SUM af

financierings 2003–2007

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE FINANCIERING VAN VERVROEGD UITGETREDENEN IN DE METALEKTRO 2003/2007, GEBASEERD OP ARTIKEL 6 VAN HET REGLEMENT FINANCIERING VROEGPENSIOENREGELINGEN VAN DE METAAL- EN ELEKTROTECHNISCHE INDUSTRIE DAT DEEL UITMAAKT VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST IN DE METAAL- EN ELEKTROTECHNISCHE INDUSTRIE INZAKE VERVROEGD UITTREDEN 1998/2002 (SUM AFFINANCIERIERINGS CAO 2003/2007)

AI Nr. 9857

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van de Raad van Overleg (ROM) namens VERENIGING FME-CWM, vereniging van ondernemingen in de metaal-, kunststof-, elektronika- en elektrotechnische industrie en aanverwante sectoren als partij te ener zijde mede namens DE UNIE, vakbond voor industrie en dienstverlening; FNV Bondgenoten; CNV Bedrijvenbond als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst inzake financiering van vervroegd uitgetredenen in de metalektro 2003/2007, gebaseerd op artikel 6 van het reglement financiering vroegpensioenregelingen van de metaal- en elektrotechnische industrie dat deel uitmaakt van de collectieve arbeidsovereenkomst in de metaal- en elektrotechnische industrie inzake vervroegd uittreden 1998/2002, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst op 1 januari 2003 in werking treedt;

dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;

dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 2007 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III en IV is bepaald:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. Werknemer:

  • degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7: 610 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten met een werkgever;

  • b. Werkgever:

  • de werkgever in de Metalektro;

  • c. PME:

  • Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro, gevestigd te Amsterdam;

  • d. Raad van Overleg:

  • Stichting Raad van Overleg in de Metalektro (ROM), gevestigd te 's-Gravenhage;

  • e. Bestuur:

  • het bestuur van PME;

  • f. Oververdienste:

  • hetgeen een werknemer eventueel uit hoofde van een beloningssysteem per periode verdient boven zijn voor dezelfde periode overeengekomen salaris;

  • g. Jaarverdienste:

  • het tussen werkgever en werknemer overeengekomen periodiek te betalen bedrag als vaste beloning voor de werkzaamheden in de door werknemer uitgeoefende functie berekend op jaarbasis vermeerderd met de vaste oververdienste, of ingeval van fluctuerende oververdienste de gemiddelde oververdienste van de werknemer in het laatst verstreken kalenderjaar;

  • h. Grondslagsalaris

  • de jaarverdienste vermeerderd met

    • de vakantietoeslag en

    • de schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkeringen zoals 13e maand, gegarandeerd tantième en dergelijke.

    • Voor de werknemer die provisie ontvangt, wordt de gemiddelde over het voorgaande jaar ontvangen provisie meegeteld. Wanneer de gemiddelde over het afgelopen jaar ontvangen provisie niet is vast te stellen, wordt het gemiddelde van een vergelijkbare werknemer gehanteerd.

    • Het Grondslagsalaris is gebonden aan een maximum.

  • De hoogte van het maximum wordt door de Raad van Overleg, op advies van het bestuur van PME, vastgesteld.

  • Per 1 januari 2003 bedraagt dit € 57.065,–. Het maximum wordt jaarlijks per 1 januari aangepast met de voor dat jaar geldende Loonindex;

  • i. Loonindex:

  • het peil van de lonen op 1 januari van enig jaar ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor. Deze index wordt gebaseerd op de in de CAO Metalektro vastgelegde algemene loonontwikkelingen.

  • j. Loonsom:

  • Het totaal van de Grondslagsalarissen;

  • k. Werkingssfeer:

    • 1. Deze overeenkomst is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten van werknemers in dienst van een werkgever in een onderneming in de Metalektro.

    • 2. Tot de „Metalektro" behoren – voor zover niet genoemd in lid 3 en 4 – ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste 1.200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze overeenkomst, doch met inachtneming van het gestelde onder 5 t/m 14, werkzaamheden worden verricht en waarin:

      • a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder onder meer wordt verstaan:

        • 1e het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, verscheuren en/of vermalen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en werktuigen (waaronder mede begrepen krachten arbeidswerktuigen, landbouwtractoren, -machines en -werktuigen), alles in de ruimste zin des woords, zoals appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gasmeters, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels (o.a. voor centrale verwarming), kinderwagens, klinknagels, kroonkurken, matrassen, matrijzen, meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen, schroeven, schuifhekken, sierhekken, sluitingen, stempels, tanks, taximeters, tuben, uurwerken, watermeters, zonweringen;

        • 2e het vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen e.d. die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken;

        • 3e het staalblazen en/of zandstralen;

        • 4e het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt;

        • 5e het reviseren van verbrandingsmotoren en/of onderdelen daarvan in de ruimste zin;

      • b. uitsluitend of in hoofdzaak het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf wordt uitgeoefend;

      • c. uitsluitend of in hoofdzaak rechtstreeks voor derden het bedrijf wordt uitgeoefend van het:

        • 1. wikkelen of herstellen van elektrotechnische machines en gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties (elektrotechnisch wikkelbedrijf);

        • 2. monteren en bedraden van elektrotechnische en elektronische apparatuur van bedienings-, schakel- en signaleringspanelen (elektrotechnisch paneelbouwbedrijf);

        • 3. demonteren, repareren, monteren, vervangen, wijzigen, onderhouden, gebruiksgereed opleveren van apparaten, installaties, toestellen, voorwerpen e.d. die elektrische energie afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken (elektrotechnisch reparatiebedrijf);

      • d. uitsluitend of in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro; echter, niet tot de Metalektro worden geacht te behoren ondernemingen waarin uitsluitend het bedrijf van het ter beschikking stellen van werknemers van derden wordt uitgeoefend indien de betreffende onderneming:

        • werknemers voor 25% of meer van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt van derden die niet uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van been/of verwerken van metalen uitoefenen dan wel niet op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro;

        • én voor 15% of meer van het totale premieplichtige loon op jaarbasis werknemers ter beschikking stelt van derden op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7: 691 lid 2 B.W., zoals nader gedefinieerd in artikel 1 lid 1 en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het Lisv d.d. 6 oktober 1999, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van 9 maart 2000. De onderneming heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door het UWV (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) als zodanig is vastgesteld;

        • én geen onderdeel uitmaakt van een groep van ondernemingen die geacht wordt te behoren tot de Metalektro;

        • én geen door werkgevers- en werknemers (organisatie(s)) tot stand gebrachte arbeidspool is;

        • eveneens worden niet geacht tot de Metalektro te behoren:

        • ondernemingen die op 1 december 1999 lid waren van de Algemene Bond voor Uitzendondernemingen (ABU) en die op grond daarvan vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor uitzendkrachten 1999–2003;

        • leden van de Nederlandse Bond van Bemiddelingsen Uitzendondernemingen NBBU, indien althans het lidmaatschap van deze vereniging vóór 17 december 2000 is aangevangen;

      • e. anders dan in hoofdzaak het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen en/of een of meer van de in lid 3 genoemde bedrijven wordt uitgeoefend en daarnaast anders dan in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro, indien in de betreffende onderneming het grootste deel van het totale premieplichtige loon op jaarbasis wordt aangewend ten behoeve van deze activiteiten gezamenlijk.

      • Onder „vervaardigen" dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

    • 3. Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemingen in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, worden, behoudends het bepaalde in lid 2 tevens geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de volgende bedrijven worden uitgeoefend:

      • a. het walsen van staal;

      • b. het ijzer- en staalgietersbedrijf;

      • c. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen;

      • d. het vervaardigen en/of herstellen van liften.

    • Onder „vervaardigen" dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

    • 4. Niet onder de werkingssfeer van deze overeenkomst ressorteren ondernemingen, die weliswaar onder de omschrijving van lid 3 vallen, doch waarop met goedkeuring van de daartoe bevoegde instantie een (algemeen verbindend verklaarde) collectieve arbeidsovereenkomst of regeling van arbeidsvoorwaarden in de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) van toepassing is.

    • 5. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers behoort tot de Metalektro, behoort, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2, of 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk 1.200, 800 of 400, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 6. bepaalde, tot het metaalbewerkingsbedrijf.1

    • 6. De in lid 5 bedoelde onderneming behoort tot het metaalbewerkingsbedrijf met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor onder lid 5 genoemde perioden.

    • 7. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 2 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie (voorheen Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid (thans de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot de Metalektro.

    • 8. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 5 en 7 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 5 en 7 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.

    • 9. Indien een onderneming als bedoeld in lid 7 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken behoort die onderneming met ingang van dezelfde datum tot het metaalbewerkingsbedrijf.

    • 10. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers behoort tot het metaalbewerkingsbedrijf, behoort, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 en 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, tenminste heeft bedragen onderscheidenlijk 1200, 2000 of 3000, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 11 bepaalde, tot de Metalektro.

    • 11. De in lid 10 bedoelde onderneming behoort tot de Metalektro met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in lid 10 genoemde perioden.

    • 12. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 2 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) (voorheen Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie (thans de sector Metaalindustrie en de sector Elektrotechnische Industrie) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.

    • 13. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 10 en 12 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 10 en 12 bepaalde aangenomen dat sprake is van een zelfde aansluiting.

    • 14. Indien een onderneming als bedoeld in lid 12 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie behoort die onderneming met ingang van dezelfde datum tot de Metalektro.

    • 15. De Commissie Werkingssfeer ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen in lid 5 t/m 14 gestelde regelen.

    • 16. Deze overeenkomst is niet van toepassing op:

    • Holland Repair and Services B.V. te Amsterdam, Vemat B.V. te Cruquius en Vermeer Industrial Contracting B.V. te Hoofddorp, Lucent Technologies Network Systems Nederland B.V. te Hilversum en Lucent Technologies EMEA B.V. te Hilversum, Belden Wire and Cable B.V. te Venlo, Saronix te Doetinchem, Nedtrain B.V. te Utrecht, Machinefabriek De Rollepaal te Dedemsvaart, Wisselbouw Nederland B.V. te Utrecht, Philips en de met deze vennootschap in concernverband verbonden ondernemingen, en de tot Fokker Aviation behorende werkmaatschappijen: Fokker Aircraft Services B.V. te Woensdrecht, Fokker Elmo B.V. te Woensdrecht, Fokker Special Products B.V. te Hoogeveen, Fokker Aerostructures B.V. te Papendrecht en Fokker Product Support B.V. te Woensdrecht. Tijdens de looptijd van deze overeenkomst kan de Raad van Overleg in de Metalektro (bepalingen van) deze overeenkomst desgevraagd niet van toepassing verklaren op andere ondernemingen.

Artikel 2 Bijdrage en aanwending

  • 1. De werkgever is verplicht jaarlijks aan PME een bijdrage te betalen.

  • 2. PME is verplicht de door haar in enig jaar ontvangen bijdragen aan te wenden als financieringsbron voor SUM-uitkeringen die door PME worden uitgekeerd krachtens een (reglement dat deel uitmaakt van een) collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden die vóór 1 januari 2003 van kracht is geweest.1

  • 3. De door de werkgever aan PME te betalen bijdrage bedraagt in 2003 4,5% van de voor zijn onderneming geldende Loonsom.

  • Hierbij blijft buiten beschouwing de loonsom van de werknemers die recht hebben op deelneming aan de in een vóór 1 januari 2003 van kracht geweest zijnd SUM-reglement neergelegde SUM-regeling vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt maar die van dat recht op deelneming geen gebruik hebben gemaakt.

  • Indien van (gewezen) werknemers van de werkgever de aanvang van de deelneming aan de krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden 1998/2002 (SUM-CAO) vastgestelde SUM-regeling is gelegen vóór de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (gewezen) werknemers de 61-jarige leeftijd bereikten, wordt de bijdrage van de werkgever, uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgend op die waarin de betreffende deelnemers de 61-jarige leeftijd hebben bereikt, vermeerderd met 2,7% van de som van de bruto grondslagen die ten grondslag liggen aan door PME aan die deelnemers betaalde SUM-uitkeringen.

  • In geval van gedeeltelijke uittreding van een werknemer wordt bovengenoemd percentage verminderd naar evenredigheid van het percentage van de deelneming aan de regeling.

  • 4. De in enig kalenderjaar na 2003 door de werkgever aan PME te betalen bijdrage, als bedoeld in het eerste lid, alsmede het daarmee verband houdende percentage als genoemd in de derde volzin van het derde lid, worden uiterlijk één maand voor aanvang van het desbetreffende kalenderjaar op basis van het te verwachten bedrag aan SUM-uitkeringen in dat kalenderjaar, door de Raad van Overleg, op advies van het bestuur van PME, vastgesteld.

  • 5. De werkgever is verplicht binnen tien dagen na afloop van het kalenderkwartaal aan PME een kwart van de door PME geschatte jaarbijdrage te voldoen. De werkgever dient het verschil tussen de door PME berekende jaarbijdrage en de conform de vorige zin betaalde kwartaalbijdragen (de eindafrekening) uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar aan PME te hebben betaald.

  • 6. Indien de werkgever verzuimt de van hem gevorderde kwartaalbijdrage op tijd en ten volle te voldoen, is het bestuur bevoegd van hem te vorderen dat die bijdrage over een door het bestuur vastgesteld tijdvak van ten hoogste een jaar en tot een door het bestuur naar beste weten vast te stellen bedrag bij vooruitbetaling door de werkgever binnen een door het bestuur vast te stellen termijn wordt voldaan.

  • 7. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde kwartaalbijdrage of van de eindafrekening is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim.

  • Het bestuur is dan bevoegd te vorderen: rente in de zin van artikel 119 in verbinding met 120 boek 6 Burgerlijk Wetboek en vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, zoals bedoeld in artikel 96 tweede lid sub c boek 6 Burgerlijk Wetboek, onverminderd de overige kosten van vervolging die wettelijk verschuldigd zijn.

  • 8. De rechtsvordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bijdrage vervalt door verloop van drie jaren sedert het einde van het boekjaar waarover de bijdrage is betaald.

Artikel 3 Inhouding werknemersbijdrage

De werkgever is gerechtigd in 2003 in te houden als bijdrage in de kosten 1,8% van het Grondslagsalaris van de werknemer.

Het in de vorige volzin bedoelde percentage wordt jaarlijks door de Raad van Overleg, op advies van het bestuur van PME, vastgesteld.

De werkgever is alsdan verplicht bij de loonbetalingen op het bruto loon in te houden het aandeel in de bijdrage, dat de werknemer aan zijn werkgever verschuldigd is ter zake van de periode waarop de loonbetaling betrekking heeft. Voorzover de werkgever geen loon aan de werknemer verschuldigd is, moet de werknemer zijn aandeel in de bijdrage aan de werkgever betalen. Geen bijdrage wordt ingehouden op het bruto loon van de werknemer die recht heeft op deelneming aan de in een vóór 1 januari 2003 van kracht geweest zijnd SUM-reglement neergelegde SUM-regeling vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt, maar die van dat recht op deelneming geen gebruik heeft gemaakt.

Artikel 4 Loonsomopgave

  • 1. De werkgever is gehouden jaarlijks aan PME op te geven de in dat jaar voor zijn onderneming geldende Loonsom via een daartoe strekkende opgave welke opgave dient te geschieden binnen de termijn en op de wijze door het bestuur schriftelijk aan de werkgever kenbaar gemaakt.

