Wijziging Leidraad Invordering 1990

18 december 2002

nr. DGB2002/7000M

Directoraat-generaal Belastingdienst Team particulieren en formeel recht

De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

De Leidraad Invordering 1990, resolutie van 25 juni 1990, nr. AFZ 90/1990, laatstelijk gewijzigd bij besluit van 21 juni 2002, nr. DGB 2002/3348M, Stcrt.120, wordt gewijzigd zoals aangegeven in de bijgevoegde bijlage.

Bijlage

Artikel I

A. In de Tekst van de lijst met gebruikte afkortingen worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. `CBA = Centrale Betalingsadministratie' wordt vervangen door: B/CA = Belastingdienst/Centrale administratie, sector betalingsverwerking.

b. `CBM = Centraal bureau motorrijtuigenbelasting' vervalt.

B. In § 1, Inleidende opmerkingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

B.1. In het eerste lid wordt in de opsomming

`ontvanger: het hoofd van de eenheid aan wie de invordering van de desbetreffende belasting is opgedragen, met inbegrip van de ambtenaren aan wie terzake mandaat is verleend door dat hoofd;

directeur: het hoofd van de directie als bedoeld in artikel 5 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst aan wie het desbetreffende bestuur van 's Rijksbelastingen is opgedragen, met inbegrip van de ambtenaren aan wie terzake mandaat is verleend door dat hoofd;

inspecteur: het hoofd van de eenheid aan wie de heffing van de desbetreffende belasting is opgedragen, met inbegrip van de ambtenaren aan wie terzake mandaat is verleend door dat hoofd'

vervangen door:

ontvanger: de voorzitter van een managementteam van een van de organisatieonderdelen van de Belastingdienst, belast met de invordering van rijksbelastingen;

directeur: de gezamenlijke voorzitters van de managementteams van de in artikel 3, onderdelen a en b, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 genoemde organisatieonderdelen van de Belastingdienst;

inspecteur: de voorzitter van een managementteam van een van de organisatieonderdelen van de Belastingdienst, belast met de heffing van rijksbelastingen;

organisatieonderdeel van de Belastingdienst: een organisatorische eenheid van de Belastingdienst, belast met de heffing en invordering van rijksbelastingen of andere door de Belastingdienst geheven of in te vorderen bedragen.

B.2. Het twaalfde lid wordt gewijzigd als volgt.

a. In het opschrift vervalt `; bevoegde ambtenaar'.

b. In de eerste volzin wordt `wordt de datum van binnenkomst bij een niet bevoegde directeur, inspecteur, ontvanger of belastingdeurwaarder beschouwd als datum van binnenkomst bij de bevoegde directeur, inspecteur, ontvanger of belastingdeurwaarder' vervangen door: wordt de datum van binnenkomst bij de inspecteur of ontvanger, waaronder de belastingplichtige/schuldige niet ressorteert, beschouwd als datum van binnenkomst bij de inspecteur of ontvanger, waaronder de belastingplichtige/schuldige ressorteert.

c. In de laatste volzin wordt `bij een andere ambtenaar van de eenheid van de Belastingdienst' vervangen door: bij een andere ambtenaar van het betreffende organisatieonderdeel van de Belastingdienst.

C. In hoofdstuk I, artikel 3, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

C.1. Na § 3, zevende lid, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

Opening nationale (secundaire) insolventieprocedure7a. Indien de belastingschuldige woont of is gevestigd in een lidstaat van de EU (niet Denemarken) en aldaar in staat van insolventie verkeert, terwijl in Nederland sprake is van een nevenvestiging, kan in Nederland op grond van de EG-insolventieverordening (zie hoofdstuk XIA) een zogenoemde territoriale of secundaire procedure worden geopend.

Onmiddellijk na kennisname van de in het buitenland geopende hoofdprocedure, beoordeelt de ontvanger of hij baat heeft bij het openen van een secundaire procedure in Nederland. Een dergelijke secundaire procedure betreft alleen de liquidatieprocedure (niet dus de surseance van betaling) en wordt afgewikkeld volgens het in Nederland geldende recht. De staat van insolventie behoeft daarbij niet te worden aangetoond.De ontvanger vraagt een secundaire procedure aan met inachtneming van het in deze paragraaf verwoorde beleid mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

- de ontvanger heeft substantiële vorderingen op de schuldenaar waarvoor een beroep op het (bodem)voorrecht kan worden gedaan;

- de ontvanger is bekend met verhaalsmogelijkheden in Nederland;

- batige rangschikking in de hoofdprocedure is niet te verwachten.

In zijn toestemmingsverzoek gaat de ontvanger in op de hiervoor vermelde voorwaarden.

C.2. In § 4, eerste lid, tweede volzin, wordt na `rijksbelastingen' ingevoegd: en kantonzaken.

C.3. In § 4, tweede lid, tweede volzin, wordt `procedures als bedoeld in artikel 49, vierde lid, van de wet, ook als subsidiair, bijvoorbeeld op grond van onrechtmatige daad, wordt geageerd' vervangen door: kantonzaken.

D. Hoofdstuk I, artikel 5, wordt vervangen door:

Artikel 5

§ 1. Bevoegdheid

Algemeen

1. In artikel 5, eerste lid, van de wet is opgenomen dat de bevoegdheid van de directeur, inspecteur of ontvanger niet is bepaald naar een geografische indeling van Nederland. Dit betekent dat sprake is van een landelijke bevoegdheid. Om evenwel vanuit een oogpunt van ordelijkheid en transparantie voor de belastingplichtige/belastingschuldige aan te geven onder welke inspecteur of ontvanger hij ressorteert, dat wil zeggen tot wie hij zich voor zijn fiscale aangelegenheden moet richten, zijn nadere regels gesteld in de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003. Deze ministeriële regeling is gebaseerd op het tweede lid van artikel 5 van de wet. Artikel 5 van de wet komt inhoudelijk overeen met artikel 3 AWR.

E. In hoofdstuk I, artikel 7, § 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

E.1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin, wordt `van de Centrale Betalingsadministratie, van de Centrale Beheereenheid Douane' vervangen door: van de B/CA, van de Belastingdienst/Centrum voor informatie- en communicatietechnologie.

b. In de tweede volzin wordt `aan de kas van de eenheid Douane' vervangen door: aan de kas van een organisatieonderdeel van de Belastingdienst, belast met douaneaangelegenheden,. Voorts wordt `aan het loket van de eenheid' vervangen door: aan het loket van dat organisatieonderdeel.

E.2. Het vierde lid, laatste volzin, vervalt.

E.3. In het zevende, tiende en elfde lid, wordt `CBA' vervangen door: B/CA.

F. In hoofdstuk II, artikel 8, § 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

F.1. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt.

a. In de derde volzin wordt `Centrale beheereenheid informatiesystemen respectievelijk het CBM, beide te Apeldoorn,' vervangen door: Belastingdienst/Centrale administratie, sector informatieverwerking onderscheidenlijk sector autoheffingen.

b.In de voorlaatste volzin wordt `executeur-testamentair' vervangen door: executeur.

F.2. In het zevende lid, laatste volzin, wordt `Voordat verhaal wordt gezocht op met vruchtgebruik, fideï-commis of recht van gebruik bezwaarde zaken' vervangen door: Voordat verhaal wordt gezocht op met vruchtgebruik of recht van gebruik bezwaarde zaken of op goederen, verkregen onder de ontbindende voorwaarde van overlijden waarbij zich een opschortende voorwaarde ten gunste van een verwachter aansluit.

G. In hoofdstuk II, artikel 9, § 1, tweede lid, onder 2.2, laatste volzin, wordt na `in de inkomstenbelasting' ingevoegd: en in het recht van successie en van schenking.

H. In hoofdstuk III, artikel 13, § 1, vierde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de eerste volzin wordt `op het adres van de eenheid van de Belastingdienst' vervangen door: op het adres van een kantoor van een organisatieonderdeel van de Belastingdienst.

b. In de tweede volzin wordt `van een andere eenheid van de Belastingdienst' vervangen door: van een ander organisatieonderdeel van de Belastingdienst.

I. In hoofdstuk III, artikel 14, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

I.1. Paragraaf 1, tweede lid, zesde en zevende volzin, wordt vervangen door drie nieuwe volzinnen, luidende: Als degene tegen wie het dwangbevel is verleend, is overleden, wordt niet eerder tot tenuitvoerlegging overgegaan dan nadat de termijn van drie maanden als bedoeld in artikel 4:18 BW, is verstreken, tenzij alle erfgenamen de nalatenschap zuiver hebben aanvaard. De termijn van drie maanden kan door de kantonrechter worden verlengd. In het geval dat de nalatenschap wordt vereffend, kan de ontvanger gedurende de vereffening zijn vordering niet op de nalatenschap verhalen.

I.2. In § 2, tweede lid, eerste en enige volzin, wordt `van een andere eenheid dan de eenheid' vervangen door: van een ander kantoor van het organisatieonderdeel van de Belastingdienst dan het kantoor. Voorts wordt `op het adres van de eenheid van de Belastingdienst' vervangen door: ten kantore van het organisatieonderdeel van de Belastingdienst.

I.3. In § 2, tiende lid, zevende volzin, wordt `het hoofd van de eenheid' vervangen door: de voorzitter van het managementteam van het organisatieonderdeel van de Belastingdienst.

I.4. In § 2, elfde lid, eerste en enige volzin, wordt `met het voor de belastingen bij invoer bevoegde douanedistrict' vervangen door: met het voor de belastingen bij invoer belaste organisatieonderdeel van de Belastingdienst.

I.5. In § 2, vijftiende lid, derde volzin, wordt `tot dezelfde eenheid behoort' telkens vervangen door: zijn standplaats heeft bij hetzelfde kantoor van het organisatieonderdeel van de Belastingdienst.

I.6. In § 2, lid 18, tweede volzin, wordt `de Waarborg Platina, Goud en Zilver NV, Postbus 1075, 2800 BB te Gouda (tel. nr. 0182-589300 en faxnr. 0182-526876' vervangen door: Verispect BV, Postbus 654, 2600 AR te Delft (tel. nr. 0152691500 en fax nr. 015-2850507.

I.7. Paragraaf 2, lid 19, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin wordt `worden deze zaken ter keuring aan de Waarborg Platina, Goud en Zilver NV aangeboden' vervangen door: worden deze zaken aangemeld bij Verispect BV.

b. De tweede en derde volzin worden vervangen door één volzin, luidende: Als inderdaad sprake is van valse keurmerken, zullen die aanwezige keurmerken moeten worden vernietigd.

c. In de laatste volzin wordt `de Economische Controledienst' vervangen door: de FIOD-ECD.

