Financiering van Beroeps

opleidingen (WEB; niveau I t/m IV en WHW, Employability, alsmede Arbeidsmarktbeleid van werknemers in de Metalektro 2002–2004

Verbindendverklaring CAO-bepalingen

MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST INZAKE DE FINANCIERING VAN BEROEPSOPLEIDINGEN (WEB; NIVEAU I T/M IV EN WHW), EMPLOYABILITY, ALSMEDE ARBEIDSMARKTBELEID VAN WERKNEMERS IN DE METALEKTRO

AI Nr. 9855

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelezen het verzoek van Raad van Overleg Metalektro (ROM) namens de Vereniging FME-CWM, vereniging van ondernemingen in de metaal-, kunststof-, elektronika- en elektrotechnische industrie en aanverwante sectoren als partij te ener zijde mede namens DE UNIE, vakbond voor industrie en dienstverlening; FNV Bondgenoten; CNV Bedrijvenbond als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst inzake de Financiering van Beroepsopleidingen (WEB; Niveau I t/m IV en WHW), Employability, alsmede Arbeidsmarktbeleid van werknemers in de Metalektro, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;

Overwegende,

dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;

dat naar aanleiding van dit verzoek door de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU) schriftelijk bedenkingen zijn ingebracht;

dat deze bedenkingen als volgt kunnen worden samengevat:

De NBBU is de werkgeversorganisatie voor uitzendondernemingen in het midden- en kleinbedrijf. Sinds 1994 heeft NBBU een rechtsgeldige CAO en vraagt dispensatie van de algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de CAO, inzake de financiering van beroepsopleidingen (WEB; niveau I t/m IV en WHW), Employability, alsmede arbeidsmarktbeleid van werknemers in de Metalektro, voor leden die onder de werkingssfeer van de NBBU-CAO vallen.

Overwegende ten aanzien van de bedenkingen:

Op ingebrachte bedenkingen wordt dispensatie verleend van het avv-besluit aan werkgevers die direct gebonden zijn aan een eigen rechtsgeldige CAO, welke dispensatie (onder bepaalde voorwaarden) blijft gelden voor opvolgende avv-besluiten.

dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame personen;

Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;

Besluit:

I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 augustus 2004 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst inzake de Financiering van Beroepsopleidingen (WEB; niveau I t/m IV en WHW), Employability, alsmede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Abeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:

Artikel 1 Definities

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • 1. „werknemer": degene die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7: 610 van het Burgerlijk Wetboek heeft gesloten, dan wel – anders dan in de zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep – in aangenomen werk persoonlijk arbeid verricht;

  • 2. „werkgever": de natuurlijke of rechtspersoon voor wie een werknemer als bedoeld in lid 1 arbeid pleegt te verrichten;

  • 3. „Stichting": De Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro (Stichting A+O) gevestigd te 's-Gravenhage;

  • 4. „Raad van Overleg in de Metalektro": de Stichting Raad van Overleg in de Metalektro (ROM) gevestigd te 's-Gravenhage. De Raad van Overleg is gerechtigd tot de taken die hem krachtens deze overeenkomst zijn opgedragen;

  • 5. „Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering": het totaal van het loon als omschreven in de artikelen 4 t/m 8 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering 1997, met dien verstande dat de in artikel 6.4 van de CAO in de Metalektro bedoelde WAO- en WW-uitkeringen die via de werkgever worden betaald, alsmede de in genoemd artikel bedoelde aanvullingen hiertoe niet worden gerekend.

Artikel 2 Werkingssfeer

  • 1. Deze overeenkomst is van toepassing op de arbeidsovereenkomsten van werknemers in dienst van een werkgever in een onderneming in de Metalektro.

  • 2. Tot de „Metalektro" behoren – voor zover niet genoemd in lid 3 en 4 – ondernemingen waarin, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, in de regel gedurende ten minste 1.200 uren per week door bij die onderneming in dienst zijnde werknemers als bedoeld in artikel 1 lid 1 van deze overeenkomst, doch met inachtneming van het gestelde onder 5 t/m 14 en 16, werkzaamheden worden verricht en waarin:

    • a. uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend, waaronder onder meer wordt verstaan:

      • 1e het aanleggen, assembleren, construeren, demonteren, draaien, emailleren, forceren, gieten, herstellen, lassen, monteren, onderhouden, persen, pletten, samenstellen, slopen, verscheuren en/of vermalen, smeden, smelten, trekken, vervaardigen, walsen van metaal (waaronder onder meer te verstaan: aluminium, blik, brons, koper, lood, messing, staal, tin, ijzer, zink en legeringen of composities hiervan) of metalen apparaten, drijfwerk, gereedschappen, machines, toestellen, voorwerpen en werktuigen (waaronder mede begrepen kracht- en arbeidswerktuigen, landbouwtractoren, -machines en -werktuigen), alles in de ruimste zin des woords, zoals appendages, automaten, automobielen, beelden, bliksemafleiders, blikwaren, bouten, brandkasten, bromfietsen, bruggen, buizen, capsules, draad, draadnagels, elektriciteitsmeters, elektroden, gaas, gasmeters, haarden, instrumenten (waaronder optische apparaten), jaloezieën, kachels, ketels (o.a. voor centrale verwarming), kinderwagens, klinknagels, kroonkurken, matrassen, matrijzen, meubelen, moeren, motoren, motorrijwielen, muziekinstrumenten, ovens, radiatoren, ramen, reservoirs, rolhekken, rollend materieel, rolluiken, rijwielen, schaatsen, schepen, schroeven, schuifhekken, sierhekken, sluitingen, stempels, tanks, taximeters, tuben, uurwerken, watermeters, zonweringen;

      • 2e het vervaardigen en/of herstellen van apparaten, installaties, stoffen, toestellen, voorwerpen e.d. die elektrische energie of haar componenten afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken;

      • 3e het staalblazen en/of zandstralen;

      • 4e het verzinken en/of vertinnen, voor zover dit niet langs galvanotechnische weg geschiedt;

      • 5e het reviseren van verbrandingsmotoren en/of onderdelen daarvan in de ruimste zin;

    • b. uitsluitend of in hoofdzaak het elektrotechnische scheepsinstallatiebedrijf wordt uitgeoefend;

    • c. uitsluitend of in hoofdzaak rechtstreeks voor derden het bedrijf wordt uitgeoefend van het:

      • 1. wikkelen of herstellen van elektrotechnische machines en gebruiks- en verbruikstoestellen voor sterk- en zwakstroominstallaties (elektrotechnisch wikkelbedrijf);

      • 2. monteren en bedraden van elektrotechnische en elektronische apparatuur van bedienings-, schakel- en signaleringspanelen (elektrotechnisch paneelbouwbedrijf);

      • 3. demonteren, repareren, monteren, vervangen, wijzigen, onderhouden, gebruiksgereed opleveren van apparaten, installaties, toestellen, voorwerpen e.d. die elektrische energie afgeven, bewaren, gebruiken, meten, omzetten, overbrengen, schakelen, transformeren, verbruiken, verdelen, voortbrengen of waarneembaar maken (elektrotechnisch reparatiebedrijf);

    • d. uitsluitend of in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van been/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro; echter, niet tot de Metalektro worden geacht te behoren ondernemingen waarin uitsluitend het bedrijf van het ter beschikking stellen van werknemers van derden wordt uitgeoefend indien de betreffende onderneming:

      • werknemers voor 25% of meer van de arbeidsuren van de in dienst zijnde werknemers ter beschikking stelt van derden die niet uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen uitoefenen dan wel niet op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro;

      • én voor 15% of meer van het totale premieplichtige loon op jaarbasis werknemers ter beschikking stelt van derden op basis van uitzendovereenkomsten met uitzendbeding als bedoeld in artikel 7: 691 lid 2 B.W., zoals nader gedefinieerd in artikel 1 lid 1 en 2, en artikel 2 van het Besluit Indeling Uitzendbedrijven van het Lisv d.d. 6 oktober 1999, gepubliceerd in de Staatscourant nummer 49 van 9 maart 2000. De onderneming heeft aan dit criterium voldaan indien en voor zover dit door het UWV (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen) als zodanig is vastgesteld;

      • én geen onderdeel uitmaakt van een groep van ondernemingen die geacht wordt te behoren tot de Metalektro;

      • én geen door werkgevers- en werknemers (organisatie(s)) tot stand gebrachte arbeidspool is;

eveneens worden niet geacht tot de Metalektro te behoren:

      • ondernemingen die op 1 december 1999 lid waren van de Algemene Bond voor Uitzendondernemingen (ABU) en die op grond daarvan vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor uitzendkrachten 1999–2003;

      • leden van de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen NBBU

    • e. anders dan in hoofdzaak het bedrijf van het be- en/of verwerken van metalen en/of een of meer van de in lid 3 genoemde bedrijven wordt uitgeoefend en daarnaast anders dan in hoofdzaak werknemers ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 7: 690 B.W. van ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak het bedrijf van be- en/of verwerken van metalen wordt uitgeoefend dan wel die op grond van de overige bepalingen van dit artikel worden geacht te behoren tot de Metalektro, indien in de betreffende onderneming het grootste deel van het totale premieplichtige loon op jaarbasis wordt aangewend ten behoeve van deze activiteiten gezamenlijk.

  • Onder „vervaardigen" dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

  • 3. Ongeacht het aantal arbeidsuren gedurende welke in de regel per week door bij die ondernemingen in dienst zijnde werknemers werkzaamheden worden verricht, worden, behoudends het bepaalde in lid 2 tevens geacht tot de Metalektro te behoren ondernemingen waarin uitsluitend of in hoofdzaak een of meer van de volgende bedrijven worden uitgeoefend:

    • a. het walsen van staal;

    • b. het ijzer- en staalgietersbedrijf;

    • c. het vervaardigen en/of herstellen van vliegtuigen;

    • d. het vervaardigen en/of herstellen van liften.

  • Onder „vervaardigen" dient eveneens te worden verstaan het assembleren, monteren en samenstellen uit van derden betrokken onderdelen.

  • 4. Niet onder de werkingssfeer van deze overeenkomst ressorteren ondernemingen, die weliswaar onder de omschrijving van lid 3 vallen, doch waarop met goedkeuring van de daartoe bevoegde instantie een (algemeen verbindend verklaarde) collectieve arbeidsovereenkomst of regeling van arbeidsvoorwaarden in de Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) van toepassing is.

  • 5. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers behoort tot de Metalektro, behoort, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2, of 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, minder heeft bedragen dan onderscheidenlijk 1.200, 800 of 400, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 6. bepaalde, tot het metaalbewerkingsbedrijf.

  • 6. De in lid 5 bedoelde onderneming behoort tot het metaalbewerkingsbedrijf met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor onder lid 5 genoemde perioden.

  • 7. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 2 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie (voorheen Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid (thans de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot de Metalektro.

  • 8. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 5 en 7 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 5 en 7 bepaalde aangenomen dat sprake is van eenzelfde aansluiting.

