Reglement gerechtshof 's-Hertogenbosch

Gelet op artikel 19, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, besluit het bestuur van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch het navolgend reglement vast te stellen.

Hoofdstuk 1. Organisatie gerecht

Artikel 1.1 Onderdelen organisatie gerecht

Het gerechtshof te 's-Hertogenbosch kent de volgende onderdelen:

a. het bestuur;

b. het bureau bestuursondersteuning;

c. de sector belastingrecht;

d. de sector civiel recht (rekestzaken);

e. de sector civiel recht (rolzaken);

f. de sector strafrecht;

g. de gerechtsvergadering.

Hoofdstuk 2. Bestuur

Artikel 2.1 Werkwijze bestuur

1. Het bestuur komt ten minste twaalf maal per jaar bijeen.

2. Het bestuur komt in ieder geval bijeen:

a. voor de bespreking en vaststelling van het reglement, bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. voor de bespreking en vaststelling van de klachtenregeling, bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. voor de bespreking en vaststelling van het jaarplan, bedoeld in artikel 31, eerste lid, en het jaarverslag als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

d. voor de bespreking en vaststelling van gerechtsbrede beleidsstukken;

e. op verzoek van de president, of

f. op verzoek van ten minste twee leden van het bestuur.

3. Het bestuur komt twee maal per jaar bijeen voor het evalueren van zijn werkwijze. Artikel 2.2, derde en vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Het bestuur komt bijeen volgens een tevoren vastgesteld schema. De president doet daartoe een voorstel.

5. Een bijeenkomst als bedoeld in het tweede lid, onderdeel f, wordt binnen veertien dagen gehouden nadat het verzoek bij de president is binnengekomen.

6. Het bijeenroepen geschiedt door een schriftelijke kennisgeving aan de leden van het bestuur.

Artikel 2.2 Agenda en verslag

1. De president draagt zorg voor het opstellen van een agenda voor elke bijeenkomst. De agenda wordt tijdens de bijeenkomst vastgesteld. De president plaatst in ieder geval op de agenda:

a. de door een lid van het bestuur opgegeven onderwerpen;

b. het verslag van de vorige bijeenkomst.

2. De president draagt zorg voor de verzending van de schriftelijke kennisgeving, bedoeld in artikel 2.1, zesde lid, de agenda en eventuele overige stukken aan de leden van het bestuur. Dit gebeurt in beginsel ten minste een week voorafgaand aan de bijeenkomst. De agenda wordt tegelijkertijd bekendgemaakt.

3. De president draagt zorg voor het opstellen van een verslag zo spoedig mogelijk na een bijeenkomst.

4. Het verslag, bedoeld in het derde lid, wordt in de eerstvolgende bijeenkomst vastgesteld en vervolgens bekendgemaakt. Het bestuur kan om gewichtige redenen besluiten dat een of meer delen van het verslag niet bekend worden gemaakt.

Artikel 2.3 Orde

1. Besluiten kunnen slechts worden genomen in een bijeenkomst waarin ten minste de helft van het aantal leden van het bestuur aanwezig is.

2. Een bijeenkomst wordt voorgezeten door de president.

3. Indien de president afwezig is, zit een ander lid van het bestuur de bijeenkomst voor. Dit lid wordt door de president of, indien deze daartoe niet in staat is, door het bestuur aangewezen.

4. De voorzitter van de bijeenkomst kan de vergadering schorsen.

5. De voorzitter van de bijeenkomst bepaalt de duur van de schorsing en het moment van hervatten van de bijeenkomst.

Artikel 2.4 Besluitvorming

1. Het bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken geeft de stem van de president de doorslag.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid stelt het bestuur het jaarplan en het jaarverslag vast met meerderheid van stemmen, waaronder de stem van de president.

3. Een lid van het bestuur kan zijn stem alleen tijdens een bijeenkomst uitbrengen.

4. Blanco stemmen worden beschouwd als niet uitgebrachte stemmen.

5. De president draagt zorg voor het opnemen van een besluitenlijst in het verslag, bedoeld in artikel 2.2, derde lid.

Artikel 2.5 Besluitvorming buiten bijeenkomst

1. In door de president te bepalen gevallen kan buiten een bijeenkomst een besluit worden genomen.

2. In de in het vorige lid bedoelde gevallen wordt alle leden van het bestuur een schriftelijk voorstel daartoe, voorzien van een motivering, voorgelegd.

3. Indien geen van de bestuursleden te kennen geeft dat hij het voorstel op de agenda van de eerstvolgende bijeenkomst geplaatst wil hebben, neemt de president namens het bestuur het betreffende besluit.

4. Het besluit wordt opgenomen in de besluitenlijst van de eerstvolgende bijeenkomst.

Artikel 2.6 Onverwijlde besluitvorming

1. Indien door ontstentenis het in artikel 2.3, eerste lid, bedoelde aantal leden niet aanwezig is en besluitvorming onverwijld gewenst is, is de president gemachtigd te beslissen. Hij kan dit uitsluitend doen met instemming van de leden van het bestuur die wel aanwezig zijn.

