Wijzigingsregeling reductie administratieve lasten mestregelgeving

20 december 2002

Nr. TRCJZ/2002/7479

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting,

Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op artikel 52, aanhef en onderdelen a en b, van de Meststoffenwet voor zover het betreft artikel III van deze regeling, gelet op artikel 52, aanhef en onderdelen c, d, e, en f, van de Meststoffenwet voor zover het betreft artikel II van deze regeling, gelet op de artikelen 52, aanhef en onderdelen d, e en f, 53, aanhef en onderdelen f en g, van de Meststoffenwet voor zover het betreft artikel I, onderdelen B, C en I, van deze regeling, gelet op de artikelen 43, zesde lid, 53, onderdeel h, van de Meststoffenwet en 19, tweede lid, en 62 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen voor zover het betreft artikel IV van deze regeling, gelet op artikel 59, eerste lid, van de Meststoffenwet voor zover het betreft artikel I, onderdeel F en G, en artikel V van deze regeling, gelet op artikel 2, vierde lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet voor zover het betreft artikel I, onderdeel D, van deze regeling en gelet op de artikelen 6 en 8, eerste lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet, voor zover het betreft artikel I, onderdelen A, E, F en H, van deze regeling;

Besluit:

Artikel I

De Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel c door een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd:

d. vracht dierlijke meststoffen: hoeveelheid dierlijke meststoffen die als eenheid in een afzonderlijk vervoermiddel al dan niet met aanhanger wordt aangevoerd op of afgevoerd van een bedrijf of een intermediaire onderneming;

e. doorleveren: aanvoeren en zonder tussenopslag weer afvoeren van een vracht dierlijke meststoffen;

f. vervoeren: elk feitelijk transporteren van dierlijke meststoffen of overige organische meststoffen met behulp van een vervoermiddel, het laden en lossen van deze meststoffen inbegrepen;

g. vervoerder: persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen dat in het kader van zijn onderneming of zijn bedrijf dierlijke meststoffen of overige organische meststoffen vervoert.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Deze regeling berust op artikel 7a van de wet voor zover het betreft paragraaf 1, de artikelen 5a, eerste lid, en 5aa en paragraaf 6 van deze regeling, op de artikelen 52, aanhef en onderdelen d, e en f, en 53, aanhef en onderdelen c, d, f en g, van de wet voor zover het betreft de paragrafen 1, 2 en 6 van deze regeling, op artikel 53, aanhef en onderdelen c en d, van de wet voor zover het betreft de paragrafen 1, 3 en 6 van deze regeling, op artikel 58am van de wet voor zover het betreft paragraaf 1, artikel 5c en paragraaf 6 van deze regeling, op artikel 59, eerste en derde lid, van de wet voor zover het betreft paragraaf 1, de artikelen 5a, tweede lid, 5b, 5ba, 16f, 16g, 16k en paragraaf 6 van deze regeling, op de artikelen 2 en 6 van het besluit voorzover het betreft paragraaf 1, de artikelen 13, eerste en tweede lid, 14, 16a, eerste en tweede lid, 16b, eerste lid en tweede lid, 16c, 16d, 16e en paragraaf 6 van deze regeling, op artikel 5, eerste lid, van het besluit voor zover het betreft paragraaf 1, artikel 5d en paragraaf 6 van deze regeling, en op de artikelen 8 en 13, derde lid, van het besluit voor zover het betreft de paragraaf 1, de artikelen 15, 16, 16a, 16b, 16c en paragraaf 6 van deze regeling.

B

Artikel 4 vervalt.

C

Artikel 5 vervalt.

D

Artikel 12 vervalt.

E

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Als bewijs, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het besluit, wordt vastgesteld het vervoersbewijs dierlijke meststoffen dat is opgenomen in bijlage 7 bij deze regeling.

2. Het tweede lid vervalt.

3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.

F

Na artikel 16 worden, onder vernummering van artikel 16a tot artikel 16j, de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 16a

1. Bij de aflevering van een vracht dierlijke meststoffen aan een vervoerder die deze vracht doorlevert aan een afnemer worden de onderdelen 1, 3a, 3b, met uitzondering van de postcode van de losplaats en de datum en het tijdstip van het lossen, 3c, met uitzondering van de code van het laboratorium en de kilogrammen fosfaat en stikstof, en 4 van het vervoersbewijs ingevuld en wordt het vervoersbewijs door de leverancier ondertekend.

2. Bij de aflevering van de in het eerste lid bedoelde vracht door de in dat lid bedoelde vervoerder aan de afnemer worden de onderdelen 3b, voor zover dit onderdeel betrekking heeft op de postcode van de losplaats en op de datum en het tijdstip van het lossen, en 5 van het op die vracht betrekking hebbende en overeenkomstig het eerste lid ingevulde vervoersbewijs ingevuld en wordt het vervoersbewijs door de afnemer ondertekend.

3. Indien de dierlijke meststoffen niet worden geanalyseerd, worden, in zoverre in afwijking van het eerste lid, de onderdelen 3b, voorzover dit betrekking heeft op het nettogewicht van de dierlijke meststoffen, en 3c van het vervoersbewijs niet ingevuld.

4. Indien de weging van de dierlijke meststoffen na de aflevering, bedoeld in het eerste lid, plaatsvindt, wordt, in zoverre in afwijking van dat lid, terstond na de weging bij onderdeel 3b van het vervoersbewijs het nettogewicht van de dierlijke meststoffen door de vervoerder ingevuld. Indien de weging bij de aflevering, bedoeld in het eerste lid plaatsvindt, wordt in zoverre in afwijking van dat lid, het geschat gewicht niet ingevuld.

5. Voor de toepassing van het eerste lid behoeft bij onderdeel 3b van het vervoersbewijs het combinatienummer uitsluitend ingevuld te worden, indien de betrokken vracht bestaat uit vloeibare dierlijke meststoffen die geanalyseerd worden.

6. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid behoeft bij onderdeel 1 en bij onderdeel 5 van het vervoersbewijs het registratienummer van de opslag uitsluitend ingevuld te worden, indien de desbetreffende dierlijke meststoffen afkomstig zijn uit, onderscheidenlijk worden opgeslagen in een ingevolge artikel 5 of 7 van het Besluit voorraden Meststoffenwet aangemelde mestopslag.

7. In zoverre in afwijking van het eerste en tweede lid, kunnen de in die leden bedoelde gegevens ook op het vervoersbewijs worden vermeld door middel van het printen van deze gegevens in de door het Bureau Heffingen aangegeven volgorde binnen de daarvoor op het vervoersbewijs bestemde ruimte.

Artikel 16b

1. Indien de vracht dierlijke meststoffen wordt vervoerd voordat aflevering heeft plaatsgevonden, worden door de vervoerder op het tijdstip van het laden van het vervoermiddel de onderdelen 1, 3a, 3b, met uitzondering van de datum en het tijdstip van het lossen, 3c, met uitzondering van de code van het laboratorium en de kilogrammen fosfaat en stikstof, en 4 van het vervoersbewijs ingevuld en wordt het vervoersbewijs bij onderdeel 1 door de vervoerder, als ware hij reeds leverancier, ondertekend.

2. Indien de afgeleverde dierlijke meststoffen worden vervoerd door de afnemer die deze vracht lost op zijn bedrijf of onderneming, worden op het tijdstip van het lossen van het vervoermiddel bij onderdeel 3b van het op de vracht betrekking hebbende vervoersbewijs de postcode van de losplaats en de datum en het tijdstip van het ingevuld.

3. Artikel 16a, derde tot en met zevende lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Artikel 14, tweede lid, van het besluit is uitsluitend van toepassing voor zover dit betrekking heeft op de in het eerste lid bedoelde gegevens.

Artikel 16c

De vervoerder van een vracht dierlijke meststoffen die zijn geanalyseerd vult, zodra hij de door het laboratorium verstrekte analyseresultaten heeft ontvangen, bij onderdeel 3c van het op die vracht betrekking hebbende vervoersbewijs de code van dat laboratorium en de kilogrammen fosfaat en stikstof van de geanalyseerde dierlijke meststoffen in.