I.8. In § 2, lid 21, eerste volzin, wordt `het hoofd van de met de invordering belaste eenheid van de Belastingdienst' vervangen door: de voorzitter van het managementteam van het met de invordering belaste organisatieonderdeel van de Belastingdienst.

I.9. In § 2, lid 28, derde volzin, wordt `op de eenheid van de Belastingdienst' vervangen door: door de ontvanger.

I.10. In § 3, derde lid, eerste volzin, wordt `Als het beslag is gelegd in het ambtsgebied van een andere eenheid van de Belastingdienst dan waar de belastingschuldige woont en dus om praktische redenen doorgaans door een andere dan de beslagleggende deurwaarder zal moeten worden betekend' vervangen door: Als een beslag om praktische redenen door een ander dan de beslagleggende deurwaarder moet worden betekend.

I.11. In § 4, zevende lid, vierde volzin, wordt `van de eenheid van de Belastingdienst' vervangen door: van het kantoor van het organisatieonderdeel van de Belastingdienst.

I.12. Paragraaf 4, achtste lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. De eerste volzin vervalt.

b. De tweede volzin (oud) wordt vervangen door twee nieuwe volzinnen, luidende: De door de derde-beslagene aan de belastingdeurwaarder in de verklaring genoemde verschuldigde opeisbare geldsommen, verschuldigde goederen en/of af te geven zaken dienen na die verklaring aan de Belastingdienst te worden afgedragen. Daartoe wordt de derde-beslagene namens de belastingdeurwaarder door de ontvanger schriftelijk uitgenodigd.

I.13. In § 4, tiende lid, eerste volzin, vervalt `zeven kalenderdagen na het afleggen van de verklaring nog'. Voorts wordt in die volzin na `of zaken' ingevoegd: binnen de termijn genoemd in de schriftelijke uitnodiging als bedoeld in het achtste lid.

I.14. In § 5, tweede lid, laatste volzin, wordt `president van de rechtbank' vervangen door: voorzieningenrechter. Voorts wordt `artikel 563, derde lid' vervangen door: artikel 563, tweede lid.

J. In hoofdstuk III, artikel 17, § 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

J.1. In het vierde lid, eerste volzin, wordt `artikel 52, derde lid' vervangen door: artikel 52, tweede lid.

J.2. In het vijfde lid, laatste volzin, vervalt `van de rechtbank'.

K. In hoofdstuk III, artikel 19, § 2, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de eerste volzin wordt na `belastingschulden' ingevoegd: (als ook invorderingsrente en heffingsrente).

b. Na de laatste volzin wordt toegevoegd:

Voor de vraag of een bestuurlijke boete in een faillissement valt, is uitsluitend van belang de dagtekening van de desbetreffende beschikking. Indien die beschikking is gedagtekend voor het faillissement, kan de boete in het faillissement worden aangemeld. Ligt de dagtekening na uitspraak van het faillissement, ook al heeft de boete betrekking op een situatie van vóór het faillissement, dan kan de boete niet meer in het faillissement worden aangemeld.

L. In hoofdstuk IV, artikel 22, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

L.1. Paragraaf 1, lid 2a, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin wordt na `deze leidraad)' ingevoegd: op grond van artikel 435, derde lid, Rv.

b. In de tweede volzin wordt `Door het indienen van deze schriftelijke mededeling krijgt het beslag' vervangen door: In alle gevallen waarin een beroep op artikel 435, derde lid, Rv wordt gedaan, krijgt het beslag door het indienen van de in dat lid bedoelde schriftelijke mededeling.

L.2. In § 5, eerste lid, eerste volzin, wordt `bevoegde ontvanger' vervangen door: ontvanger, waaronder de belastingschuldige ressorteert.

L.3. In § 5, vijfde lid, eerste volzin, wordt `bevoegde directeur' vervangen door: directeur.

M. In hoofdstuk IV, artikel 23, § 1, eerste lid, eerste volzin, wordt `op met fideï-commis bezwaarde goederen' vervangen door: op goederen, verkregen onder de ontbindende voorwaarde van overlijden waarbij zich een opschortende voorwaarde ten gunste van een verwachter aansluit.

N. In hoofdstuk IV, artikel 24, § 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

N.1. In het vierde lid, vijfde volzin, wordt `CBA' vervangen door: B/CA.

N.2. Het vijfde lid wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin wordt `Wanneer de belastingschuldige, hetzij als moedermaatschappij hetzij als dochtermaatschappij, onderdeel uitmaakt van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting' vervangen door: Wanneer de belastingschuldige, als moedermaatschappij dan wel als centrale maatschappij, onderdeel uitmaakt van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting als bedoeld in artikel 15 dan wel artikel 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.

b. In de derde volzin wordt `, failliet is verklaard, met dien verstande echter dat sprake moet zijn van een teruggaaf die is verleend aan een tot de fiscale eenheid behorende of behoord hebbende maatschappij die niet failliet is verklaard' vervangen door: failliet zijn verklaard.

c. De laatste volzin vervalt.

N.3. Na het vijfde lid wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

Voeging en ontvoeging van de fiscale eenheid binnen één boekjaar

5a. Indien een dochtermaatschappij in de loop van haar boekjaar deel gaat uitmaken van een fiscale eenheid en deze eenheid ten aanzien van die dochtermaatschappij nog in hetzelfde boekjaar eindigt, wordt geacht voor de heffing van vennootschapsbelasting, met betrekking tot die tussenliggende periode ten aanzien van die dochtermaatschappij geen fiscale eenheid tot stand te zijn gekomen.

Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing op een bestaande fiscale eenheid die in de loop van het boekjaar deel gaat uitmaken van een andere fiscale eenheid en nog in hetzelfde boekjaar uit laatstgenoemde eenheid wordt ontvoegd. Evenwel blijven in de hiervoor genoemde gevallen verrekeningen die plaats hebben gevonden in de periode die is gelegen tussen de voeging en de ontvoeging in stand.

N.4. In het achtste lid, derde volzin, wordt `CBA' vervangen door: B/CA.

N.5. Lid 14 wordt gewijzigd als volgt.

a. In de tweede volzin wordt `bij een andere divisie' vervangen door: van een ander organisatieonderdeel van de Belastingdienst, dan een organisatieonderdeel van de Belastingdienst dat belast is met douaneaangelegenheden,.

b. In de derde volzin wordt `een douanedistrict een andere eenheid benadert, zal de aangezochte eenheid' vervangen door: een organisatieonderdeel van de Belastingdienst dat belast is met douaneaangelegenheden een ander organisatieonderdeel van de Belastingdienst, dat niet met die aangelegenheden is belast, benadert, zal dat aangezochte organisatieonderdeel.

c. De vierde volzin wordt vervangen door: In de situatie dat een teruggaaf van een organisatieonderdeel van de Belastingdienst dat niet belast is met douaneaangelegenheden, wordt verrekend met een vordering van een organisatieonderdeel van de Belastingdienst dat belast is met douaneaangelegenheden, zal het betreffende organisatieonderdeel van de Belastingdienst dat belast is met douaneaangelegenheden aan de schuldenaar bericht moeten zenden over deze verrekening.

d. In de vijfde volzin wordt `dit district' vervangen door: dit organisatieonderdeel van de Belastingdienst, dat belast is met douaneaangelegenheden,.

O. In hoofdstuk IV, artikel 25, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

O.1. In § 1, lid 16, worden na de derde volzin twee nieuwe volzinnen ingevoegd, luidende: Opgemerkt wordt dat de ontvanger terughoudend dient te zijn met het aanvaarden van aangeboden zekerheid op goederen die sterk aan waardeverandering onderhevig zijn, zoals bijvoorbeeld aandelen en voorraden. Is echter sprake van een zodanige zekerheidsstelling, dan dient de ontvanger extra alert te zijn bij het bewaken daarvan.

O.2. Paragraaf 2, eerste lid, voorlaatste volzin, wordt vervangen door: Te denken valt bijvoorbeeld aan een beschikking heffings- of invorderingsrente en aan een beschikking aansprakelijkstelling.

O.3. In § 4, vierde lid, wordt na de laatste volzin een volzin toegevoegd, luidende: Zie ook artikel 25, paragraaf 1, lid 16, van deze leidraad, waarbij wordt opgemerkt dat in het kader van de conserverende belastingaanslagen zekerheidsstelling op voorraden in beginsel niet zal worden aanvaard.

O.4. In § 4, tiende lid, laatste volzin, wordt `voor de duur van dit uitstel' vervangen door: alleen voor de duur van het uitstel van betaling voor het bedrag van de definitieve conserverende aanslag dat de voorlopige conserverende aanslag te boven gaat,.

O.5. Paragraaf 5b, tweede en derde lid, wordt vervangen door:

Duur van het uitstel

2. Het uitstel vangt aan vanaf de dag na de vervaldag van de voor de belastingaanslag geldende enige of laatste betalingstermijn.

De maximale termijn waarvoor uitstel van betaling kan worden verleend wordt indirect bepaald door de omstandigheden genoemd in de artikelen 3.111 en 3.116, eerste en derde lid, Wet inkomstenbelasting 2001.

Opeisbaarheid conserverende belastingaanslag/beëindiging uitstel

3. Het uitstel eindigt van rechtswege als zich een omstandigheid voordoet waardoor de woning ophoudt een eigen woning te zijn in de zin van artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001, indien de belastingschuldige een voordeel geniet als gevolg van een kapitaalsuitkering op grond van de kapitaalsverzekering eigen woning (vgl. artikel 3.116, eerste lid, Wet inkomstenbelasting 2001) of indien de kapitaalsverzekering eigen woning geacht wordt tot uitkering te zijn gekomen in de zin van artikel 3.116, derde lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001. De ontvanger trekt alsdan het uitstel in bij voor bezwaar vatbare beschikking. De belastingaanslag wordt vervolgens invorderbaar.

O.6. Paragraaf 5c, afdeling 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. In onderdeel c, wordt na `aandelen' telkens ingevoegd: of winstbewijzen.

b. Onderdeel d wordt vervangen door:

d. de overgang onder algemene titel alsmede de overgang krachtens erfrecht onder bijzondere titel van aandelen of winstbewijzen naar een niet in Nederland woonachtige natuurlijke persoon.

O.7. Paragraaf 5c, afdeling 2, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin wordt `aandelen in de familiesfeer' vervangen door: aandelen of winstbewijzen in de familiesfeer.

b. In de tweede volzin wordt `aandelen zijn geschonken' vervangen door: aandelen of winstbewijzen zijn geschonken. Voorts wordt `alle aandelen' vervangen door: alle aandelen of winstbewijzen.

O.8. In § 5c, afdeling 2, tweede lid, tweede volzin, wordt `aandelen' telkens vervangen door: aandelen of winstbewijzen.

O.9. In § 5d, derde lid, laatste volzin, wordt `bestanddelen' vervangen door: vermogensbestanddelen.

