Wijzigingsregeling reductie administratieve lasten mestregelgeving
20 december 2002
Nr. TRCJZ/2002/7479
Directie Juridische Zaken
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;
Gelet op artikel 52, aanhef en onderdelen a en b, van de Meststoffenwet
voor zover het betreft artikel III van deze regeling, gelet op artikel 52,
aanhef en onderdelen c, d, e, en f, van de Meststoffenwet voor zover het betreft
artikel II van deze regeling, gelet op de artikelen 52, aanhef en onderdelen
d, e en f, 53, aanhef en onderdelen f en g, van de Meststoffenwet voor zover
het betreft artikel I, onderdelen B, C en I, van deze regeling, gelet op de
artikelen 43, zesde lid, 53, onderdeel h, van de Meststoffenwet en 19, tweede
lid, en 62 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen voor zover het betreft
artikel IV van deze regeling, gelet op artikel 59, eerste lid, van de Meststoffenwet
voor zover het betreft artikel I, onderdeel F en G, en artikel V van deze
regeling, gelet op artikel 2, vierde lid, van het Besluit administratieve
verplichtingen Meststoffenwet voor zover het betreft artikel I, onderdeel
D, van deze regeling en gelet op de artikelen 6 en 8, eerste lid, van het
Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet, voor zover het betreft
artikel I, onderdelen A, E, F en H, van deze regeling;
Besluit:
Artikel I
De Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet1
wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid worden, onder vervanging van de punt aan het slot
van onderdeel c door een puntkomma, de volgende onderdelen toegevoegd:
d. vracht dierlijke meststoffen: hoeveelheid dierlijke meststoffen die
als eenheid in een afzonderlijk vervoermiddel al dan niet met aanhanger wordt
aangevoerd op of afgevoerd van een bedrijf of een intermediaire onderneming;
e. doorleveren: aanvoeren en zonder tussenopslag weer afvoeren van een
vracht dierlijke meststoffen;
f. vervoeren: elk feitelijk transporteren van dierlijke meststoffen of
overige organische meststoffen met behulp van een vervoermiddel, het laden
en lossen van deze meststoffen inbegrepen;
g. vervoerder: persoon of rechtspersoon die, of samenwerkingsverband van
personen of rechtspersonen dat in het kader van zijn onderneming of zijn bedrijf
dierlijke meststoffen of overige organische meststoffen vervoert.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Deze regeling berust op artikel 7a van de wet voor zover het betreft
paragraaf 1, de artikelen 5a, eerste lid, en 5aa en paragraaf 6 van deze regeling,
op de artikelen 52, aanhef en onderdelen d, e en f, en 53, aanhef en onderdelen
c, d, f en g, van de wet voor zover het betreft de paragrafen 1, 2 en 6 van
deze regeling, op artikel 53, aanhef en onderdelen c en d, van de wet voor
zover het betreft de paragrafen 1, 3 en 6 van deze regeling, op artikel 58am
van de wet voor zover het betreft paragraaf 1, artikel 5c en paragraaf 6 van
deze regeling, op artikel 59, eerste en derde lid, van de wet voor zover het
betreft paragraaf 1, de artikelen 5a, tweede lid, 5b, 5ba, 16f, 16g, 16k
en paragraaf 6 van deze regeling, op de artikelen 2 en 6 van het besluit voorzover
het betreft paragraaf 1, de artikelen 13, eerste en tweede lid, 14, 16a, eerste
en tweede lid, 16b, eerste lid en tweede lid, 16c, 16d, 16e en paragraaf 6
van deze regeling, op artikel 5, eerste lid, van het besluit voor zover het
betreft paragraaf 1, artikel 5d en paragraaf 6 van deze regeling, en op de
artikelen 8 en 13, derde lid, van het besluit voor zover het betreft de paragraaf
1, de artikelen 15, 16, 16a, 16b, 16c en paragraaf 6 van deze regeling.
B
Artikel 4 vervalt.
C
Artikel 5 vervalt.
D
Artikel 12 vervalt.
E
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Als bewijs, bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het besluit, wordt
vastgesteld het vervoersbewijs dierlijke meststoffen dat is opgenomen in bijlage
7 bij deze regeling.
2. Het tweede lid vervalt.
3. Het derde lid wordt vernummerd tot tweede lid.
F
Na artikel 16 worden, onder vernummering van artikel 16a tot artikel 16j,
de volgende artikelen ingevoegd:
Artikel 16a
1. Bij de aflevering van een vracht dierlijke meststoffen aan een vervoerder
die deze vracht doorlevert aan een afnemer worden de onderdelen 1, 3a, 3b,
met uitzondering van de postcode van de losplaats en de datum en het tijdstip
van het lossen, 3c, met uitzondering van de code van het laboratorium en de
kilogrammen fosfaat en stikstof, en 4 van het vervoersbewijs ingevuld en wordt
het vervoersbewijs door de leverancier ondertekend.
2. Bij de aflevering van de in het eerste lid bedoelde vracht door de
in dat lid bedoelde vervoerder aan de afnemer worden de onderdelen 3b, voor
zover dit onderdeel betrekking heeft op de postcode van de losplaats en op
de datum en het tijdstip van het lossen, en 5 van het op die vracht betrekking
hebbende en overeenkomstig het eerste lid ingevulde vervoersbewijs ingevuld
en wordt het vervoersbewijs door de afnemer ondertekend.
3. Indien de dierlijke meststoffen niet worden geanalyseerd, worden, in
zoverre in afwijking van het eerste lid, de onderdelen 3b, voorzover dit betrekking
heeft op het nettogewicht van de dierlijke meststoffen, en 3c van het vervoersbewijs
niet ingevuld.
4. Indien de weging van de dierlijke meststoffen na de aflevering, bedoeld
in het eerste lid, plaatsvindt, wordt, in zoverre in afwijking van dat lid,
terstond na de weging bij onderdeel 3b van het vervoersbewijs het nettogewicht
van de dierlijke meststoffen door de vervoerder ingevuld. Indien de weging
bij de aflevering, bedoeld in het eerste lid plaatsvindt, wordt in zoverre
in afwijking van dat lid, het geschat gewicht niet ingevuld.
5. Voor de toepassing van het eerste lid behoeft bij onderdeel 3b van
het vervoersbewijs het combinatienummer uitsluitend ingevuld te worden, indien
de betrokken vracht bestaat uit vloeibare dierlijke meststoffen die geanalyseerd
worden.
6. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid behoeft bij onderdeel
1 en bij onderdeel 5 van het vervoersbewijs het registratienummer van de opslag
uitsluitend ingevuld te worden, indien de desbetreffende dierlijke meststoffen
afkomstig zijn uit, onderscheidenlijk worden opgeslagen in een ingevolge artikel
5 of 7 van het Besluit voorraden Meststoffenwet aangemelde mestopslag.
7. In zoverre in afwijking van het eerste en tweede lid, kunnen de in
die leden bedoelde gegevens ook op het vervoersbewijs worden vermeld door
middel van het printen van deze gegevens in de door het Bureau Heffingen aangegeven
volgorde binnen de daarvoor op het vervoersbewijs bestemde ruimte.
Artikel 16b
1. Indien de vracht dierlijke meststoffen wordt vervoerd voordat aflevering
heeft plaatsgevonden, worden door de vervoerder op het tijdstip van het laden
van het vervoermiddel de onderdelen 1, 3a, 3b, met uitzondering van de datum
en het tijdstip van het lossen, 3c, met uitzondering van de code van het laboratorium
en de kilogrammen fosfaat en stikstof, en 4 van het vervoersbewijs ingevuld
en wordt het vervoersbewijs bij onderdeel 1 door de vervoerder, als ware hij
reeds leverancier, ondertekend.
2. Indien de afgeleverde dierlijke meststoffen worden vervoerd door de
afnemer die deze vracht lost op zijn bedrijf of onderneming, worden op het
tijdstip van het lossen van het vervoermiddel bij onderdeel 3b van het op
de vracht betrekking hebbende vervoersbewijs de postcode van de losplaats
en de datum en het tijdstip van het ingevuld.
3. Artikel 16a, derde tot en met zevende lid, zijn van overeenkomstige
toepassing.
4. Artikel 14, tweede lid, van het besluit is uitsluitend van toepassing
voor zover dit betrekking heeft op de in het eerste lid bedoelde gegevens.
Artikel 16c
De vervoerder van een vracht dierlijke meststoffen die zijn geanalyseerd
vult, zodra hij de door het laboratorium verstrekte analyseresultaten heeft
ontvangen, bij onderdeel 3c van het op die vracht betrekking hebbende vervoersbewijs
de code van dat laboratorium en de kilogrammen fosfaat en stikstof van de
geanalyseerde dierlijke meststoffen in.