Artikel 16d

1. De vervoerder van een vracht dierlijke meststoffen overlegt de met betrekking tot die vracht op het vervoersbewijs ingevulde gegevens aan het Bureau Heffingen binnen tien werkdagen na het vervoer van de dierlijke meststoffen door indiening van het origineel van het desbetreffende door hem ondertekende vervoersbewijs.

2. Indien de dierlijke meststoffen worden geanalyseerd, overlegt de vervoerder van een vracht dierlijke meststoffen de met betrekking tot die vracht op het vervoersbewijs ingevulde gegevens aan het Bureau Heffingen door indiening van het origineel van het desbetreffende door hem ondertekende vervoersbewijs binnen dertig werkdagen na het vervoer van de dierlijke meststoffen.

Artikel 16e

1. De vervoerder van een vracht dierlijke meststoffen overlegt met betrekking tot die vracht de in artikel 16a, eerste lid, bedoelde gegevens aan de in dat lid bedoelde leverancier door verstrekking van een afschrift van het op die vracht betrekking hebbende vervoersbewijs.

2. De vervoerder van een vracht dierlijke meststoffen overlegt met betrekking tot die vracht de in artikel 16a, eerste en tweede lid, bedoelde gegevens aan de in het tweede lid bedoelde afnemer door verstrekking van een afschrift van het op die vracht betrekking hebbende vervoersbewijs.

Artikel 16f

In zoverre in afwijking van de artikelen 16a, eerste lid, en 16b, eerste lid, behoeft op het vervoersbewijs bij onderdeel 3c niet het nummer van de deksel van de monsterpot of sealzak en het nummer van de monsterpot ingevuld te worden, indien de vervoerder een koppeling tussen het vervoersbewijs en de monsterverpakking heeft aangebracht door identieke etiketten die voorzien zijn van een unieke alfanumerieke code op de monsterverpakking en op het vervoersbewijs te bevestigen.

Artikel 16g

1. De vervoerder van een vracht dierlijke meststoffen is met betrekking tot die vracht vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in artikel 16c, en van de in artikel 16d, eerste lid, neergelegde verplichting om de in dat lid bedoelde gegevens te overleggen door indiening van het origineel van het vervoersbewijs, indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:

a. De in artikel 16d, eerste lid, bedoelde gegevens alsmede de op desbetreffende vracht betrekking hebbende code van het laboratorium en de kilogrammen fosfaat en stikstof worden elektronisch bij het Bureau Heffingen ingediend met gebruikmaking van het door het Bureau Heffingen daartoe verstrekte software-programma;

b. de onder a bedoelde gegevens worden onder vermelding van het mestnummer van de desbetreffende vervoerder, ondertekend door middel van een persoonlijke gebruikerscode die overeenkomstig artikel 16h door de Minister op naam van de desbetreffende vervoerder is geregistreerd;

c. de ontvangst van de elektronisch ingediende gegevens is door het Bureau Heffingen bevestigd;

d. de elektronisch ingediende gegevens zijn niet ingevolge artikel 16i door de Minister geweigerd;

e. de vervoerder houdt een chronologisch overzicht bij van de door hem overeenkomstig dit artikel verzonden elektronische berichten;

f. de vervoerder bewaart gedurende 5 jaar in zijn administratie het origineel van het desbetreffende vervoersbewijs alsmede de op de vracht waarop dit vervoersbewijs betrekking heeft betreffende analyseresultaten, en

g. de vervoerder dient op eerste verzoek van het Bureau Heffingen het origineel van het desbetreffende vervoersbewijs, nadat hij hierop bij onderdeel 3c de code van het laboratorium en de kilogrammen fosfaat en stikstof van de geanalyseerde dierlijke meststoffen heeft ingevuld, bij het Bureau Heffingen in.

1. Als tijdstip waarop de gegevens zijn ontvangen, geldt het tijdstip waarop deze gegevens het systeem voor gegevensverwerking van het Bureau Heffingen hebben bereikt.

Artikel 16h

1. De aanvraag tot registratie van een persoonlijke gebruikerscode geschiedt via de internetsite van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij onder vermelding van het mestnummer en het elektronische postadres van de aanvrager.

2. De Minister kan verzoeken om een bewijs van de juistheid van de bij de aanvraag verstrekte gegevens.

3. De geregistreerde gebruikerscode wordt geactiveerd nadat de aanvrager een door hem schriftelijk ondertekend ontvangstbewijs heeft geretourneerd.

Artikel 16i

1. De Minister kan elektronisch verschafte gegevens weigeren voor zover de aanvaarding daarvan tot een onevenredige belasting voor de Minister zou leiden dan wel voor zover de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van het desbetreffende bericht onvoldoende is gewaarborgd, gelet op de aard en de inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt.

2. De Minister deelt de weigering op grond van dit artikel zo spoedig mogelijk aan de afzender mede.

G

In paragraaf 6 wordt na het opschrift het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 16k

1. De producent van dierlijke meststoffen en de gebruiker van meststoffen zijn vrijgesteld van de in artikel 2, tweede lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet gestelde verplichting voor zover het betreft het bijhouden van een administratie met betrekking tot de aan hen afgeleverde andere meststoffen die fosfaat bevatten.

2. De leverancier en de afnemer zijn vrijgesteld van de verplichtingen, bedoeld in de artikelen 7, vierde lid, 10, 11 en 12 van het besluit.

H

Bijlage 7 behorende bij artikel 16, eerste lid, wordt vervangen door de bij deze regeling behorende bijlage.

I

Bijlagen 4, 7A en 7B vervallen.

Artikel II

De Regeling erkenning monsternemers Meststoffenwet2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4, derde en vierde lid, vervalt.

B

Artikel 5, zevende en achtste lid, vervalt.

C

Bijlage 1 vervalt.

Artikel III

De Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen3 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2d, derde lid, komt te luiden:

3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt op het afleveringsbewijs, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet, bij onderdeel 4, de code 33 ingevuld.

B

In artikel 4, vierde lid, wordt `eenmaal bij aanvoer of bij afvoer' vervangen door: eenmaal, voordat de doorlevering plaatsvindt,.

C

De eerste volzin van artikel 5, derde lid, komt te luiden:

Van een vracht dierlijke meststoffen die van een bedrijf of intermediaire onderneming wordt afgevoerd en ten hoogste twee malen wordt doorgeleverd, wordt eenmaal bij die afvoer een monster genomen.

D

In artikel 7, derde lid, wordt `onder punt 4, onderdeel A, de code 888 ingevuld,' vervangen door: bij onderdeel 4, de code 41 ingevuld.

E

Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel A, punt 1, wordt `bij het laden of lossen van een vracht in of uit het transportmiddel' vervangen door: bij het laden van een vracht in het transportmiddel.

2. In onderdeel B, punt 1, vervallen de woorden `of bij het lossen'.

3. In onderdeel B, punten 2, 3 en 6, wordt `strorijke eendenmest' telkens vervangen door: als gevolg van het toegepaste huisvestingssysteem geproduceerde strorijke mest.

4. Onderdeel C, punt 1, komt te luiden:

1. De monsterverpakking bestaat uit een monsterpot, een sluitring en een deksel. De monsterpot is conisch van vorm met een inhoud van circa 1 liter en is vervaardigd uit donkergroen polypropeen kunststof (kleurcode 720) met een wanddikte van circa 1,5 mm. De barcode is gepositioneerd op de barcode-lip, is lichtgroen van kleur op een donkergroene achtergrond en bestaat uit vijf cijfers en één controlecijfer (type interleaved 2 of 5). De sluitring is vervaardigd van ABS in de kleur wit (kleurcode 116). De bijbehorende deksel bestaat uit transparant polypropeen (kleurcode 003). De barcode is gepositioneerd op de dekselrand en is wit van kleur op een zwarte achtergrond en bestaat uit zeven cijfers en één controlecijfer (type interleaved 2 of 5). Sluiting van de monsterpot kan alleen plaatsvinden indien alle drie de onderdelen aanwezig zijn. De sluitring borgt met een enkelvoudige haakrand aan de monsterpot. De deksel borgt met een meervoudige haakvertanding aan de sluitring. Verwijderen van de deksel kan alleen door de deksel te beschadigen. De deksel is na verwijdering niet meer zonder zichtbare schade op de sluitring te plaatsen.