  • 9. Indien een onderneming als bedoeld in lid 7 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken behoort die onderneming met ingang van dezelfde datum tot het metaalbewerkingsbedrijf.

  • 10. Een onderneming, die in verband met het aantal arbeidsuren van haar werknemers behoort tot het metaalbewerkingsbedrijf, behoort, indien het bedoeld aantal arbeidsuren per week in de onderneming, rekening houdende met het in de bedrijfstak geldende normale aantal arbeidsuren, gedurende een ononderbroken periode van onderscheidenlijk 3, 2 en 1 jaar, te rekenen vanaf 1 januari van enig jaar, tenminste heeft bedragen onderscheidenlijk 1200, 2000 of 3000, na afloop van die periode, met inachtneming van het hierna in lid 11 bepaalde, tot de Metalektro.

  • 11. De in lid 10 bedoelde onderneming behoort tot de Metalektro met ingang van de eerste dag van het eerstvolgende kalenderjaar aanvangende na afloop van de hiervoor in lid 10 genoemde perioden.

  • 12. Ondernemingen waarvan de bedrijfsuitoefening uitsluitend of in hoofdzaak behoort tot de in lid 2 genoemde takken van bedrijf waarop het tot 1 januari 1985 geldende criterium van het aantal werknemers van toepassing is en die zijn ingeschreven bij de sector Metaal en Technische Bedrijfstakken (MTB) (voorheen Bedrijfsvereniging voor de Metaalnijverheid), doch waarbij op of voor genoemde datum gelet op dat criterium aansluiting bij de Bedrijfsvereniging voor de Metaalindustrie en de Electrotechnische Industrie (thans de sector Metaalindustrie en de sector Elektrotechnische Industrie) had moeten plaatsvinden, worden geacht te behoren tot het metaalbewerkingsbedrijf.

  • 13. In geval van rechtsopvolging van een onderneming als hiervoor in lid 10 en 12 bedoeld, wordt voor de toepassing van het in lid 10 en 12 bepaalde aangenomen dat sprake is van een zelfde aansluiting.

  • 14. Indien een onderneming als bedoeld in lid 12 in het kader van het bepaalde bij of krachtens de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 overgaat naar de sector Metaalindustrie of de sector Elektrotechnische Industrie behoort die onderneming met ingang van dezelfde datum tot de Metalektro.

  • 15. De Commissie Werkingssfeer ziet toe op de toepassing van de met betrekking tot de indeling en de overgang van ondernemingen in lid 5 t/m 14 gestelde regelen.

  • 16. Deze overeenkomst is niet van toepassing op: Holland Repair and Services B.V. te Amsterdam, Vemat B.V. te Cruquius en Vermeer Industrial Contracting B.V. te Hoofddorp alsmede op Lucent Technologies Network Systems Nederland B.V. te Hilversum en Lucent Technologies EMEA B.V. te Hilversum, alsmede Belden Wire and Cable B.V. te Venlo en Saronix B.V. te Doetinchem, Nedtrain B.V. te Utrecht, Machinefabriek De Rollepaal te Dedemsvaart en Philips en de met deze vennootschap in concernverband verbonden ondernemingen. Tijdens de looptijd van deze overeenkomst kan de Raad van Overleg in de Metalektro (bepalingen van) deze overeenkomst desgevraagd niet van toepassing verklaren op andere ondernemingen.

Artikel 3 Uitvoering

De uitvoering van deze overeenkomst geschiedt volgens het bepaalde in het financieringsreglement Beroepsopleidingen, het financieringsreglement Employability, het financieringsreglement Studie-Baancontract en het reglement Arbeidsmarktbeleid Metalektro die aan deze overeenkomst zijn gehecht en geacht worden daarvan deel uit te maken. De uitvoering is opgedragen aan de Stichting, waarvan de statuten worden geacht deel uit te maken van deze overeenkomst. De statuten liggen ter inzage ten kantore van de Stichting te Leidschendam. Voor de (financierings)reglementen zie bijlagen I, II, III en IV.

Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven is het bestuur van de stichting bevoegd op advies van de Raad van Overleg in de Metalektro van bovengenoemde financieringsreglementen af te wijken.

Artikel 4 Heffing

  • 1. In het jaar 2002 wordt geen bijdrage geheven voor de stichting. De door de werkgever aan de Stichting te betalen bijdrage bedraagt in het jaar 2003 maximaal 0,5% van de in dat jaar voor zijn onderneming geldende Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering. De ROM bepaalt, op basis van een advies van het bestuur van de Stichting, of en in welke mate er in 2003 feitelijk wordt geheven.

  • 2. De werkgever is verplicht in 2003, uiterlijk op 15 oktober, een voorschot te betalen op de door de ROM vastgestelde feitelijk te heffen bijdrage als bedoeld in lid 1. Het voorschot zal gebaseerd zijn op de per genoemde datum redelijkerwijs vast te stellen voor zijn onderneming geldende Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering in het genoemde jaar. De definitieve afrekening is op 15 augustus 2004.

  • 3. Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde (voorschot)bijdragen is rente verschuldigd. Deze rente wordt in rekening gebracht vanaf de dag dat de verschuldigde (voorschot)bijdrage dient te zijn voldaan. Hierbij geldt het op dat moment vastgestelde percentage van de wettelijke rente.

  • 4. De werkgever is verplicht aan de Stichting gegevens, welke voor de berekening van de in lid 1 en 2 genoemde (voorschot) bijdrage(n) noodzakelijk is, te verstrekken.

  • 5. Verzoeken om vergoeding volgens de financieringsreglementen bij deze CAO worden niet ingewilligd indien de werkgever de ingevorderde bijdragen als bedoeld in dit artikel niet heeft betaald.

Artikel 5 Loonsomopgave

  • 1. De werkgever is desgevraagd gehouden jaarlijks aan de Stichting op te geven de in dat jaar voor zijn onderneming geldende Loonsom Coördinatiewet Sociale Verzekering via een daartoe strekkende opgave, welke opgave dient te geschieden binnen de termijn en op de wijze door het bestuur schriftelijk aan de werkgever kenbaar gemaakt. De opgave moet door een accountant zijn bekrachtigd.

  • 2. Ingeval de werkgever niet aan het gestelde in lid 1 voldoet zal het bestuur bij besluit bepalen welke loonsom aangehouden moet worden ter berekening van de bijdrage van de werkgever.

  • 3. De gegevens die de werkgever krachtens dit artikel verstrekt, dienen uitsluitend ter bepaling van de door de werkgever verschuldigde bijdrage.

BIJLAGE I (2002–2004)

FINANCIERINGSREGLEMENT BEROEPSOPLEIDINGEN

(als bedoeld in artikel 3 van de CAO inzake de financiering van beroepsopleidingen (WEB; niveau I t/m IV en WHW), employability, alsmede arbeidsmarktbeleid van werknemers in de Metalektro)

Artikel 1 Definities

  • 1. Stichting:

  • De Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro (Stichting A+O).

  • 2. Wettelijke kaders:

    • a. WEB: Wet Educatie en Beroepsonderwijs (31 oktober 1995; Stb. 501).

    • b. WHW: Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek (Stb. 1992, 593; laatste wijziging 10 juli 1995, Stb. 355).

    • c. Crebo: het Centraal register beroepsonderwijs zoals bedoeld in art. 6.4.1. van de WEB.

    • d. Croho: het Centraal register opleidingen hoger onderwijs zoals bedoeld in art. 6.13 van de WHW.

    • e. BOL: Beroepsopleidende leerweg: omvattende een praktijkdeel van tenminste 20% en minder dan 60% van de studieduur zoals bedoeld in art. 7.2.2, tweede lid onder a van de WEB.

    • f. BBL: Beroepsbegeleidende leerweg: omvattende een praktijkdeel van 60% of meer van de Studieduur, zoals bedoeld in art. 7.2.2, tweede lid , onder b van de WEB.

    • g. Diploma: een bewijsstuk dat het examen van de opleiding met goed gevolg is afgesloten zoals bedoeld in art. 7.4.6. van de WEB en art. 7.11 van de WHW.

  • 3. Werkgever:

  • De werkgever als bedoeld in de CAO inzake de financiering van beroepsopleidingen (WEB; niveau I t/m IV en WHW), employability, alsmede arbeidsmarktbeleid van werknemers in de Metalektro 2002–2004 en met wie de leerling-werknemer een Leer-arbeidsovereenkomst, dan wel de student een stageovereenkomst heeft gesloten en die valt onder de werkingssfeer van de CAO Metalektro.

  • 4. Leerling-werknemer:

  • Degene die een opleiding volgt waarvoor de Stichting financiering verstrekt en een overeenkomst zoals bedoeld in art. 1 lid 6 sub a met de werkgever heeft gesloten.

  • 5. Student:

  • Degene die een opleiding volgt binnen de in artikel 2 genoemde wettelijke kaders en een overeenkomst zoals bedoeld in art. 1 lid 6 sub c met de werkgever heeft gesloten.

  • 6. De Beroepspraktijkvormingsovereenkomsten:

  • Overeenkomsten als bedoeld in artikel 7.2.8 van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs, gesloten tussen de instelling, de leerling en de werkgever:

    • a. De Leer-arbeidsovereenkomst (zoals bedoeld in art. 7.2.8 van de WEB en art. 7.7 van de WHW), te sluiten tussen in ieder geval de werkgever en de leerling-werknemer volgens Model 1 van dit reglement voor 5 dagen per week voor de duur van de Beroepspraktijkvormingsovereenkomst.

    • b. De Stage-overeenkomst, te sluiten tussen in ieder geval de werkgever en de student, waarin opgenomen de te maken afspraken zoals genoemd in Bijlage A van dit reglement.

Artikel 2 Verplichtingen van de werkgever

  • 1. Met de leerling-werknemer of student en andere relevante partijen de relevante overeenkomsten te sluiten, zoals genoemd in art. 1 lid 6.

  • 2. Een aanvraag voor vergoeding in te dienen bij de Stichting conform het model zoals vastgelegd in bijlage 1 van dit reglement. Deze aanvraag moet vergezeld gaan van een kopie van de overeenkomst genoemd in art. 1 lid 6.

  • 3. De Stichting binnen 3 weken na afloop van de in art. 5 lid 3 genoemde peildata melding te doen van de leerling-werknemers zoals bedoeld in art. 1 lid 4 voor wie de werkgever aanspraak kan maken op een vergoeding zoals bedoeld in art. 3 lid 2.

  • 4. Aan de Stichting alle gegevens te verstrekken welke voor de uitvoering van dit reglement nodig zijn, dan wel wenselijk worden geacht.

Artikel 3 Vergoedingen aan de werkgever

  • 1. De Stichting zal aan de werkgever een vergoeding toekennen ten behoeve van de opleiding van de leerling-werknemer of de student.