  • 2. Ingeval de werkgever niet aan het gestelde in lid 1 voldoet zal het bestuur bij besluit bepalen welke loonsom aangehouden moet worden ter berekening van de bijdrage van de werkgever.

  • 3. De door de werkgever te verstrekken gegevens moeten worden goedgekeurd door een accountant.

  • 4. De gegevens die de werkgever krachtens dit artikel verstrekt, dienen uitsluitend ter bepaling van de door de werkgever verschuldigde bijdrage.

Artikel 5 Affinanciering SUM-regeling

Op de dag waarop de toepasselijkheid van deze collectieve arbeidsovereenkomst op een tot dan toe aangesloten werkgever eindigt of de aangesloten werkgever in staat van faillissement komt te verkeren, is, indien er aan werknemers die vanuit het dienstverband met die werkgever zijn toegetreden of nog zullen gaan toetreden tot de SUM-regeling, nog SUM-uitkeringen zullen worden gedaan, de werkgever gehouden een vergoeding af te dragen aan PME voor de kosten van de resterende deelneming van bedoelde werknemers aan de SUM-regeling.

De hoogte van de vergoeding zal worden vastgesteld door het bestuur van PME. Deze vergoeding is ten hoogste gelijk aan het saldo van de contante waarde van de aanspraken bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal en Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden 1998/2002 (SUM-CAO) van alle deelnemers die vanuit de onderneming op het moment van de beëindiging van de aansluiting dan wel het faillissement tot de SUM-regeling zijn toegetreden of zullen toetreden.1

Het bestuur van PME is bevoegd een bedrag aan administratiekosten vast te stellen en aan de werkgever in rekening te brengen, benodigd voor de beëindiging van de aansluitingen voor het verzorgen van de toekomstige uitkeringen van genoemde deelnemers.

De werkgever is gerechtigd, behalve in geval van faillissement, bijdragen in de vergoeding en administratiekosten bij zijn werknemers in te houden met inachtneming c.q. analoge toepassing van de bepaling in artikel 4 van dit reglement tot maximaal een totaal werknemersaandeel in de vergoeding berekend in de verhouding van het laatst vastgestelde werknemersaandeel in de bijdrage tot de laatst vastgestelde bijdrage.

In overleg met de werknemersvakverenigingen en de werkgeversvereniging wordt in redelijkheid een termijn vastgesteld gedurende welke de werkgever gerechtigd is een – eveneens in overleg met genoemde verenigingen vastgesteld – percentage of bedrag als bovenbedoelde bijdragen in de vergoeding en administratiekosten in te houden van het bruto inkomen.

Artikel 6 Bijdragevermindering

  • 1. De op grond van artikel 3 door de werkgever aan PME te betalen bijdragen kunnen op diens verzoek worden verminderd. De vermindering is gelijk aan het op grond van het bepaalde in lid 2 van dit artikel berekende bedrag van de tot jaarlijkse lasten herleide kosten van de financiële aanvullingsregeling op de wettelijke uitkeringen ter zake van werkloosheid aan werknemers van 61 jaar en ouder. De in de vorige zin bedoelde werknemers dienen vóór 1 januari 2003 te zijn betrokken bij een regeling als bedoeld in artikel 10.6 lid 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro (een in overleg met de v.v. en de w.v. opgesteld sociaal plan waarin wordt aangegeven met welke belangen van de werknemers in het bijzonder rekening dient te worden gehouden en welke voorzieningen in verband daarmede kunnen worden getroffen) of een daarmee gelijk te stellen ( in overleg met de werknemersvakverenigingen getroffen) regeling, voor 55-jarigen en ouderen.

  • De vermindering bedraagt maximaal 80% van het saldo van de over het betrokken jaar verschuldigde bijdrage verminderd met de som van de bruto kosten van de SUM-uitkeringen welke in het betrokken jaar aan de vanuit de onderneming uitgetreden deelnemers aan de SUM-regeling worden gedaan.

  • 2. Onder de tot jaarlijkse lasten herleide kosten van de aanvullingsregeling wordt verstaan de som van de in enig jaar aan de onder lid 1 van dit artikel bedoelde werknemers van 61 jaar en ouder toe te rekenen aanvullingen op de wettelijke uitkeringen ter zake van werkloosheid. Hierbij worden uitsluitend betrokken de aanvullingen op de wettelijke uitkeringen tot maximaal het niveau van de SUM-uitkering bij uittreden op de 61-jarige leeftijd op het moment van het einde van het dienstverband.

  • 3. De in het eerste lid van genoemde vermindering wordt niet verleend indien de werkgever in staat van faillissement is verklaard.

Statutenwijziging Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalindustrie

Statuten

Artikel 1 Naam en zetel

  • 1. De stichting draagt de naam: Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro.

  • 2. De stichting is gevestigd te Amsterdam.

Artikel 2 Definities

In deze statuten en in het pensioenreglement van het fonds wordt verstaan onder:

  • a. het fonds:

  • de in artikel 1 bedoelde stichting;

  • b. de wet:

  • de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000;

  • c. de werkgever:

  • de werkgever in de metalektro;

  • d. metalektro:

  • de bedrijfstak als omschreven in artikel 3 van deze statuten;

  • e. de werknemer:

  • degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 Burgerlijk Wetboek heeft gesloten met de werkgever;

  • f. de cao:

  • de geïntegreerde collectieve arbeidsovereenkomst in de metaalindustrie, dan wel:

    • de collectieve arbeidsovereenkomst, de algemeen verbindend verklaarde bepalingen of de bindende loonregeling, die voor eerstbedoelde collectieve arbeidsovereenkomst of algemeen verbindend verklaarde bepalingen in de plaats mocht(en) treden;

    • indien geen collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaarde bepalingen of bindende loonregeling als hiervoor bedoeld meer van kracht is (zijn):

  • de laatstelijk gegolden hebbende collectieve arbeidsovereenkomst, algemeen verbindend verklaarde bepalingen of bindende loonregeling als hiervoor bedoeld;

  • g. Raad van Overleg:

  • de Stichting Raad van Overleg in de Metalektro (ROM), gevestigd te 's-Gravenhage;

  • h. het bestuur:

  • het in artikel 9 genoemde bestuur van het fonds;

  • i. de accountant:

  • een accountant als bedoeld in artikel 10b, vierde lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet;

  • j. de deelnemersraad:

  • de in artikel 9a genoemde deelnemersraad van het fonds;

  • k. de pensioengerechtigde:

  • degene, die krachtens het pensioenreglement enigerlei vorm van pensioen geniet;

  • l. de Commissie Werkingssfeer:

  • de door de Raad van Overleg samengestelde commissie, waarin tevens het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Metalektro en het bedrijfspensioenfonds voor de Metaalen Technische Bedrijfstakken zitting hebben.

Artikel 3 Werkingssfeer

  • 1. Tot de „Metalektro" behoren – voor zover niet genoemd in lid 2 en 3 – ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste éénduizend tweehonderd uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers, doch met inachtneming van het gestelde onder 4 tot en met 13, 15 en 16, werkzaamheden worden verricht en waarin:

    • a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder onder meer wordt verstaan:

      • 1. het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, verscheuren en/of vermalen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwtractoren, -machines en -werktuigen), alles in de ruimste zin des woords, zoals appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gasmeters, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels (onder andere voor centrale verwarming), kinderwagens, klinknagels, kroonkurken, matrassen, matrijzen, meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen, schroeven, schuifhekken, sierhekken, sluitingen, stempels, tanks, taximeters, tuben, uurwerken, watermeters, zonweringen;

      • 2. het vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen en dergelijke die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken;

      • 3. het staalblazen en/of zandstralen;

      • 4. het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt;

      • 5. het reviseren van verbrandingsmotoren en onderdelen daarvan in de ruimste zin;

    • b. uitsluitend of in hoofdzaak het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf wordt uitgeoefend;

    • c. uitsluitend of in hoofdzaak rechtstreeks voor derden het bedrijf wordt uitgeoefend van het:

      • 1. wikkelen of herstellen van elektrotechnische machines en gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties (elektrotechnisch wikkelbedrijf);

      • 2. monteren en bedraden van elektrotechnische en elektronische apparatuur van bedienings-, schakel- en signaleringspanelen (elektrotechnisch paneelbouwbedrijf);

      • 3. demonteren, repareren, monteren, vervangen, wijzigen, onderhouden, gebruiksgereed opleveren van apparaten, installaties, toestellen, voorwerpen en dergelijke die elektrische energie afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken (elektrotechnisch reparatiebedrijf);

    • d. uitsluitend of in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro; echter, niet tot de Metalektro worden geacht te behoren ondernemingen waarin uitsluitend het bedrijf van het ter beschikking stellen van werknemers van derden wordt uitgeoefend indien de betreffende onderneming: werknemers voor vijfentwintig procent of meer van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt van derden die niet uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen uitoefenen dan wel niet op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro; én voor vijftien procent of meer van het totale premieplichtige loon op jaarbasis werknemers ter beschikking stelt van derden op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7:691 lid 2 Burgerlijk Wetboek, zoals nader gedefinieerd in artikel 1 lid 1 en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het Lisv de dato zes oktober negentienhonderdnegenennegentig, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van negen maart tweeduizend. Zodra dit besluit in werking treedt geldt alsdan dat de onderneming aan dit criterium heeft voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling dan wel het UWV (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) als zodanig is vastgesteld; én geen onderdeel uitmaakt van een groep van ondernemingen die geacht worden te behoren tot de Metalektro; én geen door werkgevers- en werknemers(organisatie(s)) tot stand gebrachte arbeidspool is; eveneens worden niet geacht tot de Metalektro te behoren:

      • ondernemingen die op een december negentienhonderdnegenennegentig lid waren van de Algemene Bond voor Uitzendondernemingen (ABU) en die op grond daarvan vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor uitzendkrachten 1999-2003;

      • leden van de Nederlandse Bond van Bemiddelingsen Uitzendondernemingen NBBU, indien althans het lidmaatschap van deze vereniging vóór vijftien december tweeduizend is aangevangen;

    • e. anders dan in hoofdzaak het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen en/of één of meer van de in lid 2 genoemde bedrijven wordt uitgeoefend en daarnaast anders dan in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7:690 Burgerlijk Wetboek van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro, indien in de betreffende onderneming het grootste deel van het totale premieplichtige loon op jaarbasis wordt aangewend ten behoeve van deze activiteiten gezamenlijk.

    • Onder „vervaardigen" dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

  • 2. Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemingen in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, worden, behoudens het bepaalde in lid 1 tevens geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak één of meer van de volgende bedrijven worden uitgeoefend:

    • a. het walsen van staal;

    • b. het ijzer- en staalgietersbedrijf;

    • c. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen;

    • d. het vervaardigen en/of herstellen van liften;

    • e. het hoogovenbedrijf met inbegrip van zijn nevenbedrijven.

  • Onder „vervaardigen" dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

  • Mede tot de Metalektro worden geacht te behoren:

    • a. het fonds;

    • b. de ondernemingen, die – ongeacht het daarin uitgeoefende bedrijf – met een onderneming als bedoeld onder 3.1 of 3.2 tot een economische eenheid en/of organisatorische eenheid behoren.

  • 3. Niet tot de Metalektro worden gerekend ondernemingen welke onder de werkingssfeer van het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) ressorteren.

  • 4. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers is aangesloten bij PME, is, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk drie, twee of één jaar, te rekenen vanaf een januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk éénduizend tweehonderd, achthonderd of vierhonderd, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 6 bepaalde, voor wat betreft het (vroeg)pensioen aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds Metaal en Technische Bedrijfstakken.

  • 5. De aansluiting van de in lid 4 bedoelde onderneming bij het Bedrijfspensioenfonds Metaal en Technische Bedrijfstakken gaat in op de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor onder lid 4 genoemde perioden.

  • 6. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 1 genoemde takken van bedrijf waarop het tot een januari negentienhonderdvijfentachtig geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij PME doch waarbij op of voornoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) had moeten plaatsvinden, blijven aangesloten bij PME.

  • 7. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 4 en 6 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 4 en 6 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.

  • 8. Indien een onderneming als bedoeld in lid 6 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale Verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken is die onderneming met ingang van dezelfde datum aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB).

  • 9. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers is aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB), is, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk drie, twee en één jaar, te rekenen vanaf een januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk éénduizend tweehonderd, tweeduizend of drieduizend, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 10 bepaalde, voor wat betreft het (vroeg-) pensioen aangesloten bij PME.

  • 10. De aansluiting van de in lid 9 bedoelde onderneming bij PME gaat in op de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in lid 9 genoemde perioden.

  • 11. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 1 genoemde takken van bedrijf waarop het tot een januari negentienhonderdvijfentachtig geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij PME had moeten plaatsvinden, blijven aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB).

  • 12. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 9 en 11 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 9 en 11 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.

  • 13. Indien een onderneming als bedoeld in lid 11 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie is die onderneming met ingang van dezelfde datum aangesloten bij PME.

  • 14. De Commissie Werkingssfeer ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen in lid 4 tot en met 13 gestelde regelen.

  • 15. De verplichting geldt niet voor: de werknemers, die werkzaam zijn in de lithografische afdelingen van ondernemingen in de Metalektro en die of grafische vakarbeid verrichten of behoren tot degenen, op wie sedert een januari negentienhonderdtweeënzestig de collectieve arbeidsovereenkomst voor het grafische bedrijf in Nederland (voor wat betreft de mantelbepalingen en bijlage C) dan wel de algemeen verbindend verklaarde bepalingen dier overeenkomst werden toegepast.

  • 16. Deze verplichting geldt niet voor:

    • 1. de bestuurders van naamloze vennootschappen en van besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid;

    • 2. de werknemers die uitsluitend tijdens in Nederland gangbare vakantieperiode(n) korter dan tien weken in dienst van een werkgever zijn (vakantiewerkers).

Artikel 4 Doel en werkwijze

  • 1. Het fonds heeft ten doel overeenkomstig de bepalingen van deze statuten en de reglementen van het fonds aan werknemers en gewezen werknemers in de Metalektro, alsmede hun nagelaten betrekkingen aanspraken toe te kennen op uitkeringen bij ouderdom, invaliditeit of overlijden en/of op uitkeringen wegens vervroegde uittreding.

  • De in de vorige volzin bedoelde uitkeringen wegens vervroegde uittreding zijn gebaseerd op VUT-bepalingen geregeld bij of krachtens CAO. De verplichtingen met betrekking tot het verrichten van VUT-uitkeringen worden zodanig geclausuleerd dat zij de pensioenen en aanspraken op pensioen niet in gevaar kunnen brengen.

  • 2. Het fonds tracht dit doel te bereiken door:

    • a. overeenkomstig de bij het pensioenreglement van het fonds te stellen regelen uitkeringen toe te kennen bij vervroegde uittreding, ouderdom, invaliditeit en overlijden;

    • b. andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn.

  • 3. Het fonds werkt volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. In deze nota is een omschrijving opgenomen van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het bepaalde bij en krachtens de artikelen 9a tot en met 9d en artikel 10, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet. Het bestuur van het fonds legt de nota alsmede iedere wijziging daarvan onverwijld over aan de Pensioen- & Verzekeringskamer.