Artikel 16d
1. De vervoerder van een vracht dierlijke meststoffen overlegt de met
betrekking tot die vracht op het vervoersbewijs ingevulde gegevens aan het
Bureau Heffingen binnen tien werkdagen na het vervoer van de dierlijke meststoffen
door indiening van het origineel van het desbetreffende door hem ondertekende
vervoersbewijs.
2. Indien de dierlijke meststoffen worden geanalyseerd, overlegt de vervoerder
van een vracht dierlijke meststoffen de met betrekking tot die vracht op het
vervoersbewijs ingevulde gegevens aan het Bureau Heffingen door indiening
van het origineel van het desbetreffende door hem ondertekende vervoersbewijs
binnen dertig werkdagen na het vervoer van de dierlijke meststoffen.
Artikel 16e
1. De vervoerder van een vracht dierlijke meststoffen overlegt met betrekking
tot die vracht de in artikel 16a, eerste lid, bedoelde gegevens aan de in
dat lid bedoelde leverancier door verstrekking van een afschrift van het op
die vracht betrekking hebbende vervoersbewijs.
2. De vervoerder van een vracht dierlijke meststoffen overlegt met betrekking
tot die vracht de in artikel 16a, eerste en tweede lid, bedoelde gegevens
aan de in het tweede lid bedoelde afnemer door verstrekking van een afschrift
van het op die vracht betrekking hebbende vervoersbewijs.
Artikel 16f
In zoverre in afwijking van de artikelen 16a, eerste lid, en 16b, eerste
lid, behoeft op het vervoersbewijs bij onderdeel 3c niet het nummer van de
deksel van de monsterpot of sealzak en het nummer van de monsterpot ingevuld
te worden, indien de vervoerder een koppeling tussen het vervoersbewijs en
de monsterverpakking heeft aangebracht door identieke etiketten die voorzien
zijn van een unieke alfanumerieke code op de monsterverpakking en op het vervoersbewijs
te bevestigen.
Artikel 16g
1. De vervoerder van een vracht dierlijke meststoffen is met betrekking
tot die vracht vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in artikel 16c, en
van de in artikel 16d, eerste lid, neergelegde verplichting om de in dat lid
bedoelde gegevens te overleggen door indiening van het origineel van het vervoersbewijs,
indien is voldaan aan elk van de volgende voorwaarden:
a. De in artikel 16d, eerste lid, bedoelde gegevens alsmede de op desbetreffende
vracht betrekking hebbende code van het laboratorium en de kilogrammen fosfaat
en stikstof worden elektronisch bij het Bureau Heffingen ingediend met gebruikmaking
van het door het Bureau Heffingen daartoe verstrekte software-programma;
b. de onder a bedoelde gegevens worden onder vermelding van het mestnummer
van de desbetreffende vervoerder, ondertekend door middel van een persoonlijke
gebruikerscode die overeenkomstig artikel 16h door de Minister op naam van
de desbetreffende vervoerder is geregistreerd;
c. de ontvangst van de elektronisch ingediende gegevens is door het Bureau
Heffingen bevestigd;
d. de elektronisch ingediende gegevens zijn niet ingevolge artikel 16i
door de Minister geweigerd;
e. de vervoerder houdt een chronologisch overzicht bij van de door hem
overeenkomstig dit artikel verzonden elektronische berichten;
f. de vervoerder bewaart gedurende 5 jaar in zijn administratie het origineel
van het desbetreffende vervoersbewijs alsmede de op de vracht waarop dit vervoersbewijs
betrekking heeft betreffende analyseresultaten, en
g. de vervoerder dient op eerste verzoek van het Bureau Heffingen het
origineel van het desbetreffende vervoersbewijs, nadat hij hierop bij onderdeel
3c de code van het laboratorium en de kilogrammen fosfaat en stikstof van
de geanalyseerde dierlijke meststoffen heeft ingevuld, bij het Bureau Heffingen
in.
1. Als tijdstip waarop de gegevens zijn ontvangen, geldt het tijdstip
waarop deze gegevens het systeem voor gegevensverwerking van het Bureau Heffingen
hebben bereikt.
Artikel 16h
1. De aanvraag tot registratie van een persoonlijke gebruikerscode geschiedt
via de internetsite van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
onder vermelding van het mestnummer en het elektronische postadres van de
aanvrager.
2. De Minister kan verzoeken om een bewijs van de juistheid van de bij
de aanvraag verstrekte gegevens.
3. De geregistreerde gebruikerscode wordt geactiveerd nadat de aanvrager
een door hem schriftelijk ondertekend ontvangstbewijs heeft geretourneerd.
Artikel 16i
1. De Minister kan elektronisch verschafte gegevens weigeren voor zover
de aanvaarding daarvan tot een onevenredige belasting voor de Minister zou
leiden dan wel voor zover de betrouwbaarheid of vertrouwelijkheid van het
desbetreffende bericht onvoldoende is gewaarborgd, gelet op de aard en de
inhoud van het bericht en het doel waarvoor het wordt gebruikt.
2. De Minister deelt de weigering op grond van dit artikel zo spoedig
mogelijk aan de afzender mede.
G
In paragraaf 6 wordt na het opschrift het volgende artikel ingevoegd:
Artikel 16k
1. De producent van dierlijke meststoffen en de gebruiker van meststoffen
zijn vrijgesteld van de in artikel 2, tweede lid, van het Besluit administratieve
verplichtingen Meststoffenwet gestelde verplichting voor zover het betreft
het bijhouden van een administratie met betrekking tot de aan hen afgeleverde
andere meststoffen die fosfaat bevatten.
2. De leverancier en de afnemer zijn vrijgesteld van de verplichtingen,
bedoeld in de artikelen 7, vierde lid, 10, 11 en 12 van het besluit.
H
Bijlage 7 behorende bij artikel 16, eerste lid, wordt vervangen door de
bij deze regeling behorende bijlage.
I
Bijlagen 4, 7A en 7B vervallen.
Artikel II
De Regeling erkenning monsternemers Meststoffenwet2 wordt als
volgt gewijzigd:
A
Artikel 4, derde en vierde lid, vervalt.
B
Artikel 5, zevende en achtste lid, vervalt.
C
Bijlage 1 vervalt.
Artikel III
De Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen3 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2d, derde lid, komt te luiden:
3. Voor de toepassing van het eerste lid wordt op het afleveringsbewijs,
bedoeld in artikel 7, eerste lid, van het Besluit administratieve verplichtingen
Meststoffenwet, bij onderdeel 4, de code 33 ingevuld.
B
In artikel 4, vierde lid, wordt `eenmaal bij aanvoer of bij afvoer' vervangen
door: eenmaal, voordat de doorlevering plaatsvindt,.
C
De eerste volzin van artikel 5, derde lid, komt te luiden:
Van een vracht dierlijke meststoffen die van een bedrijf of intermediaire
onderneming wordt afgevoerd en ten hoogste twee malen wordt doorgeleverd,
wordt eenmaal bij die afvoer een monster genomen.
D
In artikel 7, derde lid, wordt `onder punt 4, onderdeel A, de code 888
ingevuld,' vervangen door: bij onderdeel 4, de code 41 ingevuld.
E
Bijlage 2 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel A, punt 1, wordt `bij het laden of lossen van een vracht
in of uit het transportmiddel' vervangen door: bij het laden van een vracht
in het transportmiddel.
2. In onderdeel B, punt 1, vervallen de woorden `of bij het lossen'.
3. In onderdeel B, punten 2, 3 en 6, wordt `strorijke eendenmest' telkens
vervangen door: als gevolg van het toegepaste huisvestingssysteem geproduceerde
strorijke mest.
4. Onderdeel C, punt 1, komt te luiden:
1. De monsterverpakking bestaat uit een monsterpot, een sluitring en een
deksel. De monsterpot is conisch van vorm met een inhoud van circa 1 liter
en is vervaardigd uit donkergroen polypropeen kunststof (kleurcode 720) met
een wanddikte van circa 1,5 mm. De barcode is gepositioneerd op de barcode-lip,
is lichtgroen van kleur op een donkergroene achtergrond en bestaat uit vijf
cijfers en één controlecijfer (type interleaved 2 of 5). De
sluitring is vervaardigd van ABS in de kleur wit (kleurcode 116). De bijbehorende
deksel bestaat uit transparant polypropeen (kleurcode 003). De barcode is
gepositioneerd op de dekselrand en is wit van kleur op een zwarte achtergrond
en bestaat uit zeven cijfers en één controlecijfer (type interleaved
2 of 5). Sluiting van de monsterpot kan alleen plaatsvinden indien alle drie
de onderdelen aanwezig zijn. De sluitring borgt met een enkelvoudige haakrand
aan de monsterpot. De deksel borgt met een meervoudige haakvertanding aan
de sluitring. Verwijderen van de deksel kan alleen door de deksel te beschadigen.