  • 2. De hoogte van de voorlopige en definitieve vergoeding wordt door de Stichting vastgesteld en kent de volgende categorieën:

overeenkomstLeer–arbeid BBLstage BOL
Opleiding
 bedragtermijnbedragtermijn
MBO     
Assistentopleiding1.388per kwartaal200per maand
Basisberoepsopleiding1.619per kwartaal200per maand
Vakopleiding525per kwartaal200per maand
Middenkaderopleiding525per kwartaal200per maand
     
HBO525per kwartaal200per maand
termijnenBBL I: max 4 kwartalenoverig: max 8 kwartalenmin 3/max 12 maanden
  • 3.

    • a. Na afsluiting van de opleiding ingeval van assistentopleiding (BBL I) betaalt de Stichting een bonusvergoeding à € 1850 uit aan de werkgever zoals bedoeld in artikel 1 lid 3 van dit reglement, indien de leerling-werknemer binnen 6 maanden na het behalen van het diploma een arbeidsovereenkomst voor minimaal twaalf maanden met een omvang van minimaal 32 uur per week heeft gesloten met een werkgever die valt onder de werkingssfeer van de CAO Metalektro.

    • b. Na afsluiting van het tweede jaar van de basisberoepsopleiding (BBL II) betaalt de Stichting een bonusvergoeding à € 1850 uit aan de werkgever zoals bedoeld in artikel 1 lid 3 van dit reglement, indien de leerling-werknemer binnen 6 maanden na het behalen van het diploma een arbeidsovereenkomst voor minimaal twaalf maanden met een omvang van minimaal 32 uur per week heeft gesloten met een werkgever die valt onder de werkingssfeer van de CAO Metalektro.

    • c. Bij de categorieën vakopleiding(BBL III), middenkaderopleiding (BBL IV), dan wel HBO-opleiding (duale leerweg) betaalt de Stichting een bonusvergoeding à € 600 uit aan de werkgever zoals bedoeld in artikel 1 lid 3 van dit reglement, indien de leerling-werknemer binnen 6 maanden na het behalen van het diploma een arbeidsovereenkomst voor minimaal twaalf maanden met een omvang van minimaal 32 uur per week heeft gesloten met een werkgever die valt onder de werkingssfeer van de CAO Metalektro.

  • 4. De hoogte van de vergoedingen zoals bepaald in lid 2 wordt jaarlijks vastgesteld door het Bestuur van de Stichting vóór het begin van het studiejaar, waarbij rekening kan worden gehouden met overige subsidiestromen.

[Noot bij artikel 3]

Bij afsluiting door de leerling-werknemer van de assistentopleiding (BBL I) ontvangt de werkgever zoals bedoeld in art. 1 lid 3 van dit reglement een bonusvergoeding, genoemd in art. 3 lid 3, indien de leerling-werknemer óf binnen zes maanden na het behalen van het diploma niveau I een arbeidsovereenkomst voor minimaal 12 maanden aangaat met een werkgever binnen de werkingssfeer van de Metalektro óf indien de leerling-werknemer, aansluitend aan het behalen van het diploma niveau I, de opleiding aanvangt tot het behalen van de basisberoepsopleiding (BBL II) bij een werkgever binnen de werkingssfeer van de Metalektro.

De werkgever, bij wie bedoelde leerling-werknemer zijn opleiding tot BBL niveau II voortzet, ontvangt conform dit reglement gedurende de looptijd van deze, tweede Leer-arbeidsovereenkomst (opnieuw) 8 kwartalen financiering conform art. 3 lid 2. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst door de leerlingwerknemer binnen 6 maanden ná het behalen van het diploma BBL II voor minimaal twaalf maanden bij een werkgever als bedoeld in art. 1 lid 3 van dit Reglement, ontvangt de opleidende werkgever een bonusvergoeding à € 1850 conform art. 3 lid 3 van dit reglement.

Artikel 4 Vergoedingen aan de werkgever ten behoeve van uitkering aan de leerling-werknemer

  • 1. De Stichting betaalt ten behoeve van uitkering aan de leerlingwerknemer, die een overeenkomst sluit als bedoeld in art. 1 lid 6 sub a ten behoeve van de basisberoepsopleiding (BBL II) en deze overeenkomst is nagekomen gedurende zes (6) maanden, gerekend vanaf de datum, waarop de leerling-werknemer de opleiding aanvangt € 450 bruto aan de opleidende werkgever.

  • 2. De Stichting betaalt ten behoeve van uitkering aan de leerlingwerknemer, die na afloop van de overeenkomst zoals bedoeld in art. 1 lid 6 sub a binnen zes maanden na het behalen van het diploma assistentopleiding (BBL I) een arbeidsovereenkomst voor de duur van minimaal twaalf maanden met een omvang van minimaal 32 uur per week aangaat met een werkgever zoals bedoeld in art. 1 lid 3 van dit reglement, een bedrag van € 925 bruto aan de werkgever, bij wie de arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld, is aangegaan. Deze bonusvergoeding vervalt indien de leerling-werknemer na het behalen van het diploma assistentopleiding (BBL I) doorstroomt naar een BBL II opleiding. De leerling-werknemer valt in dit laatste geval bij voortzetting van de opleiding onder hetzelfde vergoedingenregime als die leerling-werknemer, die direct in deze opleiding (BBL II) aanvangt.

  • 3. De Stichting betaalt ten behoeve van uitkering aan de leerlingwerknemer, die na afloop van de overeenkomst zoals bedoeld in art. 1 lid 6 sub a binnen zes maanden na het behalen van het diploma basisberoepsopleiding (BBL II) een arbeidsovereenkomst voor de duur van minimaal twaalf maanden met een omvang van minimaal 32 uur per week aangaat met een werkgever zoals bedoeld in art. 1 lid 3 van dit reglement, een bedrag van € 1850 bruto aan de werkgever, bij wie de arbeidsovereenkomst, zoals bedoeld, is aangegaan.

  • 4. Om voor de vergoedingen als bedoeld in artikel 4 lid 2 en lid 3 in aanmerking te komen dient de leerling-werknemer via de werkgever, bij wie een arbeidsovereenkomst is aangegaan, een kopie van de arbeidsovereenkomst en een kopie van het diploma aan de Stichting te overleggen.

Artikel 5 Toekenningen vergoeding Leer-arbeidsovereenkomst

  • 1. De (voorlopige) vergoedingen als bedoeld in art. 3 van dit reglement dienen door de werkgever schriftelijk bij de Stichting te worden aangevraagd door inzending van de stukken zoals bedoeld in artikel 2 lid 2.

  • 2. De aanvraag dient uiterlijk 6 maanden na aanvang van de opleiding in het bezit te zijn van de Stichting.

  • 3. De voorlopige vergoeding wordt bepaald op basis van een telling uitgevoerd op vier peildata, te weten per 1 september, 1 december, 1 maart en 1 juni.

  • 4. De voorlopige vergoeding wordt uitgekeerd op basis van de uitkomst van de in lid 3 genoemde telling in vier termijnen per 1 oktober, 1 januari, 1 april en 1 juli. De Stichting zal ten aanzien van genoemde vergoedingen aan de werkgever een afrekeningstaat ter specificatie verstrekken.

  • 5. De definitieve vaststelling en toekenning van de vergoedingen vinden plaats zo spoedig mogelijk na afloop van het cursusjaar en zijn gebaseerd op het aantal daadwerkelijk gevolgde kwartalen opleiding zoals vastgelegd in de Leerarbeidsovereenkomst, waarbij de Stichting een bedrag uitkeert tot maximaal 8 maal de (kwartaal)vergoeding, zoals vastgesteld in art. 3 lid 2 en die geldt bij het ingaan van de overeenkomst.

  • 6. De Stichting betaalt de vergoeding ten behoeve van de leerlingwerknemer conform artikel 4 lid 1 via de werkgever uit na zes (6) maanden, gerekend vanaf de datum, waarop de leerling-werknemer de opleiding aanvangt indien de leerlingwerknemer de Leer-arbeidsovereenkomst deze eerste zes maanden heeft nagevolgd. Deze uitkering aan de werkgever vindt plaats op de eerstvolgende uitkeringsdatum als genoemd in lid 4 van dit artikel.

  • 7. De bonusvergoeding aan de werkgever conform art. 3 lid 3 van dit reglement wordt door de Stichting uitgekeerd na ontvangst van het diploma van de leerling-werknemer én de arbeidsovereenkomst, welke de leerling-werknemer is aangegaan met een werkgever als bedoeld in art. 1 lid 3 binnen 6 maanden ná het behalen van het diploma.

  • 8. Ná ontvangst van de bescheiden genoemd in lid 7 van dit artikel keert de Stichting de vergoeding aan de leerling-werknemer conform artikel 4 lid 2 of artikel 4 lid 3 van dit reglement via de werkgever, waarbij de arbeidsovereenkomst is aangegaan, aan de leerling-werknemer uit.

  • 9. Het recht op een vergoeding ingevolge dit reglement vervalt twee jaar na het verstrijken van het jaar, waarover de vergoeding kon worden toegekend.

  • 10. De Stichting heeft het recht zelf of een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren.

Artikel 6 Toekenningen vergoeding stage-overeenkomst

  • 1. De vergoeding zoals vastgesteld in artikel 3 lid 2 van dit reglement voor een overeenkomst zoals bedoeld in art 1 lid 6 sub b wordt na afloop van de overeenkomst uitgekeerd.

  • 2. Uitbetaling aan de werkgever vindt plaats nadat aan de Stichting een bewijsstuk is overgelegd waaruit blijkt, dat de stage van de student als minimaal voldoende is beoordeeld.

  • 3. Het recht op een vergoeding ingevolge dit reglement vervalt twee jaar na het verstrijken van het jaar waarover de vergoeding kon worden toegekend.

  • 4. De Stichting heeft het recht zelf of een onafhankelijke derde partij de verstrekte gegevens te (laten) controleren.

Artikel 7 Uitsluiting van aansprakelijkheid

De Stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor door anderen dan de Stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit Reglement.

Artikel 8 Slotbepaling

In alle gevallen, waarin dit Reglement ten aanzien van beroepsopleidingen niet voorziet, beslist het Bestuur van de Stichting.

Model 1 als bedoeld in Artikel 1 lid 6 sub a van het Financieringsreglement Beroepsopleidingen

Bijlage I (2002–2004)

LEER-ARBEIDSOVEREENKOMST

Ondergetekenden: ......., gevestigd te ......., verder te noemen de „werkgever", ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door ......., directeur van het bedrijf

en

......., wonende te ......., verder te noemen de „werknemer", verklaren hierbij een leer-arbeidsovereenkomst te hebben aangegaan onder de volgende voorwaarden:

Artikel 1 Aard van de overeenkomst

Deze leer-arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk voor de duur van de ingevolge de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) gesloten Beroepspraktijkvormingsovereenkomst, dan wel voor de duur van de ingevolge de Wet Hoger en Wetenschappelijk Onderwijs (WHW) voorziene HBO opleiding en eindigt van rechtswege op de dag waarop de betreffende opleiding eindigt, alsmede in de gevallen genoemd in artikel 11 en 12 van deze leer-arbeidsovereenkomst.

