboorte of sterfgeval is verplicht het register te tekenen of, als hij niet kan schrijven, in de plaats daarvan zijn duimafdruk te plaatsen (artikel 11). De aangever krijgt vervolgens van de registratieambtenaar een uittreksel van de geregistreerde geboorte of het geregistreerde overlijden (artikel 12), dat beschouwd wordt als een aanvaardbaar en prima facie bewijs van geboorte of overlijden ingevolge artikel 35, in combinatie met de artikelen 74 t/m 77 van de Indian Evidence Act (Indiase Wet inzake bewijsmiddelen).

Voor kinderen die in een ziekenhuis ter wereld komen, geldt dat het ziekenhuis verplicht is aangifte van de geboorte te doen bij de desbetreffende registratieambtenaar. Het kind krijgt dan een geboorteakte.

Voor kinderen die thuis worden geboren, geldt dat het gezinshoofd verplicht is aangifte van de geboorte te doen. Er wordt dan een geboorteakte opgesteld. Kinderen waarvan de identiteit van de biologische ouders niet bekend of niet openbaar gemaakt is, zoals bij geadopteerde kinderen, kunnen geen geboorteakte krijgen. In deze gevallen wordt hun identiteit vastgesteld door de rechter. Het vonnis inzake adoptie of voogdijschap kan dienen als een vervangende geboorteakte.

Artikel 13, sub (1), van de RBDA, 1969 bepaalt dat een geboorte binnen de termijn, zoals voorgeschreven in de door de deelstaatregeringen opgestelde regels, dient te worden aangegeven bij de Registrar; na 30 dagen kan geboorteregistratie alleen plaatsvinden tegen betaling van de voorgeschreven kosten.

Artikel 13, sub (2), bepaalt dat indien de aangifte van geboorte of overlijden wordt gedaan na 30 dagen, maar binnen een jaar na dato, deze registratie alleen kan plaatsvinden met de schriftelijke toestemming van de daartoe bevoegde instantie, tegen betaling van de voorgeschreven kosten en na overlegging van een voor een notaris of een ander door de deelstaatregering gemachtigde ambtenaar opgemaakt affidavit (eigen verklaring).

Artikel 13, sub (3), bepaalt dat indien de registratie van een geboorte of overlijden niet binnen één jaar na dato heeft plaatsgevonden, deze alleen nog kan worden uitgevoerd op bevel van een Magistrate of the First Class (magistraat eerste klasse) of een provinciale magistraat, nadat de juistheid van de geboorte of het overlijden is geverifieerd op basis van zakelijk bewijs en tegen betaling van de voorgeschreven kosten.

In India krijgen pasgeboren kinderen dikwijls pas na een ceremonie, enkele dagen na de geboorte, een voornaam. Indien de geboorteregistratie direct na de geboorte plaatsvindt, gebeurt dit dan ook vaak op grond van de naam van één van de ouders. Artikel 14 vereist dat, indien de geboorte van een kind is geregistreerd zonder een naam, de ouder of voogd verplicht is, binnen de (door de deelstaatregering) voorgeschreven termijn, de Registrar te informeren over de naam van het kind. De Registrar noteert vervolgens de naam in het register met zijn initialen en de datum van inschrijving. Aangezien de regels vastgesteld worden door de deelstaatregering (artikel 30), kan de voorgeschreven termijn per deelstaat verschillen.

Het is mogelijk een inschrijving in het register te laten corrigeren of te laten annuleren. Ingevolge artikel 15 kan elke inschrijving van geboorte of overlijden door de Registrar worden gecorrigeerd of geannuleerd, indien voor hem afdoende is bewezen dat de aangifte naar vorm of inhoud onjuist was, dan wel op frauduleuze of ondeugdelijke wijze is gedaan. De deelstaatregering stelt vast onder welke voorwaarden en omstandigheden dergelijke inschrijvingen kunnen worden gecorrigeerd of geannuleerd. Correcties of annuleringen worden genoteerd in de kantlijn, zonder dat de oorspronkelijke inschrijving wordt gewijzigd. De Registrar ondertekent de aantekening in de kantlijn en vermeldt tevens de datum van de correctie of annulering.

Artikel 17 van de RBDA, 1969 bepaalt dat een persoon een verzoek kan indienen om inzage in het geboorte- en overlijdensregister te krijgen, dan wel een uittreksel uit het register op te vragen. Dergelijke uittreksels gelden tevens als wettelijk bewijs voor de geboorte of het overlijden ingevolge de bepalingen in de bovengenoemde Indian Evidence Act. Elke deelstaatregering heeft haar eigen regels met betrekking tot inzage en de daarvoor te betalen kosten. Indien om inzage in het register is verzocht ingevolge artikel 17 van de RBDA, 1969 en de betreffende geboorte of overlijden niet is gevonden, zijn in sommige deelstaten regels opgesteld voor de afgifte van een `non-availability certificate' of `entry-not-found certificate'. Daarbij staat het betrokkene vrij de geboortedatum of datum van overlijden aan te tonen door middel van andere documenten/affidavits of relevante bewijzen en op die manier registratie te bewerkstelligen overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 (3).

De voorgeschreven sanctie ingevolge artikel 23 op het doen van een valse inschrijving in het geboorte- en overlijdensregister is een geldboete.

B. De Births, Deaths and Marriages Registration Act, 1886 (Registratiewet Burgerlijke Stand, 1886 verder aangeduid als BDMRA, 1886)

Voordat de RBDA, 1969 in werking trad, geschiedde de registratie van geboorte en overlijden op basis van vrijwilligheid. De BDMRA, 1886 voorzag in de registratie van geboorten en overlijden. Het was ook mogelijk een gewaarmerkt afschrift te verkrijgen van een inschrijving van geboorte of overlijden (artikel 23).

Indien een geboorte heeft plaatsgevonden vóór 1 april 1970 en bovendien nooit is geregistreerd, is het niet mogelijk een reguliere geboorteakte te verkrijgen. In die gevallen dient de geboorte te worden aangetoond door middel van andersoortig bewijs uit die tijd.

De oude BDMRA, 1886 is niet herroepen en blijft van kracht als aanvulling op de bepalingen in de RBDA, 1969. Niets in de wet van 1969 mag zodanig worden uitgelegd dat de bepalingen in de wet van 1886 worden aangetast.

C. Indiase onderdanen die zijn geboren vóór de Afscheiding van 1947 in het huidige Pakistan

Via de Pakistaanse diplomatieke vertegenwoordigingen in India kan informatie worden verkregen over de (on)mogelijkheid om een geboorteakte te verkrijgen van Indiase onderdanen die vóór 1947 zijn geboren in het huidige Pakistan.

D. Naamsverandering

Het is mogelijk om in India op wettelijke wijze van naam te veranderen.

In het algemeen vereist de wet dat men volwassen moet zijn om van naam te kunnen veranderen. Ingevolge artikel 3 van de Indian Majority Act, 1875 (Indiase Meerderjarigheidswet, 1875 (zoals gewijzigd)) is de leeftijd voor meerderjarigheid achttien jaar. Voor minderjarigen kan de wettige voogd de procedure starten. Een naam kan niet met een onwettig doel veranderd worden. Indien iemand zich voor een ander uitgeeft en in die hoedanigheid handelt in het rechtsverkeer, vormt dit een strafbaar feit krachtens artikel 205 van het Indiase Wetboek van Strafrecht.

Het is van belang dat de betrokkene bij een naamsverandering geen onrechtmatig voordeel behaalt voor hem- of haarzelf en niemand, waar dan ook, onrechtmatige schade berokkent.

Een Indiase vrouw krijgt na de huwelijksvoltrekking automatisch de familienaam of achternaam van haar man. Hiervoor is geen formele aangifte vereist. Desgewenst kan de vrouw de naam van haar man in haar paspoort en andere bescheiden, zoals bankrekeningen, laten opnemen.