De deksel is na verwijdering niet meer zonder zichtbare schade op de sluitring
te plaatsen.
5. Onderdeel C, punt 5, komt te luiden:
5. Indien op het vervoersbewijs dat betrekking heeft op de vracht dierlijke
meststoffen waaruit het monster is genomen, overeenkomstig de voorwaarden
van artikel 16f van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet
bij onderdeel 3c niet het nummer van de deksel van de monsterpot of sealzak
alsmede het nummer van de monsterpot is ingevuld, draagt de monsternemer er
zorg voor dat op de monsterverpakking een etiket is bevestigd, waarop dezelfde
gegevens staan vermeld als op het etiket dat op het desbetreffende vervoersbewijs
is bevestigd.
6. Onderdeel C, punt 6, komt te luiden:
6. Elk inzendmonster wordt vermeld op een begeleidingsformulier, onder
vermelding van het nummer van het desbetreffende afleveringsbewijs, bedoeld
in artikel 7, eerste lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet,
en de nummers van de deksel van de monsterpot of sealzak alsmede het nummer
van de monsterpot. In de onder punt 5 voorziene situatie wordt op het begeleidingsformulier
een etiket bevestigd, waarop dezelfde gegevens staan vermeld als op het etiket
dat op het desbetreffende vervoersbewijs en op de desbetreffende monsterverpakking
is bevestigd.
7. Onderdeel C, punt 9, komt te luiden:
9. Het inzendmonster wordt met het begeleidingsformulier naar het laboratorium
verzonden onder vermelding van de naam en de adresgegevens van de vervoerder
van de desbetreffende vracht.
F
Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel 2, punt c, wordt `via het bemonsteringsapparaat de transporttank
verlaten, danwel de transporttank ingaan, al naargelang het tapmonster wordt
genomen bij lossen of het laden van dierlijke meststoffen' vervangen door:
het bemonsteringsapparaat passeren.
2. In onderdeel 5, punt a, wordt ` wordt tijdens het laden of lossen een
hoeveelheid mest uit de leiding in de monsterkamer getrokken' vervangen door:
kan tijdens het laden of lossen een hoeveelheid mest uit de leiding in de
monsterkamer getrokken worden.
Artikel IV
De Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet4
wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 16, eerste lid, komt te luiden:
1. De inspecteur van het bureau verleent aan de heffingplichtige uitstel
van betaling van de over het tijdvak verschuldigde verfijnde mineralenheffingen,
indien met betrekking tot voorgaande kalenderjaren een vaststelling heeft
plaatsgevonden van een belastbare hoeveelheid fosfaat, onderscheidenlijk stikstof
van minder dan nihil waarmee overeenkomstig artikel 43 van de Meststoffenwet
kan worden verrekend.
B
Artikel 17 komt te luiden:
Artikel 17
Houdt een persoon, rechtspersoon of samenwerkingsverband van personen
of rechtspersonen op enig tijdstip, anders dan tijdelijk, op heffingplichtige
te zijn, dan kan met diens schriftelijke toestemming de belastbare hoeveelheid
fosfaat, onderscheidenlijk stikstof die na verrekening over de aan dat tijdstip
voorafgegane tijdvakken resteert worden gebruikt door de heffingplichtige
die het bedrijf als zodanig voortzet.
Artikel V
In artikel 9, derde lid, van de Tijdelijke vrijstellingsregeling experiment
mestconcentraten Meststoffenwet5 wordt `onder punt 1, onderdeel
A' vervangen door: bij onderdeel 1.
Artikel VI
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.
2. Artikel IV, onderdeel A, werkt terug tot en met 1 januari 2002.
3. Artikel IV, onderdeel B, werkt terug tot en met 1 januari 1998.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst,
met uitzondering van de bijlage, die ter inzage wordt gelegd bij de bibliotheek
van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en bij het Bureau
Heffingen.
Den Haag, 20 december 2002.
De Staatssecretaris van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij,B.J. Odink.
1Stcrt. 1997, 247; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële
regeling van 26 september 2002 (Stcrt. 186).
2Stcrt. 1997, 248; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële
regeling van 11 juli 2002 (Stcrt. 131).
3Stcrt. 1997, 240; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële
regeling van 23 april 2001 (Stcrt. 79).
4Stcrt. 1997, 247; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële
regeling van 12 juli 2000 (Stcrt. 133).
5Stcrt. 2001, 238.
Toelichting
1. Algemeen
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij heeft een plan van
aanpak opgesteld dat moet leiden tot een reductie van de administratieve lasten
ten gevolge van LNV-regelgeving van minimaal 25%. De noodzaak van deze reductie
geldt nadrukkelijk ook voor de mestregelgeving. Gebleken is dat van de ca. €
450 miljoen aan de totale administratieve lastendruk die voortvloeit uit LNV-regelgeving,
ca. € 195 miljoen wordt veroorzaakt door de mestregelgeving. Bij brief
van 26 oktober 2002 (Kamerstukken II 2002-03, 28 600 XIV, nr. 13) is de Tweede
Kamer geïnformeerd over de wijze waarop inhoud zal worden gegeven aan
deze lastenreductie. Daarbij is ook een groot aantal voorstellen van de oud
Minister van Justitie, mevrouw mr. W. Sorgdrager overgenomen, die op verzoek
van de voormalige Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij onderzoek
heeft gedaan naar mogelijkheden voor administratieve lastenverlichting in
onder meer de mestregelgeving. De bevindingen van dit onderzoek zijn opgenomen
in het rapport `lastige lasten', dat bij brief van 16 april 2002 (niet-dossierstuk
2001-2002, lnv0200357, Tweede Kamer 2001-2002) aan de Tweede Kamer is aangeboden.
In vervolg op het plan van aanpak wordt bij onderhavige regeling een aantal
aanpassingen van de mestregelgeving doorgevoerd. Deze aanpassingen bouwen
voort op de aanbevelingen uit het rapport `lastige lasten' en hebben betrekking
op de volgende onderwerpen:
- de registratie van de aan- en afvoer van dierlijke mest (introductie
meerpartijenbewijs)
- de verklaring terzake van het in- en uitscharen van vee
- de administratie voor fosfaatkunstmest
- de accountantsverklaring in het kader van de erkenning van monsternemers
- het uitstel van betaling bij de verrekening van de mineralenheffing
- de overgang van het saldo bij verrekening in geval van bedrijfsoverdracht
De totale administratieve lastenreductie die met deze aanpassingen gerealiseerd
wordt, bedraagt ca. € 13,5 miljoen.
In de volgende paragrafen van deze toelichting worden per bovengenoemd
onderwerp de wijzigingen uiteengezet en wordt de besparing in de administratieve
lasten die de wijzigingen opleveren, gekwantificeerd.
Onderhavige regeling is ter toetsing voorgelegd aan Actal, het Adviescollege
toetsing administratieve lasten. Actal heeft geadviseerd de regeling vast
te stellen.
2. Registratie aan- en afvoer dierlijke mest (introductie
meerpartijenbewijs).
Zoals weergegeven in het in paragraaf 1 van de toelichting genoemde plan
van aanpak, kan een substantiële lastenreductie gerealiseerd worden door
de gegevens inzake de aan- en afvoer van meststoffen bij mesttransporten te
registreren door middel van een meerpartijenbewijs. Het oorspronkelijke afleveringsbewijs,
dat in artikel 16 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet
was vastgesteld, bood slechts ruimte voor twee partijen. Dit betekende dat
een vervoerder die een vracht dierlijke meststoffen doorleverde aan een uiteindelijke
afnemer, voor dezelfde vracht tweemaal een afleveringsbewijs moest opmaken
en derhalve een groot aantal gegevens tweemaal moest invullen: eenmaal in
de rol van afnemer en eenmaal in de rol van leverancier. Indien de vracht
met het oog op de toepassing van het stelsel van regulerende mineralenheffingen
werd bemonsterd en geanalyseerd, moesten de bij het transport betrokken partijen
ingevolge artikel 12 van voornoemd besluit bovendien de met deze aan- en afvoer
van meststoffen verband houdende gegevens bijhouden op kwartaaloverzichten.