Artikel 2 Dienstverband

De werknemer treedt met ingang van ....... in dienst van de werkgever.

Artikel 3 Proeftijd

De eerste maand geldt als proeftijd als bedoeld in artikel 7:652 BW.

Artikel 4 Arbeidsduur

De arbeidsduur voor de werknemer bedraagt 5 dagen per week.

Artikel 5 Salaris

Het salaris bij indiensttreding bedraagt het wettelijk minimum(jeugd)loon bij een 5-daagse werkweek, zijnde € ....... per maand.

Artikel 6 Reiskosten

De reiskosten van de woonplaats naar de onderwijsinstelling worden vergoed door de werkgever volgens de geldende bedrijfsregeling van de kosten van openbaar vervoer 2e klasse.

Extra reiskosten, die gemaakt zijn in verband met stage buiten de onderwijsinstelling worden door de werkgever vergoed, op basis van de tarieven van het openbaar vervoer 2e klasse.

Artikel 7 Overige vergoedingen

De kosten van lesboeken, examens (materiaal en inschrijving) en theorie-opleiding (inschrijfkosten school) worden vergoed door de werkgever. Tevens zal de werkgever de werknemer de benodigde gereedschappen, bedrijfskleding en veiligheidsmiddelen ter beschikking stellen, alsmede een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering ten behoeve van de werknemer afsluiten.

Artikel 8 Vakantie

Ten aanzien van het aantal vakantiedagen geldt de CAO in de Metalektro. De werkgever zal de aaneengesloten vakantie zo mogelijk doen vallen in de sluitingsperiode van de onderwijsinstelling.

Artikel 9 Verplichtingen van de werkgever

De werkgever stelt aan de werknemer een opleidingsplaats ter beschikking en zal voorts al die maatregelen nemen die in verband met het doel van deze overeenkomst van belang zijn, ook ter zake van de kwaliteit van de opleidingsplaats.

De werkgever draagt er zorg voor dat de werknemer wordt opgeleid overeenkomstig het programma uit de Beroepspraktijkvormingsovereenkomst, dan wel het programma van de betreffende MBO, dan wel HBO opleiding en met inachtneming van nader door het Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs, dan wel door de onderwijsinstelling te stellen regels.

De werkgever draagt er zorg voor dat de vergoedingen die ten behoeve van uitkering aan de werknemer conform artikel 4 van het Financieringsreglement Bijlage I door de Stichting aan de werkgever worden uitgekeerd indien relevant met betrekking tot de opleidende werkgever, aan de werknemer worden uitbetaald.

Artikel 10 Verplichtingen van de werknemer

De werknemer zal zich bij het volgen van de opleiding houden aan de hem/haar namens het opleidende bedrijf te geven aanwijzingen of opdrachten.

De werknemer zal; de gedragsregels en voorschriften zoals deze in het bedrijf van toepassing zijn, in acht nemen en in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften naleven.

De werknemer is gehouden al datgene te doen wat bijdraagt aan het succesvol afronden van de opleiding.

Artikel 12 Tussentijdse opzegging

  • 1. De werkgever kan deze overeenkomst tussentijds opzeggen met inachtneming van de krachtens de CAO in de Metalektro geldende opzegtermijn, met toestemming van de directeur CWI in geval:

    • a. De werknemer aantoonbaar niet geschikt is gebleken voor de functie waartoe hij/zij wordt opgeleid. De werkgever dient de gronden tot dit besluit vooraf met de onderwijsinstelling en de werknemer te hebben besproken, waarbij is komen vast te staan dat voortzetting van het dienstverband geen perspectief biedt.

    • b. Naar het oordeel van de werkgever ten gevolge van ernstig en verwijtbaar gedrag van de werknemer, een voortzetting van de opleiding redelijkerwijs niet meer van de werkgever kan worden gevergd.

  • 2. De werknemer kan deze overeenkomst eveneens tussentijds opzeggen met inachtneming van een opzegtermijn van één maand.

Artikel 13 Tussentijdse beëindiging bij ziekte

Ingeval van ziekte, die met onderbreking van niet meer dan één week, 16 weken heeft geduurd, wordt de werknemer geacht de opleiding niet binnen de gestelde opleidingsduur met succes te kunnen afronden.

Derhalve eindigt aan het eind van genoemde periode van ziekte deze arbeidsovereenkomst van rechtswege, zonder dat voorafgaande opzegging met toestemming van de directeur CWI is vereist, tenzij de werkgever met de werknemer schriftelijk anders overeenkomt.

Artikel 15 Bedrijfseigen regelingen

Bedrijfseigen regelingen met betrekking tot secundaire arbeidsvoorwaarden zijn in het kader van deze overeenkomst niet van kracht, tenzij anders overeengekomen in een bijlage bij deze overeenkomst.

BIJLAGE A ZOALS GENOEMD IN ARTIKEL 1 LID 6 SUB B VAN HET FINANCIERINGSREGLEMENT BEROEPSOPLEIDINGEN, BIJLAGE I (2002–2004)

AFSPRAKEN STAGE-OVEREENKOMST

De werkgever

  • 1. De werkgever betaalt aan stagiair een stagevergoeding.

  • 2. De werkgever verplicht zich tot het bijdragen conform afspraak met de onderwijsinstelling aan de vorming van de stagiair binnen het kader van de stagewerkzaamheden.

  • 3. De werkgever draagt zorg voor een adequate begeleiding van de stagiair binnen het stageverlenende bedrijf.

  • 4. De werkgever dient in redelijkheid al het mogelijke te doen om de stagiair in staat te stellen om binnen de daarvoor gestelde termijn de stage met goed gevolg af te ronden.

  • 5. De werkgever dient na afsluiting van de stage een kopie van het door werkgever én stagiair ondertekend bewijsstuk, dat de stage met minimaal voldoende resultaat is afgerond, in bij de Stichting A+O.

De stagiair

  • 1. De stagiair zal zich bij het volgen van de stage houden aan de hem/haar namens het stageverlenende bedrijf te geven aanwijzingen of opdrachten binnen het kader van de stagewerkzaamheden.

  • 2. De stagiair zal de gedragsregels en voorschriften zoals deze in het bedrijf van toepassing zijn, in acht nemen en in het bijzonder de veiligheidsvoorschriften.

  • 3. De stagiair is gehouden al datgene te doen wat bijdraagt aan het succesvol afronden van de stage.

BIJLAGE II (2002–2004) FINANCIERINGSREGLEMENT EMPLOYABILITY

(als bedoeld in artikel 3 van de CAO inzake de financiering van beroepsopleidingen (WEB; niveau I t/m IV en WHW), employability, alsmede arbeidsmarktbeleid van werknemers in de Metalektro).

Artikel 1 Definities

  • 1. Stichting:

  • Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro (A+O).

  • 2. Werkgever:

  • De werkgever als bedoeld in de CAO inzake de financiering van beroepsopleidingen (WEB; niveau I t/m IV en WHW), employability, alsmede arbeidsmarktbeleid van werknemers in de Metalektro, die valt onder de werkingssfeer.

  • 3. Werknemer:

  • Degene, die een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 van het B.W. heeft gesloten, dan wel – anders dan in zelfstandige uitoefening van een bedrijf of beroep – in aangenomen werk persoonlijk arbeid verricht.

  • 4. Werknemeraantallen:

  • Het aantal bij de werkgever in dienst zijnde werknemers in de eerste maand van de looptijd van het Employabilityplan.

  • 5. De Ondernemingsraad/Personeelsvertegenwoordiging:

  • Het orgaan ingesteld als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden.

  • 6. Employabilityplan:

  • De integrale schriftelijke weergave van alle voorgenomen activiteiten, cursussen en opleidingen met betrekking tot zowel persoonlijke ontwikkeling van werknemers als functiegerichte opleidingen middels de volgende te onderscheiden onderdelen:

    • Bedrijfsopleidingsplan (BOP);

    • Beroepsopleidingen;

    • Ondersteuningscursussen;

    • Praktijkopleidersopleidingen;

    • Overige employability bevorderende activiteiten.

  • 7. Bedrijfsopleidingsplan (BOP):

  • De schriftelijke weergave van geplande functiegerichte her-, om- en bijscholingsactiviteiten in relatie tot het beleid van de onderneming.

  • 8. Beroepsopleidingen:

  • Opleidingen in de deeltijd variant als bedoeld in de WEB en de WHW alsmede post HBO en post WO.

  • 9. Ondersteuningscursussen:

  • Cursussen gevolgd door functionarissen van de onderneming in het kader van de bevordering van het employabilitybeleid van de onderneming.

  • 10. Overige employability bevorderende activiteiten:

  • De schriftelijke weergave van geplande employability bevorderende activiteiten in relatie tot het beleid van de onderneming in het bijzonder gericht op de bevordering van de (brede) inzetbaarheid en de wend- en weerbaarheid van de werknemers.

  • 11. Persoonlijk OntwikkelingsPlan (POP):

  • Een door de werkgever en de werknemer overeengekomen en ondertekend document waarin de activiteiten van belang voor de ontwikkeling van de werknemer en de daaruit voortvloeiende cursussen en opleidingen die de werknemer zal gaan volgen zijn weergegeven.

  • 12. Kosten ten behoeve van employability bevorderende maatregelen:

  • Onder deze kosten wordt verstaan de directe kosten die verband houden met de employability bevorderende maatregelen op ondernemingsniveau en activiteiten, cursussen en opleidingen als weergegeven in het Persoonlijk OntwikkelingsPlan.

Artikel 2 Employabilityplan

  • 1. Het Employabilityplan omvat minimaal een Bedrijfsopleidingsplan (BOP) en kan daarnaast de overige onderdelen, zoals aangegeven in artikel 1, lid 6, bevatten.

  • 2. De werkgever kan éénmaal per jaar een Employabilityplan bij de Stichting indienen. De indiening van een Employabilityplan betrekking hebbend op een cursusjaar dient zo mogelijk voor 1 december doch uiterlijk voor 1 maart te geschieden. De indiening van een Employabilityplan betrekking hebbend op een kalenderjaar dient zo mogelijk voor 1 april doch uiterlijk voor 1 juli te geschieden.

  • 3. De werkgever heeft het Employabilityplan inclusief het Bedrijfsopleidingsplan opgesteld en voorgelegd aan de Ondernemingsraad/Personeelsvertegenwoordiging of bij gebreke hiervan aan de vakbonden, die het heeft/hebben goedgekeurd.

  • 4. Alle in het Employabilityplan genoemde activiteiten, cursussen en opleidingen en de daaruit voortvloeiende kosten dienen in niet meer dan één van de te onderscheiden onderdelen van het plan, zoals aangegeven in artikel 1, lid 6, te zijn opgenomen.

  • 5. In het Employabilityplan zijn alle opleidingsvormen, die binnen de onderneming volgens de Financieringsreglementen bijlagen I en III worden gefinancierd, benoemd.