De Indiase regering heeft nauwkeurige procedures vastgesteld voor het wijzigen van een naam in een paspoort. Voor naamsverandering ten gevolge van een huwelijk moet een gewaarmerkt afschrift van de huwelijksakte of een affidavit van zowel de man als de vrouw in de voorgeschreven vorm worden verstrekt, samen met een nieuw ingevuld aanvraagformulier. Voor andere gevallen van naamsverandering moet de betrokkene aankondigingen plaatsen in twee nieuwsbladen (één in de vaste woonplaats en een in de plaats waar hij/zij momenteel verblijft), waarin hij/zij zijn/haar voornemen om van naam te veranderen publiekelijk bekendmaakt. Hiervoor is een affidavit of een eenzijdige verklaring onder ede voor de bevoegde autoriteit (magistraat of consulair ambtenaar in een Indiase vertegenwoordiging in het buitenland) vereist. Betrokkene kan vervolgens naamsverandering aanvragen in zijn paspoort en in andere officiële bescheiden.

Buitenlanders kunnen geen andere naam in India verkrijgen dan de naam in het paspoort, welke hij of zij gebruikte bij binnenkomst in het land7. Echter een buitenlandse vrouw die een Indiase man gehuwd is, kan wel van naam veranderen en de achternaam van haar man in India aannemen8.

E. Affidavit (eigen verklaring)

De Oaths Act (Wet inzake eedaflegging, Wet 44 van 1969) is de basiswetgeving inzake affidavits.

De wet bevat bepalingen waarin wordt gespecificeerd welke rechters en andere personen gerechtigd zijn een eed of belofte af te nemen. Artikel 3(1)(a) verleent bevoegdheid aan alle rechters en personen om een eed af te nemen voor het verkrijgen van bewijs (mondeling of door middel van een affidavit). Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, waarin gerechtelijke procedures in India zijn vastgesteld, bevat talrijke bepalingen inzake het aanbieden van bewijsmateriaal door middel van een affidavit ten behoeve van een specifiek proces of een verzoekschrift dat in behandeling is bij de rechtbank. Bovendien kunnen, ingevolge artikel 3(2) van de Oaths Act, personen een eed of gelofte afnemen met betrekking tot affidavits (anders dan die voor gerechtelijke procedures) indien zij hiertoe door de desbetreffende regering zijn gemachtigd. Hiertoe kunnen ook notarissen9 behoren of Oaths Commissioners,10 die speciaal bevoegd zijn om een eed af te nemen ten behoeve van affidavits.

Een affidavit of een verklaring onder ede moet worden ingediend bij de rechtbank hangende een rechtszaak of in kantoren van de overheden om te voldoen aan procedurele vereisten of vereisten ten aanzien van bewijskracht. Een affidavit kan onder ede worden afgelegd door eenieder die:

- boven de 18 jaar is;

- geestelijk gezond is;

- in staat is de inhoud van de affidavit te begrijpen;

- zweert dat het affidavit juist is;

- uit vrije wil handelt en onder geen enkele vorm van druk staat.

Op het moment dat het affidavit onder ede bevestigd wordt, moet de identiteit van de deponent door een andere persoon worden vastgesteld ten overstaan van de autoriteit voor welke het affidavit wordt bevestigd. Het affidavit moet onder ede worden bevestigd ten overstaan van een Oath Commissioner, notaris of een First-Class Magistrate. Een afschrift van het affidavit wordt bewaard in een register, met vermelding van de reden voor de aflegging van het affidavit.

F. Adoptie

Er bestaat geen wet inzake adoptie die van toepassing is op alle gemeenschappen in India. In feite wordt adoptie alleen erkend door de hindoewet en niet door de moslim- of parsiwet. De bepalingen inzake in de hindoewetgeving zijn hoofdzakelijk vervat in twee wetten, te weten de Hindu Adoption and Maintenance Act, 1956 (Hindoewet Adoptie en Levensonderhoud, 1956) en de Hindu Minority and Guardianship Act, 1956 (Hindoewet Minderjarigen en Voogdijschap, 1956).

Iemand die geen Hindoe is kan echter ook een kind adopteren door een aanvraag in te dienen op grond van de Guardians and Wards Act, 1890 (Wet op het Voogdijschap, 1890) en een verklaring te verkrijgen dat hij de voogd is van een minderjarige. Deze procedure wordt vaak gevolgd door buitenlanders die een kind uit India willen adopteren. Na benoeming tot voogd van de minderjarige (zodat een reisdocument voor het kind kan worden verkregen), adopteren deze buitenlanders het kind vervolgens op basis van de wetgeving in hun eigen land.

II. HUWELIJK EN ECHTSCHEIDING

A. Algemeen

India heeft geen uniform Burgerlijk Wetboek (dat de volledige huwelijks-/echtscheidingswetgeving bevat) hoewel de Grondwet in de `Directive Principles of State Policy' bepaalt dat de staat daar wel naar dient te streven.

Naar hindoe- en christelijk recht is het huwelijk een heilig convenant. Naar islamitisch recht is het echter een burgerlijk contract tussen twee volwassenen. Sinds de aanname van materiële wetgeving bepalen wettelijke voorschriften de rechtsgeldigheid van een huwelijk of echtscheiding. Door deze voorschriften kunnen ook bepaalde gewoonten uitdrukkelijk worden gehandhaafd.11

Als de partijen al jarenlang als man en vrouw samenleven, bestaat er een vermoeden van een geldig huwelijk, dat slechts weerlegd kan worden door overtuigend bewijs.12 Louter samenleven als man en vrouw zonder de formaliteiten te hebben betracht die vereist zijn uit hoofde van de Hindu Marriage Act, 1955 (Wet op het hindoehuwelijk, 1955 (verder aangeduid als HMA, 1955)) wordt niet aangemerkt als bewijs voor het bestaan van een geldig huwelijk.13

Artikel 11 van de HMA, 1955 biedt aan de partijen bij een vermeend huwelijk de mogelijkheid om aan te tonen dat een huwelijk tussen hen is voltrokken. In het geval van bigamie kan slechts de benadeelde vrouw een aanklacht van bigamie indienen, hetgeen een strafbaar feit is.

Een huwelijk wordt geacht geldig te zijn tenzij bewezen is dat de voor de voltrekking vereiste ceremonies niet hebben plaatsgehad. Indien de rechtsgeldigheid van een huwelijk wordt betwist, dient te worden verklaard en aangetoond dat de voor het voltrekken van een huwelijk vereiste ceremonies daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. De bewijslast ligt bij de partij die beweert dat de vereiste ceremonies in acht zijn genomen.

B. Hindoehuwelijk

De HMA, 1955 waarin de hindoewetgeving inzake huwelijk en echtscheiding is vastgelegd, is in het algemeen van toepassing op alle Hindoes in India en op Hindoes die in India hun vaste woonplaats hebben maar tijdelijk buiten India verblijven. De HMA, 1955 is eveneens van toepassing op Sikhs.

Voordat de HMA, 1955 in werking trad, konden hindoehuwelijken polygaam zijn. Met de HMA, 195514 werd de regel van strikte monogamie van kracht, waardoor een tweede huwelijk nietig is15.

Artikel 5 van de HMA, 1955 bepaalt de voorwaarden voor een rechtsgeldig hindoehuwelijk. Een huwelijk tussen twee Hindoes kan worden voltrokken indien ten tijde van de huwelijksvoltrekking aan de volgende voorwaarden is voldaan:

1. geen van beide partijen heeft een in leven zijnde echtgeno(o)t(e);

2. geen van beide partijen is handelingsonbekwaam noch toerekeningsvatbaar (geestesziek);

3. de bruidegom heeft de leeftijd van 21 en de bruid die van 18 jaar bereikt;

4. er is geen huwelijksbeletsel (verboden verwantschap), tenzij gewoonte of gebruik een dergelijk huwelijk toestaat.