De onderhavige regeling strekt ertoe het in de Regeling administratieve
verplichtingen Meststoffenwet vastgestelde tweepartijenbewijs te vervangen
door een meerpartijenbewijs (artikel I, onderdelen A, E, F en H). Op dit meerpartijenbewijs,
het zogenoemde vervoersbewijs, worden terzake van een doorgeleverde vracht
meststoffen zowel de gegevens inzake de aflevering van een leverancier aan
een vervoerder als de gegevens inzake de aflevering van deze vervoerder aan
de uiteindelijke afnemer vastgelegd. Tevens worden op het vervoersbewijs door
de vervoerder de bemonsterings- en analysegegevens van de betrokken meststoffen
geregistreerd, waardoor de verplichting om separaat kwartaaloverzichten bij
te houden kan komen te vervallen. Onderhavige wijzigingsregeling voorziet
hiertoe, vooruitlopend op een wijziging van het Besluit administratieve verplichtingen
Meststoffenwet, in een vrijstelling van de in artikel 12 van het besluit opgenomen
verplichting om kwartaaloverzichten bij te houden van de aan- en afgevoerde
dierlijke meststoffen (artikel I, onderdeel G, artikel 16k, tweede lid). Hiermee
samenhangend komen het in Bijlage 7A opgenomen model en het in Bijlage 7B
opgenomen formulier, waarop het kwartaaloverzicht ingevolge artikel 16, tweede
lid, van de Regeling moest worden bijgehouden, te vervallen (Artikel I, onderdelen
E en I). De nieuwe artikelen 16a tot en met 16c regelen nauwkeurig wie op
welk moment welke gegevens invult.
De verantwoordelijkheid om de opgemaakte vervoersbewijzen in te dienen
bij het Bureau Heffingen berust bij de vervoerder van de vracht dierlijke
meststoffen. De vervoerder is ingevolge het bij onderhavige wijzigingsregeling
in artikel 1, van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet
ingevoegde onderdeel g, degene die in het kader van zijn onderneming of zijn
bedrijf de dierlijke meststoffen feitelijk transporteert. Hiermee wordt aangesloten
bij de feitelijke meststromen, zoals deze in het kader van de Meststoffenwet
rechtens relevant zijn. In de meest voorkomende situatie zal dit een intermediaire
onderneming zijn. Er zijn echter ook transporten waarbij het vervoer van de
dierlijke meststoffen niet aan een intermediair wordt uitbesteed. Bij een
dergelijk transport zijn slechts twee partijen betrokken en fungeert ofwel
de leverancier ofwel de uiteindelijke afnemer als vervoerder.
Omdat als gevolg van de introductie van het vervoersbewijs, alle gegevens
die op één transport betrekking hebben in principe op één
formulier zijn geregistreerd, vindt de aanlevering van alle informatie die
relevant is voor de vaststelling van de hoeveelheid aan- en afgevoerde meststoffen
voor alle bij het transport betrokken partijen, thans gekanaliseerd plaats
via de vervoerder. Een uitzondering hierop doet zich voor in de situatie dat
een vracht twee maal wordt doorgeleverd. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf
8 van deze toelichting. De gekanaliseerde aanlevering van gegevens zal mede
leiden tot lagere uitvoeringslasten bij het Bureau Heffingen. Het Bureau Heffingen
behoeft immers voor de controle op de door betrokkenen ingediende aangifte
niet langer achteraf de verschillende gegevensstromen uit de mestafleveringsbewijzen,
de analyserapporten en de kwartaaloverzichten aan elkaar te koppelen.
Het Bureau Heffingen zal betrokkenen periodiek een overzicht verstrekken
van de totale aan- en afgevoerde hoeveelheden dierlijke meststoffen op basis
van de bij het Bureau Heffingen ingediende vervoersbewijzen. Deze zogenoemde
servicemelding kan door betrokken partijen benut worden bij het opstellen
van hun aangifte.
Voorts biedt de introductie van het nieuwe vervoersbewijs dierlijke meststoffen
de mogelijkheid een - zij het bescheiden - administratieve lastenreductie
te realiseren met betrekking tot de in artikel 2d van de Regeling hoeveelheidsbepaling
dierlijke en overige organische meststoffen opgenomen uitzondering van de
verplichting om dierlijke meststoffen te bemonsteren en te analyseren, indien
deze worden afgevoerd van een bedrijf naar een perceel, dat op grond van een
grondgebruiksverklaring tijdelijk door dit bedrijf in gebruik is gegeven aan
een ander bedrijf. Voor de toepassing van deze uitzondering was het noodzakelijk
dat het aan- en het afvoerende bedrijf gezamenlijk het betrokken perceel bij
het Bureau Heffingen aanmeldden op een daartoe ter beschikking gesteld formulier.
Door onderhavige wijziging van genoemd artikel 2d, kan thans in deze situatie
volstaan worden met het vermelden van de daartoe vastgestelde code (code 33)
op het vervoersbewijs bij onderdeel 4 (Artikel III, onderdeel A).
Afgezien van voornoemde wijzigingen noodzaakt de introductie van het vervoersbewijs
ook tot wijzigingen van een aantal bepalingen waarin werd verwezen naar bepaalde
invulvelden van het voorheen geldende afleveringsbewijs (Artikel III, onderdeel
D en Artikel V). In dit verband wordt opgemerkt dat de bepalingen, waarin
zonder meer verwezen wordt naar het afleveringsbewijs, bedoeld in artikel
7, eerste lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet,
geen aanpassing behoeven. Als zodanig is immers in het bij onderhavige wijzigingsregeling
gewijzigde artikel 16 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet,
het vervoersbewijs vastgesteld.
De met deze wijziging samenhangende administratieve lastenbesparing bedraagt
ca. € 12,6 miljoen. Dit bedrag is als volgt berekend.
Bij de ca. 535.000 mesttransporten die in 2001 - een representatief jaar
- werden uitgevoerd, zijn ca. 1 miljoen mestafleveringsbewijzen opgemaakt
en vervolgens naar het Bureau Heffingen verzonden. Bij 70.000 van deze transporten
werd de vracht rechtstreeks van de leverancier naar de uiteindelijke afnemer
vervoerd en werd per transport één afleveringsbewijs opgemaakt.
Bij de overige 465.000 transporten werd de vracht eerst afgeleverd aan een
vervoerende intermediair die deze vracht vervolgens doorleverde aan de uiteindelijke
afnemer. Hierbij werden per transport twee afleveringsbewijzen opgemaakt.
Door de vervanging van het afleveringsbewijs door het nieuwe vervoersbewijs
zal het aantal op te maken documenten dalen van 1 miljoen tot 535.000. Ervan
uitgaande dat het invullen, versturen en archiveren van een afleveringsbewijs
gemiddeld 15 minuten per document vergt en dat het uurtarief € 30,36
bedraagt, zou de reductie van het aantal vervoersbewijzen tot 535.000 erop
neerkomen dat de administratieve lasten van € 7,6 miljoen teruggebracht
worden tot ca. € 4 miljoen. Het nieuwe vervoersbewijs betekent derhalve
een lastenverlichting van circa € 3,6 miljoen.
De administratieve lastenreductie die met het afschaffen van de verplichting
om kwartaaloverzichten bij te houden samenhangt, is in het rapport `lastige
lasten' becijferd op € 9 miljoen. Hierbij is uitgegaan van ca. 84.200
bedrijven en intermediaire ondernemingen, die hieraan, variërend per
soort bedrijf, tussen de drie en vier uur per jaar besteden tegen een uurtarief
van € 30,36.
3. Verklaring in- en uitscharen van vee
De in artikel 4 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet
opgenomen verplichting om terzake van het in- en uitscharen of elders ter
weiding onderbrengen van vee een formulier op te maken en te overleggen aan
het Bureau Heffingen vervalt, evenals bijlage 4 waarin het desbetreffende
formulier was opgenomen (artikel I, onderdelen B en I).
Achtergrond hiervan is dat de administratie die de heffingplichtige op
grond van artikel 2 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet
dient bij te houden, naast het aantal gehouden dieren ook reeds ziet op het
aantal uitgeschaarde of tijdelijk elders ter weiding ondergebrachte dieren.
Deze verplichting is niet alleen van belang voor de op te leggen heffingen,
maar ook voor de berekening van de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen
in het kader van de uitbreidingsverboden van hoofdstuk V van de Meststoffenwet
en de Wet herstructurering varkenshouderij. Voorts wordt op het aangifteformulier
van de regulerende mineralenheffingen de mineralen aan- en afvoer bij in-
en uitscharing verantwoord. Daarnaast geldt de algemene verplichting op grond
van artikel 52 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen in samenhang met
artikel 41, tweede lid en vijfde lid, van de Meststoffenwet. Op grond van
die artikelen zijn administratieplichtigen gehouden een administratie te voeren
en alle bescheiden te bewaren die van belang kunnen zijn voor de heffing.