  • 6. De werkgever geeft in het Employabilityplan het werknemeraantal aan zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 4.

  • 7. In het Employabilityplan moet worden aangegeven of de onderneming voornemens is, naast het in de aanvraag opgenomen Bedrijfsopleidingsplan, een aanvraag in te dienen voor Employability bevorderende activiteiten. Tevens dient aangegeven te worden of er Beroepsopleidingen gevolgd worden welke onder de aanvraag vallen en waarvoor een declaratie zal worden ingediend en of er Praktijkopleidersopleidingen gevolgd worden welke onder de aanvraag vallen en waarvoor een declaratie zal worden ingediend.

Artikel 3 Bedrijfsopleidingsplan (BOP)

  • 1. De werkgever komt in aanmerking voor een vergoeding ter bestrijding van de kosten die gemoeid zijn met het realiseren en implementeren van het in het Employabilityplan opgenomen Bedrijfsopleidingsplan volgens onderstaande verdeling:

    • € 6.807,= voor een onderneming met minder dan 200 werknemers

    • € 9.076,= voor een onderneming met 200 tot 500 werknemers

    • € 11.345,= voor een onderneming met 500 of meer werknemers

  • 2. Conform gestelde in artikel 2, lid 3 kan de werkgever één maal per jaar een Bedrijfsopleidingsplan als onderdeel van het Employabilityplan indienen.

  • 3. De betaling van de vergoeding geschiedt uiterlijk 2 maanden na ontvangst door de Stichting van het ingediende Employabilityplan, als bedoeld in artikel 2 lid 1.

Artikel 4 Overige employability bevorderende activiteiten

  • 1. Indien aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 2 van dit reglement is voldaan en aan de werkgever de vergoeding ter bestrijding van de directe kosten die gemoeid zijn met het realiseren en implementeren van een Bedrijfsopleidingsplan is toegekend kan de werkgever voorts een aanvullende vergoeding krijgen voor (een gedeelte van) de kosten ten behoeve van maatregelen en activiteiten die de employability van werknemers bevorderen, met dien verstande dat per onderneming hiervoor de volgende maximum vergoedingen gelden;

    • € 13.613,= voor een onderneming met minder dan 200 werknemers

    • € 18.151,= voor een onderneming met 200 tot 500 werknemers

    • € 22.689,= voor een onderneming met 500 of meer werknemers

  • 2. Onder maatregelen en activiteiten ter bevordering van employability vallen:

    • a.

      • extern loopbaanadvies aan de individuele werknemer;

      • inzetten van een employabilityscan;

      • kennismaken van individuele werknemers met andere werksituaties ter bevordering van „zij-instroom" binnen en buiten de onderneming;

      • advies en begeleiding bij de opzet van Employability bevorderende maatregelen;

      • advies en begeleiding bij de opzet van een procedure voor het opstellen van Persoonlijk OntwikkelingsPlannen (POP's);

      • advies en begeleiding bij de opzet van een systeem van belangstellingsregistratie;

      • het toepassen van een instrument met betrekking tot Erkenning Verworven Competenties (EVC);

      • verwante activiteiten zoals door de Stichting goedgekeurd.

    • b.

      • uit de bovenstaande maatregelen of Persoonlijk OntwikkelingsPlannen (POP's) voortvloeiende niet (direct) functiegebonden cursus(sen).

Artikel 5 Aanvraag met betrekking tot vergoedingen overige employability bevorderende activiteiten

  • 1. De aanvraag met betrekking tot de kosten zoals genoemd in artikel 4, lid 1 van dit reglement ten behoeve van maatregelen en activiteiten die de employability van werknemers bevorderen dient aan de volgende voorwaarden te voldoen:

    • a. in de aanvraag employability bevorderende activiteiten is opgenomen een overzicht van de employability bevorderende maatregelen en activiteiten en/of een overzicht van de overeengekomen Persoonlijk OntwikkelingsPlannen (POP's) binnen de onderneming met de daaraan verbonden kosten;

    • b. de aanvraag is goedgekeurd door de Ondernemingsraad/Personeelsvertegenwoordiging of bij gebreke hiervan door de vakbonden;

    • c. de periode waarin de maatregelen en activiteiten plaatsvinden komt overeen met de looptijd van het bij de Stichting ingediende Employabilityplan;

    • d. de aanvraag Overige Employability bevorderende maatregelen vindt binnen de looptijd van het bij de Stichting ingediende Employabilityplan plaats.

  • 2.

    • a. De Stichting toetst de ingediende aanvraag tot vergoeding van de kosten marginaal op de volgende criteria:

      • de goedkeuring van de aanvraag door de Ondernemingsraad/Personeelsvertegenwoordiging of bij gebreke hiervan door de vakbonden.

      • de maatregelen en activiteiten voldoen aan het gestelde in artikel 4, lid 2 van dit reglement.

    • b. De Stichting stelt de werkgever binnen een periode van twee maanden na ontvangst van de aanvraag schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het resultaat van de marginale toetsing.

Artikel 6 Toekenning vergoedingen Overige Employability bevorderende activiteiten

  • 1. De vergoeding wordt toegekend over de periode als bedoeld in artikel 5, lid 1c van dit reglement nadat de werkgever een declaratie inclusief kostenstaat, waarin de kosten van de maatregelen en activiteiten zijn opgenomen, heeft overgelegd.

  • De kostenstaat omvat tevens gegevens met betrekking tot de betaaldata van facturen dan wel de data waarop interne verrekening van de kosten heeft plaatsgevonden.

  • De declaratie bevat eveneens de instemming van de Ondernemingsraad/Personeelsvertegenwoordiging of bij gebreke hiervan de v.v. en dienen binnen een jaar na afloop van de termijn waarop de kosten betrekking hebben te worden ingediend.

  • 2. De betaling van de vergoeding geschiedt uiterlijk twee maanden na ontvangst door de Stichting van de declaratie zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel.

Artikel 7 Beroepsopleidingen

  • 1. De werkgever komt in aanmerking voor een aanvullende vergoeding van maximaal € 2.500,– per jaar voor een maximum van twee jaren ten behoeve van de kosten die gemoeid zijn met de beroepsopleiding van een werknemer zoals gedefinieerd in artikel 1, lid 10 indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    • a. De werkgever heeft het Employabilityplan voorgelegd aan de Ondernemingsraad/Personeelsvertegenwoordiging of bij gebreke hiervan aan de v.v., die het Employabilityplan heeft/hebben goedgekeurd.

    • b. Er is tussen werkgever en betrokken werknemer sprake van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.

    • c. De aard van de te volgen opleiding is tot stand gekomen in overleg tussen de werkgever en de betrokken werknemer.

    • d. De opleiding en de daaruit voortvloeiende kosten zijn niet opgenomen in een aanvraag binnen het kader van het Financieringsreglement Beroepsopleiding of in de overige employability bevorderende activiteiten.

    • e. De betrokken werknemer ontvangt gedurende de opleiding tenminste het salaris zoals overeengekomen in de eerdergenoemde arbeidsovereenkomst.

    • f. De kosten van de opleiding worden door de werkgever vergoed.

    • g. De reiskosten die verband houden met de opleiding worden door de werkgever vergoed volgens de geldende bedrijfsregeling op basis van de kosten van openbaar vervoer 2e klasse.

  • 2. Bij aanvraag tot vergoeding dienen de volgende stukken te worden overgelegd:

    • kopie van de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd;

    • kopie van de inschrijving van één van de in artikel 1, lid 10 gedefinieerde Beroepsopleidingen;

    • specificatie van de kosten van de opleiding;

    • kopie van een bewijs van behaalde studieresultaten;

    • het Declaratieformulier Beroepsopleidingen zoals beschikbaar gesteld door de Stichting.

  • 3. De betaling van de vergoeding geschiedt uiterlijk 2 maanden na ontvangst van de aanvraag tot vergoeding door de Stichting.1

Artikel 8 Ondersteuningscursussen

  • 1. De Ondernemingsraad/Personeelsvertegenwoordiging en de werkgever kunnen zich door deskundigen, hetzij van sociale partners hetzij anderszins, laten bijstaan bij het opstellen van een Employabilityplan waaronder een Bedrijfsopleidingsplan en Persoonlijk OntwikkelingsPlannen in die zin dat zij daartoe een cursus kunnen volgen. De werkgever kan in aanmerking komen voor een aanvullende vergoeding van (een gedeelte van) de reëel gemaakte kosten, met dien verstande dat per onderneming hiervoor de volgende maximum vergoedingen gelden:

    • € 1.361,= voor een onderneming met minder dan 200 werknemers

    • € 1.815,= voor een onderneming met 200 tot 500 werknemers

    • € 2.269,= voor een onderneming met 500 of meer werknemers

  • 2. De periode waarin de ondersteuning plaatsvindt dient in verband te staan met de looptijd van het bij de Stichting ingediende Employabilityplan, met dien verstande dat genoemde vergoeding slechts eenmaal gedurende de looptijd van de CAO wordt verstrekt.

  • 3. De betaling van de vergoeding geschiedt uiterlijk 2 maanden na ontvangst van een overzicht van de werkelijk gemaakte directe kosten inclusief onderliggende facturen door de Stichting.

Artikel 9 Praktijkopleidersopleidingen

  • 1. De werkgever komt in aanmerking voor een aanvullende vergoeding ter bestrijding van de kosten die gemoeid zijn met het laten volgen van werknemers van de volgende praktijkopleidersopleidingen:

    • a. Praktijkopleider SOM (9 dagdelen);

    • b. Praktijkopleider VEV (9 dagdelen);

    • c. Korte praktijkopleidersopleidingen die voor de bedrijfstak relevant zijn, echter door anderen dan de landelijke organen SOM en VEV (dan wel de rechtsopvolger) worden uitgevoerd.

  • 2. Vergoeding cursuskosten:

  • De werkgever die een werknemer in de gelegenheid stelt om een praktijkopleidersopleiding als bedoeld in lid 1a t/m c van dit artikel te volgen, kan hiervoor een vergoeding ontvangen van 100% van de opleidingskosten welke de SOM, VEV of anderen voor de betreffende opleiding in rekening brengen, mits de in lid 4 van dit artikel genoemde stukken bij de aanvraag zijn overgelegd.

  • 3. Vergoeding verzuimde werktijd:

  • De werkgever die een werknemer in de gelegenheid stelt in werktijd een praktijkopleidersopleiding als bedoeld in lid 1a t/m c van dit artikel te volgen, kan in aanmerking komen voor een vergoeding voor de verzuimde werktijd, verband houdende met het volgen van deze praktijkopleidersopleiding tot maximaal 180% van het bruto loon, gerekend zonder toeslagen van welke aard dan ook, tot een maximum van 5 werkdagen per jaar, mits de in lid 4 van dit artikel genoemde stukken bij de aanvraag zijn overgelegd.