Een huwelijk dat in strijd is met de voorwaarden 1 en 4 is nietig (artikel 11); een huwelijk in strijd met punt 2 is vernietigbaar (artikel 12); en een huwelijk in strijd met voorwaarde 3 is weliswaar geldig, maar kan bestraft worden met gevangenisstraf of een geldboete (artikel 18).

Overeenkomstig artikel 7 van de HMA, 1955 kan een hindoehuwelijk worden voltrokken volgens de gebruikelijke rites en ceremonies van beide partijen. Indien deze rites en ceremonies de `saptapadi' omvatten (i.e. het gezamenlijk door bruid en bruidegom maken van zeven stappen om het heilige vuur), is het huwelijk voltrokken en bindend zodra de zevende stap is genomen.

Artikel 8 van de HMA, 1955 betreft de registratie van hindoehuwelijken. Overeenkomstig artikel 8 (2) wordt de vraag, of registratie van hindoehuwelijken verplicht of facultatief is, overgelaten aan het oordeel van de deelstaatregeringen. Artikel 8(5) laat onverlet dat de geldigheid van een hindoehuwelijk op geen enkele wijze aangetast kan worden door het achterwege laten van inschrijving in het hindoehuwelijksregister. Een gewaarmerkt uittreksel uit het hindoehuwelijksregister wordt beschouwd als een prime facie bewijs van een huwelijk.

Aan de andere kant is registratie van het hindoehuwelijk op zich geen afdoende bewijs voor het bestaan van een rechtsgeldig hindoehuwelijk, dat wil zeggen dat het is voltrokken met inachtneming van alle vereiste ceremonies16.

C. Ontbinding van een hindoehuwelijk

Op grond van artikel 10 van de HMA, 1955 kan elk der echtelieden met betrekking tot het huwelijk, dat is voltrokken voor of na inwerkingtreding van deze wet, een verzoek tot scheiding van tafel en bed indienen. De gronden hiervoor zijn hetzelfde als de gronden gespecificeerd in artikel 13, sub (1) en (2) inzake echtscheiding. Nadat de scheiding van tafel en bed is uitgesproken is de eiser niet langer verplicht samen te wonen met de gedaagde.

Artikel 13B van de HMA, 1955 voorziet in echtscheiding met wederzijds goedvinden. Dit artikel bepaalt dat een verzoek tot ontbinding van het huwelijk door echtscheiding door beide partijen kan worden ingediend bij de District Court. Dit verzoek kan worden gedaan op grond van het feit dat zij al een jaar of langer gescheiden leven, dat zij niet hebben kunnen samenleven en dat zij wederzijds met ontbinding van het huwelijk instemmen. Na indiening van het eerste verzoek moet bij de District Court, binnen een termijn van 6 tot 18 maanden, een tweede gezamenlijk verzoek door partijen worden ingediend, waarna het huwelijk daadwerkelijk wordt ontbonden. Geen enkel District Court is bevoegd een verzoek tot echtscheiding binnen een jaar na de huwelijksvoltrekking in te willigen (artikel 14).

Het door een bevoegd District Court uitgesproken echtscheidingsvonnis bevestigt de echtscheiding. Indien aangetoond wordt dat een echtscheidingsvonnis op frauduleuze wijze is verkregen, en niet aan alle voorwaarden, zoals uiteengezet in de HMA, 1955 is voldaan, kan een dergelijk vonnis worden vernietigd17. Echtscheidingsakten als zodanig worden niet afgegeven.

Hindoes die in India zijn gehuwd en verblijven in het buitenland, kunnen alleen verzoeken tot echtscheiding bij buitenlandse rechtbanken indienen op basis van de gronden zoals vermeld in de hindoewet. De Supreme Court18 heeft een aantal beginselen geformuleerd ter voorkoming van misbruik van Indiase vrouwen die met hun echtgenoot naar het buitenland zijn gegaan en niet in staat zijn hun eigen huwelijksbelang te beschermen vanwege onvermogen dan wel handelingsonbekwaamheid.

Indien een huwelijk in India is voltrokken en in het buitenland wordt ontbonden, geldt dat de benadeelde partij de ontbinding in India kan aanvechten en dienovereenkomstig een verklaring kan verkrijgen dat het huwelijk niet ontbonden is.

D. Huwelijk uit hoofde van de Special Marriage Act, 1954

In de Special Marriage Act, 1954 (verder aangeduid als SMA, 1954) wordt de mogelijkheid geboden voor het sluiten van een huwelijk voor alle geloofsgemeenschappen. Deze wet regelt ook de registratie van dergelijke huwelijken en scheidingen.

Voor de toepassing van deze wet benoemt de deelstaatregering een of meerdere huwelijksambtenaren voor de gehele deelstaat of een deel daarvan (zie artikel 3, SMA, 1954).

Artikel 4 van de SMA, 1954 schrijft voor welke voorwaarden gelden voor het voltrekken van huwelijken op grond van deze wet. Indien niet aan de in artikel 4 (a t/m d) genoemde voorwaarden wordt voldaan, of indien één van de partijen het huwelijk niet kan consumeren, kan ingevolge artikel 24 door elke partij een verzoek tot nietigverklaring van het huwelijk worden ingediend.

Wanneer partijen voornemens zijn in het huwelijk te treden op grond van deze wet, dienen beide partijen hiervan, op de wijze zoals bepaald in de Second Schedule van de SMA, 1954, een schriftelijke kennisgeving te doen toekomen aan de Marriage Officer (huwelijksambtenaar) van het district waar tenminste één van de partijen minstens 30 dagen onmiddellijk voorafgaand aan de datum van de kennisgeving, heeft gewoond (artikel 5, SMA, 1954).

De Marriage Officer bewaart alle kennisgevingen in de huwelijksregisters van zijn kantoor en voegt een eensluidende kopie van alle kennisgevingen in een hiertoe bestemd boek, genaamd het Marriage Notice Book (huwelijkskennisgevingsboek) conform artikel 6, SMA, 1954. Hij is verplicht alle huwelijkskennisgevingen openbaar te maken door een exemplaar hiervan op een opvallende plaats in zijn kantoor op te hangen.

Een ieder kan, binnen dertig dagen na openbaarmaking van de kennisgeving, bezwaar aantekenen tegen het huwelijk op grond van het feit dat het in strijd is met één of meer in artikel 4 omschreven voorwaarden. De Marriage Officer is in dat geval verplicht onderzoek te doen naar de bezwaren zoals bepaald in de artikelen 8-10, SMA, 1954.

Artikel 11 van de SMA, 1954 bepaalt dat voordat het huwelijk wordt voltrokken, beide partijen en drie getuigen, in aanwezigheid van de Marriage Officer, een verklaring ondertekenen op de wijze zoals bepaald in de Third Schedule van de SMA, 1954. Deze verklaring dient mede ondertekend te worden door de Marriage Officer. Bruid en bruidegom ondertekenen tevens ieder afzonderlijk een verklaring met betrekking tot vier gegevens, namelijk hun burgerlijke staat (bijv. ongehuwd of weduwe/weduwnaar), huwbare leeftijd, hun verwantschap en de juistheid van deze verklaringen.

Het huwelijk kan worden voltrokken in het kantoor van de Marriage Officer of in een andere, door de partijen gewenste, plaats die op redelijke afstand ligt van het kantoor van de Marriage Officer. De huwelijksvoltrekking is pas voltooid en bindend voor beide partijen, nadat zij in het bijzijn van de Marriage Officer en de drie getuigen tegen de ander, in een voor alle betrokken partijen begrijpelijke taal, hebben aangegeven de wederpartij tot zijn/haar wettige echtgeno(o)t(e) te willen nemen (artikel 12, SMA, 1954).