O.10. In § 11, vijfde lid, eerste volzin, wordt `CBA' vervangen door: B/CA.

P. In hoofdstuk IV, artikel 26, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

P.1. Paragraaf § 1, derde lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin wordt na `ontslag van de betalingsverplichting te verlenen' toegevoegd:, voor het bedrag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld,.

b. De tweede volzin wordt vervangen door: Deze mogelijkheid is gegrond op artikel 53, derde lid, van de wet.

P.2. In § 1, zesde lid, eerste volzin, vervalt `en voor'. Voorts wordt na `Landinrichtingswet' ingevoegd: en voor belastingaanslagen die zijn opgelegd wegens verschuldigde kosten op grond van de Reconstructiewet concentratiegebieden.

P.3. In § 1, achtste lid, eerste volzin, wordt `de ontvanger die belast is met de invordering' vervangen door: de ontvanger, waaronder de belastingschuldige ressorteert.

P.4. In § 1, lid 16, wordt

`- de belastingschuldige in surseance van betaling of in staat van faillissement verkeert dan wel ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard tenzij een akkoord is gesloten als bedoeld in de artikelen 138, 252 en 329 FW;' vervangen door:

- de belastingschuldige in surseance van betaling of in staat van faillissement verkeert tenzij een akkoord is gesloten als bedoeld in de artikelen 138 en 252 FW;

- ten aanzien van de belastingschuldige de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, tenzij sprake is van een akkoord als bedoeld in artikel 329 FW, dan wel van een belastingaanslag, niet zijnde een belastingaanslag als bedoeld in artikel 8 tweede lid, van de regeling, voor zover die materieel verschuldigd is geworden op een tijdstip of over een tijdvak dat is gelegen na de uitspraak waarbij de schuldsaneringsregeling van toepassing is verklaard en niet kan worden aangemerkt als een boedelschuld;.

P.5. In § 2, eerste lid, wordt na de laatste volzin een alinea toegevoegd, luidende:

Het kwijtscheldingsbeleid verwoord in deze paragraaf ziet tevens op belastingaanslagen in de inkomstenbelasting, verschuldigd door natuurlijke personen die een uitkering genieten op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars, de zogenoemde Wikkers.

P.6. Na § 2, lid 11, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

Beroepsvermogen wikker

11a. Als sprake is van een belastingschuldige die een uitkering geniet ingevolge de Wet inkomensvoorziening kunstenaars wordt het vermogen dat noodzakelijk is voor de uitoefening van het beroep van kunstenaar niet als vermogensbestanddeel in aanmerking genomen.

P.7. In § 2, lid 12, wordt na de laatste volzin een alinea toegevoegd, luidende:

Is sprake van een belastingschuldige ten aanzien van wie de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard en die belastingschuldige verzoekt om kwijtschelding van een belastingaanslag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de regeling, dan wordt het verzoek behandeld als ware geen sprake van een schuldsaneringsregeling overeenkomstig het terzake geldende bestaande beleid. Dit betekent dus onder meer dat bij de berekening van de betalingscapaciteit op het inkomen van de belastingschuldige niet in mindering wordt gebracht dat deel van het inkomen dat onder beheer van de bewindvoerder naar de boedel gaat.

P.8. Paragraaf 2, lid 13, laatste volzin, wordt vervangen door: Zie ook artikel 26, § 2, lid 18, van deze leidraad.

P.9. Paragraaf 2, lid 15, derde en vierde volzin, vervalt.

P.10. In § 2, lid 17b, wordt `€ 1285', `€ 1906', `€ 87', € 160' en `€ 80' vervangen door onderscheidenlijk: € 1311, € 1944, € 89, € 163 en € 81.

P.11. Paragraaf 2, lid 18, laatste volzin, wordt vervangen door: Ook de inkomsten uit het houden van kostgangers en de inkomsten uit kamerverhuur en onderverhuur worden tot de overige inkomsten gerekend. Zie in dit verband ook artikel 26, lid 24A, van deze leidraad.

P.12. Na § 2, lid 18, worden een nieuw lid ingevoegd, luidende:

Netto-besteedbaar inkomen wikkers

18A. Natuurlijke personen die een uitkering genieten op grond van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (Wik-uitkering) worden voor de toepassing van het kwijtscheldingsbeleid in beginsel behandeld als particulieren.

Bij kunstenaars, die in het jaar (of een deel van het jaar) voorafgaand aan het jaar waarin het verzoek om kwijtschelding wordt ingediend een Wik-uitkering hebben genoten, worden ter bepaling van het netto-besteedbaar inkomen naast die Wik-uitkering en de eventuele werkelijke inkomsten als bedoeld in artikel 14, eerste en tweede lid, van de regeling, zoals bijvoorbeeld looninkomsten of de onder overige inkomsten gerangschikte inkomsten uit het houden van kostgangers, ook als overige inkomsten de inkomsten uit de vrije beroepsuitoefening in aanmerking genomen. Deze laatste inkomsten worden forfaitair bepaald. Deze inkomsten worden in aanmerking genomen voor het bedrag dat blijkt uit de opgave van de in het kalenderjaar genoten inkomsten die de belastingschuldige aan het college van burgemeester en wethouders moet verstrekken ten behoeve van de definitieve vaststelling van de hoogte van de uitkering, bedoeld in artikel 10 van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars.

Van de kunstenaar die in het voorafgaande kalenderjaar geen Wik-uitkering heeft genoten worden de totale inkomsten - in afwijking van het hierboven genoemde - gesteld op het bedrag van de voor hem geldende bijstandsnorm, met inbegrip van de maximale toeslag.

P.13. In § 2, lid 21, tweede en vierde volzin, wordt `1 januari 2003' vervangen door: 1 juli 2003.

P.14. Na § 2, lid 24, wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

Uitgaven onderverhuur c.q. kamerverhuur en het houden van kostgangers

24A. Is sprake van onderverhuur c.q. kamerverhuur dan wordt hetgeen door de onderhuurder c.q. kamerhuurder wordt betaald, geheel als overige inkomsten aangemerkt.

Ook inkomsten uit het houden van kostgangers worden tot de overige inkomsten gerekend.

Anders dan bij onderverhuur c.q. kamerverhuur worden op de inkomsten uit het houden van kostgangers wel kosten in mindering gebracht, voor zover die kosten de met het houden van kostgangers genoten inkomsten niet overschrijden. De kosten die in mindering kunnen worden gebracht bedragen forfaitair € 226,50 per maand, dus ongeacht de werkelijke kosten. Als sprake is van het houden van kostgangers die niet een volle week de kost genieten, vindt toepassing van dit forfait naar evenredigheid plaats, waarbij een maand op 30 dagen wordt gesteld.

P.15. Paragraaf 2, lid 26, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de achttiende volzin wordt `1 juli 2002' vervangen door: 1 januari 2003.

b. In de achttiende volzin, achter het eerste gedachtestreepje, wordt `€ 803', `€ 1003', `€ 1047' en `€ 1058' vervangen door onderscheidenlijk: € 818, € 1023, € 1070 en € 1078.

c. In de achttiende volzin, achter het tweede gedachtestreepje, wordt `€ 702', `€ 903' en `€ 944' vervangen door onderscheidenlijk: € 716, € 920 en € 964.

d. In de achttiende volzin, achter het derde gedachtestreepje, wordt `€ 502', `€ 702' en `€ 743' vervangen door onderscheidenlijk: € 512, € 716 en € 760.

e. In voorbeeld 1 wordt in de vijfde en zesde volzin `€ 702' vervangen door: € 716. Vervolgens wordt in de zevende volzin `€ 750 minus € 702 = € 48 x 80% = € 38' vervangen door: € 750 minus € 716 = € 34 x 80% = € 27.

f. In voorbeeld 2 wordt in de vijfde volzin `€ 903' en `€ 702' vervangen door onderscheidenlijk: € 920 en € 716.

g. In voorbeeld 3 wordt `€ 803' telkens vervangen door: € 818.

P.16. In § 2, lid 26a, eerste volzin, wordt `€ 254' vervangen door: € 255.

P.17. In § 2a, achtste lid, laatste volzin, wordt na `formalisering' ingevoegd: in beginsel.

P.18. Paragraaf 2a, lid 14, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin wordt `artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b, d, e en f' vervangen door: artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b, e, f en g.

b. In de zesde volzin wordt `artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b, d, e en f' vervangen door: artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b, e, f en g.

c. In de laatste volzin vervalt `- de eis dat de omzetbelasting ex artikel 29, tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968 volledig op aangifte wordt voldaan niet meer kan worden gesteld;'.

P.19. In § 2a, lid 16, wordt onder vervanging van de punt aan het slot door een punt-komma aan de opsomming toegevoegd:

- indien in het (buiten)gerechtelijk akkoord aanslagen worden betrokken waarvoor de premieschuldige schuldig nalatig is verklaard, worden die aanslagen niet kwijtgescholden, maar worden deze beschouwd als een natuurlijke verbintenis.

P.20. Paragraaf 4, zevende lid, onderdeel c, vervalt onder verlettering van de onderdelen d, e en f in onderscheidenlijk c, d en e.

P.21. In § 4, achtste lid, wordt na de vijfde volzin een volzin ingevoegd, luidende: Daartoe behoort ook de omzetbelasting ex artikel 29, tweede lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968,

P.22. Paragraaf 4, dertiende lid, vervalt.

P.23. In § 6, eerste lid, laatste volzin, wordt `de bevoegde ontvanger' vervangen door: de ontvanger, waaronder de belastingschuldige ressorteert,.

P.24. In § 8, derde lid, derde volzin, wordt `Belastingdienst/FIOD/Informatie c.q. aan de Belastingdienst/Douanedistrict Arnhem' vervangen door: FIOD-ECD, kantoor Haarlem Internationaal c.q. aan de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Arnhem.

P.25. Paragraaf 9, eerste lid, derde volzin, wordt vervangen door: Op grond van artikel 25, achtste lid, van de wet kan, nadat voldoende zekerheid is gesteld, voor de duur van tien jaren uitstel van betaling worden verleend voor die belastingaanslagen betreffende de inkomstenbelasting die is verschuldigd door de toepassing van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomstenbelasting 2001 indien de verkrijger een natuurlijk persoon is die niet in Nederland woont en de verkregen aandelen of winstbewijzen geen deel uitmaken van het vermogen van een voor zijn rekening gedreven Nederlandse onderneming als bedoeld in artikel 7.2 van die wet of behoren tot het resultaat uit een werkzaamheid in Nederland van hem, of door toepassing van artikel 4.16, eerste lid, onderdeel h, of van artikel 7.5, vierde, vijfde of zevende lid, van die wet.