  • 4. Bij aanvraag tot vergoeding dienen de volgende stukken te worden overgelegd:

    • kopie van de arbeidsovereenkomst;

    • kopie van de inschrijving van één van de in lid 1a t/m c van dit artikel genoemde opleidingen;

    • kopie van een bewijs van behaalde studieresultaten;

    • het Declaratieformulier Praktijkopleidersopleidingen zoals beschikbaar gesteld door de Stichting.

  • Indien een vergoeding in het kader van lid 2 wordt aangevraagd dient tevens te worden overgelegd:

    • kopie van de rekening voor de betreffende opleidingskosten.

  • Indien een vergoeding in het kader van lid 3 wordt aangevraagd dienen tevens te worden overgelegd:

    • kopie van een salarisspecificatie met betrekking tot betreffende periode;

    • berekening van de aangevraagde vergoeding voor verzuimde werktijd.

  • 5. De betaling van de vergoeding geschiedt uiterlijk 2 maanden na ontvangst van de aanvraag tot vergoeding door de Stichting.

Artikel 10 Informatieplicht

De werkgever en de werknemer zijn verplicht alle door of namens de Stichting gevraagde informatie te verstrekken.

Artikel 11 Uitsluiting van aansprakelijkheid

De Stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor door anderen dan de Stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.

Artikel 12 Slotbepaling

In alle gevallen waarin dit reglement ten aanzien van employability niet voorziet, beslist het bestuur van de Stichting.

BIJLAGE III (2002–2004) FINANCIERINGSREGLEMENT STUDIE-BAANCONTRACT

(als bedoeld in artikel 3 van de CAO inzake de financiering van beroepsopleidingen (WEB; niveau I t/m IV en WHW), employability, alsmede arbeidsmarktbeleid van werknemers in de Metalektro).

Artikel 1 Definities

  • 1. Stichting:

  • De Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro (Stichting A+O).

  • 2. Student/werknemer:

  • De student/werknemer is diegene, die:

    • a. een opleiding volgt binnen de technische sector van een ROC (WEB; niveau III/IV) en voldoet aan de vereisten van de afstudeerperiode, of

    • b. een opleiding volgt binnen het Hoger Beroepsonderwijs (WHW) en voldoet aan de vereisten van de afstudeerperiode, of

    • c. een academische opleiding volgt in een door de stichting goedgekeurde richting en voldoet aan de vereisten van de afstudeerperiode, en

    • d. bovendien een Studie-baancontract als bedoeld in lid 5 heeft gesloten met een onder de werkingssfeer van deze CAO vallende werkgever.

  • 3. Afstudeerperiode:

  • De periode die de student/werknemer nodig heeft teneinde het afsluitende diploma van zijn studie te behalen, waarbij deze periode voor toepassing van dit reglement maximaal twee jaar dient te omvatten.

  • 4. Werkgever:

  • De werkgever als bedoeld in de CAO inzake de financiering van beroepsopleidingen (WEB; niveau I t/m IV), employability, alsmede arbeidsmarktbeleid van werknemers in de Metalektro, die valt onder de werkingssfeer,

  • 5. Studie-baancontract:

  • De overeenkomst tussen student/werknemer en werkgever, waarin de student/werknemer zich verbindt uiterlijk na het voltooien de studie in dienst te zullen treden van de werkgever en waarin de werkgever zich bereid verklaart de student/werknemer op dat moment in dienst te zullen nemen.

  • In de overeenkomst tussen student/werknemer en werkgever moet een studie-baanopleidingsprogramma zijn opgenomen.

  • 6. Studie-baanopleidingsprogramma:

  • Het studie-baanopleidingsprogramma specificeert het opleidingsprogramma voor de studiefase en de periode waarin de afgestudeerde in dienst is bij de werkgever. Het studiebaanopleidingsprogramma is opgesteld door de werkgever in goed overleg met de opleidingsinstelling en de student/werknemer.

  • De opleidingsinstellingen die in dit verband in aanmerking komen zijn de Regionale Opleidings Centra, Hogescholen, Universiteiten en andere door de werkgever ingeschakelde instituten.

Artikel 2 Werking van het Studie-baancontract

  • 1. Het studie-baancontract wordt ondertekend door student/werknemer en werkgever niet later dan het moment, dat de student/werknemer aan de afstudeerperiode van zijn studie begint.

  • 2. Het studie-baancontract valt in twee perioden uiteen:

    • a. Studieperiode:

    • De studieperiode is de periode van maximaal twee jaar waarin de student/werknemer bezig is om zijn studie te voltooien. Indien in deze studieperiode stage moet worden volbracht, dient de helft van deze stageperiode bij de werkgever, waarmee een Studie-baancontract is gesloten, te worden vervuld.

    • b. Baanperiode:

    • De baanperiode is de periode van minimaal een jaar, waarin de afgestudeerde student/werknemer is geregistreerd als werknemer bij de werkgever volgens de overeengekomen jobdescription, waarin werkzaamheden, werktraject, bijzondere zaken als geheimhouding en mededinging en de arbeidsvoorwaarden als bedoeld in de CAO zijn vastgelegd. Tevens volgt de afgestudeerde student/werknemer het met de werkgever overeengekomen opleidingstraject als bedoeld in het Studiebaanopleidingsprogramma.

    • De baanperiode dient niet later aan te vangen dan 4 maanden na het afsluiten van de studie.

    • Iedere drie maanden vindt een gesprek plaats tussen werkgever en afgestudeerde student/werknemer over de voortgang van de opleiding, het werktraject en employability.

    • Bovendien vindt een maand voor het beëindigen van het Studie-baancontract een afsluitend gesprek met betrekking tot verdere perspectieven binnen de onderneming plaats.

Artikel 3 Vergoeding aan de student/werknemer

  • 1. De student/werknemer krijgt, indien hij heeft voldaan aan het gestelde in artikel 6 van dit financieringsreglement, als vergoeding voor het nakomen van het Studie-baancontract € 908,–.

  • Deze € 908,– wordt in twee gelijke delen van € 454,– uitbetaald op twee vastgestelde tijdstippen van het Studie-baancontract:

    • a. na het tekenen van het Studie-baancontract met de werkgever en het indienen van de benodigde bescheiden,

    • b. bij de aanvang van de baanperiode bij de werkgever.

  • 2. De vergoeding wordt door de Stichting uitbetaald aan de student/werknemer via de werkgever.

  • 3. Indien de student/werknemer zijn verplichtingen niet of niet geheel nakomt, zoals vastgelegd in het Studie-baancontract en het bijbehorende Studie-baanopleidingsprogramma, volgt met directe ingang stopzetting van uitbetaling van de vergoedingen en kan restitutie aan de Stichting van reeds betaalde vergoedingen worden geëist.

Artikel 4 Vergoeding aan de werkgever

  • 1. De werkgever heeft, indien hij aan het gestelde in artikel 6 van dit financieringsreglement heeft voldaan, recht op een vergoeding van maximaal € 2.269,–, indien hij een Studiebaancontract heeft getekend met een student/werknemer.

  • 2. De vergoeding wordt toegekend over maximaal de contract periode, op basis van een door werkgever en student/werknemer ondertekend studiebaanopleidingsprogramma. Uitbetaling vindt plaats bij aanvang van de baanperiode.

  • 3. Indien de werkgever zijn verplichtingen zoals vastgelegd in het Studie-baancontract niet of niet geheel nakomt, dient de uitbetaalde vergoeding te worden gerestitueerd aan de Stichting.

  • 4. Verzoeken tot uitbetaling van de vergoeding dienen uiterlijk 6 maanden na beëindiging van het Studie-baancontract bij de Stichting te zijn ingediend.

Artikel 5 Toekenning van de vergoeding

  • 1.

    • a. Toekenning van de onder Artikel 3 lid 1a. bedoelde vergoeding geschiedt door de Stichting na overlegging van een Studie-baancontract en bijbehorend Studie-baanopleidingsprogramma, ondertekend door werkgever en student/werknemer.

    • b. Toekenning van de onder Artikel 3 lid 1b. bedoelde vergoeding geschiedt door de Stichting na overlegging van eengewaarmerkt diploma van de opleidingsinstelling.

  • 2. De werkgever en student/werknemer zijn verplicht om binnen een maand na het beëindigen van het Studie-baancontract een door beiden ondertekend eindverslag voor te leggen aan de Stichting.

Artikel 6 Informatieplicht

  • 1. Alle wijzigingen in het Studie-baancontract en bijbehorend Studie-baanopleidingsprogramma dienen onverwijld aan de Stichting te worden vermeld.

  • 2. De student/werknemer en de werkgever zijn verplicht alle door of namens de Stichting gevraagde informatie te verstrekken.

Artikel 7 Uitsluiting van aansprakelijkheid

De Stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor door anderen dan de stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.

Artikel 8 Slotbepaling

In alle gevallen, waarin dit reglement ten aanzien van het Studiebaancontract niet voorziet, beslist het bestuur van de Stichting.

BIJLAGE IV (2002–2004) REGLEMENT ARBEIDSMARKTBELEID

(als bedoeld in artikel 3 van de CAO inzake de financiering van beroepsopleidingen (WEB; niveau I t/m IV en WHW), employability, alsmede arbeidsmarktbeleid van werknemers in de Metalektro)

Ten aanzien van de arbeidsmarktproblematiek binnen de Metalektro continueert de Stichting A+O in de CAO periode 2002-2004 het in de vorige CAO periode ingezette beleid.

Dit beleid is gebaseerd op enerzijds decentralisatie van de uitvoering ten aanzien van werkgelegenheid bevorderende maatregelen in die zin, dat 6 regioteams zijn benoemd door het bestuur van de Stichting, die initiatieven kunnen nemen met betrekking tot het regionaal verbeteren van de matching tussen arbeidspotentieel in brede zin en bestaande vacatures binnen de (regionale) Bedrijfstak.

Bedoelde regioteams bestaan uit vertegenwoordigers van Sociale Partners en beschikken over een door het bestuur van de Stichting per regioteam vastgesteld budget ter besteding binnen het door het bestuur van de Stichting aangereikte kader.

Anderzijds kunnen initiatieven op landelijk niveau, die naar de mening van het bestuur van de Stichting de vacatureproblematiek binnen de Bedrijfstak verminderen, dan wel in- en doorstroom van werknemers bevorderen vanuit de Stichting worden ondersteund door actieve participatie van Sociale Partners en inzet van (bedrijfstak)middelen.

Initiatieven op ondernemingsniveau kunnen door de Stichting worden ondersteund, hetzij volgens besluit van het bestuur van de Stichting, hetzij binnen de prioriteitsstelling van het desbetreffende regioteam.

Inzet van bedrijfstakmiddelen

De middelen, die Sociale partners in het kader van bovenstaande ter beschikking stellen, zijn bestemd voor de (co-)financiering van arbeidsmarktprojecten ten behoeve van de Metalektro.

Bij deze projecten staan de toeleiding van arbeidspotentieel naar de Metalektro en de vervulling van vacatures centraal.