  • 4. Indien de Pensioen- & Verzekeringskamer zulks noodzakelijk acht in het belang van de deelnemers, de gewezen deelnemers, of andere belanghebbenden, gaat het fonds binnen de daarvoor door de Pensioen- & Verzekeringskamer gestelde termijn over tot het overdragen of herverzekeren van het uit de aangegane verplichtingen voortspruitende risico door het sluiten van overeenkomsten van verzekering met een verzekeraar als bedoeld in artikel 9 van de Pensioen- en spaarfondsenwet.

Artikel 5 Aangesloten werkgevers

Aangesloten werkgever is de werkgever, die:

  • a. op zijn verzoek ten behoeve van zijn werknemers of een groep van zijn werknemers door het fonds, eventueel onder nader te stellen voorwaarden, als zodanig is aanvaard;

  • b. krachtens artikel 2 van de wet verplicht is tot naleving van het bij of krachtens de statuten en het pensioenreglement van het fonds bepaalde;

  • c. krachtens een cao-bepaling inzake vervroegde uittreding een verplichting tot bijdragebetaling ten opzichte van het fonds heeft.

Artikel 6 Deelnemers

  • 1. Deelnemer is:

    • a. de werknemer, die, niet verplicht zijnde tot deelneming in het fonds, ingevolge een met zijn werkgever gesloten overeenkomst door het fonds als deelnemer is toegelaten;

    • b. de werknemer, die verplicht is tot deelneming in het fonds krachtens artikel 2 van de wet;

    • c. degene, die een deelneming als bedoeld onder a of b vrijwillig voortzet.

  • 2. De toelating van een deelnemer als bedoeld in het eerste lid onder a is alleen mogelijk, indien de werkgever voor alle werknemers in zijn dienst, die tot eenzelfde groep behoren, toelating verzoekt.

  • 3. Voortzetting van de deelneming als bedoeld in het eerste lid onder c geschiedt op de wijze en onder de voorwaarden als bepaald bij of krachtens het pensioenreglement.

  • 4. De hoedanigheid van deelnemer als bedoeld in het eerste lid, onder a, b of c, wordt, wanneer deze zou eindigen of al is geëindigd, behouden respectievelijk herkregen, indien en zolang de premie volgens de bepalingen van het pensioenreglement in verband met zijn arbeidsongeschiktheid geacht wordt voor hem aan het fonds te zijn voldaan.

Artikel 7 Aanmelding

De werkgever is gehouden de in zijn dienst zijnde werknemers, die verplicht zijn tot deelneming, op een door het fonds bepaalde wijze als deelnemers aan te melden, zodra de verplichting tot deelneming ontstaat.

Artikel 8 (vervallen).

Artikel 9 Bestuur

  • 1. Het bestuur van het fonds bestaat uit een even aantal bestuursleden hetwelk niet minder dan veertien en niet meer dan twintig bedraagt, te weten ten minste:

    • a. zeven leden als vertegenwoordigers van de Vereniging FME-CWM te Zoetermeer;

    • b. drie leden als vertegenwoordigers van de FNV Bondgenoten te Amsterdam;

    • c. twee leden als vertegenwoordiger van de CNV BedrijvenBond te Houten;

    • d. een lid als vertegenwoordiger van De Unie, vakbond voor Industrie en Dienstverlening te Houten;

    • e. een lid als vertegenwoordiger van de Vakorganisatie van het Middelbaar en Hoger Personeel VHP Metalektro te Houten.

  • 2. De aan het in stand houden van het fonds medewerkende werkgeversorganisatie en werknemersorganisaties dragen beide ieder de helft van het aantal bestuursleden voor. De leden van het bestuur worden – onverminderd het bepaalde in artikel 13 – benoemd door de Raad van Overleg en wel ieder lid op een bindende voordracht door de organisatie welke daartoe, gelet op het bepaalde in het eerste lid, in aanmerking komt.

  • 3. Het bestuur kiest uit zijn midden een werkgevers- en een werknemersvoorzitter.

  • 4. In de even kalenderjaren worden de vergaderingen voorgezeten door de werkgeversvoorzitter en in de oneven kalenderjaren door de werknemersvoorzitter.

  • 5. Het lidmaatschap van het bestuur eindigt:

    • a. door bedanken;

    • b. door overlijden;

    • c. door een daartoe strekkend besluit van de organisatie die het lid heeft voorgedragen;

    • d. door opzegging door de Raad van Overleg onder meer indien het bepaalde in artikel 12, zesde lid, van toepassing is.

  • 6. In een vacature wordt met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid zo spoedig mogelijk voorzien. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt het bestuur zijn volledige bevoegdheden.

Artikel 9A Samenstelling van de deelnemersraad

  • 1. Het fonds kent een deelnemersraad. De deelnemersraad dient op basis van het principe van evenredige vertegenwoordiging van de deelnemers en de pensioengerechtigden te worden samengesteld met een minimum van één pensioengerechtigde. De deelnemersraad draagt ervoor zorg dat de in de vorige volzin bedoelde evenredige vertegenwoordiging te allen tijde is gewaarborgd. De deelnemersraad bestaat uit tweeëntwintig leden. De raadsleden worden benoemd door het bestuur na hiertoe te zijn aangewezen. Hierbij geldt dat van de raadsleden:

    • twaalf worden aangewezen door de organisatie als genoemd in artikel 9, eerste lid, sub b;

    • vijf worden aangewezen door de organisatie als genoemd in artikel 9, eerste lid, sub c;

    • vier worden aangewezen door de organisatie als genoemd in artikel 9, eerste lid sub d en e gezamenlijk;

    • één wordt aangewezen door het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties.

  • 2. De leden van de deelnemersraad worden aangewezen voor een periode van vier jaren. Na afloop van deze periode kunnen zij direct opnieuw worden aangewezen en benoemd.

  • 3. Voorafgaande aan de eerste benoeming van de raadsleden en vervolgens steeds na vier jaren, stelt het bestuur vast hoe de zetelverdeling tussen de deelnemers en de pensioengerechtigden in de deelnemersraad zal zijn met inachtneming van het bepaalde in de eerste volzin van het eerste lid.

  • 4. Behalve door periodiek aftreden eindigt het lidmaatschap van de deelnemersraad door:

    • a. bedanken;

    • b. overlijden;

    • c. een daartoe strekkend besluit van de organisatie die het lid heeft aangewezen;

    • d. ontslag door de deelnemersraad, waardoor een tussentijdse vacature ontstaat.

    • Ontslag door de deelnemersraad is alleen mogelijk wanneer de betrokkene, naar de mening van een gekwalificeerde meerderheid van drievierde van de raadsleden, ernstig in gebreke blijft in de uitoefening van zijn functie.

  • 5. In geval van een tussentijdse vacature wijst de organisatie die het te vervangen raadslid had benoemd de opvolger van het betrokken lid aan. Het nieuwe lid heeft zitting gedurende de tijd die het vervangen lid nog had te vervullen, doch is na afloop van die termijn terstond opnieuw benoembaar. Gedurende het bestaan van een vacature behoudt de deelnemersraad zijn volledige bevoegdheden.

  • 6. De aanwijzing geschiedt binnen een maand na het ontstaan van de vacature.

  • 7. De deelnemersraad kiest uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter, alsmede een secretaris en een plaatsvervangend secretaris.

Artikel 9B Bevoegdheden en taken van de deelnemersraad

  • 1. De deelnemersraad adviseert het bestuur desgevraagd of uit eigen beweging over aangelegenheden die het fonds betreffen. Het bestuur stelt de deelnemersraad in ieder geval in de gelegenheid te adviseren over elk voorgenomen besluit van het bestuur tot:

    • a. het nemen van maatregelen van algemene strekking;

    • b. wijziging van de statuten en de pensioenreglementen van het fonds;

    • c. vaststelling van het jaarverslag, de begroting, het verslag van de actuaris en het verslag van de accountant met betrekking tot de financiële toestand van het fonds;

    • d. wijziging van de hoogte van ingegane pensioenen, in gevallen waarin de financiële toestand van het fonds daartoe aanleiding geeft;

    • e. het verlenen van toeslagen hoe ook genaamd of het aanbrengen van wijzigingen, tenzij de toeslagen rechtstreeks voortvloeien uit een statutaire of reglementaire bepaling;

    • f. gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het fonds;

    • g. liquidatie van het fonds.

  • 2. Het bestuur is verplicht het advies van de deelnemersraad op een zodanig tijdstip te vragen dat het van wezenlijke invloed kan zijn op de in het eerste lid van dit artikel te nemen besluiten.

  • 3. Het bestuur (of een delegatie van het bestuur) en de deelnemersraad komen ten minste tweemaal per kalenderjaar gezamenlijk in vergadering bijeen. Tijdens deze vergaderingen worden de aangelegenheden die het fonds betreffen aan de orde gesteld waarover het bestuur of de deelnemersraad overleg wenselijk acht. De gezamenlijke vergaderingen van het bestuur en de deelnemersraad worden om beurten voorgezeten door de voorzitter van het bestuur, respectievelijk door de voorzitter van de deelnemersraad.

  • 4. Het bestuur is verplicht desgevraagd aan de deelnemersraad tijdig alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, die deze voor de invulling van zijn taak redelijkerwijze nodig heeft. De inlichtingen en gegevens worden desgevraagd schriftelijk verstrekt.

  • 5. Het bestuur is verplicht de deelnemersraad, uiterlijk binnen drie maanden na dat een desbetreffend besluit is genomen, mee te delen in hoeverre een gegeven advies wordt opgevolgd. Als het advies (ten dele) niet wordt opgevolgd, dan dient het bestuur daarvan de redenen te vermelden.

  • 6. De deelnemersraad beschikt over een beroepsrecht als bedoeld in artikel 6c, tweede lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet alsmede over een klachtrecht als bedoeld in artikel 6d, eerste lid, van de Pensioen- en spaarfondsenwet. Het in de vorige volzin bedoelde klachtrecht komt overeenkomstig laatstgenoemd artikel ook toe aan een gedeelte van tien procent (10%) van de raadsleden.

  • 7. De raadsleden verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in functie omtrent het fonds, een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan de deelnemersraad of de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen.

  • 8. De deelnemersraad stelt een huishoudelijk reglement vast waarin de werkwijze van de deelnemersraad wordt vastgelegd, hetgeen onder meer inhoudt:

    • de wijze waarop en de gevallen waarin vergaderingen van de deelnemersraad worden bijeengeroepen;

    • de wijze waarop de deelnemersraad in de vergaderingen besluiten neemt;

    • de wijze waarop de deelnemersraad de in het eerste lid van dit artikel bedoelde adviezen samenstelt en aan het bestuur ter kennis brengt.

  • Het huishoudelijk reglement behoeft de goedkeuring van het bestuur van het fonds.

  • De deelnemersraad is verplicht om zich te houden aan de procedures die zijn vastgelegd in het huishoudelijk reglement.

  • 9. De vergaderingen van de deelnemersraad niet zijnde vergaderingen als bedoeld in het derde lid vinden in ieder geval plaats vóór iedere bestuursvergadering en het tijdstip daarvan stemt de deelnemersraad af met het bestuur.

Artikel 9C Vergoedingen voor de deelnemersraad

  • 1. De raadsleden ontvangen:

    • a. indien zij jaarlijks ten minste één (gezamenlijke) vergadering als bedoeld in artikel 9B, derde en negende lid hebben bijgewoond een vaste door het bestuur vast te stellen jaarlijkse vergoeding;

    • b. een vergoeding voor de reiskosten die zij in hun functie hebben gemaakt. Bij gebruikmaking van een auto betreft dit een door het bestuur naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen vergoeding per gemaakte kilometer. Bij gebruikmaking van het openbaar vervoer betreft dit de door hen gedane reële en redelijk te achten uitgaven.

  • 2. De werkgever waarbij het raadslid krachtens een arbeidsovereenkomst in dienst is, ontvangt jaarlijks op een daartoe strekkend verzoek een door het bestuur naar redelijkheid en billijkheid vast te stellen vergoeding verband houdende met de loonkosten van de uren gedurende welke het betreffende raadslid afwezig was wegens het bijwonen van een/de (gezamenlijke) vergadering(en) als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9D Scholing en secretariële ondersteuning van de deelnemersraad

Het bestuur draagt zorg voor een adequate scholing van de raadsleden van de deelnemersraad alsmede voor secretariële ondersteuning van de deelnemersraad.

Artikel 9E Raadpleging van externe adviseurs door de deelnemersraad

De deelnemersraad is bevoegd bij de uitoefening van haar bevoegdheden externe adviseurs te raadplegen.

Artikel 9F Vaststelling van budget

Het bestuur stelt jaarlijks een budget beschikbaar aan de deelnemersraad waaruit de uitgaven voortvloeiende uit de toepassing van de artikelen 9C, eerste lid, sub a, 9D en 9E worden vergoed. Uitgaven die leiden tot het overschrijden van het budget of waarvoor het budget niet (meer) toereikend is, komen slechts voor rekening van het fonds indien het bestuur daarmee instemt. Het bestuur is bevoegd met betrekking hiertoe richtlijnen vast te stellen met inachtneming van redelijkheid en billijkheid.

Artikel 10 Bestuursvergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of ten minste twee bestuursleden dit wenselijk achten, doch ten minste tweemaal per jaar.

  • 2. De vergaderingen van het bestuur worden geleid door de werknemersvoorzitter of de werkgeversvoorzitter en bij beider afwezigheid door de oudste in anciënniteit der aanwezige bestuursleden. Indien in laatstgenoemd geval twee of meer bestuursleden een gelijke anciënniteit hebben treedt de oudste in jaren als voorzitter op.

  • 3. Geldige besluiten kunnen, tenzij deze statuten daaromtrent anders bepalen, slechts genomen worden in vergaderingen waarin meer dan de helft van het aantal bestuursleden aanwezig is.

  • 4. Indien in een vergadering geen besluiten kunnen worden genomen, daar niet voldaan is aan het bepaalde in het vorige lid, wordt binnen een maand een tweede vergadering bijeen geroepen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 11.1.

  • Is in die vergadering het vereiste aantal bestuursleden weer niet aanwezig, dan kunnen in die vergadering over de voorstellen, waaromtrent wegens het ontbreken van het quorum in de eerste vergadering geen beslissing kon worden genomen, besluiten worden genomen mits ten minste één werkgeverslid en één werknemerslid aanwezig zijn.

  • 5. Indien de werknemersvoorzitter en de werkgeversvoorzitter dit wenselijk achten, kunnen in afwijking van het bepaalde in de voorgaande leden, besluiten schriftelijk van het bestuur worden gevraagd. Het besluit dient echter te worden genomen in een vergadering van het bestuur, indien door één of meer leden van het bestuur binnen de daarvoor door de voorzitter gestelde termijn bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of het voorgelegde ontwerp-besluit.

  • 6. De besluiten van het bestuur worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebrachte stemmen beschouwd.

  • 7. Stemming over zaken geschiedt hoofdelijk en mondeling. Stemming over personen geschiedt, behoudens indien de verkiezing bij acclamatie plaatsvindt, bij gesloten en ongetekende briefjes.

  • 8. Bij staking van stemmen over zaken wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Indien de stemmen wederom staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Bij staking van stemmen over personen beslist het lot.

  • 9. De leden van het bestuur hebben in de vergadering van het bestuur ieder één stem, indien de aantallen der ter vergadering aanwezige werkgeversleden en werknemersleden even groot zijn. Is dit niet het geval, dan brengt ieder van de werkgeversrespectievelijk van de werknemersleden van het bestuur evenveel stemmen uit als er leden van de andere groep aanwezig zijn.