Wanneer het huwelijk voltrokken is, maakt de Marriage Officer een huwelijksakte op conform de Fourth Schedule van de SMA, 1954 en registreert deze in het Marriage Certificate Book (huwelijksaktenboek). De huwelijksakte dient door beide echtelieden en door de drie getuigen te worden ondertekend. Na inschrijving in het Marriage Certificate Book wordt de akte geacht bewijs te zijn voor het feit dat een huwelijk overeenkomstig deze wet voltrokken is en dat aan alle formaliteiten is voldaan (artikel 13, SMA, 1954).

Het Marriage Certificate Book ligt gedurende openingstijden ter inzage en dient als bewijs voor de hierin opgenomen gegevens. Gewaarmerkte afschriften uit het Marriage Certificate Book worden op verzoek en tegen betaling van de voorgeschreven kosten, door de Marriage Officer afgegeven aan de aanvrager (artikel 47, SMA, 1954).

Iedere Marriage Officer is verplicht aan de Registrar-General of Births, Deaths and Marriages van de betreffende deelstaat, een eensluidend afschrift te sturen van alle inschrijvingen die hij heeft gedaan in het Marriage Certificate Book in de vorm en met de frequentie zoals voorgeschreven (artikel 48, SMA, 1954).

Een Marriage Officer die een fout ontdekt in de vorm of inhoud van een registratie in het Marriage Certificate Book kan, binnen een maand nadat hij een dergelijke fout heeft ontdekt, deze corrigeren door middel van een aantekening in de kantlijn, zonder de oorspronkelijke inschrijving te wijzigen. De correctie dient plaats te vinden in het bijzijn van het echtpaar of indien zij overleden of afwezig zijn, in aanwezigheid van twee andere geloofwaardige getuigen. Hij ondertekent de aantekening in de kantlijn, voegt de datum van de correctie toe en maakt een aantekening van de correctie op de huwelijksakte zelf (artikel 49, SMA, 1954). Indien reeds een afschrift van een inschrijving aan de Registrar-General is verzonden ingevolge artikel 48, wordt een afschrift van de gecorrigeerde huwelijksakte verzonden op de wijze zoals voorgeschreven in artikel 49(3), SMA 1954.

Hoofdstuk III van de SMA, 1954 behandelt de registratie van huwelijken die op een andere wijze zijn voltrokken. Artikel 15, SMA, 1954 bepaalt aan welke voorwaarden moet worden voldaan voordat een huwelijk, dat op andere wijze is voltrokken, kan worden geregistreerd.

Deze voorwaarden zijn:

1. de huwelijksceremonie heeft plaatsgevonden (overeenkomstig geldig gewoonterecht) en sindsdien wonen de echtelieden onafgebroken als man en vrouw samen;

2. de echtelieden hebben geen andere in leven zijnde echtgeno(o)t(e) op het moment van registratie19;

3. geen van de echtelieden is geestelijk gestoord op het moment van registratie;

4. beide echtelieden hebben de leeftijd van 21 jaar bereikt;

5. tussen de echtelieden bestaat geen verboden graad van verwantschap;

N.B. Ingevolge artikel 24(2), SMA 1954 kan een huwelijksregistratie op grond van Hoofdstuk III, welke strijdig is met één van bovengenoemde voorwaarden (zoals uiteengezet in artikel 15, sub a t/m c), nietig worden verklaard.

6. de echtelieden dienen gedurende ten minste 30 dagen, onmiddellijk voorafgaand aan de datum waarop het verzoek tot huwelijksvoltrekking is ingediend, binnen het district van de Marriage Officer woonachtig te zijn.

Artikel 16, SMA 1954 regelt de registratieprocedure. Artikel 18, SMA, 1954 handelt over de wettigheid van kinderen. Dit artikel bepaalt namelijk dat alle kinderen die ná de datum van de huwelijksceremonie geboren zijn, worden aangemerkt als de wettige kinderen van hun ouders. De namen van de kinderen worden eveneens vermeld in het Marriage Certificate Book.

E. Ontbinding van het huwelijk op basis van de SMA, 1954

Een verzoek tot scheiding van tafel en bed kan door zowel de man als de vrouw worden ingediend bij de District Court op basis van artikel 23 van de SMA, 1954. De gronden voor scheiding van tafel en bed staan vermeld in artikel 27, SMA, 1954. De District Court kan, indien overtuigd van de waarheid van de beweringen in een dergelijk verzoek, dienovereenkomstig de scheiding van tafel en bed uitspreken. Wanneer de District Court de scheiding van tafel en bed uitspreekt, zijn de echtelieden niet langer verplicht samen te wonen (artikel 23(2), SMA, 1954).

Een verzoek tot echtscheiding kan zowel door de man als de vrouw worden ingediend bij de District Court op basis van één van de in artikel 27 genoemde gronden. De jurisdictie bij verzoeken tot echtscheiding berust bij de District Court binnen het rechtsgebied (i) waarin het huwelijk is voltrokken dan wel (ii) waar man en vrouw nog samenwonen of het laatst hebben samengewoond.

De artikelen 28 en 29 van de SMA, 1954 regelen echtscheiding met wederzijds goedvinden. Genoemde artikelen komen overeen met de artikelen 13B en 14 van de HMA, 1955 (zie onder III, sub C).

F. Moslimhuwelijk

Het huwelijk (nikah) is een contract met als doel de wettiging van het nageslacht.

Iedere moslim, die de puberteit heeft bereikt en gezond van geest is, kan een huwelijk aangaan. Het huwelijk is echter ongeldig indien het tot stand is gekomen zonder zijn/haar instemming.

Voor een geldig huwelijk is vereist dat er een aanzoek is gedaan door of namens een van de echtelieden, dat het aanzoek is aanvaard door of namens de wederpartij, in aanwezigheid en binnen gehoorsafstand van twee mannelijke moslim getuigen of één mannelijke en twee vrouwelijke moslim getuigen, die tevens gezond van geest en volwassen moeten zijn. Aanzoek en aanvaarding moeten beide plaatsvinden tijdens dezelfde ontmoeting. Documenten of religieuze ceremonies zijn niet vereist.

In theorie mag een moslim man vier vrouwen hebben, maar tegenwoordig komt dat nog slechts zeer zelden voor.

Een moslimhuwelijk wordt dikwijls voltrokken in aanwezigheid van een uit hoofde van de Kazis Act, 1880 (Kaziwet, 1880) benoemde `kazi'. Deze houdt doorgaans een huwelijksregister bij en kan een akte afgeven van zo'n huwelijk (nikah-nama). Daarnaast worden in sommige deelstaten moslimhuwelijken op basis van vrijwilligheid geregistreerd en worden akten opgemaakt.

Bij gebrek aan bewijs wordt aangenomen dat er sprake van een huwelijk is indien:

(a) de echtelieden langdurig en ononderbroken samenleven als man en vrouw; of

(b) de man het vaderschap van het uit de vrouw geboren kind heeft erkend, mits aan alle voorwaarden voor een geldige erkenning is voldaan; of

(c) de man de vrouw als zijn vrouw heeft erkend.

Registratie van moslimhuwelijken is niet verplicht. Traditioneel worden er huwelijksregisters bijgehouden door de kazi's.

G. Ontbinding van een moslimhuwelijk

De Dissolution of Muslim Marriages Act, 1939 (Wet inzake ontbinding van moslimhuwelijken, 1939, verder aangeduid als DMMA, 1939) had tot doel de bepalingen van de moslimwetgeving betreffende verzoeken om huwelijksontbinding door een moslimvrouw vast te leggen.

Met de inwerkingtreding van de DMMA, 1939 kwam er ook een einde aan huwelijken, die gearrangeerd waren door de vader of de grootvader van minderjarige moslimmeisjes. Ingevolge artikel 2 (vii) van de DMMA, 1939 heeft een vrouw recht op ontbinding van haar huwelijk indien zij de volgende feiten kan bewijzen:

(1) het huwelijk is niet geconsumeerd,

(2) het huwelijk is voltrokken voordat zij de leeftijd van 15 jaar had bereikt, en

(3) zij heeft het huwelijk verworpen voordat ze de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.

