Wijziging verplichtstelling tot deelneming in bedrijfstakpensioenfonds

Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Betonmortelindustrie

Bij besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 december 2002, nr. AI/CK/CAV/02/57584, is op grond van artikel 10, eerste lid, van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 het besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 november 1967, nr. 66 137, Stcrt. 1967, nr. 234 (laatstelijk gewijzigd bij besluit van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 december 1985, nr. 85/5011, Stcrt. 1986, nr. 1) zodanig gewijzigd, dat de deelneming in de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Betonmortelindustrie zoals in dat besluit is bepaald onder I. is verplicht gesteld tot de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt voor:

A.

1. werknemers in de zin van artikel 7: 610 Burgerlijk Wetboek, die werkzaam zijn in ondernemingen, waaronder begrepen instellingen en verenigingen ten algemenen nutte, als hierna onder 2 omschreven.

2. Ondernemingen zoals bedoeld onder 1, zijn ondernemingen die werkzaamheden verrichten of doen verrichten waarbij het bedrijf is gericht op de productie en/of het transporteren van betonmortel en/of prefab metselspecie voor derden, alsmede op het transporteren van betonmortel op de bouwplaats (betonmortelfabrikanten).

Onder betonmortel wordt verstaan fabriekmatig vervaardigde betonspecie, zijnde een mengsel van gelijkmatige samenstelling, bestaande uit het bindmiddel cement, de toeslagmaterialen zand, grind en/of steenslag en/of zware toeslagmaterialen en water en eventueel hulpstoffen dan wel vulstoffen ter beïnvloeding van bepaalde eigenschappen ter verkrijging van een gevraagde kwaliteit.

Onder prefab metselspecie wordt verstaan fabriekmatig vervaardigde metselspecie, zijnde een mengsel van gelijkmatige samenstelling bestaande uit het bindmiddel cement, het toeslagmateriaal zand, water en hulpstoffen en/of toevoegingen, dan wel andere bindmiddelen, gereed voor verwerking op de bouwplaats.

Onder werkgever/onderneming wordt verstaan elke Nederlandse natuurlijke of rechtspersoon, die in Nederland arbeid doet verrichten als hierboven bedoeld en elke buitenlandse natuurlijke of rechtspersoon, voor zover deze in Nederland arbeid doet verrichten als hierboven bedoeld.

3. Indien een onderneming naast de onder 2 beschreven werkzaamheden andere werkzaamheden uitoefent, geldt voor de toepasselijkheid van deze verplichtstelling het volgende:

a. Indien de onder 2 beschreven werkzaamheden en de andere werkzaamheden elk als een zelfstandig bedrijfsonderdeel van de onderneming worden uitgeoefend, is deze verplichtstelling van toepassing ten aanzien van alle werknemers in het bedrijfsonderdeel, waarin de onder 2 van dit artikel beschreven werkzaamheden worden verricht.

b. Indien in een zelfstandig bedrijfsonderdeel van de onderneming zowel de onder 2 beschreven werkzaamheden alsook andere werkzaamheden worden uitgeoefend en de verloonde bedragen met betrekking tot de hierboven beschreven werkzaamheden overwegen, geldt deze verplichtstelling voor alle werknemers van dit zelfstandige bedrijfsonderdeel.

c. Indien er geen zelfstandige bedrijfsonderdelen zijn en de verloonde bedragen met betrekking tot de onder 2 beschreven werkzaamheden overwegen, geldt deze verplichtstelling voor alle werknemers van de onderneming.

d. Indien in een zelfstandig bedrijfsonderdeel van de onderneming zowel de in de onder 2 beschreven werkzaamheden alsook andere werkzaamheden worden uitgeoefend en de verloonde bedragen met betrekking tot de andere werkzaamheden overwegen, is deze verplichtstelling uitsluitend van toepassing op de werknemers, die de in de aanhef van dit artikel beschreven werkzaamheden uitsluitend of in hoofdzaak uitoefenen.

e. Indien er geen zelfstandige bedrijfsonderdelen zijn en de verloonde bedragen met betrekking tot de andere werkzaamheden overwegen, is deze verplichtstelling uitsluitend van toepassing op de werknemers, die de onder 2 beschreven werkzaamheden uitsluitend of in hoofdzaak uitoefenen.

B. In afwijking van het hierboven bepaalde, geldt de verplichtstelling niet voor:

1. direct- en indirect-grootaandeelhouders in de zin van de Pensioen- en spaarfondsenwet van naamloze vennootschappen en/of besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid;

2. stagiaires aan wie geen loon wordt betaald, vakantiewerkers en daarmee gelijk te stellen personen;

3. degenen, die ingevolge enige beschikking krachtens artikel 2 van de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds, zoals die beschikking luidt op 1 januari 2001 (tot 1 januari 2001 enige beschikking krachtens artikel 3 van de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds), verplicht zijn tot deelneming in een ander bedrijfspensioenfonds.

Eerstgenoemd besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

's-Gravenhage, 16 december 2002.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte,namens deze,
de wnd. directeur van het Centraal Kantoor van de Arbeidsinspectie,
P.B. Koster.

Naar boven