  • 10. De leden van het bestuur ontvangen voor elke door hen bij gewoonde vergadering van het bestuur een jaarlijks vast te stellen vacatiegeld.

  • Reis- en verblijfkosten door de leden van het bestuur in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regelen.

Artikel 11 Oproeping

  • 1. De oproeping voor de bestuursvergaderingen geschiedt schriftelijk, op een termijn van ten minste veertien dagen en met inachtneming van hetgeen daarover is bepaald in een door het bestuur vastgesteld huishoudelijk reglement. De oproeping vermeldt, behalve het tijdstip en de plaats der vergadering, de te behandelen onderwerpen.

  • 2. In de vergaderingen, welke niet op de voorgeschreven wijze zijn bijeengeroepen en over onderwerpen, welke niet in de oproeping zijn vermeld kunnen, onverminderd het overigens in deze statuten omtrent het nemen van besluiten bepaalde, slechts besluiten worden genomen, indien ten minste drie/vierde der aanwezige bestuursleden hiermede instemmen.

Artikel 12 Bevoegdheden van het bestuur van het fonds

  • 1. Het bestuur draagt zorg voor de uitvoering van de statuten en het pensioenreglement. Het is bevoegd tot alle daden van beheer en beschikking binnen de kring van de doelstelling van het fonds.

  • Dat geldt ook voor het sluiten van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het sluiten van overeenkomsten waarbij het fonds zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt. Van de bevoegdheid tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling verbindt, maakt het bestuur gebruik in geval van specifieke onderwerpen.

  • 2. De werkgeversvoorzitter en de werknemersvoorzitter vertegenwoordigen gezamenlijk het fonds in en buiten rechte. In geval van afwezigheid van (één van hen) beiden treedt voor (ieder van) hen (afzonderlijk) in de plaats op basis van anciënniteit een bestuurslid van dezelfde organisatie als die zij vertegenwoordigen.

  • 3. Het bestuur is bevoegd één of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan één of meer door het bestuur uit zijn midden aangewezen commissies, welke dienen te worden samengesteld met inachtneming van het aan het eerste lid van artikel 9 ten grondslag liggende beginsel van pariteit. Een commissie is voor de uitoefening van een dergelijke bevoegdheid verantwoording verschuldigd aan het bestuur. De werkwijze en de taken van (een) commissie(s) worden geregeld in een door het bestuur vastgesteld huishoudelijk reglement en/of schriftelijke instructie(s).

  • 4. Het bestuur is bevoegd één of meer adviescommissies in te stellen bestaande uit leden aangewezen niet uit zijn midden. De werkwijze en de taken van (een) adviescommissie(s) worden geregeld in een door het bestuur vastgesteld huishoudelijk reglement en/of schriftelijke instructie(s).

  • 5. Ieder bestuurslid heeft te allen tijde toegang tot de boeken, bescheiden en eigendommen van het fonds en heeft het recht van die boeken en bescheiden inzage te nemen. De door een bestuurslid verlangde inlichtingen worden hem, desverlangd op schrift, verstrekt.

  • 6. De leden van het bestuur verplichten zich door het aanvaarden van hun benoeming tot geheimhouding van hetgeen hun in functie omtrent een bedrijf, beroep of persoon is bekend geworden en voorts van alle aangelegenheden, ten aanzien waarvan het bestuur of de voorzitter geheimhouding heeft opgelegd of waarvan zij het vertrouwelijk karakter moeten begrijpen.

  • Hij, die de uit het voorgaande voortvloeiende geheimhouding schendt, kan bij besluit van het bestuur worden geschorst en aan de Raad van Overleg worden voorgedragen voor ontslag.

Artikel 13 Dagelijks beleid; deskundigheid bestuur

  • 1. Het dagelijks beleid van het fonds wordt bepaald door het bestuur.

  • 2. De deskundigheid van het bestuur dient naar het oordeel van de Pensioen- & Verzekeringskamer voldoende te zijn met het oog op de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden.

  • 3. De voornemens, de handelingen of de antecedenten van de bestuursleden mogen de Pensioen- & Verzekeringskamer geen aanleiding geven tot het oordeel dat, met het oog op de belangen bedoeld in het tweede lid, aan de betrouwbaarheid van de bestuursleden getwijfeld wordt.

  • 4. De bestuursleden richten zich bij de vervulling van hun taak naar de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden en zij zorgen ervoor dat deze personen zich door hen op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen.

  • 5. Het bestuur brengt elke wijziging in de samenstelling van het bestuur vooraf ter kennis aan de Pensioen- & Verzekeringskamer.

  • 6. Een wijziging als bedoeld in het vijfde lid wordt niet doorgevoerd indien de Pensioen- & Verzekeringskamer binnen zes weken na ontvangst van de melding, of, indien de Pensioen- & Verzekeringskamer om nadere gegevens of inlichtingen heeft verzocht, binnen zes weken na ontvangst van die gegevens of inlichtingen aan het bestuur bekend maakt dat zij niet met de voorgenomen wijziging instemt.

  • 7. Indien zich een wijziging van de antecedenten, bedoeld in het derde lid voordoet, stelt het bestuur de Pensioen- & Verzekeringskamer daarvan onverwijld schriftelijk in kennis.

Artikel 13A Commissie Individuele Zaken (CIZ)

Het bestuur kiest uit zijn midden een commissie die tot taak heeft om namens het bestuur beslissingen te nemen in individuele zaken. Samenstelling, taak en werkwijze van de commissie worden nader geregeld in een door het bestuur vastgesteld huishoudelijk reglement en/of schriftelijke instructie(s).

Artikel 13B Pensioen Advies Commissie (PAC)

Het bestuur stelt uit zijn midden een adviescommissie samen, Pensioen Advies Commissie (PAC) genaamd, die mede tot taak heeft om in het kader van de Algemene wet bestuursrecht te fungeren als bezwaarcommissie en uit dien hoofde te beslissen op bezwaren tegen besluiten van het fonds in dispensatiekwesties. Samenstelling, taken en werkwijze van de PAC worden nader geregeld in een door het bestuur vastgesteld huishoudelijk reglement en/of schriftelijke instructie(s).

Artikel 13C Beleggings Advies Commissie (BAC)

Het bestuur stelt uit zijn midden een adviescommissie samen, Beleggings Advies Commissie (BAC) genaamd, die mede tot taak heeft om het bestuur gevraagd en ongevraagd te adviseren over het door het bestuur vast te stellen beleggingsbeleid. Samenstelling, taken en werkwijze van de BAC worden nader geregeld in een door het bestuur vastgesteld huishoudelijk reglement en/of schriftelijke instructie(s).

Artikel 14 Directie

  • 1. Er is een directie bestaande uit een directeur beleggingen en een directeur pensioenen. De leden van de directie kunnen geen lid zijn van het bestuur.

  • 2. Het bestuur is bevoegd één of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan de directie.

  • 3. De wijze van benoeming van de leden van de directie, haar taken en bevoegdheden en de wijze waarop verantwoording wordt afgelegd, worden geregeld in een door het bestuur vastgesteld huishoudelijk reglement en/of schriftelijke instructie.

  • 4. Het bepaalde in artikel 13, tweede tot en met zevende lid, is overeenkomstig van toepassing op de leden van de directie.

Artikel 15 Uitvoerder(s)

  • 1. Met inachtneming van door het bestuur gegeven instructies wordt het administratief en geldelijk beheer, onder verantwoordelijkheid van het bestuur, gevoerd door één of meer door het bestuur tot wederopzeggens benoemde uitvoerder(s), die geen lid kan/kunnen zijn van het bestuur.

  • 2. Het bestuur is bevoegd één of meer van zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk te delegeren aan de uitvoerder(s).

Artikel 16 Actuaris

  • 1. Het bestuur benoemt een actuaris.

  • 2. De actuaris licht het bestuur voor omtrent de financiële opzet van het fonds en de grondslagen waarop het rust en geeft een verklaring af over de juistheid van de op de balans en de rekening van baten en lasten voorkomende actuariële posten.

  • De actuaris brengt jaarlijks een actuarieel rapport uit aan het bestuur en dient het bestuur van advies bij de vaststelling van de in het eerste lid van artikel 20 bedoelde jaarrekening.

  • 3. Het bestuur hoort de actuaris in de gevallen bij deze statuten of het pensioenreglement voorgeschreven en vraagt voorts diens advies in alle gevallen, waarin het dit nodig oordeelt.

  • 4. De actuaris is gerechtigd tot inzage van alle zakelijke gegevens van het fonds, waarvan inzage tot de richtige vervulling van zijn taak behoort.

Artikel 17 Accountant

  • 1. Het bestuur benoemt een accountant, die tot taak heeft de balans, de rekening van baten en lasten en het verslag bedoeld in artikel 20 te controleren en hierover een schriftelijke verklaring af te geven.

  • 2. De accountant is gerechtigd tot inzage van alle zakelijke gegevens van het fonds. De waarden van het fonds moeten hem desverlangd worden getoond.

Artikel 18 Belegging en financiering

  • 1. De beschikbare middelen van het fonds worden op solide wijze belegd met inachtneming van redelijke eisen van liquiditeit en rendement en met inachtneming van een zo juist mogelijke risicoverdeling.

  • 2. De in het voorgaande lid bedoelde taak wordt uitgevoerd door de directie met inachtneming van hetgeen met betrekking daartoe is bepaald in een door het bestuur vastgesteld huishoudelijk reglement.

  • 3. Terzake van de bewaring van de bezittingen van het fonds zorgt het bestuur voor de nodige waarborgen ter voorkoming van vermogensschade.

  • 4. Het fonds draagt zorg ervoor dat de beschikbare middelen van het fonds, tezamen met de te verwachten inkomsten, toereikend zijn ter dekking van de uit de statuten en (het) reglement(en) voortvloeiende pensioenverplichtingen.

  • 5. Het fonds draagt zorg ervoor dat de aanspraken die de deelnemers bij beëindiging van de deelname aan het reglement kunnen ontlenen in elk geval steeds aan het einde van ieder kalenderjaar dan wel, indien dat eerder is, bij beëindiging van de deelneming, volledig zijn gefinancierd. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin hanteert het fonds een overgangsperiode met betrekking tot de affinanciering van de aanspraken die kunnen worden ontleend aan de deelname over de periode tot en met eenendertig december negentienhonderdzevenennegentig.

Artikel 19 Boekjaar

Het boekjaar van het fonds valt samen met het kalenderjaar.

Artikel 20 Informatieverplichting Pensioen- & Verzekeringskamer

  • 1. Het bestuur legt aan de Pensioen- & Verzekeringskamer jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar een actuarieel verslag betreffende het fonds over, voorzien van de verklaring van de actuaris, alsmede een in overleg met de actuaris samengestelde jaarrekening, jaarverslag en overige gegevens over het verstreken boekjaar over, waarin een volledig beeld van de financiële toestand van het fonds wordt gegeven en waaruit ten genoegen van die kamer blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde bij en krachtens de Pensioen- en spaarfondsenwet en dat de belangen van de bij het fonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en overige belanghebbenden voldoende gewaarborgd geacht kunnen worden.

  • 2. Ten blijke van de vaststelling van de jaarrekening en het jaarverslag worden deze ondertekend door de werkgeversvoorzitter en de werknemersvoorzitter.

  • 3. Het bestuur draagt zorg ervoor dat van de inhoud van het in het eerste lid genoemde jaarverslag – eventueel in beknopte vorm – kennis kan worden genomen door de deelnemers en de aangesloten ondernemingen.

Artikel 21 Wijziging van de statuten en het pensioenreglement

  • 1. De statuten en het pensioenreglement kunnen worden gewijzigd bij een besluit van het bestuur, dat de goedkeuring behoeft van de Raad van Overleg. Het bepaalde in artikel 10 is daarbij van toepassing, tenzij daarvan in de volgende leden van dit artikel wordt afgeweken.

  • 2. Een besluit als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden genomen, indien:

    • a. het voorstel is vermeld op de agenda van de bestuursvergadering; en

    • b. ten minste drie/vierde van de uitgebrachte stemmen voor het voorstel worden uitgebracht.

  • 3. Indien de werknemersvoorzitter en de werkgeversvoorzitter dit wenselijk achten kan een besluit als bedoeld in het eerste lid ook schriftelijk van het bestuur worden gevraagd.

  • Het besluit dient echter te worden genomen in een vergadering van het bestuur, indien door één of meer leden van het bestuur bezwaar wordt gemaakt tegen de schriftelijke voorlegging of tegen het voorgelegde ontwerp-besluit.

  • 4. Een wijziging van de statuten of het pensioenreglement treedt in werking op een door het bestuur bepaald tijdstip. Gelijktijdig bepaalt het bestuur op welke wijze de wijziging ter kennis van de aangesloten werkgevers en de deelnemers zal worden gebracht.

  • 5. Een wijziging in de statuten wordt in een notariële akte neergelegd.

Artikel 22 Wijziging of vermindering van aanspraken

  • 1. Indien de financiële toestand van het fonds naar het oordeel van het bestuur, gehoord de actuaris, daartoe aanleiding geeft, kan een wijziging of vermindering plaatshebben van de tegenover het fonds verworven aanspraken op pensioen, daaronder mede begrepen reeds ingegaan pensioen, of andere uitkeringen, tenzij het mogelijk is met betrekking tot het ontstane tekort een financieringsregeling te treffen.

  • 2. Bij een vermindering van de aanspraken ingevolge het bepaalde in het voorgaande lid kan het bestuur bepalen, dat de aanspraken dergenen, die reeds in het genot van pensioen zijn buiten de vermindering blijven, indien deze voor hen naar het oordeel van het bestuur, gehoord de actuaris, niet nodig is.

  • 3. Behoudens het bepaalde in het voorgaande lid ontwerpt het bestuur in geval van vermindering van de aanspraken ingevolge het bepaalde in het tweede lid, gehoord de actuaris, een schaal, waarin tot uitdrukking komt dat een groter percentage van de verworven aanspraken behouden blijft, al naar mate de pensioendatum van betrokkenen dichterbij is gelegen en dat de aanspraken dergenen, die reeds in het genot van pensioen zijn, in de kleinste mate verminderd worden.

  • 4. De ingevolge het bepaalde in de drie voorgaande leden genoemde besluiten worden met inachtneming van het bepaalde in artikel AVII4 in het pensioenreglement opgenomen.

Artikel 23 Overeenkomsten met andere pensioenfondsen

  • 1. Het bestuur is bevoegd met andere pensioenfondsen overeenkomsten te sluiten, welke ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers of een bepaalde groep van deelnemers van het andere pensioenfonds naar het fonds:

    • a. de verplichtingen van het andere pensioenfonds jegens deze deelnemers, de gewezen deelnemers die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat en hun nagelaten betrekkingen geheel of gedeeltelijk over te nemen; of

    • b. aan deze deelnemers, de gewezen deelnemers die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat en hun nagelaten betrekkingen aanspraken op pensioen te verlenen over perioden vóór de overgang naar het fonds volgens het pensioenreglement van het fonds.

  • 2. Het bestuur is tevens bevoegd met andere pensioenfondsen overeenkomsten te sluiten, welke ten doel hebben om bij overgang van alle deelnemers of een bepaalde groep van deelnemers van het fonds naar het andere pensioenfonds:

    • a. de verplichtingen van het fonds jegens deze deelnemers, de gewezen deelnemers, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat en hun nagelaten betrekkingen geheel of gedeeltelijk over te dragen; of

    • b. aan deze deelnemers, de gewezen deelnemers, die behoord hebben tot dezelfde groep deelnemers als welke overgaat en hun nagelaten betrekkingen aanspraken op pensioen te verlenen over de perioden van de deelneming in het fonds volgens het pensioenreglement van het andere pensioenfonds.