5. Onderdeel C, punt 5, komt te luiden:

5. Indien op het vervoersbewijs dat betrekking heeft op de vracht dierlijke meststoffen waaruit het monster is genomen, overeenkomstig de voorwaarden van artikel 16f van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet bij onderdeel 3c niet het nummer van de deksel van de monsterpot of sealzak alsmede het nummer van de monsterpot is ingevuld, draagt de monsternemer er zorg voor dat op de monsterverpakking een etiket is bevestigd, waarop dezelfde gegevens staan vermeld als op het etiket dat op het desbetreffende vervoersbewijs is bevestigd.

6. Onderdeel C, punt 6, komt te luiden:

6. Elk inzendmonster wordt vermeld op een begeleidingsformulier, onder vermelding van het nummer van het desbetreffende afleveringsbewijs, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet, en de nummers van de deksel van de monsterpot of sealzak alsmede het nummer van de monsterpot. In de onder punt 5 voorziene situatie wordt op het begeleidingsformulier een etiket bevestigd, waarop dezelfde gegevens staan vermeld als op het etiket dat op het desbetreffende vervoersbewijs en op de desbetreffende monsterverpakking is bevestigd.

7. Onderdeel C, punt 9, komt te luiden:

9. Het inzendmonster wordt met het begeleidingsformulier naar het laboratorium verzonden onder vermelding van de naam en de adresgegevens van de vervoerder van de desbetreffende vracht.

F

Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel 2, punt c, wordt `via het bemonsteringsapparaat de transporttank verlaten, danwel de transporttank ingaan, al naargelang het tapmonster wordt genomen bij lossen of het laden van dierlijke meststoffen' vervangen door: het bemonsteringsapparaat passeren.

2. In onderdeel 5, punt a, wordt ` wordt tijdens het laden of lossen een hoeveelheid mest uit de leiding in de monsterkamer getrokken' vervangen door: kan tijdens het laden of lossen een hoeveelheid mest uit de leiding in de monsterkamer getrokken worden.

Artikel IV

De Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet4 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 16, eerste lid, komt te luiden:

1. De inspecteur van het bureau verleent aan de heffingplichtige uitstel van betaling van de over het tijdvak verschuldigde verfijnde mineralenheffingen, indien met betrekking tot voorgaande kalenderjaren een vaststelling heeft plaatsgevonden van een belastbare hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof van minder dan nihil waarmee overeenkomstig artikel 43 van de Meststoffenwet kan worden verrekend.

B

Artikel 17 komt te luiden:

Artikel 17

Houdt een persoon, rechtspersoon of samenwerkingsverband van personen of rechtspersonen op enig tijdstip, anders dan tijdelijk, op heffingplichtige te zijn, dan kan met diens schriftelijke toestemming de belastbare hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof die na verrekening over de aan dat tijdstip voorafgegane tijdvakken resteert worden gebruikt door de heffingplichtige die het bedrijf als zodanig voortzet.

Artikel V

In artikel 9, derde lid, van de Tijdelijke vrijstellingsregeling experiment mestconcentraten Meststoffenwet5 wordt `onder punt 1, onderdeel A' vervangen door: bij onderdeel 1.

Artikel VI

1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

2. Artikel IV, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 januari 2002.

3. Artikel IV, onderdeel B, werkt terug tot en met 1 januari 1998.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij de bibliotheek van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en bij het Bureau Heffingen.

Den Haag, 20 december 2002.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,B.J. Odink.

1Stcrt. 1997, 247; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 26 september 2002 (Stcrt. 186).

2Stcrt. 1997, 248; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 11 juli 2002 (Stcrt. 131).

3Stcrt. 1997, 240; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 23 april 2001 (Stcrt. 79).

4Stcrt. 1997, 247; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 12 juli 2000 (Stcrt. 133).

5Stcrt. 2001, 238.

Toelichting

1. Algemeen

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft een plan van aanpak opgesteld dat moet leiden tot een reductie van de administratieve lasten ten gevolge van LNV-regelgeving van minimaal 25%. De noodzaak van deze reductie geldt nadrukkelijk ook voor de mestregelgeving. Gebleken is dat van de ca. € 450 miljoen aan de totale administratieve lastendruk die voortvloeit uit LNV-regelgeving, ca. € 195 miljoen wordt veroorzaakt door de mestregelgeving. Bij brief van 26 oktober 2002 (Kamerstukken II 2002-03, 28 600 XIV, nr. 13) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop inhoud zal worden gegeven aan deze lastenreductie. Daarbij is ook een groot aantal voorstellen van de oud Minister van Justitie, mevrouw mr. W. Sorgdrager overgenomen, die op verzoek van de voormalige Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij onderzoek heeft gedaan naar mogelijkheden voor administratieve lastenverlichting in onder meer de mestregelgeving. De bevindingen van dit onderzoek zijn opgenomen in het rapport `lastige lasten', dat bij brief van 16 april 2002 (niet-dossierstuk 2001-2002, lnv0200357, Tweede Kamer 2001-2002) aan de Tweede Kamer is aangeboden.

In vervolg op het plan van aanpak wordt bij onderhavige regeling een aantal aanpassingen van de mestregelgeving doorgevoerd. Deze aanpassingen bouwen voort op de aanbevelingen uit het rapport `lastige lasten' en hebben betrekking op de volgende onderwerpen:

- de registratie van de aan- en afvoer van dierlijke mest (introductie meerpartijenbewijs)

- de verklaring terzake van het in- en uitscharen van vee

- de administratie voor fosfaatkunstmest

- de accountantsverklaring in het kader van de erkenning van monsternemers

- het uitstel van betaling bij de verrekening van de mineralenheffing

- de overgang van het saldo bij verrekening in geval van bedrijfsoverdracht

De totale administratieve lastenreductie die met deze aanpassingen gerealiseerd wordt, bedraagt ca. € 13,5 miljoen.

In de volgende paragrafen van deze toelichting worden per bovengenoemd onderwerp de wijzigingen uiteengezet en wordt de besparing in de administratieve lasten die de wijzigingen opleveren, gekwantificeerd.

Onderhavige regeling is ter toetsing voorgelegd aan Actal, het Adviescollege toetsing administratieve lasten. Actal heeft geadviseerd de regeling vast te stellen.

2. Registratie aan- en afvoer dierlijke mest (introductie meerpartijenbewijs).

Zoals weergegeven in het in paragraaf 1 van de toelichting genoemde plan van aanpak, kan een substantiële lastenreductie gerealiseerd worden door de gegevens inzake de aan- en afvoer van meststoffen bij mesttransporten te registreren door middel van een meerpartijenbewijs. Het oorspronkelijke afleveringsbewijs, dat in artikel 16 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet was vastgesteld, bood slechts ruimte voor twee partijen. Dit betekende dat een vervoerder die een vracht dierlijke meststoffen doorleverde aan een uiteindelijke afnemer, voor dezelfde vracht tweemaal een afleveringsbewijs moest opmaken en derhalve een groot aantal gegevens tweemaal moest invullen: eenmaal in de rol van afnemer en eenmaal in de rol van leverancier. Indien de vracht met het oog op de toepassing van het stelsel van regulerende mineralenheffingen werd bemonsterd en geanalyseerd, moesten de bij het transport betrokken partijen ingevolge artikel 12 van voornoemd besluit bovendien de met deze aan- en afvoer van meststoffen verband houdende gegevens bijhouden op kwartaaloverzichten.