Het huwelijkscontract kan conform islamitisch recht op een van de volgende wijzen worden ontbonden:

(1) door en naar goeddunken van de man, zonder tussenkomst van een rechter;

(2) met wederzijdse instemming van de man en de vrouw, zonder tussenkomst van een rechter;

(3) door een vonnis, uitgesproken naar aanleiding van een verzoekschrift van de man of de vrouw.

De vrouw heeft niet het recht te scheiden zonder de instemming van haar man, tenzij haar die mogelijkheid op grond van een voor of na het huwelijk opgemaakt contract is geboden. In sommige gevallen kan zij echtscheiding verkrijgen door middel van een echtscheidingsvonnis.

Een door de man geïnstigeerde echtscheiding wordt aangeduid als `talak'; een echtscheiding die tot stand komt met wederzijdse instemming, wordt aangeduid als `khulla' of `mubara'at', overeenkomstig de huwelijksvoorwaarden tussen de echtelieden.

H. Huwelijk en echtscheiding tussen christenen

De Indian Christian Marriage Act, 1872 (Indiase christelijke huwelijkswet, 1872, verder aangeduid als ICMA, 1872) regelt de voltrekking van huwelijken tussen christenen in India. Deel I (artikelen 4 t/m 9 van de ICMA, 1872) betreft huwelijken tussen twee personen van wie er ten minste één christen is. Christelijke huwelijken worden voltrokken door een conform deze wet gemachtigde persoon (artikel 5), overeenkomstig de regels, riten, ceremonies en gewoonten van de christelijke kerk. De bruidegom moet ouder zijn dan 21 jaar en de bruid ouder dan 18 jaar. In bepaalde gevallen kunnen minderjarigen huwen met de toestemming van de vader of de voogd (artikel 19, ICMA, 1872).

Deel II en III van de wet betreffen de tijd en plaats waar huwelijken kunnen worden voltrokken en de andere formaliteiten die in acht moeten worden genomen. Deel IV bepaalt de registratie van huwelijken die zijn voltrokken door Ministers of Religion (geestelijken). Deel V zet de procedure uiteen voor huwelijken welke worden voltrokken in aanwezigheid van een Marriage Registrar.

Al diegenen aan wie middels een volmacht de bevoegdheid is verleend om huwelijken te voltrekken, hebben de plicht om alle huwelijksgegevens te registreren. Daarnaast kunnen zij huwelijksakten afgeven (artikel 9). Deze personen hebben ook de plicht naar behoren gewaarmerkte afschriften te deponeren bij de Registrar General of Births, Deaths and Marriages van de betrokken deelstaat (artikel 62, ICMA, 1872). Tegen betaling van de voorgeschreven kosten kan een gewaarmerkt uittreksel van een huwelijksakte worden verkregen (artikel 63, ICMA, 1872).

Artikel 2 van de Indian Divorce Act, 1869 (Indiase echtscheidingwet, 1869, verder aangeduid als IDA, 1869) regelt de echtscheiding van huwelijken waarin ten minste één partij de christelijke godsdienst belijdt. Verzoeken tot echtscheiding op basis van deze wet kunnen slechts worden ingediend in gevallen waarin de echtelieden ten tijde van indiening van het echtscheidingsverzoek woonachtig zijn in India. Verder kan een verzoek tot nietigverklaring uitsluitend worden toegekend indien het huwelijk in India is voltrokken en de verzoeker, ten tijde van de indiening, ingezetene van India is. Overige verzoeken (anders dan ontbinding of nietigverklaring) op basis van deze wet kunnen ook uitsluitend worden ingediend indien de verzoeker op het moment van indiening woonachtig is in India.

IDA, 1869 regelt de bevoegdheid van de rechtbanken, stelt de procedurele regels vast en bepaalt de gronden voor inwilliging van verzoeken tot scheiding van tafel en bed, nietigverklaring van een huwelijk of het inwilligen van een verzoek tot echtscheiding en hiermee verband houdende voorzieningen.

I. Parsihuwelijk en -echtscheiding

De Parsi Marriage and Divorce Act, 1936 (Wet parsihuwelijk en -echtscheiding, 1936) is gewijzigd door de Parsi Marriage and Divorce (Amendment) Act, 1988 (Wijzigingswet parsihuwelijk en

-scheiding, 1988) en heeft betrekking op huwelijken en echtscheidingen tussen parsi's.

J. De Converts' Marriage Dissolution Act, 1866 (De Wet inzake huwelijksontbinding tussen bekeerlingen, 1866)

Deze wet is aangenomen om de ontbinding van huwelijken van tot het christendom bekeerden onder bepaalde omstandigheden mogelijk te maken met inbegrip van verlating of verstoting op religieuze gronden door vrouw of man.

K. De Foreign Marriage Act, 1969 (Wet op de buitenlandse huwelijken, 1969, verder aangeduid als FMA, 1969)

Deze wet bevat bepalingen inzake huwelijksvoltrekkingen van Indiase staatsburgers buiten India. Op basis van deze wet worden diplomatieke of consulaire ambtenaren benoemd tot huwelijksambtenaren (artikel 3, FMA, 1969). Uit hoofde van deze wet kan een huwelijk slechts worden voltrokken indien ten minste één van de partijen Indiaas staatsburger is. Voorts dient aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 4 van de FMA, 1969 te worden voldaan. Deze houden in dat ten tijde van de huwelijksvoltrekking geen van de partijen een in leven zijnde echtgeno(o)t(e) heeft, noch geestesziek of zwakbegaafd is, de man ouder is dan 21 jaar en de vrouw de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. De bepalingen inzake kennisgeving zijn gelijk aan die van de SMA, 1954, met uitzondering van het feit dat de kennisgeving ook bekend moet worden gemaakt in het land waar de ouders van beide echtelieden wonen (artikel 7, FMA, 1969). Andere bepalingen inzake de voltrekking en de registratie van huwelijken in het buitenland zijn ook gelijk aan die van de SMA, 1954. Artikel 18, FMA, 1969 regelt dat de in de SMA, 1954 vervatte bepalingen met betrekking tot de gevolgen van huwelijk, echtscheiding enz. tevens van toepassing zijn op huwelijken voltrokken op grond van de FMA, 1969.

L. Verklaringen van ongehuwd zijn

Er bestaat geen wettelijke regeling voor de afgifte van verklaringen van ongehuwd zijn.

In sommige deelstaten worden echter op basis van een affidavit (zie onder I.E) verklaringen van ongehuwd zijn (ook aangeduid als `huwelijksbevoegdheidsverklaringen') afgegeven.

Deel 3: Tibetanen in India

In overeenstemming met het Indiase buitenlands beleid hebben de Tibetanen in India een eigen regering in ballingschap kunnen vormen met aan het hoofd de Dalai Lama als religieus en politiek leider. Aan de Tibetanen in India zijn bijzondere voorrechten verleend om zich te organiseren. Zij hebben echter geen stemrecht en over het algemeen niet de Indiase nationaliteit.

Krachtens een aanwijzing van de Indiase regering dienen Tibetanen zich in India te laten registreren als buitenlander. Bij binnenkomst dienen zij een bewijs van inschrijving (permit) aan te vragen bij het hoofd van de politiepost aan de Indiaas-Tibetaanse grens. Deze verplichting is gebaseerd op de Foreigners Act, 1946 en de Registration of Foreigners Act, 1936.

De Tibetaanse regering in ballingschap heeft geen regelgeving ingevoerd inzake de registratie van geboorten van Tibetaanse kinderen in India. Deze zouden hoe dan ook niet worden erkend door de Indiase regering. In India woonachtige Tibetanen zijn verplicht hun in India geboren kinderen ingevolge de RBDA, 1969 (zie deel 2 onder I.A) te laten registreren. Deze Indiase geboorteakten met betrekking tot Tibetaanse kinderen hebben dezelfde bewijskracht als die van Indiase kinderen ten aanzien van de geboortegegevens zoals deze zijn vermeld in de geboorteakte.