  • 3. Het bestuur kan in verband met het in de vorige leden bepaalde ten aanzien van de betrokken deelnemers, gewezen deelnemers en hun nagelaten betrekkingen van de bepalingen van de statuten of het pensioenreglement afwijken, mits niet ten nadele van de gezamenlijke rechthebbenden.

Artikel 24 Overeenkomsten ter beperking van pensioenverlies

Het bestuur is bevoegd overeenkomsten te sluiten welke ten doel hebben pensioenverlies bij overgang van een deelnemer van het fonds naar een andere pensioenvoorziening of omgekeerd te beperken.

Artikel 25 Ontbinding en liquidatie van het fonds

  • 1. Het fonds kan worden ontbonden bij een besluit van het bestuur. Een besluit tot ontbinding van het fonds kan slechts genomen worden in een uitdrukkelijk daartoe bijeengeroepen vergadering. Het bepaalde in de artikelen 9B lid 1g, en 21, eerste en tweede lid, is van toepassing.

  • 2. Indien tot ontbinding wordt besloten treedt het fonds op een bij het ontbindingsbesluit te bepalen datum in liquidatie. Tenzij bij het ontbindingsbesluit een liquidateur wordt benoemd, geschiedt de liquidatie door het bestuur, dat in dat geval aanblijft tot de liquidatie is geëindigd.

  • 3. Tenzij het bepaalde in artikel 23, tweede lid onder b, toepassing vindt, worden aan de deelnemers en hun nagelaten betrekkingen premievrije aanspraken op uitgesteld pensioen toegekend, berekend alsof bij voortbestaan van het fonds de deelneming op de datum van ontbinding van het fonds was beëindigd.

  • 4. Een eventueel overschot wordt zoveel mogelijk aangewend in overeenstemming met het doel van het fonds. Bij een eventueel tekort worden de ten tijde van de liquidatie bestaande pensioenaanspraken voor alle deelnemers, gewezen deelnemers of hun nagelaten betrekkingen verminderd volgens een schaal, waarin tot uitdrukking komt, dat een groter percentage van de door de nog niet gepensioneerden verworven aanspraken behouden blijft al naarmate de pensioendatum van de betrokken deelnemer of gewezen deelnemer dichterbij is gelegen en dat de aanspraken dergenen, die reeds in het genot van pensioen zijn met het kleinste percentage worden verminderd.

  • 5. Indien besloten wordt, dat het fonds zich niet langer met het uitbetalen van pensioenen zal belasten, worden, tenzij het bepaalde in artikel 23, tweede lid, toepassing vindt, lijfrenteverzekeringen aangegaan bij één of meer instellingen, welke voldoen aan de eisen gesteld in artikel 2, vierde lid onderdeel B van de Pensioen- en spaarfondsenwet.

  • De aanspraken, welke aan de lijfrenteverzekeringen kunnen worden ontleend zullen naar aard en omvang zoveel mogelijk gelijk zijn aan de aanspraken welke tegenover het fonds bestaan. Van de gesloten lijfrenteverzekeringen moeten bewijsstukken aan betrokkenen worden afgegeven, waarin de gewezen deelnemer en zijn nagelaten betrekkingen onherroepelijk als begunstigden worden aangewezen, waarin overdracht, verpanding of belening van de verzekerde aanspraken wordt uitgesloten en waarin de mogelijkheid tot afkoop van de verzekerde aanspraken niet ruimer mag zijn geregeld dan in het reglement van het fonds. Zodra de lijfrenteverzekeringen gesloten zijn, zullen de aanspraken jegens de verzekeringsinstelling in de plaats treden van de aanspraken jegens het fonds.

  • 6. De slotrekening van de liquidatie behoeft de goedkeuring van de in artikel 9 genoemde organisaties.

Artikel 26 Informatieverstrekking

  • 1. Iedere deelnemer wordt bij de aanvang van de deelneming schriftelijk op de hoogte gesteld van de inhoud van de statuten en de inhoud van het pensioenreglement. Jaarlijks worden de deelnemers schriftelijk geïnformeerd over wijzigingen van statuten en reglement.

  • 2. Het fonds stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en reglementen kennis te nemen.

Artikel 27 Inwerkingtreding

Deze statuten zijn in werking getreden op een januari negentienhonderdnegenenzestig en laatstelijk gewijzigd met ingang van een januari tweeduizenddrie.

De stukken waaruit blijkt van de in de aanhef van deze akte vermelde besluiten worden aan deze akte gehecht.

Van de schriftelijke volmachten blijkt uit een onderhandse akte van volmacht en een kopie van een onderhandse akte van volmacht, welke aan deze akte worden gehecht.

Waarvan deze akte in minuut wordt verleden te [Rotterdam], op de datum in het hoofd van deze akte vermeld.

Na mededeling van de zakelijke inhoud van de akte, het geven van een toelichting daarop en na de verklaring van de comparante van de inhoud van de akte te hebben kennisgenomen en daarmee in te stemmen, wordt deze akte onmiddellijk na voorlezing van die gedeelten van de akte, waarvan de wet voorlezing voorschrijft, door de comparante, die aan mij, notaris, bekend is, en mij, notaris, ondertekend.

Collectieve Arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden 1998/2002 (SUM-CAO)

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. Werknemer:

  • degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten met een werkgever;

  • b. Werkgever:

  • de werkgever in de Metalektro Industrie;

  • c. SVM:

  • Stichting Vroegpensioenfonds voor de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, gevestigd te Amsterdam.

Artikel 2 Werkingssfeer

  • 1. Deze overeenkomst is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten van de werknemers in dienst van een werkgever in een onderneming in de Metalektro Industrie.

  • 2. Tot de Metalektro worden, behoudens het hierna in lid 3 en 4 bepaalde, geacht te behoren ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren in de regel gedurende ten minste 1200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze overeenkomst1, doch met inachtneming van het gestelde onder 5 tot en met 14 en 16, werkzaamheden worden verricht en waarin:

    • a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder onder meer wordt verstaan:

      • 1e. het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, verscheuren en/of vermalen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwtractoren, -machines en -werktuigen), alles in de ruimste zin van het woord, zoals appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gasmeters, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels (onder andere voor centrale verwarming), kinderwagens, klinknagels, kroonkurken, matrassen, matrijzen, meubels, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen, schroeven, schuifhekken, sierhekken, sluitingen, stempels, tanks, taximeters, tuben, uurwerken, watermeters, zonweringen;

      • 2e. het vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen en dergelijke, die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken, met uitzondering van het vervaardigen van radio-apparaten;

      • 3e. het staalblazen en/of zandstralen;

      • 4e. het verzinken en/of vertinnen, voorzover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt;

      • 5e. het reviseren van verbrandingsmotoren en onderdelen daarvan in de ruimste zin;

    • b. uitsluitend of in hoofdzaak het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf wordt uitgeoefend;

    • c. uitsluitend of in hoofdzaak rechtstreeks voor derden gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties worden gewikkeld of hersteld (elektrotechnisch wikkelen reparateursbedrijf)

    • d. uitsluitend of in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro;

    • echter, niet tot de Metalektro worden geacht te behoren ondernemingen waarin uitsluitend het bedrijf van het ter beschikking stellen van werknemers van derden wordt uitgeoefend indien de betreffende onderneming:

      • werknemers voor 25% of meer van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt van derden die niet uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen uitoefenen dan wel die niet op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro;

      • én voor 15% of meer van het totale premieplichtige loon op jaarbasis werknemers ter beschikking stelt van derden op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7: 691 lid 2 B.W., zoals nader gedefinieerd in artikel 1 lid 1 en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het Lisv d.d. 6 oktober 1999, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van 9 maart 2000. Zodra dit besluit in werking treedt geldt alsdan dat de onderneming aan dit criterium heeft voldaan indien en voor zover dit door de uitvoeringsinstelling dan wel het Lisv als zodanig is vastgesteld;

      • én geen onderdeel uitmaakt van een groep van ondernemingen die geacht wordt te behoren tot de Metalektro;

      • én geen door werkgevers- en werknemers(organisatie(s)) tot stand gebrachte arbeidspool is; eveneens worden niet geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen die lid zijn van de Algemene Bond van Uitzendondernemingen (ABU) die vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor uitzendkrachten 1999–2003;

    • e. anders dan in hoofdzaak het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen en/of een of meer van de in lid 5 genoemde bedrijven wordt uitgeoefend en daarnaast anders dan in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7:690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro, indien in de betreffende onderneming het grootste deel van het totale premieplichtige loon op jaarbasis wordt aangewend ten behoeve van deze activiteiten gezamenlijk.

    • Onder „vervaardigen" dient te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

  • 3. Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemingen in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, worden, behoudens het bepaalde in lid 4, tevens geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de volgende bedrijven wordt/worden uitgeoefend:

    • a. het walsen van staal;

    • b. het ijzer- en staalgietersbedrijf;

    • c. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen;

    • d. het vervaardigen en/of herstellen van liften.

  • Onder „vervaardigen" dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

  • 4. Niet onder de werkingssfeer van deze overeenkomst ressorteren ondernemingen, die weliswaar onder de omschrijving van lid 5 vallen, doch waarop met goedkeuring van de daartoe bevoegde instantie een (algemeen verbindend verklaarde) collectieve arbeids-overeenkomst of regeling van arbeidsvoorwaarden in de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) van toepassing is.

  • 5. Een onderneming die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers is aangesloten bij SVM is, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 en 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk 1.200, 800 of 400, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 6 bepaalde, voor wat betreft het vroegpensioen aangesloten bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalnijverheid.

  • 6. De aansluiting voor wat betreft het vroegpensioen bij het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalnijverheid gaat in op de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor onder 5 genoemde perioden.

  • 7. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 4 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie (voorheen Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid (thans de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot de Metalektro.

  • 8. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 5 en 7 bedoeld wordt voor de toepassing van het in lid 5 en 7 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.

  • 9. Indien een onderneming als bedoeld in lid 7 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaalnijverheid wordt die onderneming met ingang van dezelfde datum geacht te behoren tot het Metaalbewerkingsbedrijf.

  • 10. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers wordt geacht te behoren tot het Metaalbewerkingsbedrijf, wordt, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 en 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, ten minste heeft bedragen onderscheidenlijk 1.200, 2.000 of 3.000, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 13 bepaalde, geacht te behoren tot de Metaal- en Elektrotechnische Industrie.

  • 11. De aansluiting voor wat betreft het vroegpensioen bij SVM gaat in op de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor onder 10 genoemde perioden.

  • 12. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 2 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) (voorheen de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid), doch waarbij op voorgenoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie (thans de sector Metaalindustrie en de sector Elektrotechnische Industrie) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.

  • 13. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 10 en 12 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 10 en 12 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.

  • 14. Indien een onderneming als bedoeld in lid 12 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie wordt die onderneming met ingang van dezelfde datum geacht te behoren tot de Metalektro Industrie.

  • 15. De Commissie Werkingssfeer ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen in lid 5 tot en met 14 gestelde regelen.

  • 16. Deze overeenkomst is niet van toepassing op Holland Repair and Service B.V. te Amsterdam, Vemat B.V. te Cruquius, Vermeer Industrial Contracting B.V. te Hoofddorp alsmede op Lucent Technologies Network Systems Nederland B.V. te Hilversum en Lucent Technologies EMEA B.V. te Hilversum, alsmede Belden Wire and Cable B.V. te Venlo en Saronix B.V. te Doetinchem en de tot Fokker Aviation behorende werkmaatschappijen: Fokker Aircraft Services B.V. te Woensdrecht, Fokker Elmo B.V. te Woensdrecht, Fokker Special Products B.V. te Hoogeveen, Fokker Aerostructures B.V. te Papendrecht en Fokker Product Support B.V. te Woensdrecht, Nedtrain te Utrecht en Machinefabriek „De Rollepaal" B.V. te Dedemsvaart.

Artikel 3 Uitvoering

De uitvoering van deze overeenkomst geschiedt volgens het bepaalde in het SUM-reglement dat aan deze overeenkomst is gehecht en geacht wordt daarvan deel uit te maken.

De uitvoering van de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst en van het SUM-reglement is opgedragen aan SVM, waarvan de statuten worden geacht deel uit te maken van deze overeenkomst. De statuten liggen ter inzage op het kantoor van SVM te Amsterdam.

Artikel 4 Bijdragen

De werkgever is aan SVM de bijdrage verschuldigd zoals door het bestuur vastgesteld conform het Reglement financiering SVM-regelingen dat aan deze overeenkomst is gehecht en geacht wordt daarvan deel uit te maken.

De werkgever is bevoegd op het bruto loon van de deelnemer in te houden de door het bestuur conform het Reglement financiering SVM-regelingen vastgestelde werknemersbijdrage.

Artikel 5 Aanspraken

  • 1. Aanspraak op de in het SUM-reglement beschreven regeling kan maken de werknemer die, met inachtneming van het bepaalde in lid 2 van dit artikel, vóór 1 december 2002 voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 2 van het SUM-reglement.

  • 2. Geen aanspraak op deze regeling kan doen gelden c.q. verliest zijn aanspraak:

    • a. hij die op het moment van deelneming – afgezien van sancties –recht heeft op een volledige uitkering krachtens de AAW/WAO/WAZ, de WW (uitgezonderd de voortgezette loonbetaling op grond van artikel 63 e.v. van de WW) dan wel recht heeft op doorbetaling van zijn salaris tijdens ziekte;

    • b. hij die onder een afvloeiingsregeling valt met uitzondering van degene die voortgezette loonbetaling ontvangt krachtens artikel 63 e.v. van de WW; en eveneens met uitzondering van degene die betrokken is bij een regeling als bedoeld in artikel 10.6 van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro 2000/2002, ingevolge welke hij zonder een uitkering krachtens de WW te genieten in de leeftijd van 57,5 tot 61 jaar van voltijd in niet minder dan 50% deeltijd is gaan werken, en die overigens aan de voorwaarden voor deelneming voldoet. Met dien verstande dat in het laatste geval de hoogte van de uitkering is gebaseerd op een bruto grondslag afgeleid van het voltijdsalaris, mits in de periode van deeltijdwerken de bijdragen zijn betaald die verschuldigd zouden zijn geweest indien de betrokken werknemer in voltijd was blijven werken;

    • c. hij die overigens niet voldoet aan de in het SUM-reglement opgenomen voorwaarden.

Artikel 6 Hoogte van de uitkering

De hoogte van de SUM-uitkering bij volledige en een deeltijd deelneming wordt bepaald op basis van het „SUM-reglement behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en de Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden 1998/2002" welke aan deze collectieve arbeidsovereenkomst is gehecht en daarvan deel uitmaakt.

Artikel 7 Inhoudingen bij deelneming

SVM zal op de bruto SUM-uitkering de inhoudingen verrichten zoals vermeld in artikel 7 van het SUM-reglement.

Artikel 8 Loonbetaling bij deeltijd deelneming

De werkgever draagt zorg voor inhoudingen op en uitbetaling van het loon dat door de werkgever is verschuldigd uit hoofde van het deeltijd dienstverband.