Doelstelling van deze projecten kan zijn:

  • Reïntegratie van (gedeeltelijk) arbeidsongeschikten;

  • Het geschikt maken voor en toeleiden tot vacatures in de Metalektro van geregistreerde werkzoekenden in brede zin;

  • Het geschikt maken van herintreders en toetreders voor het vervullen van vacatures in de Metalektro;

  • Het oprichten van regionale mobiliteitscentra met het oplossen van regionale arbeidsmarktproblematiek als aantoonbaar te realiseren doelstelling;

  • Het beschikbaar stellen van vacatures waarin personen uit de door Sociale Partners (mede) gefinancierde projecten in een vast dienstverband kunnen worden geplaatst.

Ten aanzien van de procedurele invulling moet worden voldaan aan de volgende, in een contract vast te leggen vereisten:

  • a. een beargumenteerd project activiteitenplan moet voor aanvang van de uitvoering zijn ingediend;

  • b. hierin moet worden aangegeven welke output binnen welke termijn wordt beoogd;

  • c. in principe worden geen exploitatiekosten vergoed;

  • d. een goedgekeurde begroting voor aanvang is vereist;

  • e. de controle vindt plaats onafhankelijk van de uitvoering. Controle geschiedt door middel van een accountantsverklaring, waaruit blijkt dat de gedeclareerde kosten gemaakt zijn ten behoeve van de uitvoering van het overeengekomen project. De accountant wordt aangewezen door de Stichting A+O;

  • f. financiële bijdrage vindt plaats niet alleen naar aanleiding van genoemd inhoudelijke en procedurele punten, maar ook op basis van de daadwerkelijk gerealiseerde output, met name de resulterende vervulling van vacatures in de Metalektro. Dit kan inhouden, dat de omvang van de financiële bijdrage deels achteraf wordt vastgesteld.

Uitsluiting van aansprakelijkheid

De Stichting aanvaardt geen enkele aansprakelijkheid voor door anderen dan de Stichting verrichte werkzaamheden voortvloeiend uit de uitvoering van dit reglement.

Slotbepaling

In alle gevallen, waarin dit reglement ten aanzien het door de stichting gevoerde arbeidsmarktbeleid niet voorziet, beslist het bestuur van de Stichting.

STATUTEN

Artikel 1 Naam en zetel

De stichting draagt de naam: Stichting Arbeidsmarkt en Opleiding in de Metalektro en is gevestigd te 's-Gravenhage.

Artikel 2 Doel

De stichting heeft ten doel:

  • 1. het bevorderen van de deelneming aan opleidingen en cursussen, alsmede het bevorderen van de kwaliteiten ervan;

  • 2. het bevorderen van de plaatsing van jongeren in de Metalektro;

  • 3. het egaliseren van de opleidingskosten;

  • 4. het bevorderen van de employability van de werknemer, her-, om- en bijscholing;

  • 5. de daarvoor bij financieringsreglement bepaalde uitkeringen te doen inzake de financiering van beroepsopleidingen (WEB, niveau IV en V en WHW), employability, studie-baancontract, alsmede arbeidsmarktbeleid van werknemers in de Metalektro;

  • 6. het bevorderen van werkgelegenheid;

  • 7. het coördineren van beleidsvoorbereidende en beleidsuitvoerende taken van bedrijfstakorganen voorzover het arbeidsmarkt en opleiding betreft;

  • 8. het beheren van activa nodig voor de uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro betreffende arbeidsmarkt en opleiding;

  • één en ander ten behoeve van ondernemingen en (toekomstige) werknemers in de Metalektro en op basis van de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro.

Artikel 3 Middelen om het doel te bereiken

De stichting tracht haar doel te bereiken door gelden te verkrijgen bij ondernemingen in de bedrijfstak en deze gelden naast andere baten van de stichting aan te wenden voor financiering dan wel subsidiëringen van:

  • a. de ten laste van de werkgever komende opleidingskosten van in opleiding zijnde jongeren, die een opleiding volgen in het kader van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB), zulks door het verstrekken van vergoedingen aan werkgevers bij wie bedoelde jeugdigen hun opleiding ontvangen;

  • b. beroepsopleidingen en opleidingsprojecten ten behoeve van het vakmanschap in de Metalektro, in de ruimste zin des woords;

  • c. het verrichten van onderzoekingen naar de verwachte behoefte in de toekomst aan werknemers met bepaalde scholing in de bedrijfstak;

  • d. het onderzoek van de invloed van de technische ontwikkeling op de opleidingen en de verwerking van de gevonden gegevens in bestaande dan wel nieuwe opleidingen;

  • e. het onderzoek ten behoeve van de opleidingen van nieuwe werkmethoden en de verwerking van de gevonden gegevens in bestaande dan wel nieuwe opleidingen;

  • f. promotionele activiteiten ter verbetering van het imago van de bedrijfstak.

Artikel 4 Financiële middelen

  • 1. De financiële middelen van de stichting bestaan uit:

    • a. het stichtingskapitaal;

    • b. bijdragen, die door de ondernemingen in de Metalektro worden verstrekt en zijn geïnd door Stichting Raad van Overleg in de Metalektro, gevestigd te 's-Gravenhage, ingevolge het bepaalde in de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro betreffende arbeidsmarkt en opleiding en in de collectieve arbeidsovereenkomst voor het hoger personeel in de Metalektro;

    • c. inkomsten uit het vermogen van de stichting;

    • d. eventuele andere baten.

  • 2. De beschikbare gelden van het fonds van de stichting worden belegd met inachtneming van redelijke eisen van liquiditeit en rendement en van een zo juist mogelijke risicoverdeling, ondermeer door kortlopende depositorekeningen bij solide Nederlandse bankinstellingen.

Artikel 5 Directie en administratie

  • 1. Het bestuur draagt alle secretariële werkzaamheden, waaronder het voorbereiden van werkplannen met bijbehorende begroting, de uitvoering van bestuursbesluiten, de financiële administratie en het beleggen van de financiële middelen op aan een door hem te benoemen directie, bestaande uit één lid, de directeur.

  • Het bestuur is verantwoordelijk voor het beheer van het fondsvermogen.

  • 2. Aan de goedkeuring van het bestuur zijn, onverminderd het elders in deze statuten bepaalde, onderworpen de besluiten van de directie die in het directiestatuut zijn genoemd.

Artikel 6 Bestuur

  • 1. Het bestuur van de stichting bestaat uit maximaal tien leden, te weten: maximaal vijf werkgeversleden en maximaal vijf werknemersleden.

  • 2. De leden van het bestuur worden benoemd door Stichting Raad van Overleg in de Metalektro, gevestigd te 's-Gravenhage, hierna te noemen: de ROM.

  • De benoeming van bestuursleden geschiedt uit een bindende voordracht, op te maken voor elke te vervullen plaats.

  • De navolgende verenigingen maken voor de benoeming van een of meer bestuursleden de voordracht op, te weten:

    • maximaal vijf leden door de Vereniging FME-CWM te Zoetermeer;

    • maximaal twee leden door FNV Bondgenoten, te Utrecht;

    • één lid door CNV Bedrijvenbond, te Houten;

    • één lid door de Unie, vakbond van industrie en dienstverlening, te Houten;

    • één lid door de VHP Metalektro, vakorganisatie van het middelbaar en hoger personeel, te Houten.

  • De betreffende vereniging zal de voordracht als bedoeld in dit lid opmaken binnen drie maanden nadat deze vereniging hiertoe schriftelijk door de ROM is uitgenodigd.

  • 3. De leden worden benoemd voor een periode van vier jaar. De ROM stelt een rooster van aftreden op.

  • Een aftredend bestuurslid is terstond eenmalig herbenoembaar.

  • 4. De ROM kan een bestuurslid schorsen of ontslaan al dan niet op verzoek van de vereniging die overeenkomstig lid 2 bevoegd is een voordracht voor de betreffende bestuurszetel op te maken.

  • 5. Het bestuurslidmaatschap eindigt door:

    • a. overlijden;

    • b. het nemen van ontslag;

    • c. onder curatelestelling of faillissement;

    • d. ontslag als bedoeld in lid 4.

  • Indien er in het bestuur één of meer vacatures bestaan blijven de overige bestuursleden een bevoegd college vormen. Het bestuur is verplicht zo spoedig mogelijk in de vacature(s) te doen voorzien.

Artikel 7

  • 1. Het bestuur wijst telkenjare uit haar midden een voorzitter en een vice-voorzitter aan, met dien verstande dat indien het voorzitterschap wordt bekleed door één van de leden benoemd op voordracht van de Vereniging FME-CWM, het vice-voorzitterschap wordt bekleed door één van de leden benoemd op voordracht van één der werknemersorganisaties en zo telkenjare afwisselend.

  • De voorzitter en de vice-voorzitter vormen tezamen het dagelijks bestuur van de stichting. Het bestuur kan bij een reglement de taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur vaststellen.

  • 2. De directeur is tevens secretaris van het bestuur. De secretaris maakt geen deel uit van het bestuur.

  • 3. Het bestuur vertegenwoordigt de stichting. De stichting kan voorts vertegenwoordigd worden door twee gezamenlijk handelende bestuursleden, te weten één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid. Het bestuur verleent aan de directeur volmacht om in het kader van de aan de directie opgedragen taken de stichting te vertegenwoordigen.

Artikel 8 Vergaderingen

  • 1. Het bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste de helft van het aantal bestuursleden dit gewenst achten.

  • 2. Geldige besluiten kunnen, tenzij de statuten daaromtrent anders bepalen, slechts worden genomen in vergaderingen, waarin tenminste drie bestuursleden vertegenwoordigend de werkgeversorganisaties en drie bestuursleden vertegenwoordigend de werknemersorganisaties, zoals vermeld in artikel 6 lid 2, aanwezig zijn.

  • 3. Stemming geschiedt per delegatie:

    • a. De delegatie voorgedragen door de Vereniging FME-CWM brengt achtenvijftig stemmen uit;

    • b. De delegatie, voorgedragen door FNV Bondgenoten, brengt vierenveertig stemmen uit;

    • c. De delegatie, voorgedragen door CNV Bedrijvenbond brengt acht stemmen uit;

    • d. De delegatie, voorgedragen door de Unie, vakbond van industrie en dienstverlening, brengt vier stemmen uit;

    • e. De delegatie, voorgedragen door de VHP Metalektro, vakorganisatie van het middelbaar en hoger personeel brengt twee stemmen uit.

  • Ongeacht het aantal aanwezige bestuursleden brengt de delegatie voorgedragen door de werkgeversvereniging evenveel stemmen uit als de delegaties, voorgedragen door de werknemersvakverenigingen gezamenlijk.

  • 4. Stemmen bij volmacht is niet toegestaan.

  • 5. Besluiten worden, voor zover daarvan bij deze statuten niet wordt afgeweken, genomen bij volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Blanco stemmen en stemmen van onwaarde worden als niet uitgebracht beschouwd.