1 Artikel 246 van de Grondwet in combinatie met de zevende bijlage bij de Grondwet.

2 Artikelen 247-253, Grondwet van India.

3 Nummer 5, Concurrent List, zevende bijlage bij de Grondwet.

4 Een te boek gestelde bron van dergelijke gewoonten die in bepaalde deelstaten prevaleren, is de bekende compilatie, de `Digest of Civil Law for the Punjab, chiefly based on the Customary Law' van de Britse schrijver, Sir W.H. Rattigan.

5 Nummer 30 - Lijst III

6 Nummer 17 - Lijst I.

7 Artikel 5(1) en (3) van de Foreigners Act, 1946 (wet inzake buitenlanders)

8 Artikel 5(4) van de Foreigners Act, 1946

9 De bevoegdheden en volmachten van notarissen zijn uiteengezet in de `Notaries Act, 1952' (notarissenwet).

10 Bevoegdheden en volmachten van Oath Commissioners (eedcommissarissen) zijn vastgelegd in de `Indian Oath's Act 1969' (Indiase wet inzake eedaflegging, 1969).

11 Artikel 29(2) van de Hindu Marriage Act, 1955 (Hindoehuwelijkswet) handhaaft met name het op basis van gewoonte of bij speciaal besluit erkend recht op ontbinding van een hindoehuwelijk dat voltrokken is voor of na de inwerkingtreding van deze wet.

12 Dit is gesteld door het Hooggerechtshof in de zaak SPS Balasubramanyam vs. Suruthayam: AIR 1994 SC 133 en Mali vs. Kalkarni: AIR 1996 SC 1290.

13 Surjit Kaur vs. Garja Singh: AIR 1994 SC 135.

14 Artikel 5 in combinatie met artikel 11,HMA.

15 Bigamie is een strafbaar feit overeenkomstig artikel 17, HMA. Dit artikel bepaalt de toepassing van de artikelen 494 en 495 van het Indiase Wetboek van Strafrecht 1860 in gevallen waarin sprake is van bigamie.

16 M. Chakraborty vs. Guha Rao: 95 CWN 380.

17 Sanjay Singh vs. Garima Singh: (1998) 8 SCC 375.

18 (1991) 3 SCC 451,462.

19 Deze wet schrijft ook strikte monogamie voor.

NIGERIA

Inhoudsopgave

1 Inleiding

2 Burgerlijke administratie

2.1 Geboorte en overlijden

2.1.1 Wetgeving vóór 1 september 1979

2.1.2 Wetgeving in de periode 1 september 1979 - 1 april 1988

2.1.3 Wetgeving in de periode 1 april 1988 - 31 oktober 1995

2.1.4 Wetgeving in de periode vanaf 31 oktober 1995

2.1.5 Geboorten vóór 1 september 1979 waarvan nooit aangifte is gedaan

2.1.6 Geboorte destijds geregistreerd bij een Local Government

2.2 Huwelijk en echtscheiding

2.2.1 Het burgerlijk huwelijk

2.2.2 Ontbinding van het burgerlijk huwelijk

2.2.3 Het huwelijk krachtens het gewoonterecht

2.2.4 Ontbinding van het huwelijk krachtens het gewoonterecht

2.3 Affidavits

2.3.1 Verklaringen van ongehuwd zijn

3 Naamrecht

3.1 Officiële naamswijziging en publicatie

4 Afstamming

4.1 Adoptie

5 Identiteits- en reisdocumenten

5.1 Identiteitskaart

5.2 Paspoorten

1. Inleiding

In dit algemeen ambtsbericht wordt informatie gegeven ten behoeve van de legalisatie en verificatie van uit Nigeria afkomstige documenten. In de navolgende hoofdstukken wordt ingegaan op de wetgeving en de praktijk ten aanzien van de burgerlijke administratie in Nigeria.

Nigeria is geen partij bij verdragen inzake legalisatie. De bevolkingsadministratie en de burgerlijke stand zijn onbetrouwbaar. Op het gebied van fraude, oplichting, afpersing en corruptie staat Nigeria bekendhoog in de top tien. Men kan zonder enige moeite officiële documenten kopen. Deze documenten vormen onder andere de basis voor inschrijving in een register. Vervolgens kan betrokkene ten onrechte gebruik maken van allerlei rechten.

Om de juistheid van gegevens in de registers van de burgerlijke stand, de bevolkingsadministratie en de administraties van de vreemdelingendiensten te waarborgen en om te voorkomen dat bijvoorbeeld ten onrechte huwelijken worden voltrokken of kinderbijslag wordt verkregen, heeft de minister van Buitenlandse Zaken op 7 maart 1996 besloten een vijftal landen - Ghana, Nigeria, India, Pakistan, de Dominicaanse Republiek - aan te wijzen als probleemland op het gebied van het schriftelijk bewijs. Vooral vanuit genoemde landen werd de Nederlandse administratie geconfronteerd met grote hoeveelheden documenten, die vals, vervalst, dan wel inhoudelijk onjuist bleken te zijn.

Dit impliceert dat alle Nigeriaanse documenten die vanaf 1 april 1996 bij de Nederlandse vertegenwoordiging te Lagos ter legalisatie worden aangeboden, inhoudelijk dienen te worden geverifieerd. Eerst indien vaststaat dat de documenten inhoudelijk juist zijn, kan worden overgegaan tot legalisatie van de documenten.

Voor de werkwijze inzake legalisatie en verificatie in Nigeria in algemene zin wordt verwezen naar de `Instructie legalisatie- en verificatieprocedure Nederlandse vertegenwoordigingen in Ghana, Nigeria, India, Pakistan en de Dominicaanse Republiek' van 24 augustus 2000, no. DPC/CJ/221, gepubliceerd in de Staatscourant 167 van 30 augustus 2000.

2. Burgerlijke administratie

2.1 Geboorte en overlijden

2.1.1 Wetgeving vóór 1 september 1979

Tot 1 september 1979 werden geboorte- en overlijdensakten opgemaakt door een Registry, bevoegd onder de Ordinance van 1958. De niet-verplichte en mede daardoor niet veel gebruikte vorm van registratie werd verricht op grond van regionale, niet federatieve wetgeving door verschillende instanties, de zogenaamde local governments. Het betreft de volgende regionale wetten:

- Births, Deaths and Burial Law Cap 14 of the laws of the Eastern Region, applicable in the then Anambra, Cross River, Imo and Rivers States;

- Births, Deaths and Burial Law Cap 14 of the laws of the Northern Region, applicable in the then Bauchi, Benue, Borno, Gongola, Kaduna, Kwara, Niger, Plateau and Sokoto States;

- Births and Deaths Registration Law Cap 12 of the laws of the Western Region 1959, applicable in the then Ogun, Ondo and Oyo States;

- Births and Deaths Registration Law Cap 12 of the laws of the former Bendel State;

- Births and Deaths Registration Law Cap 15 of the laws of Lagos State.

2.1.2 Wetgeving in de periode 1 september 1979 - 1 april 1988

Vanaf 1 september 1979 is in Nigeria de Births and Death (Compulsory) Registratrion Act van kracht. Het Department of National Civic Registration, dat ressorteert onder het ministerie van Binnenlandse Zaken, wenste een registratie van alle burgers vanaf de leeftijd van achttien jaar aan wie vervolgens een nationale identiteitskaart zou moeten worden verstrekt. Tot de invoering van een nationale identiteitskaart is het tot dusverre echter nog niet gekomen.