Q. Hoofdstuk IV, artikel 27, § 1, zevende lid, laatste volzin, vervalt.

R. In hoofdstuk V, artikel 28, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

R.1. In § 1, tweede lid, onder c, vervalt `door verloop van de tweejaarstermijn of'. Voorts wordt `artikel 25, zesde lid, tweede volzin' vervangen door: artikel 25, zesde lid, onder a, b of c.

R.2. Paragraaf 1, derde lid, derde volzin, wordt vervangen door twee nieuwe volzinnen, luidende: Als tot terugbetaling van rechten bij invoer of van rechten bij uitvoer wordt overgegaan op grond van de artikelen 236, 237 of 238 van het CDW, omdat het oorspronkelijk op de uitnodiging tot betaling betaalde bedrag niet wettelijk verschuldigd is, wordt invorderingsrente vergoed. Deze rente wordt vergoed over ten hoogste het bedrag dat op de oorspronkelijke uitnodiging tot betaling is voldaan.

R.3. In § 1, vierde lid, eerste en tweede volzin, wordt `CBA' vervangen door: B/CA.

R.4. In § 2, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. De eerste volzin wordt vervangen door: Naast de gevallen waarin ten aanzien van de renteberekening abusievelijk onjuiste data of een onjuist percentage of bedrag wordt gehanteerd zal geen rente in rekening worden gebracht, dan wel rente worden terugbetaald ingeval van verrekening met een belastingaanslag, waaraan naderhand een nieuwe dagtekening is toegekend.

b. De tweede tot en met tiende volzin vervallen.

R.5. In § 2, vierde lid, derde volzin, wordt `door voornoemde afdeling' vervangen door: door voornoemd team.

R.6. In § 3, tweede lid, eerste volzin, wordt `voorbeeld 9' vervangen door: voorbeeld 3.

S. In hoofdstuk VI, artikel 32, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

S.1. In § 3, eerste lid, laatste volzin, wordt `voorbeelden 7 en 8' vervangen door: voorbeelden 1 en 2.

S.2. In § 5, eerste lid, eerste volzin, wordt `over een periode voor de kennisgeving waarmee de ontvanger de beschikking tot aansprakelijkstelling bekendmaakt' vervangen door: over een periode die voorafgaat aan de dagtekening van de beschikking tot aansprakelijkstelling.

S.3. In § 5, tweede lid, eerste en enige volzin, wordt `na de kennisgeving waarmee de beschikking tot aansprakelijkstelling is bekendgemaakt' vervangen door: na aansprakelijkstelling.

T. In hoofdstuk VI, artikel 34, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

T.1. In § 3, eerste lid, vierde volzin, wordt `Belastingdienst/CBA' vervangen door: B/CA.

T.2. In § 3, vijfde lid, opschrift en eerste volzin, wordt `CBA' vervangen door: B/CA.

T.3. In § 5, tweede lid, vijfde volzin, wordt `betwistingsfase' vervangen door: bezwaar- of beroepsfase.

U. In hoofdstuk VI, artikel 35, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

U.1. In § 6, tweede lid, laatste volzin, wordt `met de inspecteur van de eenheid die competent is met betrekking tot de eigenbouwer' vervangen door: met de inspecteur, waaronder de eigenbouwer ressorteert.

U.2. In § 11, eerste lid, laatste volzin, wordt `artikel 49, vierde lid, van de wet' vervangen door: artikel 49, vierde lid (oud), van de wet.

U.3. In § 11, vierde, vijfde en zesde lid, wordt `CBA' telkens vervangen door: B/CA.

U.4. In § 12, derde lid, zesde volzin, wordt `de betwisting' vervangen door: een tegen de aansprakelijkstelling ingediend bezwaarschrift.

U.5. Paragraaf 15, tweede lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. Het opschrift `Bevoegde ontvanger' wordt vervangen door: Indiening verzoek.

b. In de eerste en enige volzin wordt `de ontvanger over de woonplaats of vestigingsplaats van de onderaannemer' vervangen door: de ontvanger waaronder de onderaannemer ressorteert.

V. In hoofdstuk VI, artikel 36, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

V.1. In § 5, lid 20, laatste volzin, wordt `bij de burgerlijke rechter in een procedure over de aansprakelijkheid' vervangen door: bij de behandeling van het bezwaar en/of beroepschrift tegen de aansprakelijkstelling.

V.2. Paragraaf 5, lid 21, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de vijfde volzin vervalt `echter'.

b. Na de vijfde volzin wordt ingevoegd: Vorenstaande voorwaarde is niet van toepassing wanneer een bedrag aan belasting en/of premies tijdig op aangifte wordt voldaan en die voldoening vindt plaats in het kader van een prolongatieregeling of betalingsregeling. De betalingsonmacht hoeft dan niet opnieuw te worden gemeld.

V.3. Paragraaf 6, vierde lid, laatste volzin, wordt vervangen door: Nadat de ontvanger de bestuurder aansprakelijk heeft gesteld wordt een dergelijke controle niet meer ingesteld.

W. In hoofdstuk VI, artikel 36a, § 4, derde lid, eerste en enige volzin, vervalt `- de bestuurder bezwaar kan maken tegen de aanslag of de navorderingsaanslag (zie artikel 50 van de wet);'.

X. In hoofdstuk VI, artikel 37, § 1, derde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In het opschrift wordt `beroepssporters en buitenlandse artiesten' vervangen door: beroepssporters, buitenlandse artiesten en buitenlandse gezelschappen.

b. In de eerste volzin wordt `buitenlandse artiesten of beroepssporters' vervangen door: buitenlandse artiesten, beroepssporters of buitenlandse gezelschappen.

Y. Hoofdstuk VI, artikel 39, wordt vervangen door:

Artikel 39

§ 1. Aansprakelijkheid fiscale eenheid vennootschapsbelasting

Algemeen

1. Artikel 39 bepaalt dat onder omstandigheden de dochtermaatschappij van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 alsmede de ledenmaatschappijen van de fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de fiscale eenheid als bedoeld in voornoemde artikelen, verschuldigde vennootschapsbelasting.

Voor de heffing van vennootschapsbelasting wordt op verzoek van de dochtermaatschappij respectievelijk ledenmaatschappij en de moedermaatschappij, de vennootschapsbelasting van hen geheven alsof er één belastingplichtige is.

Deze wijze van heffing vindt met ingang van 1 januari 2003 - afgezien van een eventuele beperkte terugwerkende kracht op verzoek - plaats vanaf het moment waarop de fiscale eenheid tot stand is gekomen. Dit betekent dat de totstandkoming van een fiscale eenheid op elk willekeurig moment in de loop van een boekjaar kan ingaan, met andere woorden de totstandkoming van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting werkt niet meer vanzelfsprekend terug tot het begin van het boekjaar. De ontvoeging kan derhalve vanaf 1 januari 2003 in de loop van een boekjaar plaatsvinden.

Ontvoeging binnen het boekjaar

2. Indien een dochtermaatschappij in de loop van haar boekjaar deel gaat uitmaken van een fiscale eenheid en deze eenheid ten aanzien van die dochtermaatschappij nog in hetzelfde boekjaar eindigt, wordt geacht voor de heffing van vennootschapsbelasting, met betrekking tot die tussenliggende periode ten aanzien van die dochtermaatschappij geen fiscale eenheid tot stand te zijn gekomen.

Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing op een bestaande fiscale eenheid die in de loop van het boekjaar deel gaat uitmaken van een andere fiscale eenheid en nog in hetzelfde boekjaar uit laatstgenoemde eenheid wordt ontvoegd.

Omvang aansprakelijkheid

3. De aansprakelijkheidsregel van artikel 39 van de wet houdt in dat de dochtermaatschappijen als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 onderscheidenlijk de ledenmaatschappijen als bedoeld in artikel 15a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door de fiscale eenheid verschuldigde vennootschapsbelasting. De aansprakelijkheid van de dochtermaatschappijen onderscheidenlijk de ledenmaatschappijen omvat de materiële belastingschuld die gedurende het bestaan van de fiscale eenheid is ontstaan.

Z. In hoofdstuk VI, artikel 44, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

Z.1. Paragraaf 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de vierde volzin, eerste gedachtestreepje, wordt na `Wet inkomstenbelasting 2001,' ingevoegd: het belastbare resultaat uit overige werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en derde lid, en 3.92 van die wet,.

b. In de vierde volzin, tweede gedachtestreepje, wordt `belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang' vervangen door: inkomen uit aanmerkelijk belang, vóór de vermindering met de persoonsgebonden aftrek,.

Z.2. In § 4, eerste lid, tweede volzin, wordt `artikel 49, tweede lid' vervangen door: artikel 49, eerste lid.

AA. In hoofdstuk VI, artikel 44a, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

AA.1. Paragraaf 1, vijfde lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin wordt `competente inspecteur' vervangen door: inspecteur, waaronder de belastingplichtige ressorteert,.

b. De tweede volzin vervalt.

c. In de laatste volzin vervalt `competente'.

AA.2. Paragraaf 1, negende lid, tweede volzin, wordt vervangen door: De verschuldigde belasting is het bedrag van de belasting dat in het desbetreffende jaar meer is verschuldigd ter zake van alle in het jaar ingevolge de artikelen 3.133, 3.135 of 3.136 van de Wet inkomstenbelasting 2001 als negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen in aanmerking genomen premies, alsmede het over die premies behaalde rendement, bedoeld in artikel 3.137 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

BB. In hoofdstuk VI, artikel 44b, § 1, zesde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de eerste volzin wordt `competente inspecteur' vervangen door: inspecteur, waaronder de belastingplichtige ressorteert,.

b. De tweede volzin vervalt.

c. In de laatste volzin vervalt `competente'.

CC. In hoofdstuk VI, artikel 44c, § 1, vierde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de eerste volzin wordt `competente inspecteur' vervangen door: inspecteur, waaronder de belastingplichtige ressorteert,.

b. De tweede volzin vervalt.

c. In de laatste volzin vervalt `competente'.

DD. In hoofdstuk VI, artikel 46, § 1, derde lid, eerste en tweede volzin, wordt `executeur-testamentair' vervangen door: executeur.

EE. In hoofdstuk VI, artikel 47, § 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

EE.1. Het eerste lid wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin, wordt `uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen' vervangen door: executeurs van nalatenschappen.

b. Na de laatste volzin wordt een alinea toegevoegd, luidende:

Op grond van artikel 72, tweede lid, van de Successiewet 1956 is de door de rechter benoemde vereffenaar gehouden tot alle bij die wet aan erfgenamen opgelegde verplichtingen, waaronder het doen van aangifte voor het successierecht en de betaling daarvan. De door de rechter benoemde vereffenaar is dan ook hoofdelijk aansprakelijk voor het verschuldigde successierecht, tenzij de aangifte niet door hem is gedaan.