Artikel 9 Overzicht voorziening in vrijgekomen functies

De werkgever bij wie in de loop van het kalenderjaar werknemers vervroegd zijn uitgetreden, zal aan SVM, uiterlijk op 1 mei van het jaar daarop volgend, een overzicht verstrekken waaruit blijkt of en zo ja op welke wijze in de vrijgekomen functies is voorzien. SVM zal voor toezending van een formulier zorg dragen.

SUM-reglement behorende bij de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en de Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden 1998/2002

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a. SUM-regeling:

  • de tussen partijen bij de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro afgesloten aparte collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden 1998/2002.

  • b. Metaal- en Elektrotechnische Industrie:

  • de ondernemingen welke vallen respectievelijk zullen vallen onder de omschrijving van de werkingssfeer van de algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden 1998/2002.

  • c. SVM:

  • Stichting Vroegpensioenfonds voor de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, gevestigd te Amsterdam.

  • d. Werkgever:

  • de werkgever in de Metalektro Industrie.

  • e. Werknemer:

  • degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7: 610 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten met een werkgever.

  • f. Deelnemer:

  • de (ex-)werknemer in de Metalektro Industrie wiens verzoek om aan de SUM-regeling te mogen deelnemen door het bestuur van SVM is ingewilligd en is toegetreden tot de SUM-regeling.

Artikel 2 Voorwaarden voor deelneming

  • 1. Om aan de SUM-regeling te kunnen deelnemen dient de betrokken werknemer op de dag voor hij gaat deelnemen te voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • a. de werknemer is geboren vóór 1 januari 1953;

    • b. de werknemer is 58 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar;

    • c. de werknemer is direct voorafgaande aan het moment van deelneming op basis van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7: 610 lid 1 Burgerlijk Wetboek in de Metalektro en/of in de Metaalnijverheid werkzaam geweest, gedurende:

      • de laatste 7 jaren, of

      • de laatste 6 respectievelijk 5 jaren, met daarbij echter een totaal dienstverband in de Metalektro en/of Metaalnijverheid van 13 respectievelijk 19 jaren, behoudens een beperkte onderbreking buiten zijn schuld (dit laatste ter beoordeling van het bestuur van SVM) en met dien verstande dat de werknemer direct voorafgaande aan de deelneming in de Metalektro werkzaam was;

    • d. de werknemer dient het dienstverband te beëindigen (bij volledige deelneming) respectievelijk te wijzigen (bij gedeeltelijke deelneming) al naar gelang de mate waarin aan de SUM-regeling wordt deelgenomen;

    • e. de werknemer moet zich hebben verbonden gedurende zijn deelnemerschap niet in loondienst te treden of anderszins betaalde arbeid te verrichten (bij volledige deelneming) respectievelijk geen dienstverband aan te gaan met een andere werkgever al dan niet binnen de Metalektro of betaalde arbeid te verrichten anders dan bij de eigen werkgever (bij gedeeltelijke deelneming). In bijzondere gevallen ter beoordeling van het bestuur van SVM, kan van het bovenstaande worden afgeweken ingeval van volledige deelneming. Voor het overige zijn de artikelen 11 en 12 van toepassing;

    • f. de werknemer dient zich bij gedeeltelijke deelneming te hebben verbonden geen meeruren te werken boven het overeengekomen aantal te werken uren op kalenderjaarbasis dat correspondeert met de conform artikel 6 vastgestelde mate van deelneming. In bijzondere gevallen, ter beoordeling van het bestuur van SVM, kan van het bovenstaande worden afgeweken.

    • Voor het overige zijn de artikelen 11 en 12 van toepassing;

    • g. de werknemer heeft verklaard dat, wanneer hij voor een uitkering krachtens de ZW/AAW/WAO/WAZ in aanmerking komt ofwel recht verkrijgt op doorbetaling van zijn loon bij ziekte, hij het betrokken uitvoeringsorgaan c.q. zijn werkgever machtigt zijn uitkering krachtens deze wetten over te maken aan SVM;

    • h. de werknemer heeft verklaard akkoord te gaan met de wijzigingen in het niveau van de uitkering voortvloeiend uit de toepassing van artikel 5 lid 6.

  • 2. Wanneer een volledig arbeidsongeschikte werknemer recht heeft op loondoorbetaling in verband met ziekte of een uitkering krachtens de AAW/WAO/WAZ en hij wordt volledig of gedeeltelijk arbeidsgeschikt verklaard, kan hij aan de regeling deelnemen op de eerste dag van de vierde maand, volgend op die waarin hij weer volledig of gedeeltelijk arbeidsgeschikt is.

  • 3. Het door SVM vastgestelde aanvraagformulier, door werkgever en werknemer volledig en naar waarheid ingevuld en voorzien van de vereiste bijlagen, dient ten minste zes maanden voor de gevraagde ingangsdatum in het bezit van SVM te zijn.

  • 4. De werknemer kan gedurende de looptijd van de SUM-regeling bij het bereiken van de reguliere uittredingsleeftijd en voor zover hij voldoet aan de voorwaarden genoemd in dit artikel een aanvraag indienen voor deelneming op grond waarvan SVM een aanspraak op deelneming vaststelt zonder dat van de aanspraak gebruik wordt gemaakt. Alsdan kan alsnog geheel of gedeeltelijk van de aanspraak gebruik worden gemaakt na het eindigen van de SUM-regeling. Onder reguliere uittredingsleeftijd wordt in dit verband verstaan:

    • de 61-jarige leeftijd.

  • Ter zake van het uittreden zijn de bepalingen van dit reglement alsnog onverkort van toepassing.

Artikel 3 Loon en bruto grondslag

  • 1. Onder loon wordt met inachtneming van het hierna in dit artikel bepaalde verstaan het loon dat wordt betrokken bij de vaststelling van de aanspraken op levenslang ouderdomspensioen en levenslang nabestaandenpensioen; daaronder wordt verstaan het vaste loon, dat de werknemer op de datum van de vaststelling van de bruto grondslag van zijn werkgever geniet, vermeerderd met:

    • a. een aan de periode, waarover het loon wordt genoten, evenredig gedeelte van de vakantietoeslag;

    • b. een aan de periode, waarover het loon wordt genoten, evenredig gedeelte van elke met de werkgever schriftelijk overeengekomen vaste jaarlijkse uitkering onder welke benaming ook, zoals dertiende maand, gegarandeerde tantième en dergelijke;

    • c. indien de werknemer boven het met de werkgever overeengekomen vaste loon oververdienste in de zin van de CAO geniet: een percentage van het vaste loon. Dit percentage wordt voor elk kalenderjaar door de werkgever vastgesteld, waarbij wordt uitgegaan van de over een bepaalde periode gemiddeld genomen oververdienste van de groep werknemers, waartoe de werknemer behoort. Dit percentage, alsmede de groep waarop het betrekking heeft, wordt door de werkgever vastgesteld na overleg met de betrokken werknemers of hun vertegenwoordigers.

  • 2. Indien de beloning van de werknemer geheel of ten dele uit provisie bestaat wordt in een kalenderjaar als zijn loon beschouwd het bedrag dat hij gemiddeld over het gehele voorgaande kalenderjaar in dienst van zijn werkgever heeft verdiend. Indien de werknemer niet gedurende het gehele voorgaande kalenderjaar bij zijn werkgever in dienst is geweest of indien zijn dienstverband in de loop van een kalenderjaar aanvangt, wordt als zijn loon in het kalenderjaar beschouwd het bedrag dat een aan hem gelijksoortige werknemer, wiens beloning geheel of ten dele uit provisie bestaat, gemiddeld over het gehele voorgaande kalenderjaar in dienst van één of meer werkgevers in de Metalektro heeft verdiend.

  • 3. Het loon zal echter niet hoger zijn dan het overeenkomstige loon op de eerste dag van de maand van het bereiken van de 56-jarige leeftijd van de werknemer, vermeerderd met de algemene salarisverhogingen in de Metalektro, welke vanaf dat tijdstip hebben plaatsgevonden, tenzij het bestuur van SVM anders beslist.

  • Mocht de werknemer na de eerste dag van de maand van het bereiken van de 56-jarige leeftijd zijn geconfronteerd met teruggang in loon bij gelijk blijvend percentage werken (demotie) en/of wijziging in loon uitsluitend als gevolg van vermindering of vermeerdering van het percentage werken, dan zal het loon worden bepaald aan de hand van het gewogen gemiddelde loon over de periode vanaf de eerste dag van de maand van het bereiken van de 56-jarige leeftijd van de werknemer. De manier van weging is in geval van demotie als volgt: het eerste jaar vóór de aanvang van de deelneming tot en met (ten hoogste) het vijfde jaar vóór de aanvang van de deelneming wordt het loon gewogen met respectievelijk gewichtsfactor 1 tot en met (ten hoogste) 5. De manier van weging bij wijziging in loon uitsluitend als gevolg van vermindering of vermeerdering van het percentage werken geschiedt op basis van de lengte van de perioden waarover de verschillende percentages werken hebben gegolden.

  • 4. De bruto grondslag voor de berekening van de netto uitkering van de deelnemer wordt vastgesteld bij de aanvang van de deelneming en is gelijk aan het loon in geld. Hierbij wordt het loon – herleid tot een jaarbedrag op basis van 261 dagen en naar boven afgerond op één gulden – tot een maximum bedrag in aanmerking genomen. Het maximum loonbedrag als bedoeld in de vorige volzin is gelijk aan tweemaal de premiegrens welke in dat jaar wordt gehanteerd voor de WAO en WW uitgaande van 261 dagen, waarbij structurele wijzigingen als gevolg van overheidsmaatregelen buiten beschouwing blijven.

  • 5. Ten aanzien van de werknemer die uittreedt op basis van een parttime dienstverband wordt het in het vierde lid genoemde maximum vermenigvuldigd met een breuk waarbij de teller gelijk is aan het parttimepercentage en de noemer gelijk is aan het fulltimepercentage.

Artikel 4 Uitbetaling van de SUM-uitkering

  • 1. SVM willigt het verzoek tot deelneming in als naar het oordeel van SVM aan alle voorwaarden is voldaan en geeft de deelnemer en zijn werkgever daarvan schriftelijk bericht met vermelding van de ingangsdatum. De deelneming begint op de eerste van een kalendermaand.

  • 2. De uitkering, waarin de vakantietoeslag is verwerkt, wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.

  • 3.

    • a. De eerste uitkering geschiedt over de maand met ingang waarvan de deelneming is begonnen.

    • b. Het tijdstip van de uitkering ligt in de tweede helft van de maand waarover de uitkering plaatsvindt.

Artikel 5 Berekening van de SUM-uitkering bij volledige uittreding

  • 1. Berekening SUM-uitkering bij ingang op de 61-jarige leeftijd.

  • De netto SUM-uitkering ontstaat als volgt:

    • op de bruto grondslag wordt een berekening toegepast als ware de bruto grondslag het bruto loon waarvan voor de betreffende deelnemer het netto loon bij werken moet worden berekend volgens de in Nederland geldende (wettelijke) bepalingen.

    • Hierbij wordt onder meer rekening gehouden met de bijdrage in de kosten van de SVM-regelingen die de werkgever krachtens het Reglement financiering SVM-regelingen gerechtigd is in te houden op het bruto inkomen van de werknemer, ook indien deze bijdrage direct voorafgaande aan de deelneming niet was verschuldigd;

    • van het aldus gevonden netto bedrag wordt 80%, het zogenaamde netto uitkeringspercentage, genomen

    • Uitgaande van de aldus berekende netto SUM-uitkering wordt de bruto SUM-uitkering berekend.

  • De netto SUM-uitkering zal ten minste gelijk zijn aan de netto AOW-uitkering, als ware de deelnemer 65 jaar uitgaande van een volledige betrekking bij werken. Voor de deelnemer die gehuwd is in de zin van de AOW, van wie de echtgenoot jonger is dan 65 jaar, geldt de netto AOW-uitkering voor gehuwden met maximale toeslag.

  • 2. Aanvullende SUM-uitkering wegens ploegentoeslag, toeslag afwijkende werktijden en SAO-toeslag

  • De hoogte van de in dit lid omschreven aanvullende SUM-uitkering geldt uitsluitend bij aanvang van het deelnemerschap op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt.

  • Aan de werknemer die direct voor het moment van deelnemen:

    • werkte in een regelmatige ploegendienst zoals omschreven in de toelichting bij lid van 5 en 6 van artikel 4.12 van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro, dan wel

    • gedurende ten minste één jaar werkte in afwijkende werktijden, zoals bedoeld in artikel 4.16 van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro, of

    • recht had op een toeslag op basis van het systeem arbeidsomstandigheden (SAO) zal door SVM een aanvullende uitkering worden verleend.

  • De aanvullende uitkering op grond van de ploegentoeslag c.q. de toeslag voor afwijkende werktijden wordt gebaseerd op de gedurende de twaalf maanden voorafgaande aan de deelneming uitbetaalde toeslagen, vermeerderd met de eventuele compensatie van die toeslagen in de WAO-uitkering, tenzij deze toeslag reeds deel uitmaakte van zijn laatst vastgestelde loon als bedoeld in artikel 3.

  • De aanvullende uitkering op grond van de SAO-toeslag wordt eveneens gebaseerd op de gedurende de twaalf maanden voorafgaande aan de deelneming uitbetaalde toeslagen, vermeerderd met de eventuele compensatie van die toeslagen in de WAO-uitkering.

  • De toeslag als bedoeld in artikel 10.9 lid 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro van f 302,– (€ 137,04) per jaar vormt geen basis voor een aanvullende uitkering. Indien de toeslag als bedoeld in artikel 10.9 lid 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro pensioengevend is, zal deze worden betrokken bij de berekening van de bruto uitkering zoals in lid 1 van dit artikel beschreven.

  • Voor de vaststelling van de aanvullende uitkering in verband met één of meerdere van bovengenoemde omschreven toeslagen gelden gedurende de volledige deelnemingsperiode de volgende percentages:

    • 45% van de in het jaar vóór uittreden feitelijk verdiende bruto SAO-toeslag, of

    • 65% van de in het jaar vóór uittreden feitelijk verdiende bruto ploegentoeslag/toeslag voor afwijkende werktijden, of

    • 65% van de in het jaar vóór uittreden feitelijk verdiende bruto SAO-toeslag en ploegentoeslag/toeslag voor afwijkende werktijden.

  • 3. Berekening SUM-uitkering bij ingang vóór de 61-jarige leeftijd.

  • Indien de ingangsdatum van het deelnemerschap ligt vóór de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de 61-jarige leeftijd bereikt, wordt de volgens het eerste lid van dit artikel berekende netto-uitkering herleid tot een brutobedrag en vervolgens vermenigvuldigd met de volgende formule:

  • (47: (47 + C)) X 80

  • Bij de hiervoor genoemde formule is C het aantal maanden gelegen vóór de maand waarin de werknemer op zijn vroegst in aanmerking komt voor een netto uitkering van 80%.

  • 4. Berekening aanvullende SUM-uitkering bij ingang vóór de 61-jarige leeftijd

  • Indien de ingangsdatum van het deelnemerschap ligt vóór de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de 61-jarige leeftijd bereikt, wordt de aanvullende SUM-uitkering van de werknemer -afhankelijk van de formule die bij toepassing van het derde lid op hem van toepassing is – berekend door vermenigvuldiging van de in de laatste volzin van het tweede lid genoemde toeslagen met de betreffende formule met dien verstande dat daarin in plaats van 80 wordt gelezen 45 respectievelijk 65.