Behalve de uitschaarder valt ook in de inschaarder onder deze verplichting.
Dit betekent dat zowel de in- als de uitschaarder aan die verplichting moeten
voldoen.
Het opmaken en vervolgens inzenden van de zogenoemde verklaring inzake
het in- en uitscharen van vee aan het Bureau Heffingen, is een extra administratieve
verplichting die in dit licht geen wezenlijke meerwaarde heeft. Als gevolg
van onderhavige wijziging behoeft deze verklaring met ingang van 2003 bij
de aangifte van verfijnde of forfaitaire mineralenheffingen over het heffingenjaar
2002 niet meer te worden overgelegd aan Bureau Heffingen.
De wijziging levert voor de desbetreffende bedrijven een besparing aan
administratieve lasten op van € 15,18 per formulier, uitgaande van een
uurtarief van € 30,36.
In totaal maakten 2.000 bedrijven per jaar gebruik van het genoemde formulier.
De totale vermindering van de administratieve last ten gevolge van deze wijziging,
bedraagt daarmee ca. € 30.360,00.
4. Administratie fosfaatkunstmest
Artikel 2, tweede lid, van het Besluit administratieve verplichtingen
Meststoffenwet bepaalt dat de producent van dierlijke meststoffen en de gebruiker
van meststoffen een administratie bij moet houden met betrekking tot de aan
hen afgeleverde andere meststoffen die fosfaat bevatten. Deze verplichting
is in artikel 12 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet
nader uitgewerkt. In het streven om de administratieve lasten te verminderen,
passen geen verplichtingen die niet strikt noodzakelijk zijn. Artikel 54 van
de Meststoffenwet bepaalt dat de hoeveelheid fosfaat in andere meststoffen
eerst vanaf een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in aanmerking wordt
genomen bij de bepaling van onderscheidenlijk de belastbare hoeveelheid meststoffen,
bedoeld in artikel 16, en de belastbare hoeveelheid mineralen, bedoeld in
artikel 24 van de Meststoffenwet. Vooralsnog zal de hoeveelheid fosfaat in
andere meststoffen van de belastbare hoeveelheid mineralen blijven worden
uitgezonderd. Eerst bij de evaluatie van de Meststoffenwet van 2004 zal opnieuw
worden bekeken of fosfaat in andere meststoffen alsnog als aanvoerpost opgenomen
moet worden. Zolang dat echter niet het geval is, kan niet gezegd worden dat
de verplichting om fosfaatkunstmest te administreren strikt noodzakelijk is.
In verband hiermee wordt op korte termijn een algemene maatregel van bestuur
in procedure gebracht die voorziet in het schrappen van de in artikel 2, tweede
lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet opgenomen
verplichting. Vooruitlopend daarop wordt bij onderhavige regeling voorzien
in een vrijstelling voor de boekhoudverplichting die geldt voor fosfaatkunstmest
op grond van artikel 2, tweede lid, van het Besluit administratieve verplichtingen
Meststoffenwet (Artikel I, onderdeel G, artikel 16k, eerste lid). In het verlengde
daarvan komt artikel 12 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet
te vervallen (Artikel I, onderdeel D).
Ongeveer 50.000 agrarische bedrijven houden een fosfaatboekhouding bij.
Dit kost een agrariër jaarlijks ongeveer vijftien minuten tijd. Het schrappen
van de fosfaatboekhouding vermindert de administratieve lasten met ongeveer €
380.000,00. Hierbij is uitgegaan van het reeds in paragraaf 2 genoemde uurtarief.
5. Accountantsverklaring erkenning monsternemers
De in artikel 4, derde en vierde lid, van de Regeling erkenning monsternemers
Meststoffenwet neergelegde verplichting om bij een aanvraag voor erkenning
als monsternemer een verklaring van een registeraccountant of accountantadministratieconsulent
bij te voegen vervalt (artikel II, onderdeel A). Het gaat hier om de monsternemer
die in het kader van het stelsel van regulerende mineralenheffingen het gewicht
van dierlijke meststoffen bepaalt en die de dierlijke meststoffen bemonstert.
Daarnaast vervalt ook de in artikel 5, zesde lid, van de Regeling erkenning
monsternemers Meststoffenwet neergelegde verplichting voor erkende monsternemers
om jaarlijks vóór 1 april een accountantsverklaring bij het
Bureau Heffingen in te dienen. Deze verklaring betrof de door een registeraccountant
of accountant-administratieconsulent overeenkomstig de in bijlage 1 van de
Regeling erkenning monsternemers Meststoffenwet opgenomen fiches, verrichte
verificaties. In verband hiermee komt ook Bijlage 1 van genoemde regeling
te vervallen (artikel II, onderdelen B en C).
De accountantsverklaring die bij de aanvraag om erkenning moest worden
gevoegd, voegde weinig toe aan de gegevens die de aanvrager zelf op het aanvraagformulier
diende te vermelden. Voorts kunnen de controles die door de registeraccountant
of accountantadministratieconsulent ten behoeve van de jaarlijkse accountantsverklaring
worden verricht ook door Bureau Heffingen en de Algemene Inspectiedienst
worden uitgevoerd. Thans gebeurt dat voor een belangrijk deel van de controles.
Het Bureau Heffingen voert een administratieve controle uit ten aanzien van
de registratie van bemonsteringsapparatuur en verpakkingsapparatuur. De Algemene
Inspectiedienst voert de fysieke controle op de apparatuur uit. Bij de fysieke
controle wordt ook een koppeling gelegd met de financiële en logistieke
administratie (ritrapporten en tachograafschijven). De jaarlijkse accountantsverklaring
hoeft met ingang 2003 niet meer te worden overgelegd aan Bureau Heffingen,
dus ook niet meer over het jaar 2002.
Voor de berekening van de besparing van de administratieve lasten wordt
uitgegaan van 50 aanvragen. In het licht dat in 2001 75 aanvragen voor erkenning
als monsternemer bij Bureau Heffingen zijn binnen gekomen en dat in de eerste
helft van 2002 20 aanvragen waren ingediend, kan dit aantal kan als representatief
worden beschouwd. Naar verwachting zullen er overigens elk jaar minder aanvragen
ingediend worden. Volgens gegevens uit de sector kost het opstellen van deze
verklaring € 150 tot 400 per aanvraag. Uitgaande van een tarief van €
150,00 en per aanvraag een half uur werk voor de aanvrager, levert het schrappen
van de verklaring een administratieve lastenreductie op van ongeveer €
8.200,00.
Het afschaffen van de jaarlijkse accountantsverklaring levert een besparing
op van € 300.000,00. Jaarlijks komen ongeveer 1.000 accountantsverklaringen
bij Bureau Heffingen binnen. Het bedrag dat samenhangt met het opstellen van
een verklaring door een registeraccountant of accountantsadministratieconsulent
bedraagt ca. € 300,00. In dit bedrag is per verklaring een half uur werk
voor de ondernemer opgenomen.
6. Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet
Artikel 43 van de Meststoffenwet voorziet in het kader van de regulerende
mineralenheffingen van hoofdstuk IV van de Meststoffenwet in de mogelijkheid
van verrekening. Als in een jaar een belastbare hoeveelheid fosfaat of stikstof
van minder dan nihil resteert en als het ware een `onderschrijding' van de
verliesnormen heeft plaatsgevonden (negatief saldo), kan deze hoeveelheid
worden verrekend met voorgaande jaren of latere jaren waarin sprake is van
een belastbare hoeveelheid van meer dan nihil (positief saldo) en heffing
moet worden betaald. Dit in de volgorde waarin de belastbare hoeveelheden
zijn ontstaan. Het negatieve saldo leidt dan tot een lagere belastbare hoeveelheid
in de jaren waarin een positief saldo wordt gerealiseerd. Over het verleden
kan dit gehele of gedeeltelijk teruggaaf van heffingen betekenen, voor de
toekomst tot een lagere heffing. Artikel 43, zesde lid, geeft de Minister
van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de bevoegdheid omtrent deze verrekening
nadere regels te stellen. Daarin is invulling gegeven met de Regeling uitvoering
heffingen en verrekening Meststoffenwet.
Uitstel van betaling bij verrekening
Ingevolge artikel 16 van de Regeling uitvoering heffingen en verrekening
Meststoffenwet kan de heffingplichtige om uitstel van betaling van de over
het tijdvak verschuldigde verfijnde mineralenheffingen verkrijgen, indien
een vaststelling heeft plaatsgevonden van een belastbare hoeveelheid fosfaat,
onderscheidenlijk stikstof van minder dan nihil waarmee verrekend kan worden.