EE.2. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Executeurs van nalatenschappen.

b. In de eerste volzin wordt `uitvoerder van uiterste wilsbeschikkingen' vervangen door: executeur van nalatenschappen.

EE.3. In het derde lid worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In het opschrift wordt `Meer executeurs-testamentair' vervangen door: Meer executeurs.

b. In de eerste volzin wordt `executeur-testamentair' vervangen door: executeur.

c. De tweede volzin wordt vervangen door: In dat geval is ieder van de executeurs hoofdelijk aansprakelijk op grond van artikel 47 van de wet.

EE.4. Het vierde lid vervalt.

EE.5. In het vijfde lid, eerste volzin, wordt na `executeur' ingevoegd: of de door de rechter benoemde vereffenaar van de nalatenschap.

FF. In hoofdstuk VI, artikel 48, § 1, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

FF.1. Het tweede lid wordt gewijzigd als volgt.

a. In het opschrift vervalt `; recht van beraad'.

b. In de eerste volzin vervalt `of de erfgenamen zich het recht van beraad hebben voorbehouden' en `respectievelijk de beslissing van de erfgenamen'.

c. Na de eerste volzin wordt een nieuwe volzin ingevoegd, luidende: Zie echter ook artikel 14, § 1, tweede lid, van deze leidraad.

FF.2. In het derde lid, tweede volzin, wordt `In afwijking van de artikelen 4:1146 en 4:1147' vervangen door: In afwijking van artikel 4:182, tweede lid,.

FF.3. In het vierde lid wordt `artikel 49, tweede lid' vervangen door: artikel 49, eerste lid.

GG. In hoofdstuk VI, artikel 49, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

GG.1. In § 1, eerste lid, laatste volzin, wordt `bij beschikking' vervangen door: bij voor bezwaar vatbare beschikking.

GG.2. Paragraaf 1, derde lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. De derde volzin vervalt.

b. In de laatste volzin wordt `de kennisgeving van de beschikking' vervangen door: de beschikking.

Voorts wordt `dat de kennisgeving mede moet worden gezien' vervangen door: dat deze beschikking mede moet worden gezien.

GG.3. In § 1, lid 3a, wordt na de enige en laatste volzin een volzin toegevoegd, luidende: Het vorenstaande geldt dienovereenkomstig in het geval het betreft een volledig aansprakelijke vennoot van een maat- of vennootschap indien de aansprakelijkheid betreft de schulden van de maat- of vennootschap.

GG.4. Paragraaf 1, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de derde volzin wordt `voldoet aan het vereiste' vervangen door: is eveneens.

b. In de vierde volzin wordt `is niet noodzakelijk' vervangen door: is dus niet noodzakelijk.

c. De zesde volzin wordt vervangen door: Als de derde ook aansprakelijk wordt gesteld voor de boete dienen de gronden waarop de aansprakelijkstelling berust te zijn vermeld in de beschikking.

d. In de achtste volzin wordt `In de kennisgeving' vervangen door: In de kennisgeving waarin het voornemen tot het opleggen van een vergrijpboete wordt aangekondigd,.

e. In de negende volzin wordt `de kennisgeving' vervangen door: die kennisgeving.

GG.5. Na § 1, vierde lid, worden twee nieuwe leden ingevoegd, luidende:

AWR en Awb van toepassing

5. De beschikking aansprakelijkstelling is een voor bezwaar vatbare beschikking. Dit houdt in dat dezelfde rechtsmiddelen - bezwaar, beroep en beroep in cassatie - open staan als die welke zijn opgenomen in hoofdstuk V van de AWR en dat ook de Awb en het Voorschrift Awb 1997 van toepassing zijn.

Aansprakelijkheid voor invorderingsrente

6. Indien aan de aansprakelijk gestelde invorderingsrente in rekening moet worden gebracht, wordt de rente berekend over het bedrag dat aan enkelvoudige belasting is verschuldigd. Voorzover in het bedrag van de aansprakelijkstellingsbeschikking tevens een bedrag aan invorderingsrente is opgenomen - zie artikel 32, § 3, eerste lid - wordt over dat bedrag geen rente in rekening gebracht.

GG.6. In § 2, tweede lid, eerste volzin, wordt `vindt aansprakelijkstelling van een derde in beginsel niet plaats voordat' vervangen door: kan aansprakelijkstelling van een derde pas plaatsvinden nadat.

GG.7. Paragraaf 2, derde lid, vervalt.

GG.8. Paragraaf 2, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin wordt `door middel van een gedagtekende kennisgeving die wordt verzonden' vervangen door: door toezending.

b. In de tweede volzin wordt `kennisgeving van aansprakelijkstelling' vervangen door: beschikking. Voorts wordt `gesteld, de termijn' vervangen door: gesteld en de termijn. Tenslotte vervalt `, en de grond waarop de aansprakelijkheid berust'.

c. Na de tweede volzin wordt een volzin ingevoegd, luidende: Aangezien de bepalingen van de Awb inzake de motivering van een besluit (afdeling 3.7, artikelen 3:46 tot en met 3:50) mede van toepassing zijn op de beschikking waarbij aansprakelijk wordt gesteld, moeten ook de gronden waarop de aansprakelijkheid berust in de beschikking worden vermeld.

d. In de vijfde volzin (oud) wordt `de aansprakelijkstelling gemotiveerd te betwisten' vervangen door: zijn bezwaar tegen de aansprakelijkstelling te motiveren.

e. De zesde volzin (oud) vervalt.

f. In de voorlaatste volzin vervalt `met die belastingaanslag verband houdende'.

GG.9. In § 2, vijfde lid, eerste volzin, wordt `In de kennisgeving waarbij aansprakelijk wordt gesteld' vervangen door: Als de ontvanger een derde aansprakelijk stelt.

GG.10. Paragraaf 2, zesde lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin wordt `artikel 50, derde lid' vervangen door: artikel 49, vijfde lid. Voorts wordt `belastingaanslag' vervangen door: belasting.

b. In de tweede volzin wordt `bij nadere conclusies in een gerechtelijke procedure' vervangen door: bij bezwaar, beroep of beroep in cassatie.

c. In de derde volzin wordt `belastingaanslag' vervangen door: belasting.

d. In de voorlaatste volzin wordt `tot beschikkingen en met de in het civiele recht geldende stel- en bewijsplicht' vervangen door: tot bezwaar, beroep of beroep in cassatie.

e. In de laatste volzin vervalt `- ook in de administratieve voorfase -'.

GG.11. Paragraaf 2, zevende lid, vervalt.

GG.12. Paragraaf 2, achtste lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin wordt `artikel 50, derde lid' vervangen door: artikel 49, vijfde lid.

b. In de tweede volzin wordt `binnen 3 maanden tot aansprakelijkstelling' vervangen door: binnen 3 maanden na het leggen van het conservatoir beslag tot aansprakelijkstelling'. Voorts wordt `rechter' telkens vervangen door: voorzieningenrechter.

GG.13. Paragraaf 2, negende tot en met zestiende lid, vervalt.

GG.14. Paragraaf 3 wordt vervangen door een nieuwe paragraaf 3, luidende:

§ 3. Bezwaar, beroep en beroep in cassatie tegen de beschikking aansprakelijkstelling

Beschikking aansprakelijkstelling voor bezwaar vatbare beschikking

1. De beschikking waarbij een derde aansprakelijk wordt gesteld is een voor bezwaar vatbare beschikking. Op grond van artikel 49, derde lid, van de wet, staan met betrekking tot de beschikking aansprakelijkstelling dezelfde rechtsmiddelen open (bezwaar, beroep en beroep in cassatie) als die welke zijn opgenomen in hoofdstuk V van de Algemene wet inzake rijksbelastingen met betrekking tot de door de inspecteur vastgestelde belastingaanslagen en voor bezwaar vatbare beschikkingen.

Awb en Voorschrift Awb van toepassing

2. De toepasselijkheid van hoofdstuk V van de AWR op de beschikking aansprakelijkstelling houdt in dat tevens de Awb en het Voorschrift Awb 1997 van toepassing zijn.

Termijn voor het indienen bezwaarschrift

3. De aansprakelijk gestelde kan tegen de beschikking aansprakelijkstelling een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift kan zowel tegen de aansprakelijkstelling zelf als tegen de hoogte van de aansprakelijkstelling zijn gericht. De termijn voor het instellen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken en gaat in op de dag na de dagtekening van de beschikking, tenzij de dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Het bezwaarschrift tegen de beschikking aansprakelijkstelling moet worden ingediend bij de ontvanger.

Overleg met de inspecteur

4. Als het bezwaarschrift (mede) is gericht tegen de hoogte van de aan de aansprakelijkstelling ten grondslag liggende belastingaanslag(en) neemt de ontvanger contact op met de inspecteur met betrekking tot de vraag of de aan de aansprakelijkstelling ten grondslag liggende belastingaanslag(en) ten aanzien van de aansprakelijk gestelde tot het juiste bedrag is vastgesteld.

Bezwaar en uitstel van betaling

5. Een bezwaarschrift tegen de beschikking aansprakelijkstelling wordt tevens aangemerkt als een verzoek om uitstel van betaling. Artikel 25, § 2, van deze leidraad is van overeenkomstige toepassing.

Beslissing op het bezwaarschrift

6. Voor de afdoening van bezwaarschriften tegen aansprakelijkstellingen geldt, dat deze in beginsel binnen de termijnen van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 7:10 Awb) worden afgehandeld. De hoofdregel daarbij is dat de ontvanger binnen zes weken na ontvangst van het bezwaarschrift uitspraak doet. Voldoet het bezwaarschrift niet aan de minimumeisen dan stelt de ontvanger belanghebbende in de gelegenheid het bezwaarschrift binnen een redelijke termijn aan te vullen. De termijn die de belanghebbende nodig heeft om het bezwaarschrift aan te vullen dan wel ongebruikt laat verstrijken, schort de beslistermijn van de ontvanger op. Kan de ontvanger niet binnen zes weken (of binnen zes weken verlengd met de periode gedurende welke de beslistermijn is opgeschort) op het bezwaarschrift beslissen, dan kan hij de termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan belanghebbende. In overleg met de belanghebbende is verder uitstel mogelijk. De wet (artikel 49, derde lid) geeft de ontvanger formeel een beslistermijn van één jaar met de mogelijkheid deze termijn - met schriftelijke toestemming van of vanwege de minister - met maximaal één jaar te verlengen. Van deze mogelijkheid maakt de ontvanger alleen in uitzonderingsgevallen gebruik. Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin de belanghebbende weigert mee te werken aan een voortvarende afhandeling van het bezwaarschrift. Omdat de beslistermijn voor bezwaarschriften formeel is bepaald op één jaar kan belanghebbende geen beroep instellen wegens het niet-tijdig beslissen op het bezwaarschrift als de ontvanger de termijn(en) van artikel 7:10 Awb niet realiseert.