Op grond van bovengenoemde wet is iedere local government in Nigeria tot een officieel registratiegebied verklaard en geldt een algemene verplichting voor alle handelsbekwame personen in het registratiegebied tot het doen registreren van alle geboorten en overlijden. Artikel 17 van de Births and Death (Compulsory) Registratrion Act geeft de minister van Binnenlandse Zaken een algemene bevoegdheid om regelingen te treffen die de werking van de wet bevorderen. Deze bevoegdheid omvat onder andere het recht om wijzigingen aan te brengen in het register en bijvoorbeeld het vaststellen van de kosten voor het verstrekken van een nationale identiteitskaart.

2.1.3 Wetgeving in de periode 1 april 1988 - 31 oktober 1995

Ingevolge de Nigeriaanse National Population Commission Act, in werking getreden op 1 april 1988, hebben de ongeveer 7.000 Local Governments hun bevoegdheid ter zake van de registratie van geboorten verloren aan de National Population Commission (NPC). Dit verlies van bevoegdheden kan per Local Government op een verschillende datum zijn ingegaan.

Van 1 april 1988 tot 31 oktober 1995 - zie hieronder - kunnen derhalve geen algemene uitspraken ter zake van de bevoegdheid tot registraties door Local Government dan wel NPC van geboorten worden gedaan. Dit betekent dat in voorkomende gevallen uit het vertrouwensonderzoek zal moeten blijken of een Local Government dan wel de NPC de bevoegdheid had geboorten te registreren.

2.1.4 Wetgeving in de periode vanaf 31 oktober 1995

Sinds 31 oktober 1995 geldt dat geen enkele Local Government nog langer bevoegd is geboorten en overlijden te registreren. Uitsluitend de National Population Commission heeft deze bevoegdheid nog.

2.1.5 Geboorten vóór 1 september 1979 waarvan nooit aangifte is gedaan

De sinds 31 oktober 1995 bestaande exclusieve bevoegdheid van de NPC tot het registreren van geboorten strekt zich niet uit over de periode van vóór de inwerkingtreding van de bovengenoemde Births and Death (Compulsary) Registration Act.

Ten aanzien van die periode is evenmin een andere instantie bevoegd. Dit brengt met zich mee dat geboorten die voor 1 september 1979 hebben plaatsgevonden en waarvan - omdat er destijds nog geen algemene registratieplicht bestond - nooit aangifte is gedaan, thans door geen enkele instantie meer kan worden geregistreerd. Ten aanzien van die geboorten kan aan de NPC een verklaring worden gevraagd (een zogenaamde NPC covering letter), die tezamen met een bij het hooggerechtshof van de desbetreffende deelstaat - waar de betrokken persoon is geboren - afgelegde beëdigde verklaring (een zogenaamde affidavit of age declaration1) omtrent de desbetreffende geboorte kan dienen als geboortebewijs. Een dergelijke NPC-verklaring strekt ertoe aan te geven dat de geboorte van betrokkene naar eigen zeggen nooit is geregistreerd en dat de NPC daarom adviseert af te gaan op het bijbehorende affidavit of age declaration2.

Het affidavit of age declaration dient te worden afgelegd door een van de ouders. Indien de ouders zijn overleden dient een volwassen naast familielid van betrokkene deze beëdigde verklaring af te leggen. In deze verklaring dient de relatie tussen de declarant en betrokkene, de namen van beide ouders, en de plaats en datum van geboorte van betrokkene te zijn opgenomen.

Het affidavit of age declaration kan alleen worden gebruikt indien er geen wettelijke registratie van de geboorte heeft plaatsgevonden.

2.1.6 Geboorte destijds geregistreerd bij een Local Government

De sinds 31 oktober 1995 bestaande onbevoegdheid van de Local Governments tot het registreren van geboorten heeft geen afbreuk gedaan aan hun bevoegdheid tot het afgeven van gewaarmerkte afschriften (certified true copies) van registraties die in het verleden bij de desbetreffende Local Government hebben plaatsgevonden.

2.2 Huwelijk en echtscheiding

In Nigeria kunnen twee vormen van het huwelijk worden onderscheiden. Huwelijken voltrokken op grond van de Marriage Act, Chapter 218, 1990, en huwelijken voltrokken onder gewoonterecht en traditie. Beide huwelijksvormen worden erkend als geldig.

2.2.1 Het burgerlijk huwelijk

Het betreft huwelijken voltrokken onder de Marriage Act, Chapter 218, Laws of the Federation of Nigeria 1990.

In deze wet staat beschreven welke procedure dient te worden gevolgd wanneer een man en een vrouw in het huwelijk willen treden. Het aanstaande paar dient tenminste 21 dagen voor de huwelijksvoltrekking het voorgenomen huwelijk aan te kondigen op een notitiebord van de gemeente of bij de kerk alwaar men wenst te trouwen. Dit biedt mogelijke tegenstanders van het aanstaande huwelijk de gelegenheid hun eventuele bezwaren te uiten. Het huwelijk kan niet worden voltrokken voordat eventuele bezwaren uit de weg zijn geruimd. Een huwelijkspartner onder de 21 jaar heeft schriftelijke toestemming van de ouders of voogd nodig.

In sectie 21 van de wet wordt vermeld dat het huwelijk in een daartoe bevoegde kerk door een daartoe bevoegde predikant kan worden voltrokken.

Wanneer geen bezwaren tegen een huwelijk worden geuit dan vindt het huwelijk plaats op de afgesproken dag en wordt het (kerkelijk) huwelijk na de voltrekking in het huwelijksregister ingeschreven. De ambtenaar van de burgerlijke stand gaat daarna over tot afgifte van een huwelijksakte (sectie 26 en 27 van de Marriage Act).

2.2.2 Ontbinding van het burgerlijk huwelijk

Echtscheiding wordt geregeld onder de Matrimonial Causes Act van 1970 en de Matrimonial Causes Rules van 1983. De wet stelt in sectie 2 (1) dat een persoon een echtscheiding kan aanvragen bij het hooggerechtshof van iedere staat in de federatie van staten in Nigeria. Degene die de echtscheiding in gang zet dient woonachtig te zijn in Nigeria.

Een huwelijk gesloten onder de Marriage Act kan alleen worden ontbonden bij het hooggerechtshof van het gebied waarin een van beide partijen woonachtig is. Het verzoek tot ontbinding van een huwelijk onder de Marrige Act wordt gedaan door een van beide partijen op grond van het feit dat het huwelijk onherstelbaar is stuk gelopen.

Het hof zal het huwelijk beëindigen indien een grond aanwezig is waaronder een huwelijk kan worden beëindigd. Deze gronden staan beschreven in sectie 15 (2) a-h van de Matrimonial Causes Act van 1970:

- wanneer de gedaagde opzettelijk en voortdurend weigert zijn echtelijke plichten te vervullen (a);

- wanneer de gedaagde sinds het voltrekken van het huwelijk overspel heeft gepleegd en de eiser het op grond daarvan ondraaglijk vindt nog langer met gedaagde samen te leven (b);

- wanneer de gedaagde sinds het voltrekken van het huwelijk zich op een zodanige wijze heeft gedragen dat het van de eiser redelijkerwijs niet meer kan worden verlangd om bij de gedaagde te blijven (c);

- wanneer de gedaagde eiser heeft verlaten gedurende een aaneensluitende periode van tenminste een jaar onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van het echtscheidingsverzoek (d);

- wanneer de partijen gescheiden van elkaar hebben geleefd gedurende een periode van tenminste twee jaar onmiddellijk voorafgaand aan het echtscheidingsverzoek en de gedaagde geen bezwaar maakt tegen het te nemen besluit (e);

- wanneer de partijen gescheiden van elkaar hebben geleefd gedurende een aaneengesloten periode van drie jaar onmiddellijk voorafgaand aan het echtscheidingsverzoek (f);

- wanneer de gedaagde gedurende een periode van niet minder dan een jaar er niet in is geslaagd om te voldoen aan de voorwaarden van dit decreet of aan de echtelijke plichten onder deze wet (g);

- wanneer de andere partij is verdwenen onder zodanige omstandigheden dat er van kan worden uitgegaan dat hij of zij is overleden (h).