  • 5. Berekening SUM-uitkering bij ingang op of na de 62-jarige leeftijd

    • a. Indien de ingangsdatum van het deelnemerschap ligt op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de 62-jarige leeftijd bereikt maar vóór de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de 63-jarige leeftijd bereikt, wordt de in het eerste lid bedoelde en tot een bruto bedrag herleide uitkering vermenigvuldigd met de volgende breuk: 87,5 : 80;

    • b. Indien de ingangsdatum van het deelnemerschap ligt op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de 63-jarige leeftijd bereikt maar vóór de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de 64-jarige leeftijd bereikt, wordt de in het eerste lid bedoelde en tot een bruto bedrag herleide uitkering vermenigvuldigd met de volgende breuk: 90 : 80;

    • c. Indien de ingangsdatum van het deelnemerschap ligt op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de 64-jarige leeftijd bereikt, wordt de in het eerste lid bedoelde en tot een bruto bedrag herleide uitkering vermenigvuldigd met de volgende breuk: 95 : 80.

  • De bruto uitkeringspercentages van de aanvullende SUM-uitkering bedoeld in het tweede lid worden niet verhoogd.

  • 6. Aanpassing SUM-uitkering

  • Het bestuur van SVM zal, bij wijziging van het bruto beloningsniveau in de Metalektro, de conform de leden 1,3 en 5 alsmede artikel 6 berekende bruto SUM-uitkering dienovereenkomstig opnieuw vaststellen.

  • 7. AAW/WAO/WAZ-gerechtigden

  • De deelnemer die recht heeft op een uitkering krachtens de AAW/WAO/WAZ en het betrokken uitvoeringsorgaan van die wetten heeft gemachtigd deze uitkering over te maken aan SVM ontvangt van SVM een uitkering als ware hij volledig arbeidsgeschikt

Artikel 6 Hoogte van de SUM-uitkering bij gedeeltelijke uittreding

  • 1. De werknemer die voldoet aan de voorwaarden van artikel 2 kan onder de voorwaarden van dit artikel gedeeltelijk van de aanspraak op vervroegde uittreding gebruik maken.

  • 2. Berekening SUM-uitkering bij gedeeltelijke uittreding op of na de 61-jarige leeftijd

  • Bij gedeeltelijk vervroegde uittreding op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt, wordt de SUM-uitkering zoals die conform artikel 5 leden 1 en 2 bij volledige uittreding zou worden berekend, vastgesteld naar evenredigheid van de mate waarin zijn/haar aantal te werken uren op kalenderjaarbasis wordt verminderd, zulks volgens onderstaande tabel:

mate van uittredinguitkeringspercentage
80%80% van Y%
70%70% van Y%
60%60% van Y%
50%50% van Y%
40%40% van Y%
30%30% van Y%
20%20% van Y%
  • In bovenstaande tabel wordt met Y bedoeld de SUM-uitkering berekend door toepassing van artikel vijf, eerste en tweede dan wel – indien van toepassing – vijfde lid.

  • 3. Berekening SUM-uitkering bij gedeeltelijke uittreding vóór de 61-jarige leeftijd

  • Bij gedeeltelijk vervroegde uittreding vóór de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt, wordt de SUM-uitkering zoals die conform artikel 5 lid 1 en lid 2 bij volledige uittreding zou worden berekend, vastgesteld naar evenredigheid van de mate waarin zijn/haar aantal te werken uren op kalenderjaarbasis wordt verminderd, zulks volgens onderstaande tabel:

mate van uittredinguitkeringspercentage
80%80% van X%
70%70% van X%
60%60% van X%
50%50% van X%
40%40% van X%
30%30% van X%
20%20% van X%
  • In bovenstaande tabel wordt met X bedoeld de SUM-uitkering berekend door toepassing van artikel vijf, derde lid.

  • 4. De mate van uittreding kan met instemming van de werkgever door de deelnemer worden gewijzigd waarbij sprake kan zijn van zowel het vergroten als verkleinen van de mate van uittreden. SVM moet zes maanden voor het tijdstip van wijziging daarvan schriftelijk in kennis worden gesteld. Een wijziging kan uitsluitend ingaan per de eerste van een maand. De werknemer die volledig gebruik maakt van zijn aanspraak op vervroegde uittreding komt niet meer in aanmerking voor deeltijd deelneming, tenzij het bestuur van SVM in bijzondere gevallen anders beslist.

  • Bij vergroting van de mate van uittreding wordt het daarvóór geldende uitkeringspercentage vermeerderd. Het percentage van de vermeerdering wordt gevonden door het percentage tot waar de mate van uittreding is vermeerderd eerst te verminderen met het percentage van de vóór de vergroting van de mate van uittreding geldende mate van uittreding en dit daarna te vermenigvuldigen met:

    • a. 80%, bij vergroting van de mate van uittreding op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt, of

    • b. het percentage dat wordt gevonden door toepassing van artikel 5 lid 3, bij vergroting van de mate van uittreding vóór de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt, of

    • c. het percentage dat wordt gevonden door toepassing van artikel 5 lid 5, bij vergroting van de mate van uittreding na de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt.

  • Voor de aanvullende SUM-uitkering zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 wordt deze systematiek op overeenkomstige wijze toegepast.

  • Bij vermindering van de mate van uittreding worden de reeds lopende SUM-uitkering en aanvullende SUM-uitkering zoals bedoeld in artikel 5 lid 2 naar rato van de vermindering verlaagd.

  • 5. Zodra het dienstverband van de werknemer die gebruik maakt van de deeltijd deelnemingsregeling eindigt, wordt de gedeeltelijke deelneming van rechtswege omgezet in een volledige deelneming aan de SUM-regeling. Vanaf dat moment wordt het uitkeringspercentage dat conform dit artikel is vastgesteld, vermeerderd op analoge wijze als beschreven in het vorige lid.

Artikel 7 Inhoudingen op de SUM-uitkering

Door SVM worden op de bruto SUM-uitkeringen ingehouden de verschuldigde loonheffing (loonbelasting plus premies volksverzekering) en het werknemersaandeel in de premie ziekenfonds- c.q. ziektekostenverzekering, alsmede het werknemersaandeel in de pensioenpremie.

Indien de deelneming is aangevangen vóór de eerste dag van de maand volgend op die van het bereiken van de 61-jarige leeftijd houdt SVM, uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgend op die van het bereiken van de 61-jarige leeftijd, op de bruto SUM-uitkering een op basis van de aan de SUM-uitkering ten grondslag liggende bruto grondslag en conform artikel 3 (en indien van toepassing artikel 7 lid 2) van het Reglement financiering SVM-regelingen berekende deelnemersbijdrage in. Het bepaalde in de vorige volzin is niet van toepassing indien de deelnemer conform het bepaalde in artikel 5 lid 3, tweede respectievelijk derde alinea, van wie de deelneming aanvangt op de eerste dag van de maand samenvallend met (voor de werknemer die op de eerste dag van de maand geboren is) of volgend op die waarin de werknemer de leeftijd van 60 jaar en vier maanden respectievelijk de leeftijd van 60 jaar en acht maanden bereikt.

Bij gedeeltelijke deelneming vindt deze inhouding plaats naar evenredigheid van het percentage van de deelneming aan de regeling.

Artikel 8 Loonbetaling door de werkgever

De werkgever draagt zorg voor inhoudingen op en uitbetalingen van het loon dat door de werkgever is verschuldigd uit hoofde van het deeltijd dienstverband.

Artikel 9 Overige financiële verplichtingen van SVM

SVM neemt de volgende financiële verplichtingen voor haar rekening:

  • a. het werkgeversdeel in premie/bijdrage ziekenfonds casu quo ziektekostenverzekering tot een maximum van 50% van de totale premie/bijdrage;

  • b. het werkgeversaandeel in de premie voor de pensioenvoorziening(en) tot een jaarlijks in guldens vast te stellen maximum bedrag. Dit maximum bedrag wordt als volgt berekend:

  • er wordt een fictieve maximum pensioengrondslag vastgesteld. Deze is gelijk aan tweemaal de voor dat jaar vastgestelde premiegrens voor de WAO en de WW minus de voor dat jaar door het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalindustrie gehanteerde franchise. Het maximum bedrag is gelijk aan 60% van de bovenvermelde fictieve maximum pensioengrondslag, vermenigvuldigd met een getal, gelijk aan het premiepercentage van het Bedrijfspensioenfonds voor de Metaalindustrie in het betreffende jaar gedeeld door 100;

  • c. bij gedeeltelijke deelneming zullen de financiële verplichtingen van SVM naar evenredigheid van het percentage van de deelneming aan de regeling worden voldaan;

  • d. bij gedeeltelijke deelneming wordt in overleg met de betrokken werkgever en deelnemer bepaald op welke wijze de premie-inhouding en -afdracht van de ziektekostenverzekering en de pensioenverzekering(en) zal plaatsvinden alsmede de wijze waarop met een eventuele beschikking vermindering loonbelasting wordt rekening gehouden.

  • e. Indien de ingangsdatum van het deelnemerschap ligt vóór de eerste dag van de maand volgend op die waarin de werknemer de 61-jarige leeftijd bereikt, worden ten aanzien van die deelnemer de financiële verplichtingen zoals vastgesteld overeenkomstig de voorgaande volzinnen vermenigvuldigd met de betreffende formule met dien verstande dat daarin in plaats van 80 de financiële vergoeding wordt gelezen.

  • SVM maakt de premies/bijdragen voor de ziektekostenverzekering en voor de pensioenvoorziening(en), desgewenst via de voormalige werkgever, over aan de verzekeraars.

Artikel 10 Rechten bij samenloop met andere uitkeringen

  • 1. Wanneer de deelnemer bij het begin van of tijdens zijn deelnemerschap in aanmerking komt voor een gedeeltelijke uitkering AAW/WAO/WAZ dan dient hij zulks te melden aan SVM.

  • De deelnemer is verplicht elke wijziging in de uitkering AAW/WAO/WAZ direct aan SVM te melden.

  • In geval van een gedeeltelijke uitkering AAW/WAO/WAZ vult SVM de uitkering aan conform het gestelde in artikel 5 lid 7 echter onder aftrek van een eventueel door de deelnemer te ontvangen aanvullend invaliditeitspensioen uit hoofde van een pensioenregeling. Als door toedoen van of tengevolge van nalatigheid in handelen van de deelnemer de gedeeltelijke uitkering AAW/WAO/WAZ wegvalt of gekort wordt, heeft SVM het recht dit bedrag in mindering te brengen op de SUM-uitkering.

  • Indien en zodra een deelnemer een aanvullend invaliditeitspensioen ontvangt krachtens een pensioenregeling dient hij dit aan SVM te melden.

  • 2. Wanneer een deelnemer tijdens de eerste maand van zijn deelnemerschap in aanmerking komt voor doorbetaling van loon wegens ziekte dient hij zulks te melden aan SVM. De deelnemer is verplicht elke wijziging terstond aan SVM te melden.

  • Zolang hij in aanmerking komt voor doorbetaling van loon wegens ziekte of arbeidsongeschiktheid ontvangt hij geen uitkering van SVM.

  • 3. Indien de (aspirant) deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering uit hoofde van één of meer collectieve pensioenregelingen dient hij dit onmiddellijk aan SVM te melden.

  • Voor een SUM-uitkering komt niet of niet langer in aanmerking de (aspirant) deelnemer die bij aanvang van of tijdens de deelneming in aanmerking komt voor een uitkering uit hoofde van één of meer collectieve pensioenregelingen en

    • wiens (voormalige) werkgever op of na 1 januari 1998 werkgever is geworden in de zin van dit reglement of op of na 1 januari 1998 vrijwillig bij SVM is aangesloten en die vóór genoemde datum niet verplicht dan wel vrijwillig bij de Stichting Uittreden Metaal- en Elektrotechnische Industrie (SUM) was aangesloten, of

    • op of na 1 januari 1998 in dienst is getreden van een werkgever in de zin van dit reglement of van een werkgever die vrijwillig is aangesloten bij SVM.

    • Het bepaalde in de vorige volzin is niet van toepassing in de daarvoor naar het oordeel van het bestuur van SVM in aanmerking komende gevallen.

Artikel 11 Korting op de uitkering bij nevenactiviteiten

  • 1. In bijzondere gevallen als bedoeld in artikel 2 lid 1 letter e of letter f, dient een schriftelijk verzoek tot het mogen verwerven van inkomsten uit arbeid drie maanden van te voren aan het bestuur van SVM te worden gericht. Hierbij dienen alle inlichtingen over die arbeid, alsmede over de uit die arbeid te verwerven inkomsten te worden verstrekt.

  • 2. Indien de te verwerven bruto inkomsten uit arbeid samen met de bruto SUM-uitkering meer bedragen dan 100% van het laatstgenoten bruto loon, verhoogd met de algemene salarisverhogingen in de Metalektro, zal in beginsel het meerdere op deze uitkering in mindering worden gebracht.

  • 3. Wijzigingen in de inkomsten uit arbeid dienen onmiddellijk aan het bestuur van SVM te worden gemeld. Het vermelde in lid 2 van dit artikel, is ook hier van toepassing.

  • 4. Inkomsten uit arbeid welke reeds langere tijd voor de deelneming werd verricht blijven in beginsel buiten beschouwing. Wel dienen ook die inkomsten, alsmede wijzigingen daarin, aan het bestuur van SVM te worden gemeld en wel tegelijk met de aanvraag tot deelneming respectievelijk zodra een wijziging zich voordoet.

Artikel 12 Vervallen van aanspraken

Wanneer een deelnemer handelt in strijd met de toezeggingen in de voorwaarden opgenomen in artikel 2, of in strijd met de verplichtingen genoemd in artikel 11, vervallen de rechten van die deelnemer alsmede de verplichtingen van SVM jegens die deelnemer.

Artikel 13 Controle

SVM zal periodiek controle uitoefenen op de naleving van de voorwaarden.

De werkgever en de werknemer zijn verplicht alle gevraagde informatie te verstrekken.

Artikel 14 Beëindiging van het deelnemerschap

Het deelnemerschap eindigt;

  • a. indien het bepaalde in artikel 10, derde lid, van toepassing is en voor zover het bestuur van SVM geen gebruik heeft gemaakt van de in dat lid bedoelde bevoegdheid: op de eerste dag van de maand over welke de deelnemer een uitkering ontvangt als bedoeld in dat lid;

  • b. op de eerste van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt;

  • c. door overlijden. In dit geval hebben de nagelaten betrekkingen van de deelnemer recht op een overlijdensuitkering. Deze uitkering, ten bedrage van de SUM-uitkering vanaf de dag na overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand na die waarin het overlijden plaatsvond, wordt betaald in een bedrag ineens. Deze uitkering komt ten laste van SVM voorzover zij niet wordt gedaan door de werkgever of een uitvoeringsorgaan van de WAO/WAZ.

Artikel 15 Onvoorziene gevallen

In onvoorziene gevallen beslist het bestuur van SVM.

Reglement financiering vroegpensioenregelingen van de Metaal- en Elektrotechnische Industrie (SVM)

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • a. SVM:

  • Stichting Vroegpensioenfonds voor de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, gevestigd te Amsterdam;

  • b. de wet:

  • de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds;

  • c. Werkgever:

  • een aangesloten werkgever in de zin van artikel 5 van de statuten van SVM;

  • d. Werknemer:

  • degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7: 610 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten met een werkgever;

  • e. Raad van Overleg:

  • Stichting Raad van Overleg in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie, gevestigd te Den Haag;

  • f. Bestuur:

  • het bestuur van SVM;

  • g. Loonsom:

  • het totaal van het loon als omschreven in de artikelen 4 t/m 8 van de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen, met dien verstande dat de in artikel 6.5 van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro bedoelde AAW/WAO- en WW-uitkeringen die via de werkgever worden betaald, alsmede de in genoemd artikel bedoelde aanvullingen hiertoe niet worden gerekend.