De onderhavige regeling strekt ertoe het in de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet vastgestelde tweepartijenbewijs te vervangen door een meerpartijenbewijs (artikel I, onderdelen A, E, F en H). Op dit meerpartijenbewijs, het zogenoemde vervoersbewijs, worden terzake van een doorgeleverde vracht meststoffen zowel de gegevens inzake de aflevering van een leverancier aan een vervoerder als de gegevens inzake de aflevering van deze vervoerder aan de uiteindelijke afnemer vastgelegd. Tevens worden op het vervoersbewijs door de vervoerder de bemonsterings- en analysegegevens van de betrokken meststoffen geregistreerd, waardoor de verplichting om separaat kwartaaloverzichten bij te houden kan komen te vervallen. Onderhavige wijzigingsregeling voorziet hiertoe, vooruitlopend op een wijziging van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet, in een vrijstelling van de in artikel 12 van het besluit opgenomen verplichting om kwartaaloverzichten bij te houden van de aan- en afgevoerde dierlijke meststoffen (artikel I, onderdeel G, artikel 16k, tweede lid). Hiermee samenhangend komen het in Bijlage 7A opgenomen model en het in Bijlage 7B opgenomen formulier, waarop het kwartaaloverzicht ingevolge artikel 16, tweede lid, van de Regeling moest worden bijgehouden, te vervallen (Artikel I, onderdelen E en I). De nieuwe artikelen 16a tot en met 16c regelen nauwkeurig wie op welk moment welke gegevens invult.

De verantwoordelijkheid om de opgemaakte vervoersbewijzen in te dienen bij het Bureau Heffingen berust bij de vervoerder van de vracht dierlijke meststoffen. De vervoerder is ingevolge het bij onderhavige wijzigingsregeling in artikel 1, van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet ingevoegde onderdeel g, degene die in het kader van zijn onderneming of zijn bedrijf de dierlijke meststoffen feitelijk transporteert. Hiermee wordt aangesloten bij de feitelijke meststromen, zoals deze in het kader van de Meststoffenwet rechtens relevant zijn. In de meest voorkomende situatie zal dit een intermediaire onderneming zijn. Er zijn echter ook transporten waarbij het vervoer van de dierlijke meststoffen niet aan een intermediair wordt uitbesteed. Bij een dergelijk transport zijn slechts twee partijen betrokken en fungeert ofwel de leverancier ofwel de uiteindelijke afnemer als vervoerder.

Omdat als gevolg van de introductie van het vervoersbewijs, alle gegevens die op één transport betrekking hebben in principe op één formulier zijn geregistreerd, vindt de aanlevering van alle informatie die relevant is voor de vaststelling van de hoeveelheid aan- en afgevoerde meststoffen voor alle bij het transport betrokken partijen, thans gekanaliseerd plaats via de vervoerder. Een uitzondering hierop doet zich voor in de situatie dat een vracht twee maal wordt doorgeleverd. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 8 van deze toelichting. De gekanaliseerde aanlevering van gegevens zal mede leiden tot lagere uitvoeringslasten bij het Bureau Heffingen. Het Bureau Heffingen behoeft immers voor de controle op de door betrokkenen ingediende aangifte niet langer achteraf de verschillende gegevensstromen uit de mestafleveringsbewijzen, de analyserapporten en de kwartaaloverzichten aan elkaar te koppelen.

Het Bureau Heffingen zal betrokkenen periodiek een overzicht verstrekken van de totale aan- en afgevoerde hoeveelheden dierlijke meststoffen op basis van de bij het Bureau Heffingen ingediende vervoersbewijzen. Deze zogenoemde servicemelding kan door betrokken partijen benut worden bij het opstellen van hun aangifte.

Voorts biedt de introductie van het nieuwe vervoersbewijs dierlijke meststoffen de mogelijkheid een - zij het bescheiden - administratieve lastenreductie te realiseren met betrekking tot de in artikel 2d van de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen opgenomen uitzondering van de verplichting om dierlijke meststoffen te bemonsteren en te analyseren, indien deze worden afgevoerd van een bedrijf naar een perceel, dat op grond van een grondgebruiksverklaring tijdelijk door dit bedrijf in gebruik is gegeven aan een ander bedrijf. Voor de toepassing van deze uitzondering was het noodzakelijk dat het aan- en het afvoerende bedrijf gezamenlijk het betrokken perceel bij het Bureau Heffingen aanmeldden op een daartoe ter beschikking gesteld formulier. Door onderhavige wijziging van genoemd artikel 2d, kan thans in deze situatie volstaan worden met het vermelden van de daartoe vastgestelde code (code 33) op het vervoersbewijs bij onderdeel 4 (Artikel III, onderdeel A).

Afgezien van voornoemde wijzigingen noodzaakt de introductie van het vervoersbewijs ook tot wijzigingen van een aantal bepalingen waarin werd verwezen naar bepaalde invulvelden van het voorheen geldende afleveringsbewijs (Artikel III, onderdeel D en Artikel V). In dit verband wordt opgemerkt dat de bepalingen, waarin zonder meer verwezen wordt naar het afleveringsbewijs, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet, geen aanpassing behoeven. Als zodanig is immers in het bij onderhavige wijzigingsregeling gewijzigde artikel 16 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet, het vervoersbewijs vastgesteld.

De met deze wijziging samenhangende administratieve lastenbesparing bedraagt ca. € 12,6 miljoen. Dit bedrag is als volgt berekend.

Bij de ca. 535.000 mesttransporten die in 2001 - een representatief jaar - werden uitgevoerd, zijn ca. 1 miljoen mestafleveringsbewijzen opgemaakt en vervolgens naar het Bureau Heffingen verzonden. Bij 70.000 van deze transporten werd de vracht rechtstreeks van de leverancier naar de uiteindelijke afnemer vervoerd en werd per transport één afleveringsbewijs opgemaakt. Bij de overige 465.000 transporten werd de vracht eerst afgeleverd aan een vervoerende intermediair die deze vracht vervolgens doorleverde aan de uiteindelijke afnemer. Hierbij werden per transport twee afleveringsbewijzen opgemaakt. Door de vervanging van het afleveringsbewijs door het nieuwe vervoersbewijs zal het aantal op te maken documenten dalen van 1 miljoen tot 535.000. Ervan uitgaande dat het invullen, versturen en archiveren van een afleveringsbewijs gemiddeld 15 minuten per document vergt en dat het uurtarief € 30,36 bedraagt, zou de reductie van het aantal vervoersbewijzen tot 535.000 erop neerkomen dat de administratieve lasten van € 7,6 miljoen teruggebracht worden tot ca. € 4 miljoen. Het nieuwe vervoersbewijs betekent derhalve een lastenverlichting van circa € 3,6 miljoen.

De administratieve lastenreductie die met het afschaffen van de verplichting om kwartaaloverzichten bij te houden samenhangt, is in het rapport `lastige lasten' becijferd op € 9 miljoen. Hierbij is uitgegaan van ca. 84.200 bedrijven en intermediaire ondernemingen, die hieraan, variërend per soort bedrijf, tussen de drie en vier uur per jaar besteden tegen een uurtarief van € 30,36.

3. Verklaring in- en uitscharen van vee

De in artikel 4 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet opgenomen verplichting om terzake van het in- en uitscharen of elders ter weiding onderbrengen van vee een formulier op te maken en te overleggen aan het Bureau Heffingen vervalt, evenals bijlage 4 waarin het desbetreffende formulier was opgenomen (artikel I, onderdelen B en I).

Achtergrond hiervan is dat de administratie die de heffingplichtige op grond van artikel 2 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet dient bij te houden, naast het aantal gehouden dieren ook reeds ziet op het aantal uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren. Deze verplichting is niet alleen van belang voor de op te leggen heffingen, maar ook voor de berekening van de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen in het kader van de uitbreidingsverboden van hoofdstuk V van de Meststoffenwet en de Wet herstructurering varkenshouderij. Voorts wordt op het aangifteformulier van de regulerende mineralenheffingen de mineralen aan- en afvoer bij in- en uitscharing verantwoord. Daarnaast geldt de algemene verplichting op grond van artikel 52 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen in samenhang met artikel 41, tweede lid en vijfde lid, van de Meststoffenwet. Op grond van die artikelen zijn administratieplichtigen gehouden een administratie te voeren en alle bescheiden te bewaren die van belang kunnen zijn voor de heffing. Behalve de uitschaarder valt ook in de inschaarder onder deze verplichting. Dit betekent dat zowel de in- als de uitschaarder aan die verplichting moeten voldoen.