  • 6. Over zaken wordt mondeling gestemd, over personen schriftelijk. Blanco stemmen zijn van onwaarde.

  • 7. Bij staking van stemmen wordt het voorstel in een volgende vergadering opnieuw aan de orde gesteld. Staken de stemmen dan weer, dan wordt het betreffende voorstel voorgelegd aan – en beslist door – de ROM.

Artikel 9 Bestuursbevoegdheid

Het bestuur is bevoegd te besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen, mits een dergelijk besluit is genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin tenminste twee/derde van het aantal in functie zijnde bestuursleden aanwezig is.

Artikel 10 Subsidieverlening

  • 1. Het bestuur stelt de wijze waarop en de voorwaarden waaronder er recht op een verstrekking uit het fonds bestaat, vast, voorzover dit in de collectieve arbeidsovereenkomst in de Metalektro betreffende arbeidsmarkt en opleiding niet is vastgelegd.

  • 2. Subsidie verzoekende instellingen dienen bij het verzoek een begroting in.

  • Subsidie ontvangende instellingen zullen worden verplicht jaarlijks een door een onafhankelijke externe registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring over te leggen over de besteding van de subsidiegelden.

Artikel 11 Financiën

  • 1. Het thans ( 2002) lopende boekjaar van de stichting loopt tot en met éénendertig december tweeduizend drie en de volgende boekjaren zullen gelijk zijn aan het kalenderjaar.

  • 2. Per het einde van het boekjaar worden de boeken der stichting afgesloten. Binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt een balans en een staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaar opgemaakt.

  • De directie laat dit jaarverslag controleren door een onafhankelijke externe accountant of accountantadministratieconsulent met certificerende bevoegdheid en legt dit jaarverslag aan het bestuur ter goedkeuring voor.

  • 3. Het bestuur verleent de opdracht tot controle van het jaarverslag aan de in lid 2 bedoelde accountant.

  • 4. Jaarlijks binnen één maand na vaststelling door het bestuur van de jaarstukken brengt het bestuur omtrent het gevoerde beleid verslag uit aan de ROM, zulks onder overlegging van de jaarstukken en het verslag van de in lid 2 bedoelde accountant.

  • 5. De vastgestelde jaarstukken met het verslag van de in lid 2 bedoelde accountant en het verslag van het bestuur omtrent het gevoerde beleid zal voor de werknemers en de ondernemingen in de Metalektro ten kantore van de Stichting en op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaatsen ter inzage worden gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

Artikel 12 Begroting en werkplan

  • 1. Het bestuur van de stichting zal jaarlijks voor het komende boekjaar een werkplan met bijbehorende begroting vaststellen. Het bestuur gaat niet tot die vaststelling over voordat de ROM het plan en de begroting heeft goedgekeurd.

  • 2. De vastgestelde begroting zal voor de werknemers en de ondernemingen in de Metalektro ten kantore van de Stichting ter inzage worden gelegd en een afschrift daarvan zal op verzoek worden toegezonden tegen betaling van de daaraan verbonden kosten.

  • 3. Het goedgekeurde en vastgestelde werkplan en de bijbehorende begroting vormen de basis voor het door het bestuur voor de betreffende periode te voeren beleid. Het bestuur kan alleen daarvan afwijken na verkregen goedkeuring van de ROM. Terzake van de uitvoering van het werkplan brengt het bestuur na afloop van ieder boekjaar verslag uit aan de ROM.

Artikel 13

  • 1. Het bestuur is bevoegd de statuten te wijzigen.

  • 2. Een besluit als in lid 1 bedoeld, kan slechts worden genomen in een vergadering, waarin tenminste drie/vierde van het aantal bestuursleden tegenwoordig is en na verkregen goedkeuring van de ROM.

  • 3. Is niet drie/vierde van het aantal bestuursleden tegenwoordig, dan wordt het voorstel opnieuw aan de orde gesteld in de eerstvolgende vergadering van het bestuur, waarin over het voorstel zoals dat in de vorige vergadering aan de orde is geweest kan worden besloten mits tenminste twee werkgeversleden en twee werknemersleden tegenwoordig zijn.

  • 4. De statutenwijziging komt bij notariële akte tot stand.

Artikel 14

  • 1. Het bestuur is bevoegd tot ontbinding der stichting over te gaan, zulks echter uitsluitend na het expireren van de algemeen verbindend verklaring van de overeenkomst betreffende het in deze statuten geregelde Fonds. De bepaling van artikel 13 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Na ontbinding van de stichting geschiedt de vereffening door het bestuur. Aan een eventueel batig saldo na vereffening zal door het bestuur een bestemming moeten worden gegeven, welke zoveel mogelijk overeenkomt met het doel en karakter der stichting.

  • De comparant is mij, notaris, bekend.

  • Deze akte is verleden te Rotterdam op de dag aan het begin van deze akte vermeld.

  • Nadat vooraf door mij, notaris, de zakelijke inhoud van deze akte aan de comparant is medegedeeld en door mij, notaris, is toegelicht, heeft hij verklaard van de inhoud daarvan te hebben kennisgenomen, met de inhoud in te stemmen en op volledige voorlezing daarvan geen prijs te stellen. Onmiddellijk na beperkte voorlezing is deze akte door de comparant en mij, notaris, ondertekend.

DIRECTIESTATUUT VAN STICHTING ARBEIDSMARKT EN OPLEIDING METALEKTRO

Gevestigd te 's-Gravenhage

  • 1. Algemeen.

    • 1. Dit Directiestatuut is opgesteld ter uitvoering van Artikel 5 van de statuten van A+O en is goedgekeurd door het bestuur van A+O in zijn vergadering van 2002.

    • 2. Het Directiestatuut is opgesteld in overleg met de directie van A+O en is door de directie goedgekeurd op 2002.

    • 3. Het Directiestatuut geeft, in aanvulling op de statutaire bepalingen, regels met betrekking tot de directie van A+O, welke regels door de leden van het bestuur en de directie, dienen te worden nageleefd.

    • 4. Het Directiestatuut kan worden gewijzigd of worden ingetrokken door een besluit van het bestuur, gehoord de directie van A+O.

  • 2. De taken van de directie.

    • 1. De directie van A+O is belast met, hetgeen inhoudt dat zij verantwoordelijk is voor:

      • de dagelijkse gang van zaken;

      • de zorg voor het opstellen van: het meerjarenplan en de meerjarenbegroting; het jaarplan, de begroting, het jaarverslag en de jaarrekening en de kwartaalrapportages aan het bestuur;

      • het leiding geven aan de werkzaamheden van de organisatie binnen de door het bestuur vastgestelde meerjaren- en jaarplannen, meerjaren en jaarbegrotingen en personele kaders;

      • het voorbereiden van bestuursvergaderingen en het uitvoeren van bestuursbesluiten;

      • het verzorgen van externe contacten.

    • 2. De directie is verplicht om aan het bestuur alle inlichtingen te verstrekken die het bestuur nodig acht.

    • 3. De directie is krachtens volmacht bevoegd tot vertegenwoordiging van A+O voor alle handelingen met betrekking tot:

      • het aanstellen, schorsen en ontslaan van personeelsleden van A+O, het vaststellen van hun arbeidsvoorwaarden en het bepalen van het personeelsbeleid;

      • transacties die voortvloeien uit de normale bedrijfsvoering; transacties die niet voortvloeien uit de normale bedrijfsvoering behoeven de voorafgaande goedkeuring van het bestuur.

    • 4. Voor de uitoefening van de sub 2.1 genoemde taken zijn de volgende bevoegdheden toegekend aan de directie:

      • het direct leidinggeven aan de organisatie;

      • het nemen van beslissingen in het kader van de dagelijkse voortgang;

      • de voorbereiding, inclusief intern en extern overleg, uitvoering en bewaking van bestuurs- en directiebesluiten en -beleid;

      • het doen van uitgaven binnen de begroting en het voorbereiden van begrotingswijzigingen;

      • het werven, selecteren, benoemen en ontslaan van leidinggevend en uitvoerend personeel;

      • het wijzigen van de organisatie- en overlegstructuur op onderdelen;

      • het vaststellen en wijzigen van de formatieopbouw (binnen kaders van financieel en sociaal beleid);

      • het vaststellen van het huisvestingsbeleid en de uitvoering daarvan;

      • het financieel beheer, zoals investeringsplanning, fiattering van uitgaven, liquiditeiten- en vermogensbeheer, het aangaan van geldleningen en dergelijke;

      • het beslissen in geschillen tussen beleidsteamleden;

      • het vaststellen van financiële deelbudgetten en produkt- en kwaliteitsnormen per rayon en afdeling;

      • het geven van voorschriften ten aanzien van interne management- en financiële rapportages;

      • het maken van bindende afspraken in het extern overleg.

    • 5. De directie behoeft de goedkeuring van het bestuur voor de directiebesluiten die jaarlijks door het bestuur worden vastgesteld en die daarmede onlosmakelijk deel uitmaken van dit directiestatuut.

    • 6. De directie rapporteert periodiek voorafgaand aan de vergadering van het bestuur van de ROM aan het bestuur over de uitvoering van de besluiten van het bestuur en over de algemene gang van zaken binnen het secretariaat van A+O en de daaraan verbonden administratie.

    • 7. De directie bespreekt de kwartaalcijfers met het bestuur binnen 30 dagen na afloop van ieder kwartaal.

    • Jaarlijks wordt het functioneren van de directie beoordeeld door het bestuur.

II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.

III. Dit besluit is niet van toepassing op werkgevers die reeds voor de inwerkingtreding van dit besluit direct gebonden zijn aan de eigen rechtsgeldige CAO voor de Nederlandse Bond van Bemiddelings- en Uitzendondernemingen (NBBU). Deze dispensatie blijft – tot 1 jaar na het verstrijken van de einddatum van de (opvolgende) eigen rechtsgeldige CAO – automatisch gelden voor opvolgende besluiten tot avv van bepalingen van de onderhavige CAO met betrekking tot werkgevers die alsdan direct gebonden zijn aan de CAO NBBU.

IV. Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van publicatie in de Staatscourant en heeft geen terugwerkende kracht.

V. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.

's-Gravenhage, 18 december 2002

dr. P. B. Koster.


XNoot
1

Indien de Beroepsopleiding „off the job" wordt gevolgd dan kan de werkgever in aanmerking komen voor een bijdrage conform het vergoedingenregime Financieringsreglement Beroepsopleidingen Bijlage I (2002–2004) exclusief bonus- en leerlingenvergoedingen, mits goedkeuring is verkregen van de Stichting op grond van het aangetoonde traject, voorzien van argumentatie en met behoud van salaris gedurende de periode van de opleiding, alsmede onder de voorwaarde dat de kosten van de opleiding en de reiskosten die verband houden met de opleiding door de werkgever worden vergoed volgens de geldende bedrijfsregeling op basis van de kosten van openbaar vervoer 2e klasse.

Naar boven