Vermindering aansprakelijkstelling na bezwaar

7. Een vermindering van het bedrag van de beschikking aansprakelijkstelling naar aanleiding van een tegen de aansprakelijkstelling ingediend bezwaarschrift, leidt in beginsel niet tot vermindering van de aan de aansprakelijkstelling ten grondslag liggende belastingaanslag(en). De ontvanger is uitsluitend bevoegd tot vermindering van het bedrag van de aansprakelijkstelling. De bevoegdheid tot het verminderen van de desbetreffende belastingaanslag(en) komt uitsluitend toe aan de inspecteur.

Procedure bij de fiscale rechter na afwijzing bezwaarschrift

8. Als de aansprakelijk gestelde na afwijzing van het bezwaarschrift tegen de beschikking aansprakelijkstelling beroep instelt bij een gerechtshof treedt de ontvanger zelfstandig op in de beroepsprocedure. Als het beroep zich tevens richt tegen de hoogte van de aan de aansprakelijkstelling ten grondslag liggende belastingaanslag(en) kan de ontvanger zich tijdens de zitting bij het gerechtshof desgewenst laten bijstaan door de inspecteur.

Beroep en uitstel van betaling

9. Een beroepschrift wordt niet tevens aangemerkt als een verzoek om uitstel van betaling. De aansprakelijk gestelde moet desgewenst een afzonderlijk verzoek om uitstel van betaling indienen. Artikel 25, § 2, van deze leidraad is van overeenkomstige toepassing.

Cassatievoorstel na toewijzing van het beroepschrift

10. Zo spoedig mogelijk nadat de ontvanger van het gerechtshof de uitspraak heeft ontvangen op een door de aansprakelijk gestelde ingediend beroepschrift beoordeelt hij of hij zich met die uitspraak kan verenigen. Als de ontvanger zich niet kan verenigen met die uitspraak doet hij een cassatievoorstel aan het team Cassatie van het directoraat-generaal Belastingdienst. De beoordeling of beroep in cassatie moet worden ingesteld en de inzending van het voorstel vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in § 19 van het Besluit beroep in belastingzaken 2000 (Boekwerk Algemeen, onderdeel 5.10.00). Bij het cassatievoorstel moet derhalve het procesdossier worden gevoegd.

GG.15. Onder vernummering van § 4 in § 5 wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 4. Overgangsrecht procedure aansprakelijkstelling

Algemeen

1. Bij de wijziging van het procesrecht inzake aansprakelijkstelling wordt het tot 1 december 2002 geldende recht geëerbiedigd met betrekking tot die aansprakelijkheidszaken die op de voet van artikel 49, vierde lid, van de wet (zoals dat luidde tot 1 december 2002) voor de civiele rechter zijn gebracht (waarvoor een dagvaarding is uitgebracht). De in deze paragraaf, achtste tot en met twaalfde lid, opgenomen bepalingen zijn uitsluitend van toepassing op aansprakelijkheidsprocedures waarvoor vóór 1 december 2002 een dagvaarding is uitgebracht.

Betwisting maar nog geen dagvaarding vóór 1 december 2002

2. Als de aansprakelijkstelling tijdig is betwist maar vóór 1 december 2002 nog niet tot dagvaarding is overgegaan - en de 2-maandentermijn waarbinnen moet worden gedagvaard nog niet is verstreken - is het nieuwe recht van toepassing. De betwisting - voorzover die niet heeft geleid tot het intrekken van de aansprakelijkstelling - wordt aangemerkt als een geldig gemaakt bezwaar op de voet van artikel 49, derde lid (nieuw), van de wet. Zonodig moet de aansprakelijk gestelde in de gelegenheid worden gesteld vormverzuimen te herstellen voor het rechtsgeldig maken van bezwaar. Als datum waarop het bezwaar geacht wordt te zijn ingediend, geldt de datum van ontvangst van de schriftelijke mededeling waarin de aansprakelijkstelling is betwist.

Betwisting en bezwaar tegen de belastingaanslag vóór 1 december 2002

3. De aansprakelijk gestelde kan - naast de betwisting van zijn aansprakelijkheid (zie het tweede lid van deze paragraaf) - tevens op de voet van artikel 50, eerste en tweede lid, van de wet (oud) bezwaar maken tegen de belastingaanslag waarvoor hij aansprakelijk is gesteld. Als de aansprakelijk gestelde tevens tijdig bezwaar maakt tegen de belastingaanslag, wordt dat bezwaar geacht deel uit te maken van het bezwaar tegen de beschikking als bedoeld in artikel 49, derde lid (nieuw), van de wet.

Geen betwisting maar wel bezwaar tegen de belastingaanslag vóór 1 december 2002

4. Als de aansprakelijk gestelde de aansprakelijkstelling niet heeft betwist maar wel tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de belastingaanslag op de voet van artikel 50, eerste en tweede lid, van de wet (oud), wordt dat bezwaar ook aangemerkt als een tijdig gemaakt bezwaar in de zin van artikel 49, derde lid (nieuw), van de wet, tenzij reeds uitspraak op het bezwaar is gedaan en die uitspraak onherroepelijk is geworden of tegen die uitspraak reeds beroep is ingesteld.

Als datum waarop het bezwaar in de zin van artikel 49, derde lid, van de wet geacht wordt te zijn ingediend, geldt de datum waarop het bezwaar op de voet van het oude recht is ingediend.

Afdoeningstermijn van betwistingen waarvoor geldt dat de 2-maandstermijn verstrijkt op of na 1 december 2002

5. Met betrekking tot tijdige betwistingen die op grond van overgangsrecht per 1 december 2002 worden aangemerkt als een bezwaar tegen de aansprakelijkstelling (zie het tweede lid van deze paragraaf) moet binnen 2 maanden na ontvangst van de schriftelijke mededeling waarin de aansprakelijkstelling is betwist, door de ontvanger uitspraak zijn gedaan op het bezwaar (voorheen betwisting).

Afdoeningstermijn van betwistingen waarvoor geldt dat de 2-maandstermijn vóór 1 december 2002 verstrijkt

6. Als sprake is van een onvoldoende gemotiveerde betwisting of een betwisting waarmee de ontvanger zich niet kan verenigen en de aansprakelijk gestelde is niet binnen twee maanden gedagvaard voor de burgerlijke rechter is sprake van verlies van recht. De ontvanger kan in die gevallen de aansprakelijke niet opnieuw aansprakelijk stellen met een beroep op het overgangsrecht per 1 december 2002. Als het onderliggende feitencomplex daarvoor aanleiding geeft, kan de ontvanger dezelfde derde voor dezelfde belastingschuld aansprakelijk stellen, mits daarvoor andere gronden aanwezig zijn dan bij de oorspronkelijke aansprakelijkstelling.

Betrokkenheid rijksadvocaat bij aansprakelijkheidszaken

7. In zaken waarin door de ontvanger vóór 1 december 2002 tot dagvaarding voor de civiele rechter is overgegaan en die derhalve worden afgewikkeld op de voet van artikel 49, vierde lid (oud), van de wet moet de rijksadvocaat worden ingeschakeld. Voor zaken die worden afgewikkeld onder het nieuwe recht wordt in beginsel geen beroep meer gedaan op de rijksadvocaat.

Nadere betwisting na dagvaarding

8. Als de aansprakelijk gestelde, nadat hij de aansprakelijkstelling heeft betwist, de grond van zijn betwisting wijzigt c.q. aanvult en de ontvanger van oordeel is dat de aansprakelijk gestelde ten onrechte aansprakelijk is gesteld, maar de aansprakelijk gestelde al heeft gedagvaard, trekt hij de dagvaarding slechts in als de aansprakelijk gestelde de kosten, die tot dan toe zijn gemaakt, betaalt, tenzij het in rekening brengen van deze kosten niet redelijk is.

Als de aansprakelijk gestelde de door de ontvanger gemaakte kosten niet wil betalen, handelt de ontvanger overeenkomstig het bepaalde in de Instructie rechtskundige bijstand.

Wijziging grond in civiele procedure

9. Als pas tijdens de procedure als bedoeld in artikel 49, vierde lid (oud), van de wet blijkt dat de betrokkene op de verkeerde grond aansprakelijk is gesteld, maar wel op een andere grond aansprakelijk zou kunnen worden gesteld, streeft de ontvanger er naar zijn eis te wijzigen conform het bepaalde in artikel 130 Rv.

Wijziging bedrag aansprakelijkstelling in civiele procedures

10. Als tijdens de procedure als bedoeld in artikel 49, vierde lid (oud), van de wet blijkt dat het bedrag van de aansprakelijkstelling € 1134 of minder zal bedragen, wordt de aansprakelijkstelling niet ingetrokken.

Invordering en verrekening

11. Tijdens de civiele procedure vinden geen invorderingsmaatregelen plaats. Bij vrees voor onverhaalbaarheid kunnen wel conservatoire maatregelen worden genomen.

Eveneens vindt tijdens de civiele procedure geen verrekening plaats van uit te betalen bedragen ten name van de aansprakelijk gestelde met diens aansprakelijkheidsschuld. Bij vrees voor onverhaalbaarheid kan conservatoir beslag worden gelegd op het uit te betalen bedrag.

Wijziging eis

12. De ontvanger wijzigt zijn eis als in de fiscale procedure die de belastingschuldige voert, een onherroepelijke uitspraak is gedaan met betrekking tot de hoogte van de belastingaanslag, die leidt tot aanpassing van het bedrag van de aansprakelijkheidsschuld en artikel 50, zesde lid, van de wet (oud) van toepassing is.

HH. Hoofdstuk VI, artikel 50, vervalt.

II. In hoofdstuk VI, artikel 51, § 1, tweede lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de eerste volzin wordt `artikel 49, tweede lid' vervangen door: artikel 49, eerste lid. Voorts wordt `vervalt het beslag' vervangen door: vervalt het beslag van rechtswege.

b. Na de tweede volzin wordt een volzin ingevoegd, luidende: Het verzoek tot termijnverlenging moet zijn ingediend voor het verstrijken van de drie-maanden-termijn na het leggen van het beslag.

c. De derde en vierde volzin (oud) worden vervangen door één volzin, luidende: Een conservatoir beslag vervalt ook van rechtswege als de aansprakelijk gestelde bezwaar heeft gemaakt tegen de beschikking op de voet van artikel 49, eerste lid, van de wet en de ontvanger niet binnen vier maanden na de dagtekening van de beschikking uitspraak heeft gedaan op het bezwaarschrift.