Het opmaken en vervolgens inzenden van de zogenoemde verklaring inzake het in- en uitscharen van vee aan het Bureau Heffingen, is een extra administratieve verplichting die in dit licht geen wezenlijke meerwaarde heeft. Als gevolg van onderhavige wijziging behoeft deze verklaring met ingang van 2003 bij de aangifte van verfijnde of forfaitaire mineralenheffingen over het heffingenjaar 2002 niet meer te worden overgelegd aan Bureau Heffingen.

De wijziging levert voor de desbetreffende bedrijven een besparing aan administratieve lasten op van € 15,18 per formulier, uitgaande van een uurtarief van € 30,36.

In totaal maakten 2.000 bedrijven per jaar gebruik van het genoemde formulier. De totale vermindering van de administratieve last ten gevolge van deze wijziging, bedraagt daarmee ca. € 30.360,00.

4. Administratie fosfaatkunstmest

Artikel 2, tweede lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet bepaalt dat de producent van dierlijke meststoffen en de gebruiker van meststoffen een administratie bij moet houden met betrekking tot de aan hen afgeleverde andere meststoffen die fosfaat bevatten. Deze verplichting is in artikel 12 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet nader uitgewerkt. In het streven om de administratieve lasten te verminderen, passen geen verplichtingen die niet strikt noodzakelijk zijn. Artikel 54 van de Meststoffenwet bepaalt dat de hoeveelheid fosfaat in andere meststoffen eerst vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in aanmerking wordt genomen bij de bepaling van onderscheidenlijk de belastbare hoeveelheid meststoffen, bedoeld in artikel 16, en de belastbare hoeveelheid mineralen, bedoeld in artikel 24 van de Meststoffenwet. Vooralsnog zal de hoeveelheid fosfaat in andere meststoffen van de belastbare hoeveelheid mineralen blijven worden uitgezonderd. Eerst bij de evaluatie van de Meststoffenwet van 2004 zal opnieuw worden bekeken of fosfaat in andere meststoffen alsnog als aanvoerpost opgenomen moet worden. Zolang dat echter niet het geval is, kan niet gezegd worden dat de verplichting om fosfaatkunstmest te administreren strikt noodzakelijk is. In verband hiermee wordt op korte termijn een algemene maatregel van bestuur in procedure gebracht die voorziet in het schrappen van de in artikel 2, tweede lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet opgenomen verplichting. Vooruitlopend daarop wordt bij onderhavige regeling voorzien in een vrijstelling voor de boekhoudverplichting die geldt voor fosfaatkunstmest op grond van artikel 2, tweede lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet (Artikel I, onderdeel G, artikel 16k, eerste lid). In het verlengde daarvan komt artikel 12 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet te vervallen (Artikel I, onderdeel D).

Ongeveer 50.000 agrarische bedrijven houden een fosfaatboekhouding bij. Dit kost een agrariër jaarlijks ongeveer vijftien minuten tijd. Het schrappen van de fosfaatboekhouding vermindert de administratieve lasten met ongeveer € 380.000,00. Hierbij is uitgegaan van het reeds in paragraaf 2 genoemde uurtarief.

5. Accountantsverklaring erkenning monsternemers

De in artikel 4, derde en vierde lid, van de Regeling erkenning monsternemers Meststoffenwet neergelegde verplichting om bij een aanvraag voor erkenning als monsternemer een verklaring van een registeraccountant of accountantadministratieconsulent bij te voegen vervalt (artikel II, onderdeel A). Het gaat hier om de monsternemer die in het kader van het stelsel van regulerende mineralenheffingen het gewicht van dierlijke meststoffen bepaalt en die de dierlijke meststoffen bemonstert. Daarnaast vervalt ook de in artikel 5, zesde lid, van de Regeling erkenning monsternemers Meststoffenwet neergelegde verplichting voor erkende monsternemers om jaarlijks vóór 1 april een accountantsverklaring bij het Bureau Heffingen in te dienen. Deze verklaring betrof de door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent overeenkomstig de in bijlage 1 van de Regeling erkenning monsternemers Meststoffenwet opgenomen fiches, verrichte verificaties. In verband hiermee komt ook Bijlage 1 van genoemde regeling te vervallen (artikel II, onderdelen B en C).

De accountantsverklaring die bij de aanvraag om erkenning moest worden gevoegd, voegde weinig toe aan de gegevens die de aanvrager zelf op het aanvraagformulier diende te vermelden. Voorts kunnen de controles die door de registeraccountant of accountantadministratieconsulent ten behoeve van de jaarlijkse accountantsverklaring worden verricht ook door Bureau Heffingen en de Algemene Inspectiedienst worden uitgevoerd. Thans gebeurt dat voor een belangrijk deel van de controles. Het Bureau Heffingen voert een administratieve controle uit ten aanzien van de registratie van bemonsteringsapparatuur en verpakkingsapparatuur. De Algemene Inspectiedienst voert de fysieke controle op de apparatuur uit. Bij de fysieke controle wordt ook een koppeling gelegd met de financiële en logistieke administratie (ritrapporten en tachograafschijven). De jaarlijkse accountantsverklaring hoeft met ingang 2003 niet meer te worden overgelegd aan Bureau Heffingen, dus ook niet meer over het jaar 2002.

Voor de berekening van de besparing van de administratieve lasten wordt uitgegaan van 50 aanvragen. In het licht dat in 2001 75 aanvragen voor erkenning als monsternemer bij Bureau Heffingen zijn binnen gekomen en dat in de eerste helft van 2002 20 aanvragen waren ingediend, kan dit aantal kan als representatief worden beschouwd. Naar verwachting zullen er overigens elk jaar minder aanvragen ingediend worden. Volgens gegevens uit de sector kost het opstellen van deze verklaring € 150 tot 400 per aanvraag. Uitgaande van een tarief van € 150,00 en per aanvraag een half uur werk voor de aanvrager, levert het schrappen van de verklaring een administratieve lastenreductie op van ongeveer € 8.200,00.

Het afschaffen van de jaarlijkse accountantsverklaring levert een besparing op van € 300.000,00. Jaarlijks komen ongeveer 1.000 accountantsverklaringen bij Bureau Heffingen binnen. Het bedrag dat samenhangt met het opstellen van een verklaring door een registeraccountant of accountantsadministratieconsulent bedraagt ca. € 300,00. In dit bedrag is per verklaring een half uur werk voor de ondernemer opgenomen.

6. Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet

Artikel 43 van de Meststoffenwet voorziet in het kader van de regulerende mineralenheffingen van hoofdstuk IV van de Meststoffenwet in de mogelijkheid van verrekening. Als in een jaar een belastbare hoeveelheid fosfaat of stikstof van minder dan nihil resteert en als het ware een `onderschrijding' van de verliesnormen heeft plaatsgevonden (negatief saldo), kan deze hoeveelheid worden verrekend met voorgaande jaren of latere jaren waarin sprake is van een belastbare hoeveelheid van meer dan nihil (positief saldo) en heffing moet worden betaald. Dit in de volgorde waarin de belastbare hoeveelheden zijn ontstaan. Het negatieve saldo leidt dan tot een lagere belastbare hoeveelheid in de jaren waarin een positief saldo wordt gerealiseerd. Over het verleden kan dit gehele of gedeeltelijk teruggaaf van heffingen betekenen, voor de toekomst tot een lagere heffing. Artikel 43, zesde lid, geeft de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de bevoegdheid omtrent deze verrekening nadere regels te stellen. Daarin is invulling gegeven met de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet.