Met betrekking tot het gestelde onder (e) en (f) worden partijen beschouwd als gescheiden te hebben geleefd wanneer zij niet meer onderdeel uitmaken van hetzelfde huishouden.

2.2.3 Het huwelijk krachtens het gewoonterecht

Een huwelijk voltrokken onder gewoonterecht en traditie kan het best worden omschreven als een contract tussen man en vrouw om als echtpaar samen te wonen nadat de gebruiken en gewoonten voor voltrekking van het huwelijk die gelden voor de desbetreffende stam zijn nageleefd. Zo is het gebruikelijk dat - waar van toepassing - geschenken worden uitgewisseld, een bruidsschat wordt overhandigd, en een formele introductie van de belangrijkste leden van beide families plaatsvindt. Deze gebruiken kunnen per stam verschillen. Het gebruik van overhandiging van de bruidsschat wordt echter door alle stammen gehanteerd. Alleen inboorlingen of Nigerianen kunnen onder gewoonterecht trouwen, omdat het gewoonterecht alleen op hen van toepassing is en niet voor buitenlanders.

Een man kan onder gewoonterecht meerdere keren getrouwd zijn. Is een man gehuwd onder het gewoonterecht dan kan hij vervolgens ook een burgerlijk huwelijk sluiten mits het dezelfde persoon betreft waarmee hij onder gewoonterecht is getrouwd.

Van een onder gewoonterecht gesloten huwelijk wordt geen huwelijkscertificaat afgegeven. Op grond van decreet no. 69 van 14 december 1992 is het verplicht om een naar gewoonterecht gesloten huwelijk binnen zestig dagen te registeren bij het lokale gerechtshof of het gewoontegerechtshof (customary court) in het gebied waar het huwelijk heeft plaatsgevonden. Bovendien dienen huwelijken die op traditionele wijze of in religieuze vorm zijn gesloten, te worden geregistreerd bij de burgerlijke stand.

2.2.4 Ontbinding van het huwelijk krachtens het gewoonterecht

Een huwelijk dat is gesloten onder native law of costumary law kan alleen worden ontbonden in een Customary Court. Echter wanneer een huwelijk gesloten onder customary law ongeldig is - vanwege het niet voldoen aan de voorwaarden die onder native law en customary law aan een dergelijk huwelijk worden gesteld - dan hoeven de partijen niet naar het gerechtshof te gaan om het huwelijk te laten ontbinden, omdat het een ongeldig gesloten huwelijk betrof. Na de uiteindelijke door de rechtbank uitgesproken echtscheiding onder native law en customary law, wordt door de president van de rechtbank een customary divorce certificate afgegeven en dient de bruidsschat te worden terugbetaald.

2.3 Affidavits

2.3.1 Verklaringen van ongehuwd zijn

Verklaringen van ongehuwd zijn, zoals een affidavit of bacherlorhood of een affidavit of spinsterhood dienen te zijn afgegeven door het hooggerechtshof van de staat waar betrokkene laatstelijk woonachtig was, tezamen met een attestation of marital status van de local government waar betrokkene laatstelijk woonachtig was.

Het is zeer eenvoudig om een officieel bewijs van ongehuwd zijn te verkrijgen. Alleen de vereiste leges moeten worden betaald. De verschillende registers zijn niet onderling verbonden en evenmin is er een centraal bureau waar alle huwelijksstatistieken worden bijgehouden.

De geldigheidsduur van de verklaring bedraagt drie maanden.

3. Naamrecht

3.1 Officiële naamswijziging en publicatie

Nigeria kent geen specifieke wetgeving die voorziet in naamswijziging. In de praktijk dient een affidavit of change of name te worden opgemaakt. Deze eigen verklaring dient te worden afgelegd voor een commissioner of oaths en dient tenminste te bevatten onder welke naam betrokkene bekend stond en nu bekend staat. Ook de datum van ingang van de naamswijziging dient te worden vermeld. Vervolgens dient de naamswijziging te worden gepubliceerd in een krant. Hierbij wordt vermeld dat alle documenten voorafgaand aan de naamswijziging geldig blijven. Alleen betrokkene zelf kan een affidavit of change of name afleggen.

4. Afstamming

4.1 Adoptie

Adoptie komt zelden voor in Nigeria en dient officieel te worden geïnitieerd via het ministerie van Social Services, anders is de adoptie ongeldig. Niet-Nigerianen mogen geen kinderen adopteren in Nigeria. Nigerianen die een kind hebben geadopteerd onder de Eastern Adoption Law van 1965 kunnen rechtstreeks adoptieverklaringen verkrijgen bij het gerechtshof dat de adoptie destijds heeft toegewezen.

5. Identiteits- en reisdocumenten

5.1 Identiteitskaart

Er wordt van overheidswege geen beperking gesteld aan de bewegingsvrijheid van personen binnen Nigeria. Er bestaat geen identificatieplicht. Er wordt (reeds jaren) gewerkt aan een nationale identiteitskaart, maar deze kwestie is thans opgeschort tot na de verkiezingen van 2003.

5.2 Paspoorten

De vrijheid om buiten Nigeria te reizen is wettelijk geregeld in de paspoortwet van november 1998. Vanaf deze datum wordt tevens een nieuw model paspoort afgegeven.

De aanvraagprocedure is voor mannen en vrouwen gelijk. Vrouwen behoeven niet de toestemming van hun echtgenoot te hebben om een paspoort aan te vragen.

Vanaf achttien jaar wordt in Nigeria een paspoort zelfstandig verkregen. Nigerianen, jonger dan achttien jaar kunnen slechts met toestemming van de ouders een eigen paspoort krijgen.

Sinds 17 juli 1998 is de Nigerian Immigration Service (NIS) verantwoordelijk voor de afgifte van paspoorten.

Bij de eerste paspoortaanvraag dienen identiteitsvaststellende documenten te worden overgelegd.

Omdat Nigeriaanse paspoorten worden afgegeven op basis van niet door de Nigeriaanse overheid geverifieerde informatie kan er niet zonder meer van worden uitgegaan dat de gegevens zoals die vermeld staan in het paspoort correct zijn.

Het komt regelmatig voor dat aanvragers van een te legaliseren geboorteakte reeds geruime tijd in het bezit zijn van een nationaal paspoort, terwijl betrokkenen beweren voor de afgiftedatum van het nationale paspoort nimmer in het bezit te zijn geweest van een geboortakte, doopbewijs, affidavit dan wel een ander document waaruit de melding van de geboorte van de aanvrager zou moeten blijken.

Door aanvragers en belanghebbenden wordt met regelmaat verklaard dat geen enkel document aan de paspoortautoriteiten diende te worden overgelegd om het gewenste paspoort te verkrijgen.

Bij de afgifte van recente Nigeriaanse paspoorten - de zogenaamde machineleesbare paspoorten - wordt de persoonlijke aanwezigheid van de aanvrager verlangd. Mocht blijken dat de desbetreffende persoon voor afgifte van het paspoort zich niet persoonlijk heeft gemeld dan dient een dergelijk paspoort te worden ingehouden en te worden teruggezonden naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Abuja.

1 Ook wel genoemd sworn affidavit of age declaration.

2 Ondanks het feit dat de Nigeriaanse wet niet specifiek aangeeft wat er in een dergelijk affidavit of age declaration moet worden opgenomen, worden door de Nederlandse administratie wel eisen gesteld aan dergelijke documenten en/of verklaringen om de basis te kunnen vormen voor inschrijving. De eisen zijn afgeleid van de artikelen 1:19 e.v. BW jo artikel 15 e.v. Besluit Burgerlijk Bestand.

Naar boven