De heffingplichtige moest volgens de oorspronkelijke tekst van artikel 16
de inspecteur van Bureau Heffingen schriftelijk om dit uitstel van betaling
verzoeken. In de praktijk is echter gebleken dat het overgrote deel van de
betrokken bedrijven gebruik maakt van de mogelijkheid van uitstel van betaling
en heeft de verplichting van een schriftelijk verzoek daartoe geen wezenlijke
meerwaarde. Omdat de verplichting om de inspecteur schriftelijk te verzoeken
uitstel van betaling te verlenen onnodige administratieve lasten en uitvoeringslasten
veroorzaakt, wordt deze geschrapt (Artikel IV, onderdeel A). Bureau Heffingen
heeft met ingang van 1 januari 2002 haar werkwijze, vooruitlopend op deze
wijziging, aangepast. Uitstel van betaling wordt automatisch verleend, indien
met betrekking tot voorgaande kalenderjaren een onderschrijding van de verliesnormen
heeft plaatsgevonden, waarmee overeenkomstig artikel 43 van de Meststoffenwet
kan worden verrekend. De wijziging werkt daarom terug tot en met 1 januari
2002.
Deze wijziging levert een administratieve lastenreductie op van ongeveer €
34.000,00. Voor de berekening van dit bedrag is uitgegaan van het reeds genoemde
uurtarief, een tijdsbeslag van een half uur per verzoek en 2.200 verzoeken
die in 1999 bij Bureau Heffingen zijn binnengekomen.
Overgang saldo bij bedrijfsoverdracht
Het gaat gezien de heffingensystematiek van hoofdstuk IV van de Meststoffenwet
bij verrekening altijd om de belastbare hoeveelheden over verschillende jaren
van één enkel bedrijf. Die systematiek staat er zelf niet aan
in de weg dat bij bedrijfsoverdracht een positief of een negatief saldo dat
is gerealiseerd door de oorspronkelijk heffingplichtige, voor verrekening
door de nieuwe heffingplichtige wordt gebruikt, zolang het bedrijf als zodanig
blijft bestaan. De nieuwe heffingplichtige kan dan een negatief saldo van
de vorige heffingplichtige gebruiken voor vermindering van zijn heffing, en
als hij zelf een negatief saldo realiseert, kan hij terruggave van door de
bedrijfsvoorganger betaalde heffingen vragen. Artikel 17 van de Regeling uitvoering
heffingen en verrekening Meststoffenwet sloot deze mogelijkheid echter uit.
In dat artikel was namelijk bepaald, dat een belastbare hoeveelheid fosfaat,
onderscheidenlijk stikstof niet langer voor verrekening kon worden gebruikt
indien een persoon, rechtspersoon of samenwerkingsverband van personen ophield,
anders dan tijdelijk, heffingplichtige te zijn. Mede op aandringen van de
Tweede Kamer is nog eens goed naar deze beperking gekeken. Geconstateerd is
dat de beperking onnodig belemmerend is, zowel bij bedrijfsoverdrachten in
familieverband als bij andere bedrijfsoverdrachten.
Bij overdrachten binnen familieverband is in de jaren voorafgaand aan
de overdracht veelal sprake is van een toenemende inbreng van arbeid door
invloed op de bedrijfsvoering van de opvolger of de opvolgers. In de jaren
voorafgaand aan de juridische overdracht heeft de opvolger of hebben de opvolgers
invloed gehad op de opbouw van het saldo dat aan het bedrijf is gekoppeld.
Voor de opvolger en de opvolgers wordt het als zeer onrechtvaardig ervaren
dat zij geen aanspraak kunnen maken op het saldo waar zij zelf een belangrijke
bijdrage aan hebben geleverd. Echter ook bij bedrijfsoverdrachten buiten familieverband
biedt het overdraagbaar maken van aanspraken uit verrekening belangrijke voordelen.
Indien de oorspronkelijke eigenaar investeringen heeft gepleegd waarbij hij
een onderschrijding van de verliesnormen heeft gerealiseerd, biedt de overdraagbaarheid
de mogelijkheid om deze investeringen te gelde maken door een hogere prijs
bij bedrijfsoverdracht te bedingen. Omgekeerd, ingeval de oorspronkelijke
eigenaar de verliesnormen heeft overschreden en heffingen heeft betaald, kan
de mogelijkheid om hiervan teruggaaf te krijgen voor de bedrijfsopvolger een
stimulans betekenen om het mineralenmanagement aan te passen. Verder kan worden
geconstateerd dat het overdraagbaar maken van het saldo bij bedrijfsoverdrachten
geen extra milieurisico's geeft. Er verandert immers feitelijk niets aan de
situatie waarin de oorspronkelijk heffingplichtige zelf het bedrijf zou voortzetten
en aanspraak zou maken op verrekening. Het mineralensaldo blijft bedrijfsgebonden
en kan niet worden gebruikt om minder doeltreffend mineralenmanagement op
een ander bedrijf te compenseren.
In zijn brief van 14 november 2001 aan de Tweede Kamer (kenmerk: TRCDL/2001/4967)
heeft de voormalige minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij dan ook
medegedeeld dat de overdracht van het mineralensaldo bij bedrijfsoverdracht
met terugwerkende kracht mogelijk wordt gemaakt. In het algemeen overleg van
26 september 2002 met de vaste commissie voor Landbouw, Natuurbeheer en Visserij
heb ik deze toezegging herhaald (Kamerstukken II, vergaderjaar 2002-03, 28
077 en 24 036, nr. 3). Met de onderhavige wijziging van artikel 17 van de
Regeling uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet wordt daaraan
invulling gegeven.
De wijziging werkt terug tot en met 1 januari 1998. De voorziening van
het nieuwe artikel 17 is uitdrukkelijk beperkt tot de situatie van gehele
bedrijfsoverdrachten. Bij de huidige redactie van artikel 43 van de Meststoffenwet
blijft het, gegeven de wetsystematiek, een noodzakelijke voorwaarde dat het
bedrijf na de overdracht in dezelfde hoedanigheid wordt voortgezet. Deze voorwaarde
komt ook in de nieuwe redactie van artikel 17 van de Regeling uitvoering heffingen
en verrekening Meststoffenwet tot uitdrukking. Bedrijven die betrokken zijn
bij een splitsing of bedrijven die in het kader van samenvoeging worden toegevoegd
aan een ander bedrijf, waarbij het oorspronkelijke bedrijf ophoudt te bestaan
als een zelfstandige geheel van productie-eenheden, vallen buiten de werking
van dit artikel. Bij die bedrijven vervalt het saldo. Er is een wetsvoorstel
in procedure gebracht tot wijziging van de Meststoffenwet dat ertoe strekt
in de in de Meststoffenwet een delegatiebepaling op te nemen die het mogelijk
maakt om bij ministeriële regeling een voorziening te treffen voor het
verrekenen van mineralenverliezen tussen verschillende bedrijven in geval
van samenvoeging van bedrijven.
Het is noodzakelijk dat de oude heffingplichtige schriftelijk toestemming
geeft aan de nieuwe heffingplichtige voor dat deze gebruik kan maken van het
saldo. Deze voorwaarde komt in artikel 17 tot uitdrukking. De toestemming
blijkt uit een door partijen ondertekend formulier. Dit formulier wordt door
Bureau Heffingen verstrekt. Reeds bij de melding van de bedrijfsoverdracht
dient te worden aangegeven welk saldo het betreft. De betalingsverplichting
van de oude heffingplichtige is niet overdraagbaar, indien de belastbare hoeveelheid
fosfaat of stikstof groter dan nihil is. Gelet op artikel 15 van de Regeling
uitvoering heffingen en verrekening Meststoffenwet is het niet mogelijk voor
de opvolger of de opvolgers om het saldo te gebruiken, totdat definitief is
beslist op het bezwaarschrift en in een beroepschriftprocedure op het beroepschrift.
Dit geldt ook voor de verrekeningsbeschikking. De wijziging werkt terug tot
en met 1 januari 1998.