Uitstel van betaling bij verrekening

Ingevolge artikel 16 van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet kan de heffingplichtige om uitstel van betaling van de over het tijdvak verschuldigde verfijnde mineralenheffingen verkrijgen, indien een vaststelling heeft plaatsgevonden van een belastbare hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof van minder dan nihil waarmee verrekend kan worden. De heffingplichtige moest volgens de oorspronkelijke tekst van artikel 16 de inspecteur van Bureau Heffingen schriftelijk om dit uitstel van betaling verzoeken. In de praktijk is echter gebleken dat het overgrote deel van de betrokken bedrijven gebruik maakt van de mogelijkheid van uitstel van betaling en heeft de verplichting van een schriftelijk verzoek daartoe geen wezenlijke meerwaarde. Omdat de verplichting om de inspecteur schriftelijk te verzoeken uitstel van betaling te verlenen onnodige administratieve lasten en uitvoeringslasten veroorzaakt, wordt deze geschrapt (Artikel IV, onderdeel A). Bureau Heffingen heeft met ingang van 1 januari 2002 haar werkwijze, vooruitlopend op deze wijziging, aangepast. Uitstel van betaling wordt automatisch verleend, indien met betrekking tot voorgaande kalenderjaren een onderschrijding van de verliesnormen heeft plaatsgevonden, waarmee overeenkomstig artikel 43 van de Meststoffenwet kan worden verrekend. De wijziging werkt daarom terug tot en met 1 januari 2002.

Deze wijziging levert een administratieve lastenreductie op van ongeveer € 34.000,00. Voor de berekening van dit bedrag is uitgegaan van het reeds genoemde uurtarief, een tijdsbeslag van een half uur per verzoek en 2.200 verzoeken die in 1999 bij Bureau Heffingen zijn binnengekomen.

Overgang saldo bij bedrijfsoverdracht

Het gaat gezien de heffingensystematiek van hoofdstuk IV van de Meststoffenwet bij verrekening altijd om de belastbare hoeveelheden over verschillende jaren van één enkel bedrijf. Die systematiek staat er zelf niet aan in de weg dat bij bedrijfsoverdracht een positief of een negatief saldo dat is gerealiseerd door de oorspronkelijk heffingplichtige, voor verrekening door de nieuwe heffingplichtige wordt gebruikt, zolang het bedrijf als zodanig blijft bestaan. De nieuwe heffingplichtige kan dan een negatief saldo van de vorige heffingplichtige gebruiken voor vermindering van zijn heffing, en als hij zelf een negatief saldo realiseert, kan hij terruggave van door de bedrijfsvoorganger betaalde heffingen vragen. Artikel 17 van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet sloot deze mogelijkheid echter uit. In dat artikel was namelijk bepaald, dat een belastbare hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof niet langer voor verrekening kon worden gebruikt indien een persoon, rechtspersoon of samenwerkingsverband van personen ophield, anders dan tijdelijk, heffingplichtige te zijn. Mede op aandringen van de Tweede Kamer is nog eens goed naar deze beperking gekeken. Geconstateerd is dat de beperking onnodig belemmerend is, zowel bij bedrijfsoverdrachten in familieverband als bij andere bedrijfsoverdrachten.

Bij overdrachten binnen familieverband is in de jaren voorafgaand aan de overdracht veelal sprake is van een toenemende inbreng van arbeid door invloed op de bedrijfsvoering van de opvolger of de opvolgers. In de jaren voorafgaand aan de juridische overdracht heeft de opvolger of hebben de opvolgers invloed gehad op de opbouw van het saldo dat aan het bedrijf is gekoppeld. Voor de opvolger en de opvolgers wordt het als zeer onrechtvaardig ervaren dat zij geen aanspraak kunnen maken op het saldo waar zij zelf een belangrijke bijdrage aan hebben geleverd. Echter ook bij bedrijfsoverdrachten buiten familieverband biedt het overdraagbaar maken van aanspraken uit verrekening belangrijke voordelen. Indien de oorspronkelijke eigenaar investeringen heeft gepleegd waarbij hij een onderschrijding van de verliesnormen heeft gerealiseerd, biedt de overdraagbaarheid de mogelijkheid om deze investeringen te gelde maken door een hogere prijs bij bedrijfsoverdracht te bedingen. Omgekeerd, ingeval de oorspronkelijke eigenaar de verliesnormen heeft overschreden en heffingen heeft betaald, kan de mogelijkheid om hiervan teruggaaf te krijgen voor de bedrijfsopvolger een stimulans betekenen om het mineralenmanagement aan te passen. Verder kan worden geconstateerd dat het overdraagbaar maken van het saldo bij bedrijfsoverdrachten geen extra milieurisico's geeft. Er verandert immers feitelijk niets aan de situatie waarin de oorspronkelijk heffingplichtige zelf het bedrijf zou voortzetten en aanspraak zou maken op verrekening. Het mineralensaldo blijft bedrijfsgebonden en kan niet worden gebruikt om minder doeltreffend mineralenmanagement op een ander bedrijf te compenseren.

In zijn brief van 14 november 2001 aan de Tweede Kamer (kenmerk: TRCDL/2001/4967) heeft de voormalige minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij dan ook medegedeeld dat de overdracht van het mineralensaldo bij bedrijfsoverdracht met terugwerkende kracht mogelijk wordt gemaakt. In het algemeen overleg van 26 september 2002 met de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heb ik deze toezegging herhaald (Kamerstukken II, vergaderjaar 2002-03, 28 077 en 24 036, nr. 3). Met de onderhavige wijziging van artikel 17 van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet wordt daaraan invulling gegeven.

De wijziging werkt terug tot en met 1 januari 1998. De voorziening van het nieuwe artikel 17 is uitdrukkelijk beperkt tot de situatie van gehele bedrijfsoverdrachten. Bij de huidige redactie van artikel 43 van de Meststoffenwet blijft het, gegeven de wetsystematiek, een noodzakelijke voorwaarde dat het bedrijf na de overdracht in dezelfde hoedanigheid wordt voortgezet. Deze voorwaarde komt ook in de nieuwe redactie van artikel 17 van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet tot uitdrukking. Bedrijven die betrokken zijn bij een splitsing of bedrijven die in het kader van samenvoeging worden toegevoegd aan een ander bedrijf, waarbij het oorspronkelijke bedrijf ophoudt te bestaan als een zelfstandige geheel van productie-eenheden, vallen buiten de werking van dit artikel. Bij die bedrijven vervalt het saldo. Er is een wetsvoorstel in procedure gebracht tot wijziging van de Meststoffenwet dat ertoe strekt in de in de Meststoffenwet een delegatiebepaling op te nemen die het mogelijk maakt om bij ministeriële regeling een voorziening te treffen voor het verrekenen van mineralenverliezen tussen verschillende bedrijven in geval van samenvoeging van bedrijven.

Het is noodzakelijk dat de oude heffingplichtige schriftelijk toestemming geeft aan de nieuwe heffingplichtige voor dat deze gebruik kan maken van het saldo. Deze voorwaarde komt in artikel 17 tot uitdrukking. De toestemming blijkt uit een door partijen ondertekend formulier. Dit formulier wordt door Bureau Heffingen verstrekt. Reeds bij de melding van de bedrijfsoverdracht dient te worden aangegeven welk saldo het betreft. De betalingsverplichting van de oude heffingplichtige is niet overdraagbaar, indien de belastbare hoeveelheid fosfaat of stikstof groter dan nihil is. Gelet op artikel 15 van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet is het niet mogelijk voor de opvolger of de opvolgers om het saldo te gebruiken, totdat definitief is beslist op het bezwaarschrift en in een beroepschriftprocedure op het beroepschrift. Dit geldt ook voor de verrekeningsbeschikking. De wijziging werkt terug tot en met 1 januari 1998.

7. Overige wijzigingen

Voorts wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen een tweetal technische wijziging door te voeren (Artikel III, onderdelen B, C en E). Dit betreft allereerst het vervallen van de mogelijkheid om een vracht dierlijke meststoffen tijdens het lossen te bemonsteren. Deze mogelijkheid was aanvankelijk met name opgenomen voor die situatie waarin gelost werd in een lege opslag of bij grote be- of verwerkingsinstallaties waar de bemonsteringsapparatuur in een vaste opstelling bij de installatie is geplaatst. Dit vanuit de gedachte dat in die situatie, evenals bij het bemonsteren tijdens het laden het geval is, voldoende herstelmogelijkheid bestond voor het geval bij de bemonstering als gevolg van een technische storing van de bemonsteringsapparatuur een ondeugdelijk monster was genomen. Omdat bij Regeling van 18 december 2000, Stcrt. 251, in de Regeling hoeveelheidsbepaling is opgenomen dat bij de bemonstering van vloeibare dierlijke meststoffen gebruik gemaakt moet worden van bemonsteringsapparaten die bestendig op het vervoermiddel bevestigd zijn, komt evenwel aan voornoemde mogelijkheid geen betekenis meer toe. Als gevolg van deze wijziging geldt thans onverkort dat alle vrachten bij het laden bemonsterd moeten worden.