JJ. In hoofdstuk VI, artikel 52, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

JJ.1. Paragraaf 1, eerste lid, wordt vervangen door:

Invordering na aansprakelijkstelling

1. Ingevolge artikel 52, eerste lid, van de wet heeft de aansprakelijk gestelde een betalingstermijn van twee maanden na dagtekening van de beschikking. Als na het verstrijken van deze termijn geen betaling heeft plaatsgevonden en geen (of te laat) een bezwaarschrift tegen de beschikking is ingediend, is het in de beschikking vermelde bedrag invorderbaar.

JJ.2. In § 1, wordt, onder vernummering van het tweede en derde lid in onderscheidenlijk vijfde en zesde lid, een nieuw tweede en derde lid ingevoegd, luidende:

Aanmaning en eigen dwangbevel

2. De invordering vindt plaats met overeenkomstige toepassing van de artikelen 9, tiende lid, 11, 12, 13, 14 en 19 van de wet. De invordering vangt aan met de verzending van een aanmaning en wordt zonodig voortgezet door middel van een ten laste van de aansprakelijk gestelde uitgevaardigd dwangbevel.

Invordering na een ingediend bezwaar- of beroepschrift

3. In het geval dat een bezwaar- c.q. een beroepschrift is ingediend met het oogmerk de invordering te traineren of de belangen van de Staat anderszins te schaden, kan de invordering worden aangevangen voordat op het bezwaar- c.q. beroepschrift is beslist.

JJ.3. Paragraaf 1, vierde lid, wordt vervangen door:

Verzoek ambtshalve vermindering door belastingschuldige

4. Als de belastingschuldige zich tot de inspecteur heeft gewend met het verzoek een belastingaanslag, waarvan het bedrag geheel of gedeeltelijk is opgenomen in het bedrag van de beschikking, ambtshalve te verminderen, wacht de ontvanger met de invordering bij de aansprakelijk gestelde. Het vorenstaande is niet van toepassing indien het verzoek kennelijk is ingediend met het oogmerk de invordering te traineren.

JJ.4. In § 1, vijfde lid (nieuw), eerste volzin, wordt na `gewezen' ingevoegd: , op grond van een dagvaarding die is uitgebracht vóór 1 december 2002,.

JJ.5. In § 1, zesde lid (nieuw), eerste volzin, wordt na `gewezen' ingevoegd: , op grond van een dagvaarding die is uitgebracht vóór 1 december 2002,.

JJ.6. In § 2, eerste lid, eerste en tweede volzin, wordt `derde lid' vervangen door: tweede lid.

JJ.7. Paragraaf 2, tweede lid, wordt vervangen door:

Beperking verzetsgronden

2. Op grond van artikel 52, tweede lid, van de wet kan de aansprakelijk gestelde niet als verzetsgrond aanvoeren dat de beschikking aansprakelijkstelling niet is ontvangen. Noch kan de aansprakelijk gestelde omstandigheden aanvoeren die aan de orde zijn of hadden kunnen worden gesteld bij het maken van bezwaar tegen de in artikel 49, eerste lid, van de wet genoemde beschikking, bij het instellen van beroep ter zake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar of bij het instellen van beroep in cassatie ter zake van een uitspraak op het desbetreffende beroep.

Door de verwijzing naar artikel 17 van de wet kan de aansprakelijk gestelde zich voorts niet beroepen op de (materiële) onverschuldigdheid van de belasting waarvoor hij aansprakelijk is gesteld.

JJ.8. In § 2, derde lid, wordt na `een condemnatoir vonnis' ingevoegd: , dat is gewezen op grond van een dagvaarding die is uitgebracht vóór 1 december 2002,.

KK. In hoofdstuk VI, artikel 53, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

KK.1. Na § 2, eerste lid, wordt een nieuwe paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 2A. Uitstel van betaling

Algemeen

1. Als de aansprakelijk gestelde bezwaar heeft gemaakt tegen de in artikel 49, eerste lid, van de wet genoemde beschikking, beroep heeft ingesteld ter zake van een uitspraak op het desbetreffende bezwaar of beroep in cassatie heeft ingesteld ter zake van een uitspraak op het desbetreffende beroep, kan hij om uitstel van betaling verzoeken. Het bepaalde in artikel 25, § 2, van deze leidraad is daarbij zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Ingeval de aansprakelijk gestelde beroep instelt ter zake van een uitspraak op het bezwaar of beroep in cassatie instelt ter zake van een uitspraak op het beroep, moet hij de ontvanger uitdrukkelijk om uitstel van betaling verzoeken.

KK.2. Paragraaf 4, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. De derde en vierde volzin vervallen.

b. In de vijfde volzin (oud) vervalt `zowel het vonnis in de procedure ex artikel 49, vierde lid, van de wet kracht van gewijsde heeft verkregen als'.

LL. In hoofdstuk VII, § 1, Algemene opmerkingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

LL.1. In het derde lid, tweede volzin, wordt `op de eenheid van de ontvanger' vervangen door: bij het organisatieonderdeel van de Belastingdienst

LL.2. In het vijfde lid, eerste en tweede volzin, wordt `de betreffende Belastingeenheid' vervangen door: het betreffende organisatieonderdeel van de Belastingdienst.

MM. In hoofdstuk IX, § 1, tweede lid, laatste volzin, en derde lid, laatste volzin, vervalt `, en artikel 50, § 1, derde lid'.

NN. In hoofdstuk XI, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

NN.1. Paragraaf 3, zesde lid, vervalt.

NN.2. In § 4, eerste lid, eerste volzin, wordt `zijn aan te merken' vervangen door: zijn, ongeacht of de vorderingen door de ontvanger bij de bewindvoerder zijn aangemeld, aan te merken.

OO. Na hoofdstuk XI wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, luidende:

Hoofdstuk XIA. EG-Insolventieverordening

§ 1. Algemeen

Inleiding

1. De EG-insolventieverordening ziet op de grensoverschrijdende gevolgen van insolventieprocedures binnen de Europese Unie (Verordening EG nr. 1346/2000 van de Raad van de Europese Unie van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures).

De verordening is in werking getreden op 31 mei 2002 en is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk op insolventieprocedures die op of na die datum zijn geopend in alle lidstaten met uitzondering van Denemarken (waar in het vervolg van `de lidstaten' wordt gesproken, is Denemarken niet daaronder begrepen).

Van het werkingsgebied zijn uitgezonderd: verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen, bepaalde beleggingsondernemingen en instellingen voor collectieve beleggingen.

Het toepassingsbereik in Nederland is limitatief bepaald op de volgende procedures: `faillissement', `surseance van betaling' en `schuldsaneringsregeling natuurlijke personen'.

Soorten procedures

2. De EG-insolventieverordening maakt het bestaan van 2 soorten procedures naast elkaar mogelijk:

- een `hoofdprocedure' met universele werking in alle betrokken lidstaten;

- een of meerdere `territoriale procedures' waarbij de werking beperkt blijft tot het vermogen van de schuldenaar op het grondgebied van de lidstaat.

Voor het openen van een hoofdprocedure is vereist dat het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is in één van de lidstaten. Onder het centrum van de voornaamste belangen wordt verstaan de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en als zodanig voor derden herkenbaar is. Een hoofdprocedure heeft zonder nadere rechterlijke toets en zonder de eis van bekendmaking, rechtsgevolgen in de lidstaten.

Voor het openen van een territoriale procedure is vereist dat de schuldenaar in die lidstaat een `vestiging' heeft. Hieronder wordt verstaan een plaats van handeling waar met behulp van mensen en goederen een economische activiteit wordt uitgeoefend die niet van tijdelijke aard is.

Als een territoriale procedure ná de hoofdprocedure wordt geopend, is er sprake van een `secundaire procedure' waarbij de insolventie niet meer behoeft te worden aangetoond. In dat geval gaat het uitsluitend om de liquidatieprocedure (in Nederland is surseance van betaling hierdoor uitgesloten).

Openbaarmaking

3. Een curator in een insolventieprocedure kan verzoeken om openbaarmaking van de openingsbeslissing in elke lidstaat overeenkomstig de in die lidstaat geldende regels van openbaarmaking.

In Nederland wordt een verzoek van een buitenlandse curator in behandeling genomen door de griffier van de rechtbank te Den Haag die voor aankondiging in de Staatscourant zorg draagt.

Opening nationale (secundaire) insolventieprocedure

4. Onmiddellijk na kennisname van de in het buitenland geopende hoofdprocedure, beoordeelt de ontvanger of hij baat heeft bij het openen van een secundaire procedure in Nederland. Een dergelijke secundaire procedure betreft alleen het liquidatieproces en wordt afgewikkeld volgens het in Nederland geldende recht. De insolventie behoeft daarbij niet te worden aangetoond.Bij het aanvragen van een secundaire procedure zijn de in artikel 3, § 3, lid 7a, van deze leidraad vermelde voorwaarden van toepassing.

Gevolgen voor de ontvanger van een hoofdprocedure in het buitenland

5. Het openen van een hoofdprocedure in een lidstaat, heeft tot gevolg dat de ontvanger de in Nederland gelegde beslagen niet meer kan uitwinnen. Behoudens de mogelijkheid van verrekening (zie het zesde lid) dienen uit te betalen bedragen te worden overgemaakt aan de curator of bewindvoerder in de hoofdprocedure na voorafgaand overleg.Verrekening6. Hoofdregel is dat het (nationale) recht van het land waar de insolventieprocedure is geopend, bepaalt onder welke voorwaarden verrekening mogelijk is. De EG-Insolventieverordening maakt een uitzondering voor de schuldeiser die - na de opening van een insolventieprocedure - zijn vordering met de vordering van de schuldenaar kan verrekenen volgens het recht dat op de vordering van de insolvente schuldenaar van toepassing is.

PP. In hoofdstuk XII, § 3, derde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de derde volzin wordt `CBA' vervangen door: B/CA.

b. De veertiende volzin vervalt.

QQ. In hoofdstuk XIV, § 1, derde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. In de eerste volzin wordt `het douanedistrict' vervangen door: het organisatieonderdeel van de Belastingdienst.

b. In de tweede volzin wordt `de Directie Douane' vervangen door: de directeur. Voorts wordt `deze directie' vervangen door: de directeur.

RR. In hoofdstuk XV worden de volgende wijzigingen aangebracht.

RR.1. Paragraaf 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de tweede volzin, wordt `1995' telkens vervangen door: 2001.

b. In de derde volzin wordt `het `Privacyreglement' vervangen door: het (hoewel vervallen, maar nog steeds in gebruik zijnde) `Privacyreglement.

RR.2. Paragraaf 1, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. In het opschrift wordt `toeristenkaart' vervangen door: identiteitskaart.

b. In de vierde volzin wordt `Europese' vervangen door: Nederlandse.

RR.3. In § 1, vijfde lid, derde volzin, vervalt `diplomatieke of' en `ambassades en'.