7. Overige wijzigingen
Voorts wordt van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de Regeling hoeveelheidsbepaling
dierlijke en overige organische meststoffen een tweetal technische wijziging
door te voeren (Artikel III, onderdelen B, C en E). Dit betreft allereerst
het vervallen van de mogelijkheid om een vracht dierlijke meststoffen tijdens
het lossen te bemonsteren. Deze mogelijkheid was aanvankelijk met name opgenomen
voor die situatie waarin gelost werd in een lege opslag of bij grote be- of
verwerkingsinstallaties waar de bemonsteringsapparatuur in een vaste opstelling
bij de installatie is geplaatst. Dit vanuit de gedachte dat in die situatie,
evenals bij het bemonsteren tijdens het laden het geval is, voldoende herstelmogelijkheid
bestond voor het geval bij de bemonstering als gevolg van een technische storing
van de bemonsteringsapparatuur een ondeugdelijk monster was genomen. Omdat
bij Regeling van 18 december 2000, Stcrt. 251, in de Regeling hoeveelheidsbepaling
is opgenomen dat bij de bemonstering van vloeibare dierlijke meststoffen gebruik
gemaakt moet worden van bemonsteringsapparaten die bestendig op het vervoermiddel
bevestigd zijn, komt evenwel aan voornoemde mogelijkheid geen betekenis meer
toe. Als gevolg van deze wijziging geldt thans onverkort dat alle vrachten
bij het laden bemonsterd moeten worden.
Voorts wordt de in Bijlage 2, onderdeel B, punten 2, 3 en 6 opgenomen
voorziening op grond waarvan het is toestaan strorijke eendenmest met de hand
te bemonsteren thans uitgebreid tot alle mestsoorten, waarin als gevolg van
het toegepaste huisvestingssysteem stro voorkomt.
8. Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Onderdeel A
In de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet worden in
verband met de introductie van het meerpartijenbewijs in artikel 1, eerste
lid, een aantal begripsomschrijvingen ingevoegd (Artikel I, onderdeel A).
De begrippen `vracht dierlijke meststoffen' en `doorleveren' zijn overgenomen
uit de Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige organische meststoffen.
In het begrip `vervoeren' is het feitelijk transporteren van de dierlijke
meststoffen rechtens relevant. Hiermee wordt aangesloten bij de feitelijkheid,
zoals deze ook tot uitdrukking komt in de in de Meststoffenwet gedefinieerde
begrippen `aanvoeren' en `afvoeren' en bij de omschrijving van het begrip
`afleveren' in het besluit. Zoals vermeld in paragraaf 2 van deze toelichting,
is de `vervoerder' degene die in het kader van zijn onderneming of zijn bedrijf
de dierlijke meststoffen vervoert. Veelal zal degene aan wie of de onderneming
waaraan een vervoermiddel toebehoort, met dat vervoermiddel de meststoffen
feitelijk op zijn bedrijf of onderneming aanvoeren en als vervoerder moeten
worden aangemerkt. Onder bepaalde omstandigheden is het evenwel denkbaar dat
een onderneming met een hem niet toebehorend vervoermiddel dierlijke meststoffen
feitelijk op zijn onderneming aanvoert. Dat kan het geval zijn indien een
onderneming een vervoermiddel huurt en deze in het kader van zijn onderneming
voor zijn rekening en risico gebruikt. De hurende onderneming zal in deze
situatie het transport vanaf het laden tot en met het lossen hebben uitgevoerd.
De onderneming aan wie het gebruikte vervoermiddel toebehoort, heeft aldus
met het transport geen bemoeienis. Uit deze omstandigheden kan worden opgemaakt
dat degene die het vervoermiddel gebruikt - en niet degene aan wie het vervoermiddel
toebehoort - de vervoerder van de dierlijke meststoffen is. Omdat in de gegeven
situatie niet uit uiterlijk waarneembare omstandigheden kan worden afgeleid
wie verantwoordelijk is voor een transport, ligt het overigens op de weg van
partijen - de onderneming die het vervoermiddel gebruikt en de onderneming
aan wie het vervoermiddel toebehoort - om aannemelijk te maken dat de onderneming
het vervoermiddel in het kader van zijn onderneming en voor zijn rekening
en risico gebruikt.
Onderdeel C
Artikel 5 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet
schreef voor hoe de hoeveelheid geproduceerde dierlijke meststoffen werd vastgesteld
voor de toepassing van artikel 39 van de Meststoffenwet. Dit artikel vervalt
(Artikel I, onderdeel B). Artikel 39 van de Meststoffenwet, houdende een vrijstelling
van de regulerende mineralenheffingen voor extensieve landbouwbedrijven, is
reeds vervallen bij de wet van 7 december 2000 (Stb. 539) en daarmee komt
artikel 5 van de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet verder
geen betekenis meer toe.
Onderdelen F en G
Onderdeel F strekt ertoe om met het oog op de introductie van het vervoersbewijs
dierlijke meststoffen in de Regeling administratieve verplichtingen Meststoffenwet
de artikelen 16a tot en met 16i in te voegen (Artikel I, onderdeel F).
Ingevolge artikel 7 van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet
moet het bij onderhavige wijzigingsregeling geïntroduceerde vervoersbewijs
dierlijke meststoffen worden opgemaakt bij de aflevering van dierlijke meststoffen.
Artikel 16a ziet op de situatie dat een vracht dierlijke meststoffen door
een leverancier wordt afgeleverd aan een vervoerder die de vracht - nadat
hij het feitelijk transport heeft uitgevoerd - vervolgens doorlevert aan de
uiteindelijke afnemer. Ingevolge dit artikel worden de gegevens van beide
bij dit zogenoemde A-B-C-transport betrokken afleveringen op één
en hetzelfde vervoersbewijs vermeld. De gegevens die betrekking hebben op
de leverancier en op het laden van het voertuig worden bij de aflevering van
de vracht aan de vervoerder op het vervoersbewijs ingevuld. Indien de meststoffen
voor de toepassing van het stelsel van regulerende mineralenheffingen bemonsterd
en geanalyseerd moeten worden, draagt de vervoerder er zorg voor dat er van
de vracht een monster wordt genomen. Als gevolg van de bij onderhavige wijzigingsregeling
op dit punt aangepaste Regeling hoeveelheidsbepaling dierlijke en overige
organische meststoffen, vindt deze bemonstering bij het laden plaats. De gegevens
inzake de bemonstering, zoals het nummer van de monsterverpakking en de code
van de monsternemer worden in dat verband ook bij de aflevering van de leverancier
aan de vervoerder op het vervoersbewijs ingevuld. De leverancier ondertekent
het bewijs bij de aflevering van de vracht aan de vervoerder. Zodra de vracht
door de vervoerder aan de afnemer wordt afgeleverd, worden de op de afnemer
en op het lossen van het voertuig betrekking hebbende gegevens ingevuld en
ondertekent de afnemer het vervoersbewijs.
In artikel 16a, zevende lid, is een voorziening opgenomen voor diegenen
die bij de bemonstering van drijfmest gebruik maken van Automatische Gegevensregistratie
(AGR). Ingevolge dit lid kunnen de voorgeschreven gegevens die door middel
van AGR zijn gegenereerd op het vervoersbewijs worden geprint. Omdat het voor
het Bureau Heffingen mogelijk moet zijn de aldus geprinte gegevens te kunnen
inlezen, zullen de gegevens geprint moeten worden in de door het Bureau Heffingen
aangeven volgorde.
Afgezien van bovenbedoelde A-B-C-transporten, zijn er ook transporten
waarbij een vracht dierlijke meststoffen in het traject tussen het bedrijf
of de onderneming van herkomst en het bedrijf of de onderneming van bestemming
tweemaal wordt doorgeleverd, de A-B-C-D-transporten. Deze situatie doet zich
voor indien het transport wordt uitgevoerd door twee verschillende vervoerders.
Voor de introductie van het vervoersbewijs moesten bij dergelijke transporten
drie afleveringsbewijzen opgemaakt worden. Thans geldt dat in die situatie
de gegevens die betrekking hebben op de aflevering van het bedrijf of de onderneming
van herkomst aan de eerste vervoerder (het traject A-B) en de gegevens die
betrekking hebben op de aflevering van de eerste vervoerder aan de tweede
vervoerder (het traject B-C) op één vervoersbewijs worden ingevuld
en dat voor de aflevering van de tweede vervoerder aan het bedrijf of de onderneming
van bestemming (het traject C-D) een separaat vervoersbewijs moet worden opgemaakt.
Omdat een vracht die tweemaal doorgeleverd wordt ingevolge artikel 5, vijfde
lid, van de Regeling hoeveelheidsbepaling slechts eenmaal bij afvoer van het
bedrijf of de onderneming van herkomst bemonsterd en geanalyseerd behoeft
te worden, kunnen de gegevens die op deze bemonstering en analyse betrekking
hebben, worden overgenomen van het terzake voor het voorafgaande traject A-B-C
ingevulde vervoersbewijs. Op het vervoersbewijs voor het traject C-D wordt
dan overeenkomstig de daarbij aangegeven wijze bij onderdeel 4, de code 54
(rechtstreekse doorlevering) ingevuld.