Voorts wordt de in Bijlage 2, onderdeel B, punten 2, 3 en 6 opgenomen voorziening op grond waarvan het is toestaan strorijke eendenmest met de hand te bemonsteren thans uitgebreid tot alle mestsoorten, waarin als gevolg van het toegepaste huisvestingssysteem stro voorkomt.

8. Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdeel A

In de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet worden in verband met de introductie van het meerpartijenbewijs in artikel 1, eerste lid, een aantal begripsomschrijvingen ingevoegd (Artikel I, onderdeel A). De begrippen `vracht dierlijke meststoffen' en `doorleveren' zijn overgenomen uit de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen. In het begrip `vervoeren' is het feitelijk transporteren van de dierlijke meststoffen rechtens relevant. Hiermee wordt aangesloten bij de feitelijkheid, zoals deze ook tot uitdrukking komt in de in de Meststoffenwet gedefinieerde begrippen `aanvoeren' en `afvoeren' en bij de omschrijving van het begrip `afleveren' in het besluit. Zoals vermeld in paragraaf 2 van deze toelichting, is de `vervoerder' degene die in het kader van zijn onderneming of zijn bedrijf de dierlijke meststoffen vervoert. Veelal zal degene aan wie of de onderneming waaraan een vervoermiddel toebehoort, met dat vervoermiddel de meststoffen feitelijk op zijn bedrijf of onderneming aanvoeren en als vervoerder moeten worden aangemerkt. Onder bepaalde omstandigheden is het evenwel denkbaar dat een onderneming met een hem niet toebehorend vervoermiddel dierlijke meststoffen feitelijk op zijn onderneming aanvoert. Dat kan het geval zijn indien een onderneming een vervoermiddel huurt en deze in het kader van zijn onderneming voor zijn rekening en risico gebruikt. De hurende onderneming zal in deze situatie het transport vanaf het laden tot en met het lossen hebben uitgevoerd. De onderneming aan wie het gebruikte vervoermiddel toebehoort, heeft aldus met het transport geen bemoeienis. Uit deze omstandigheden kan worden opgemaakt dat degene die het vervoermiddel gebruikt - en niet degene aan wie het vervoermiddel toebehoort - de vervoerder van de dierlijke meststoffen is. Omdat in de gegeven situatie niet uit uiterlijk waarneembare omstandigheden kan worden afgeleid wie verantwoordelijk is voor een transport, ligt het overigens op de weg van partijen - de onderneming die het vervoermiddel gebruikt en de onderneming aan wie het vervoermiddel toebehoort - om aannemelijk te maken dat de onderneming het vervoermiddel in het kader van zijn onderneming en voor zijn rekening en risico gebruikt.

Onderdeel C

Artikel 5 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet schreef voor hoe de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen werd vastgesteld voor de toepassing van artikel 39 van de Meststoffenwet. Dit artikel vervalt (Artikel I, onderdeel B). Artikel 39 van de Meststoffenwet, houdende een vrijstelling van de regulerende mineralenheffingen voor extensieve landbouwbedrijven, is reeds vervallen bij de wet van 7 december 2000 (Stb. 539) en daarmee komt artikel 5 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet verder geen betekenis meer toe.

Onderdelen F en G

Onderdeel F strekt ertoe om met het oog op de introductie van het vervoersbewijs dierlijke meststoffen in de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet de artikelen 16a tot en met 16i in te voegen (Artikel I, onderdeel F).

Ingevolge artikel 7 van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet moet het bij onderhavige wijzigingsregeling geïntroduceerde vervoersbewijs dierlijke meststoffen worden opgemaakt bij de aflevering van dierlijke meststoffen. Artikel 16a ziet op de situatie dat een vracht dierlijke meststoffen door een leverancier wordt afgeleverd aan een vervoerder die de vracht - nadat hij het feitelijk transport heeft uitgevoerd - vervolgens doorlevert aan de uiteindelijke afnemer. Ingevolge dit artikel worden de gegevens van beide bij dit zogenoemde A-B-C-transport betrokken afleveringen op één en hetzelfde vervoersbewijs vermeld. De gegevens die betrekking hebben op de leverancier en op het laden van het voertuig worden bij de aflevering van de vracht aan de vervoerder op het vervoersbewijs ingevuld. Indien de meststoffen voor de toepassing van het stelsel van regulerende mineralenheffingen bemonsterd en geanalyseerd moeten worden, draagt de vervoerder er zorg voor dat er van de vracht een monster wordt genomen. Als gevolg van de bij onderhavige wijzigingsregeling op dit punt aangepaste Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen, vindt deze bemonstering bij het laden plaats. De gegevens inzake de bemonstering, zoals het nummer van de monsterverpakking en de code van de monsternemer worden in dat verband ook bij de aflevering van de leverancier aan de vervoerder op het vervoersbewijs ingevuld. De leverancier ondertekent het bewijs bij de aflevering van de vracht aan de vervoerder. Zodra de vracht door de vervoerder aan de afnemer wordt afgeleverd, worden de op de afnemer en op het lossen van het voertuig betrekking hebbende gegevens ingevuld en ondertekent de afnemer het vervoersbewijs.

In artikel 16a, zevende lid, is een voorziening opgenomen voor diegenen die bij de bemonstering van drijfmest gebruik maken van Automatische Gegevensregistratie (AGR). Ingevolge dit lid kunnen de voorgeschreven gegevens die door middel van AGR zijn gegenereerd op het vervoersbewijs worden geprint. Omdat het voor het Bureau Heffingen mogelijk moet zijn de aldus geprinte gegevens te kunnen inlezen, zullen de gegevens geprint moeten worden in de door het Bureau Heffingen aangeven volgorde.

Afgezien van bovenbedoelde A-B-C-transporten, zijn er ook transporten waarbij een vracht dierlijke meststoffen in het traject tussen het bedrijf of de onderneming van herkomst en het bedrijf of de onderneming van bestemming tweemaal wordt doorgeleverd, de A-B-C-D-transporten. Deze situatie doet zich voor indien het transport wordt uitgevoerd door twee verschillende vervoerders. Voor de introductie van het vervoersbewijs moesten bij dergelijke transporten drie afleveringsbewijzen opgemaakt worden. Thans geldt dat in die situatie de gegevens die betrekking hebben op de aflevering van het bedrijf of de onderneming van herkomst aan de eerste vervoerder (het traject A-B) en de gegevens die betrekking hebben op de aflevering van de eerste vervoerder aan de tweede vervoerder (het traject B-C) op één vervoersbewijs worden ingevuld en dat voor de aflevering van de tweede vervoerder aan het bedrijf of de onderneming van bestemming (het traject C-D) een separaat vervoersbewijs moet worden opgemaakt. Omdat een vracht die tweemaal doorgeleverd wordt ingevolge artikel 5, vijfde lid, van de Regeling hoeveelheidsbepaling slechts eenmaal bij afvoer van het bedrijf of de onderneming van herkomst bemonsterd en geanalyseerd behoeft te worden, kunnen de gegevens die op deze bemonstering en analyse betrekking hebben, worden overgenomen van het terzake voor het voorafgaande traject A-B-C ingevulde vervoersbewijs. Op het vervoersbewijs voor het traject C-D wordt dan overeenkomstig de daarbij aangegeven wijze bij onderdeel 4, de code 54 (rechtstreekse doorlevering) ingevuld.