Artikel 2 Toepasselijkheid reglement

  • a. Dit reglement is voor bedrijfsgenoten aangesloten bij de SVM slechts van toepassing in zoverre dit reglement voorziet in de financiering van de vroegpensioenregeling zoals vastgelegd in het reglement vroegpensioen.

  • b. Dit reglement is voor werkgevers en werknemers als bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden slechts van toepassing in zoverre dit reglement voorziet in de financiering van de SUM-regeling zoals vastgelegd in het SUM-reglement.

Artikel 3 Verplichtingen van de werkgever ten aanzien van de bijdrage-afdracht

  • 1. De door de werkgever aan SVM te betalen bijdrage voor het geheel van de door SVM uitgevoerde regelingen (SVM-regelingen) bedraagt 8% – waarvan deel uitmaakt de door het Bestuur voor enig kalenderjaar vastgestelde doorsneepremie als bedoeld in artikel 10 van dit reglement – van de voor zijn onderneming geldende loonsom, vermeerderd met de niet tot deze loonsom behorende inkomsten uit hoofde van een (arbeids)overeenkomst met een onderneming van werknemers als bedoeld in artikel 1 letter d van dit reglement, die niet zijn verzekerd ingevolge de sociale verzekeringswetten, via een daartoe strekkende opgave.

  • Bij het ontbreken van een dergelijke opgave zal het bestuur in voorkomende gevallen bepalen welke inkomsten dienen te worden betrokken bij de vaststelling van de bijdrage.

  • Hierbij blijft buiten beschouwing de loonsom, vermeerderd met de niet tot deze loonsom behorende inkomsten uit hoofde van een (arbeids)overeenkomst met een onderneming van werknemers als bedoeld in artikel 1 letter d van dit reglement die niet zijn verzekerd ingevolge de sociale verzekeringswetten, van de werknemers die recht hebben op deelneming aan de in het SUM-reglement neergelegde SUM-regeling vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt maar die van dat recht op deelneming geen gebruik hebben gemaakt.

  • Indien van (gewezen) werknemers van de werkgever de aanvang van de deelneming aan de krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden 1998/2002 (SUM-CAO) vastgestelde SUM-regeling is gelegen vóór de eerste dag van de maand volgend op die waarin de (gewezen) werknemers de 61-jarige leeftijd bereikten, wordt de bijdrage van de werkgever, uiterlijk tot de eerste dag van de maand volgend op die waarin de betreffende deelnemers de 61-jarige leeftijd hebben bereikt, vermeerderd met 4,6% van de som van de bruto grondslagen die ten grondslag liggen aan door SVM aan die deelnemers betaalde SUM-uitkeringen. In geval van gedeeltelijke uittreding van een werknemer wordt bovengenoemd percentage verminderd naar evenredigheid van het percentage van de deelneming aan de regeling.

  • 2. De werkgever is verplicht binnen tien dagen na afloop van het kalenderkwartaal aan SVM een kwart van de door SVM geschatte jaarbijdrage te voldoen. De werkgever dient het verschil tussen de door SVM berekende jaarbijdrage en de conform de vorige zin betaalde kwartaalbijdragen (de eindafrekening) uiterlijk binnen negen maanden na afloop van het kalenderjaar aan SVM te hebben betaald.

  • 3. Indien de werkgever verzuimt de van hem gevorderde kwartaalbijdrage op tijd en ten volle te voldoen, is het bestuur bevoegd van hem te vorderen dat die bijdrage over een door het bestuur vastgesteld tijdvak van ten hoogste een jaar en tot een door het bestuur naar beste weten vast te stellen bedrag bij vooruitbetaling door de werkgever binnen een door het bestuur vast te stellen termijn wordt voldaan.

  • 4. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde kwartaalbijdrage of van de eindafrekening is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim.

  • Het bestuur is dan bevoegd te vorderen:

  • rente in de zin van artikel 119 in verbinding met 120 boek 6 Burgerlijk Wetboek en vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten, zoals bedoeld in artikel 96 tweede lid sub c boek 6 Burgerlijk Wetboek, onverminderd de overige kosten van vervolging die wettelijk verschuldigd zijn.

  • 5. De rechtsvordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bijdrage vervalt door verloop van drie jaren sedert het einde van het boekjaar waarover de bijdrage is betaald.

Artikel 4 Inhouding werknemersbijdrage

De werkgever is – behoudens het bepaalde in artikel 9 lid 2 van dit reglement – gerechtigd in te houden als bijdrage in de kosten van de SVM-regelingen 3,4% van het bruto inkomen van de werknemer.

De werkgever is alsdan verplicht bij de loonbetalingen op het bruto inkomen in te houden het aandeel in de bijdrage, dat de werknemer aan zijn werkgever verschuldigd is ter zake van de periode, waarop de loonbetaling betrekking heeft. Voorzover de werkgever geen loon aan de werknemer verschuldigd is, moet de werknemer zijn aandeel in de bijdrage aan de werkgever betalen. Geen bijdrage wordt ingehouden op het bruto inkomen van de werknemer, die recht heeft op deelneming aan de in het SUM-reglement neergelegde SUM-regeling vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin de 61-jarige leeftijd wordt bereikt, maar die van dat recht op deelneming geen gebruik heeft gemaakt.

Artikel 5 Loonsomopgave

  • 1. De werkgever is gehouden jaarlijks aan SVM op te geven de in dat jaar voor zijn onderneming geldende loonsom, vermeerderd met de niet tot deze loonsom behorende inkomsten uit hoofde van een (arbeids)overeenkomst met een onderneming van werknemers als bedoeld in artikel 1 letter d van dit reglement, die niet zijn verzekerd ingevolge de sociale verzekeringswetten via een daartoe strekkende opgave welke opgave dient te geschieden binnen de termijn en op de wijze door het bestuur schriftelijk aan de werkgever kenbaar gemaakt.

  • 2. Ingeval de werkgever niet aan het gestelde in lid 1 voldoet zal het bestuur bij besluit bepaIen welke loonsom aangehouden moet worden ter berekening van de bijdrage van de werkgever.

  • 3. De door de werkgever te verstrekken gegevens moeten worden goedgekeurd door een accountant.

  • 4. De gegevens die de werkgever krachtens dit artikel verstrekt, dienen uitsluitend ter bepaling van de door de werkgever verschuldigde bijdrage.

Artikel 6 Niet voortzetting SUM-CAO

Ingeval de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden 1998/2002 (SUM-CAO) na 31 december 2002 niet wordt voortgezet, zullen de aanspraken en rechten uit hoofde van die overeenkomst geldend blijven en zullen de daarvoor benodigde bijdragen worden vastgesteld en geheven met inachtneming c.q. analoge toepassing van de bepalingen van dit reglement.

Artikel 7 Affinanciering SUM-regeling

Op de dag waarop de toepasselijkheid van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden op een tot dan toe aangesloten werkgever eindigt of de aangesloten werkgever in staat van faillissement komt te verkeren, is, indien er aan werknemers die vanuit het dienstverband met die werkgever zijn toegetreden of nog zullen gaan toetreden tot de SUM-regeling, nog SUM-uitkeringen zullen worden gedaan, de werkgever gehouden een vergoeding af te dragen aan SVM voor de kosten van de resterende deelneming van bedoelde werknemers aan de SUM-regeling. Deze verplichting geldt niet indien en voorzover die kosten op andere wijze zullen worden vergoed.

De hoogte van de vergoeding zal worden vastgesteld door het bestuur van SVM. Deze vergoeding is ten hoogste gelijk aan het saldo van de contante waarde van de aanspraken bedoeld in de artikelen 5, 6 en 7 van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden 1998/2002 (SUM-CAO) van alle:

  • a. deelnemers die vanuit de onderneming op het moment van de beëindiging van de aansluiting dan wel het faillissement reeds tot de SUM-regeling zijn toegetreden of zullen toetreden, en

  • b. deelnemers of gewezen deelnemers vanuit de onderneming voor wie SVM op het moment van beëindiging van de aansluiting dan wel faillissement financiële verplichtingen heeft of is aangegaan.

Het bestuur van SVM is bevoegd een bedrag aan administratiekosten vast te stellen en aan de werkgever in rekening te brengen, benodigd voor de beëindiging van de aansluitingen voor het verzorgen van de toekomstige uitkeringen van de onder a en b genoemde deelnemers.

De werkgever is gerechtigd, behalve in geval van faillissement, bijdragen in de vergoeding en administratiekosten bij zijn werknemers in te houden met inachtneming c.q. analoge toepassing van de bepaling in artikel 4 van dit reglement tot maximaal een totaal werknemersaandeel in de vergoeding berekend in de verhouding van het laatst vastgestelde werknemersaandeel in de bijdrage tot de laatst vastgestelde bijdrage.

In overleg met de werknemersvakverenigingen en de werkgeversvereniging wordt in redelijkheid een termijn vastgesteld gedurende welke de werkgever gerechtigd is een -eveneens in overleg met genoemde verenigingen vastgesteldpercentage of bedrag als bovenbedoelde bijdragen in de vergoeding en administratiekosten in te houden van het bruto inkomen.

Artikel 8 Bijdragevermindering SUM-regeling

  • 1. De op grond van artikel 3 door de werkgever aan SVM te betalen bijdragen kunnen op diens verzoek worden verminderd. De vermindering is gelijk aan het op grond van het bepaalde in lid 2 van dit artikel berekende bedrag van de tot jaarlijkse lasten herleide kosten van de financiële aanvullingsregeling op de wettelijke uitkeringen ter zake van werkloosheid aan werknemers van 61 jaar en ouder. De in de vorige zin bedoelde werknemers dienen te zijn betrokken bij een regeling als bedoeld in artikel 10.6 van de collectieve arbeidsovereen-komst in de Metalektro 2000/2002.

  • De vermindering bedraagt maximaal 80% van het saldo van de over het betrokken jaar verschuldigde bijdrage verminderd met de som van de bruto kosten van de SUM-uitkeringen welke in het betrokken jaar aan de vanuit de onderneming uitgetreden deelnemers aan de SUM-regeling worden gedaan en de door SVM berekende lasten voortvloeiend uit de opbouw van vroegpensioen van werknemers die zijn geboren op of na 1 januari 1953.

  • 2. Onder de tot jaarlijkse lasten herleide kosten van de aanvullingsregeling worden verstaan de som van de in enig jaar aan de onder lid 1 van dit artikel bedoelde werknemers van 61 jaar en ouder toe te rekenen aanvullingen op de wettelijke uitkeringen ter zake van werkloosheid. Hierbij worden uitsluitend betrokken de aanvullingen op de wettelijke uitkeringen tot maximaal het niveau van de SUM-uitkering bij uittreden op de 61-jarige leeftijd op het moment van het einde van het dienstverband.

  • 3. De in het eerste lid genoemde vermindering wordt niet verleend indien de werkgever in staat van faillissement is verklaard.

Artikel 9 Bijdragevermindering wegens dispensatie vroegpensioen

  • 1. De werkgever, die aangesloten werkgever is uitsluitend in de zin van artikel 5 letter b van de statuten van SVM, verkrijgt een door het bestuur vast te stellen vermindering op de in artikel 3 lid 1 van dit reglement bedoelde bijdrage.

  • De vermindering is in enig kalenderjaar gelijk aan de voor dat kalenderjaar geldende doorsneepremie als bedoeld in artikel 10, berekend over de loonsom van de werknemers van de betrokken werkgever voor wie de dispensatie van de opbouw van vroegpensioen bij SVM geldt.

  • 2. De in artikel 4 bedoelde werknemersbijdrage wordt verlaagd in dezelfde verhouding als de krachtens lid 1 van dit artikel vastgestelde werkgeversbijdrage is verlaagd ten opzichte van de in artikel 3 lid 1 van dit reglement bedoelde werkgeversbijdrage.

Artikel 10 Verplichtingen van SVM

SVM is verplicht uit de door haar krachtens artikel 3 van het reglement in enig kalenderjaar ontvangen bijdragen de benodigde koopsommen te storten voor de affinanciering van de tijdsevenredige aanspraken op vroegpensioen, die krachtens het door haar uitgevoerde Reglement vroegpensioen door de deelnemers in de zin van dat reglement zijn verworven;

de in de vorige volzin bedoelde koopsommen bedragen nooit meer dan 8% van de loonsom geldend voor de krachtens artikel 5 letters a en c van de statuten bij SVM aangesloten ondernemingen; ter financiering van de voor vroegpensioen benodigde koopsommen wordt bij aanvang van ieder kalenderjaar door het bestuur een doorsneepremie voor vroegpensioen vastgesteld, berekend conform de actuariële en bedrijfstechnische nota van SVM en uitgedrukt in een percentage van de loonsom, welke in artikel 20 van het Reglement vroegpensioen zal worden vastgelegd.

Artikel 11 Aanwending door SVM ontvangen bijdragen

SVM is verplicht uit de door haar krachtens artikel 3 van dit reglement in enig kalenderjaar ontvangen bijdragen – onder aftrek van de bijdragen die in enig jaar benodigd zijn ter financiering van de voor vroegpensioen benodigde koopsommen – aan te wenden:

  • in de eerste plaats als financieringsbron voor vóór 1 januari 1998 ingegane SUM-uitkeringen die door SVM namens de Stichting Uittreden Metaal- en Elektrotechnische Industrie worden uitgekeerd, krachtens een (reglement dat deel uitmaakt van een) collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden;

  • in de tweede plaats als financieringsbron voor de door haar krachtens het op de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metaal- en Elektrotechnische Industrie inzake vervroegd uittreden 1998/2002 (SUM-CAO) gebaseerde SUM-reglement uit te keren SUM-uitkeringen.

Artikel 12 Egalisatiereserve SVM-regelingen

Het deel van de in enig kalenderjaar ontvangen bijdragen dat niet krachtens de artikelen 10 en 11 is aangewend, wordt door SVM aangehouden in een reserve, welke dient om fluctuaties in de voor de uitvoering van de SVM-regelingen benodigde bijdragen te egaliseren (egalisatiereserve SVM-regelingen).

Artikel 13 Nadere richtlijnen

Het bestuur is bevoegd nadere richtlijnen op te stellen met betrekking tot het bepaalde in de artikelen 10, 11 en 12. De richtlijnen worden opgesteld gehoord de actuaris en de accountant van SVM en behoeven de goedkeuring van de Raad van Overleg.

Artikel 14 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking op 1 januari 1998.

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit treedt met ingang van 1 januari 2003 in werking en heeft geen terugwerkende kracht.

IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.

's-Gravenhage, 18 december 2002

P. B. Koster.


XNoot
1

Als bedoeld in artikel 77, eerste lid van het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 december 1983 (Stcrt. 1983, 246).

XNoot
1

Zie beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 juni 1990 (Stcrt. 1990, 112).

XNoot
1

Deze CAO en bijbehorend reglement zijn als bijlage opgenomen bij deze CAO.

XNoot
1

Deze CAO is als bijlage opgenomen bij deze CAO.

Naar boven