Voorts zijn er transporten waarbij het vervoer van de dierlijke meststoffen
niet aan een intermediair wordt uitbesteed. Hierbij wordt het transport door
ofwel de leverancier ofwel de uiteindelijke afnemer uitgevoerd en zijn slechts
twee partijen bij het vervoer betrokken. In deze situatie is er dus sprake
van één aflevering. Gelijk voorheen het geval was, worden ingevolge
artikel 16b de gegevens die betrekking hebben op de aflevering tussen leverancier
en afnemer op het vervoersbewijs vermeld, waarbij degene die als vervoerder
fungeert tevens de op het vervoer betrekking hebbende gegevens invult. Indien
de meststoffen worden vervoerd door de leverancier, worden de op de leverancier
en het laden betrekking hebbende gegevens, met het oog op het in artikel 13,
tweede lid, van het Besluit administratieve verplichtingen Meststoffenwet
opgenomen verbod, ingevuld voordat het transport plaatsvindt. Ingevolge deze
bepaling is het in deze situatie immers verboden dierlijke meststoffen te
vervoeren zonder afleveringsbewijs.
Indien de vracht dierlijke meststoffen is bemonsterd, wordt het monster
overeenkomstig de Regeling hoeveelheidsbepaling naar het laboratorium gezonden,
alwaar het monster geanalyseerd wordt. Het laboratorium zendt de analyseresulaten
vervolgens aan de bij het transport betrokken partijen toe. De vervoerder
berekent vervolgens aan de hand van het gewicht van de dierlijke meststoffen
en de gehalten fosfaat en stikstof, de hoeveelheid fosfaat en stikstof in
de dierlijke meststoffen. Op grond van artikel 16c vult de vervoerder deze
gegevens en de code van het betrokken laboratorium in op het vervoersbewijs.
Anders dan voorheen het geval was, behoeft het op de vracht betrekking hebbende
vervoersbewijs niet meer naar het laboratorium gezonden te worden. Artikel
16k, tweede lid, bevat derhalve een vrijstelling van deze in artikel 11 van
het Besluit opgenomen verplichting. Indien de vracht niet is bemonsterd en
geanalyseerd, behoeven de hoeveelheid fosfaat en stikstof in de meststoffen,
vastgesteld op grond van de forfaitaire omrekennormen, in tegenstelling tot
voorheen, niet langer op het vervoersbewijs ingevuld te worden. Deze gegevens
worden door het Bureau Heffingen berekend op basis van de overige op het bewijs
ingevulde gegevens. In artikel 16k, tweede lid, wordt vrijstelling verleend
van de hiertoe strekkende verplichting die is opgenomen in artikel 10 van
het Besluit.
Ingevolge artikel 16d dient de vervoerder het vervoersbewijs, nadat dit
door hem is ondertekend, binnen tien werkdagen na het transport in bij het
Bureau Heffingen. Indien de vracht dierlijke meststoffen is bemonsterd en
geanalyseerd, bedraagt deze termijn 30 werkdagen. Deze bepaling is gebaseerd
op artikel 6 van het Besluit op grond waarvan personen, rechtspersonen, of
samenwerkingsverbanden hiervan, die een intermediaire onderneming voeren en
producenten of gebruikers van meststoffen in bij ministeriële regeling
te bepalen gevallen worden verplicht tot het overleggen van bij die regeling
bepaalde gegevens of tot het bijhouden van een administratie overeenkomstig
bij die regeling gestelde regels. Gelet op deze verplichting bevat artikel
16k, tweede lid, een vrijstelling van de in artikel 7, vierde lid, van het
Besluit opgenomen verplichting voor de leverancier om het origineel van het
vervoersbewijs binnen twee weken na de aflevering van de dierlijke meststoffen
bij het Bureau Heffingen in te dienen.
Ingevolge het eveneens op artikel 6 van het Besluit gebaseerde artikel
16e verstrekt de vervoerder voorts afschriften van het vervoersbewijs aan
de leverancier en aan de afnemer.
Indien de vracht dierlijke meststoffen met het oog op analyse is bemonsterd,
rust op de vervoerder de verplichting om door middel van het invullen van
het nummer van monsterverpakking op het vervoersbewijs een koppeling aan te
brengen tussen de vracht meststoffen, het daarbij behorende mestmonster en
het vervoersbewijs. In het streven het transport, de bemonstering en de administratieve
afhandeling van drijfmesttransporten fraudebestendiger te maken, was aanvankelijk
beoogd dat deze gegevens geautomatiseerd, zonder tussenkomst van menselijk
handelen, op het vervoersbewijs zouden worden vastgelegd. Voorzien was dat
alle intermediairs hiertoe - gelijktijdig met de introductie van het vervoersbewijs
- verplicht zouden worden bij de bemonstering van drijfmest gebruik te maken
van Automatische Gegevensregistratie (AGR). Evenwel is de verplichting bij
de bemonstering van drijfmest gebruik te maken van AGR tijdelijk uitgesteld,
als gevolg waarvan de beoogde koppeling handmatig op het vervoersbewijs moet
worden aangebracht. Teneinde de administratieve lasten die met dit handmatig
invullen samenhangen tot een minimum te beperken, is in artikel 16f de mogelijkheid
opgenomen om in de plaats daarvan een onlosmakelijke koppeling tussen vervoersbewijs
en mestmonsters aan te brengen door middel van het aanbrengen van stickers
op het vervoersbewijs en op de monsterverpakking. Hierbij kan gebruik gemaakt
worden van de hiertoe door het Bureau Heffingen verstrekte stickers of van
stickers die betrokkenen voor dit doel zelf hebben laten maken.
Artikel 16g voorziet ten slotte, door middel van een vrijstelling op de
verplichting om de originele vervoersbewijzen in te dienen, in de mogelijkheid
voor de vervoerder om de gegevens van het vervoersbewijs elektronisch aan
het Bureau Heffingen te verstrekken. Met deze mogelijkheid wordt geanticipeerd
op het voorstel van wet houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht
met regels over verkeer langs elektronische weg tussen burgers en bestuursorganen
(Wet elektronisch bestuurlijk verkeer) (Kamerstukken II, 2001/2002, 28 483,
nr. 1-2). In de memorie van toelichting bij dat voorstel van wet heeft de
regering aangegeven dat `het niet is uitgesloten dat - vooruitlopend op de
inwerkingtreding van dit wetsvoorstel - met elektronisch rechtsverkeer wordt
geëxperimenteerd, uiteraard mits daarbij zeer zorgvuldig te werk wordt
gegaan' (Kamerstukken II, 2001/2002, 28 483, nr. 3, pag. 5). Vervoerders die
van deze mogelijkheid gebruik willen maken, kunnen via de website www.hetlnvloket.nl
per mestnummer hun persoonlijke gebruikerscode en mailadres laten registreren.
Van deze registratie ontvangt de vervoerder een schriftelijke ontvangstbevestiging.
Zodra het Bureau Heffingen de door de vervoerder ondertekende ontvangstbevestiging
heeft ontvangen, wordt de geregistreerde gebruikerscode geactiveerd en kan
deze gebruikt worden om de elektronische berichten te ondertekenen. Om de
elektronische berichten te kunnen verzenden is het noodzakelijk dat betrokkene
het door het Bureau Heffingen verstrekte softwarepakket `drieluik' op zijn
PC geïnstalleerd heeft. Met de installatie van dit pakket wordt een zogenoemd
certificaat geïnstalleerd dat ervoor zorgt dat de elektronische berichten
zodanig versleuteld worden, dat deze na verzending uitsluitend door het Bureau
Heffingen leesbaar zijn.
Een vervoerder die de gegevens van een vervoersbewijs op deze wijze verstrekt,
behoeft niet de op basis van de analyseresultaten van het laboratorium berekende
kilogrammen fosfaat en stikstof op het originele vervoersbewijs in te vullen.
Deze gegevens plegen immers ook door het laboratorium aan de vervoerder elektronisch
verstrekt te worden, waardoor deze op eenvoudige wijze, digitaal, in het voor
het Bureau Heffingen bestemde elektronische bericht opgenomen kunnen worden.
De vervoerder is verplicht de originele vervoersbewijzen en de analyseresultaten
gedurende 5 jaren te bewaren. Uiteindelijk zijn de op het originele vervoersbewijs
vermelde en door de bij het transport betrokken partijen ondertekende gegevens
bepalend voor de vaststelling van de met de desbetreffende vracht door betrokken
partijen aan- of afgevoerde hoeveelheden dierlijke mest. In verband hiermee
is de vervoerder verplicht het originele vervoersbewijs, zodra het Bureau
Heffingen daarom verzoekt, alsnog in te dienen, nadat hij hierop alsnog de
op basis van de analyseresultaten berekende kilogrammen stikstof en fosfaat
heeft ingevuld.