Voorts zijn er transporten waarbij het vervoer van de dierlijke meststoffen niet aan een intermediair wordt uitbesteed. Hierbij wordt het transport door ofwel de leverancier ofwel de uiteindelijke afnemer uitgevoerd en zijn slechts twee partijen bij het vervoer betrokken. In deze situatie is er dus sprake van één aflevering. Gelijk voorheen het geval was, worden ingevolge artikel 16b de gegevens die betrekking hebben op de aflevering tussen leverancier en afnemer op het vervoersbewijs vermeld, waarbij degene die als vervoerder fungeert tevens de op het vervoer betrekking hebbende gegevens invult. Indien de meststoffen worden vervoerd door de leverancier, worden de op de leverancier en het laden betrekking hebbende gegevens, met het oog op het in artikel 13, tweede lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet opgenomen verbod, ingevuld voordat het transport plaatsvindt. Ingevolge deze bepaling is het in deze situatie immers verboden dierlijke meststoffen te vervoeren zonder afleveringsbewijs.

Indien de vracht dierlijke meststoffen is bemonsterd, wordt het monster overeenkomstig de Regeling hoeveelheidsbepaling naar het laboratorium gezonden, alwaar het monster geanalyseerd wordt. Het laboratorium zendt de analyseresulaten vervolgens aan de bij het transport betrokken partijen toe. De vervoerder berekent vervolgens aan de hand van het gewicht van de dierlijke meststoffen en de gehalten fosfaat en stikstof, de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de dierlijke meststoffen. Op grond van artikel 16c vult de vervoerder deze gegevens en de code van het betrokken laboratorium in op het vervoersbewijs. Anders dan voorheen het geval was, behoeft het op de vracht betrekking hebbende vervoersbewijs niet meer naar het laboratorium gezonden te worden. Artikel 16k, tweede lid, bevat derhalve een vrijstelling van deze in artikel 11 van het Besluit opgenomen verplichting. Indien de vracht niet is bemonsterd en geanalyseerd, behoeven de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de meststoffen, vastgesteld op grond van de forfaitaire omrekennormen, in tegenstelling tot voorheen, niet langer op het vervoersbewijs ingevuld te worden. Deze gegevens worden door het Bureau Heffingen berekend op basis van de overige op het bewijs ingevulde gegevens. In artikel 16k, tweede lid, wordt vrijstelling verleend van de hiertoe strekkende verplichting die is opgenomen in artikel 10 van het Besluit.

Ingevolge artikel 16d dient de vervoerder het vervoersbewijs, nadat dit door hem is ondertekend, binnen tien werkdagen na het transport in bij het Bureau Heffingen. Indien de vracht dierlijke meststoffen is bemonsterd en geanalyseerd, bedraagt deze termijn 30 werkdagen. Deze bepaling is gebaseerd op artikel 6 van het Besluit op grond waarvan personen, rechtspersonen, of samenwerkingsverbanden hiervan, die een intermediaire onderneming voeren en producenten of gebruikers van meststoffen in bij ministeriële regeling te bepalen gevallen worden verplicht tot het overleggen van bij die regeling bepaalde gegevens of tot het bijhouden van een administratie overeenkomstig bij die regeling gestelde regels. Gelet op deze verplichting bevat artikel 16k, tweede lid, een vrijstelling van de in artikel 7, vierde lid, van het Besluit opgenomen verplichting voor de leverancier om het origineel van het vervoersbewijs binnen twee weken na de aflevering van de dierlijke meststoffen bij het Bureau Heffingen in te dienen.

Ingevolge het eveneens op artikel 6 van het Besluit gebaseerde artikel 16e verstrekt de vervoerder voorts afschriften van het vervoersbewijs aan de leverancier en aan de afnemer.

Indien de vracht dierlijke meststoffen met het oog op analyse is bemonsterd, rust op de vervoerder de verplichting om door middel van het invullen van het nummer van monsterverpakking op het vervoersbewijs een koppeling aan te brengen tussen de vracht meststoffen, het daarbij behorende mestmonster en het vervoersbewijs. In het streven het transport, de bemonstering en de administratieve afhandeling van drijfmesttransporten fraudebestendiger te maken, was aanvankelijk beoogd dat deze gegevens geautomatiseerd, zonder tussenkomst van menselijk handelen, op het vervoersbewijs zouden worden vastgelegd. Voorzien was dat alle intermediairs hiertoe - gelijktijdig met de introductie van het vervoersbewijs - verplicht zouden worden bij de bemonstering van drijfmest gebruik te maken van Automatische Gegevensregistratie (AGR). Evenwel is de verplichting bij de bemonstering van drijfmest gebruik te maken van AGR tijdelijk uitgesteld, als gevolg waarvan de beoogde koppeling handmatig op het vervoersbewijs moet worden aangebracht. Teneinde de administratieve lasten die met dit handmatig invullen samenhangen tot een minimum te beperken, is in artikel 16f de mogelijkheid opgenomen om in de plaats daarvan een onlosmakelijke koppeling tussen vervoersbewijs en mestmonsters aan te brengen door middel van het aanbrengen van stickers op het vervoersbewijs en op de monsterverpakking. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van de hiertoe door het Bureau Heffingen verstrekte stickers of van stickers die betrokkenen voor dit doel zelf hebben laten maken.

Artikel 16g voorziet ten slotte, door middel van een vrijstelling op de verplichting om de originele vervoersbewijzen in te dienen, in de mogelijkheid voor de vervoerder om de gegevens van het vervoersbewijs elektronisch aan het Bureau Heffingen te verstrekken. Met deze mogelijkheid wordt geanticipeerd op het voorstel van wet houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met regels over verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen (Wet elektronisch bestuurlijk verkeer) (Kamerstukken II, 2001/2002, 28 483, nr. 1-2). In de memorie van toelichting bij dat voorstel van wet heeft de regering aangegeven dat `het niet is uitgesloten dat - vooruitlopend op de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel - met elektronisch rechtsverkeer wordt geëxperimenteerd, uiteraard mits daarbij zeer zorgvuldig te werk wordt gegaan' (Kamerstukken II, 2001/2002, 28 483, nr. 3, pag. 5). Vervoerders die van deze mogelijkheid gebruik willen maken, kunnen via de website www.hetlnvloket.nl per mestnummer hun persoonlijke gebruikerscode en mailadres laten registreren. Van deze registratie ontvangt de vervoerder een schriftelijke ontvangstbevestiging. Zodra het Bureau Heffingen de door de vervoerder ondertekende ontvangstbevestiging heeft ontvangen, wordt de geregistreerde gebruikerscode geactiveerd en kan deze gebruikt worden om de elektronische berichten te ondertekenen. Om de elektronische berichten te kunnen verzenden is het noodzakelijk dat betrokkene het door het Bureau Heffingen verstrekte softwarepakket `drieluik' op zijn PC geïnstalleerd heeft. Met de installatie van dit pakket wordt een zogenoemd certificaat geïnstalleerd dat ervoor zorgt dat de elektronische berichten zodanig versleuteld worden, dat deze na verzending uitsluitend door het Bureau Heffingen leesbaar zijn.

Een vervoerder die de gegevens van een vervoersbewijs op deze wijze verstrekt, behoeft niet de op basis van de analyseresultaten van het laboratorium berekende kilogrammen fosfaat en stikstof op het originele vervoersbewijs in te vullen. Deze gegevens plegen immers ook door het laboratorium aan de vervoerder elektronisch verstrekt te worden, waardoor deze op eenvoudige wijze, digitaal, in het voor het Bureau Heffingen bestemde elektronische bericht opgenomen kunnen worden.

De vervoerder is verplicht de originele vervoersbewijzen en de analyseresultaten gedurende 5 jaren te bewaren. Uiteindelijk zijn de op het originele vervoersbewijs vermelde en door de bij het transport betrokken partijen ondertekende gegevens bepalend voor de vaststelling van de met de desbetreffende vracht door betrokken partijen aan- of afgevoerde hoeveelheden dierlijke mest. In verband hiermee is de vervoerder verplicht het originele vervoersbewijs, zodra het Bureau Heffingen daarom verzoekt, alsnog in te dienen, nadat hij hierop alsnog de op basis van de analyseresultaten berekende kilogrammen stikstof en fosfaat heeft ingevuld.

Naar boven