RR.4. In § 4, eerste lid, vierde en negende volzin, wordt `€ 4538' vervangen door: € 5000.

RR.5. In § 5, vierde lid, onder 2, tweede volzin, wordt `de ontvanger binnen wiens ambtsgebied zijn woonplaats ligt' vervangen door: de ontvanger, waaronder hij ressorteert,.

RR.6. Paragraaf 5, zesde lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. In de eerste volzin vervalt `Nederlandse ambassades en een aantal'.

b. In de derde volzin vervalt `de ambassade of'.

SS. In hoofdstuk XVII worden de volgende wijzigingen aangebracht.

SS.1. In § 1, eerste lid, wordt in de opsomming

`- FIOD: het hoofd van de FIOD te Haarlem;

- DA: het hoofd van het Douanedistrict Arnhem;

- Centraal aanspreekpunt: aanduiding voor de FIOD respectievelijk het Douanedistrict Arnhem'

vervangen door:

- FIOD-ECD: de voorzitter van het managementteam van de FIOD-ECD te Haarlem;

- Centraal aanspreekpunt: aanduiding voor de FIOD-ECD te Haarlem respectievelijk de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Arnhem.

SS.2. In § 1, vierde lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht.

a. Het opschrift wordt vervangen door: Nationale mogelijkheden

b. Na de derde volzin wordt een volzin ingevoegd, luidende: Een verzoek tot invordering op basis van de EU-Richtlijn 76/308 kan reeds worden gedaan als blijkt dat invorderingsmaatregelen hier te lande niet zullen leiden tot volledige invordering.

SS.3. Paragraaf 2, tweede lid, tweede en derde volzin, wordt vervangen door: Voor de organisatieonderdelen van de Belastingdienst, niet belast met douaneaangelegenheden, fungeert de FIOD-ECD te Haarlem als Centraal aanspreekpunt. Voor de organisatieonderdelen van de Belastingdienst, belast met douaneaangelegenheden, is het Centrale aanspreekpunt de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Arnhem.

SS.4. Paragraaf 2, derde lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. Het opschrift wordt vervangen door: FIOD-ECD.

b. In de eerste volzin wordt ` is het hoofd van de Belastingdienst/FIOD te Haarlem bevoegd om namens de Staatssecretaris van Financiën verzoeken om bijstand bij de invordering te behandelen' vervangen door: is de FIOD-ECD belast met het, namens de Staatssecretaris van Financiën, behandelen van verzoek om bijstand bij de invordering.

c. In de tweede volzin wordt `FIOD' vervangen door: FIOD-ECD.

d. In de derde volzin wordt `De FIOD is in verband daarmede ook bevoegd' vervangen door: De FIOC-ECD is in verband daarmee ook belast.

e. In de vierde volzin wordt `Het hoofd van de FIOD' vervangen door: De FIOD-ECD.

f. In de laatste volzin wordt `FIOD' vervangen door: FIOD-ECD.

SS.5. Paragraaf 2, vierde lid, wordt gewijzigd als volgt.

a. Het opschrift `Directie Douane en Douanedistrict Arnhem' wordt vervangen door: Douaneaangelegenheden.

b. In de eerste volzin wordt `is het hoofd van de Belastingdienst/Directie Douane bevoegd verzoeken om administratieve samenwerking te behandelen' vervangen door: behandelt de directeur verzoeken om administratieve samenwerking.

c. In de tweede volzin wordt `de douane districten' vervangen door: de organisatieonderdelen van de Belastingdienst, belast met douaneaangelegenheden,.

d. In de derde volzin wordt `Directie Douane' vervangen door: directeur. Voorts wordt `douanedistricten van de Belastingdienst' vervangen door: organisatieonderdelen van de Belastingdienst, belast met douaneaangelegenheden,.

e. In de vierde volzin wordt `De Directeur Douane' vervangen door: De directeur.

f. In de laatste volzin wordt `in opdracht van de Directie Douane uitgevoerd door het douanedistrict Arnhem' vervangen door: in opdracht van de directeur uitgevoerd door de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Arnhem.

SS.6. In § 3, eerste lid, voorlaatste volzin, wordt `FIOD, het Douanedistrict Arnhem' vervangen door: FIOD-ECD, de Belastingdienst/Douane Noord/kantoor Arnhem.

SS.7. In § 3, tweede lid, wordt na de eerste en enige volzin een volzin toegevoegd, luidende: Voor Richtlijn 76/308 geldt een bedrag van € 1500.

SS.8. Na § 6, vierde lid, wordt een nieuw lid toegevoegd, luidende:

EU-Richtlijn 76/308: Invordering betwiste schuld

5. Op basis van Richtlijn 76/308 kan Nederland worden gevraagd een individu (of bedrijf) te confronteren met een verzoek van een andere lidstaat en vervolgens - op basis van een buitenlandse executoriale titel - invorderingsactiviteiten te verrichten, terwijl niet uitgesloten is dat de vordering later als gevolg van betwisting c.q. aanvechting door de schuldenaar onterecht blijkt te zijn geweest. Strikt genomen leidt een dergelijk verzoek niet tot schorsing van de invorderingsactiviteiten. Toch blijven de gevolgen van een verzoek tot onmiddellijke invordering zonder schorsing beperkt, aangezien op basis van artikel 9, tweede lid, van de Richtlijn (artikel 19 van de WWB) uitstel van betaling zal worden verleend. Slechts in de situatie waarin in het kader van de bestrijding van fraude een verzoek wordt gedaan een belastingschuld of andere schuldvordering onmiddellijk in te vorderen zonder schorsing wordt dit uitstel niet verleend.

SS.9. Na § 7, wordt onder vernummering van § 8 in § 9, een nieuwe § 8 ingevoegd, luidende:

§ 8. Insolventieprocedures

Indienen van vorderingen ter verificatie

1. Indien de ontvanger kennis neemt van de opening van een insolventieprocedure in een land waar op grond van een internationale regeling bijstand bij de invordering mogelijk is terwijl geen aanleiding bestaat in Nederland een secundaire procedure te openen (zie artikel 3, § 3, lid 7a), verzoekt de ontvanger het Centrale aanspreekpunt om bijstand terzake van de indiening van zijn vorderingen in de buitenlandse insolventieprocedure.

In het geval er geen internationale regeling is die een verzoek om bijstand bij de invordering mogelijk maakt en er tevens geen aanleiding bestaat om een secundaire insolventieprocedure in Nederland te openen, meldt de ontvanger de vordering rechtstreeks aan in de buitenlandse insolventieprocedure.

De zogenaamde `Indiening van een vordering' kan in beginsel in het Nederlands opgesteld worden. Desgevorderd is een vertaling noodzakelijk (de ontvanger kan een vertaling aanvragen bij het Centrale aanspreekpunt). In alle gevallen behoudt de ontvanger zich het stemrecht voor ten aanzien van een mogelijk akkoordvoorstel. De ontvanger maakt in een buitenlandse insolventieprocedure geen aanspraak op het in Nederland geldende (bodem)voorrecht. De vorderingen worden ingediend met inbegrip van de verschuldigde heffings- en invorderingsrente.

TT. In de bijlagen worden de volgende wijzigingen aangebracht.a. Bijlage 1a wordt vervangen door een nieuwe bijlage 1a, die als bijlage A bij dit besluit is gevoegd.b. Bijlage 1b wordt vervangen door een nieuwe bijlage 1b, die als bijlage B bij dit besluit is gevoegd.c. Bijlage III vervalt.

d. In bijlage VA wordt aan het slot de punt vervangen door een puntkomma en wordt aan de opsomming toegevoegd:voor het vierde kwartaal 2002: 3,25;voor het eerste kwartaal 2003: 3,25.e. In bijlage VB worden de volgende wijzigingen aangebracht.

1. Onder vernummering van de voorbeelden 7, 8 en 9 in onderscheidenlijk 1, 2 en 3, vervallen de voorbeelden 1 tot en met 6.

2. In voorbeeld 1 (nieuw) wordt `1996' vervangen door: 2001. Voorts wordt `1997' en `1998' telkens vervangen door onderscheidenlijk: 2002 en 2003.

Bovendien wordt de vijfde volzin vervangen door: Y dient een bezwaarschrift in tegen de aansprakelijkstelling, dat de ontvanger vervolgens afwijst. Tenslotte wordt in de zesde volzin `De rechter' vervangen door: Het gerechtshof waar Y hoger beroep heeft ingesteld.

3. In voorbeeld 2 (nieuw) wordt `1996' en `1997' telkens vervangen door onderscheidenlijk: 2001 en 2003. Voorts wordt in de zevende volzin `, met het gevolg dat de ontvanger een civiele procedure tegen Z start' vervangen door: en dient een bezwaarschrift in tegen de aansprakelijkstelling. De ontvanger wijst het bezwaar af en Z stelt beroep in tegen de beslissing van de ontvanger.

4. In voorbeeld 3 (nieuw) wordt `1996' vervangen door: 2001. Voorts wordt `1997' telkens vervangen door: 2002.

f. In bijlage VI, toelichting bij voorbeeld 2, voorbeeld 3, voorbeeld 6, voorbeeld 8, voorbeeld 9, voorbeeld 10 en voorbeeld 11, wordt `CBA' telkens vervangen door: B/CA.

g. Bijlage VIA wordt gewijzigd als volgt.

In hetgeen is vermeld achter het jaar 2002 wordt ` € 27.824' vervangen door: € 27.847.

Voorts wordt aan de opsomming toegevoegd:

Jaar 2003: (32,9% x € 15.883 + 38,40% x € 12.967) : € 28.850 = 35,37%

Marginaal percentage: (2 x 35,37% + 1 x 42%) : 3 = 37,58%.

h. Bijlage VII vervalt.

i. In bijlage X, onderdeel B, onder 2, eerste volzin, na `Intrekking uitstel' wordt `Indien nu na de wettelijke periode van 2 jaar het uitstel vervalt dat betrekking heeft op de eigen woning''vervangen door: Indien nu het uitstel vervalt dat betrekking heeft op de eigen woning, bijvoorbeeld als gevolg van het feit dat zich een omstandigheid voordoet waardoor de woning ophoudt een eigen woning te zijn in de zin van artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001.

Artikel II

Dit besluit wordt verwerkt in de Leidraad Invordering 1990, zoals opgenomen in het Boekwerk Invordering 1990, onder nummer 6.00.00.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Bijlage A

Bijlage 1a: Beslagvrije voet per 1 januari 2003

stcrt-2002-246-p15-SC37765-1.gif

Bijlage B

Bijlage 1b. Overzicht normen studiefinanciering

stcrt-2002-246-p15-SC37765-2.gif

Partnertoeslag per maand € 486,94

Eénoudertoeslag per maand € 389,66

Naar boven