2. De besluitvorming, bedoeld in het eerste lid, is niet toepasbaar op de in artikel 2.1, tweede lid, onder a tot en met d, genoemde onderwerpen.

3. Over de besluiten, bedoeld in het eerste lid, licht de president terstond de andere leden van het bestuur in. De besluiten worden geagendeerd voor de eerstvolgende bijeenkomst.

Artikel 2.7 Uitgaande stukken

Namens het gerechtshof uitgaande stukken, niet zijnde processtukken en correspondentie die op gerechtelijke procedures betrekking heeft, worden door de president dan wel het meest betrokken lid van het bestuur ondertekend.

Artikel 2.8 Vervanging bestuursleden

1. Een lid van het bestuur dat langer dan dertig dagen niet in staat is aan de werkzaamheden van het bestuur deel te nemen kan na overleg met hem - tenzij dit overleg onmogelijk is - worden vervangen door:

a. een van tevoren door het bestuur aangewezen sectorvoorzitter, indien het de president betreft;

b. een van tevoren door het bestuur aangewezen rechterlijk ambtenaar uit dezelfde sector, indien het een sectorvoorzitter betreft;

c. een van tevoren door het bestuur aangewezen gerechtsambtenaar, indien het de directeur bedrijfsvoering betreft.

2. Een vervanger als bedoeld in het vorige lid heeft dezelfde rechten als het lid dat hij vervangt. Hij ontvangt een vervangingstoelage.

3. De vervanging eindigt:

a. als het betreffende lid zijn plaats in het bestuur weer inneemt;

b. als de vervanger hierom schriftelijk het bestuur verzoekt;

c. als het bestuurslidmaatschap van het betreffende lid eindigt.

4. Als de president als gevolg van ziekte of andere verhindering reeds voor het verstrijken van de periode van dertig dagen niet in de gelegenheid is aan de werkzaamheden van het bestuur deel te nemen, wordt hij vervangen door de in het eerste lid, onder a, bedoelde vervanger.

5. Met betrekking tot het afleggen van de eed of belofte als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet RRA juncto artikel 9a, tweede lid, onder b, van het Besluit RRA (rechterlijke ambtenaren) kan bij ontstentenis of verhindering de president zich doen vervangen door een der sectorvoorzitters.

Artikel 2.9 Verdeling van taken

1. Het bestuur kan op voorstel van de president taken toedelen aan de leden van het bestuur.

2. Het bestuur verbindt een termijn aan de toedeling, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 2.10 Machtiging

Het bestuur stelt een bijzonder reglement vast inzake de machtiging tot het uitoefenen van bestuursbevoegdheden als bedoeld in artikel 18 van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit bijzonder reglement wordt als bijlage 1 bij dit reglement gevoegd.

Artikel 2.11 Dagelijks bestuur

1. Er is een dagelijks bestuur dat belast is met de voorbereiding en uitvoering van besluiten van het bestuur, voorzover een en ander niet wordt opgedragen aan anderen.

2. Het dagelijks bestuur bestaat uit de president en de directeur bedrijfsvoering.

Hoofdstuk 3. Bureau bestuursondersteuning

Artikel 3.1 Bureau bestuursondersteuning

1. Het bestuur doet zich bijstaan door het bureau bestuursondersteuning.

2. Het bureau bestuursondersteuning is tevens belast met het adviseren en ondersteunen van de leidinggevenden van de sectoren.

3. Het bureau bestuursondersteuning bestaat in ieder geval uit een beleidsmedewerker, een communicatieadviseur en de secretaresses van de president en van de directeur bedrijfsvoering.

4. De directeur bedrijfsvoering heeft de leiding over het bureau bestuursondersteuning. Binnen de kaders door het bestuur gesteld heeft hij binnen het bureau bestuursondersteuning in ieder geval de bevoegdheden, bedoeld in artikel 4.1.

Hoofdstuk 4. Sectoren

Artikel 4.1 Sectorvoorzitter

1. De sectorvoorzitter is belast met de dagelijkse leiding van de sector.

2. Binnen de kaders door het bestuur gesteld is de sectorvoorzitter binnen de sector in ieder geval bevoegd ten aanzien van:

a. personeelsaangelegenheden, waaronder:

1°. het toezien op en/of het voeren van evaluatiegesprekken met rechterlijke ambtenaren;

2°. het toezien op en/of het voeren van beoordelings- en functioneringsgesprekken met gerechtsambtenaren en gerechtsauditeurs;

b. budgetbeheer;

c. automatisering en bestuurlijke informatievoorziening;

d. bestuurlijk-organisatorische werkwijze;

e. huisvesting en beveiliging;

f. professionalisering.

3. De sectorvoorzitter bevordert binnen de sector werkoverleg.

Artikel 4.2 Sectorvergadering

1. De sectorvergadering bestaat uit de binnen een sector werkzame rechterlijke ambtenaren, de gerechtsauditeurs en de gerechtsambtenaren. Raadsheren-plaatsvervanger en buitengriffiers kunnen op uitnodiging van de sectorvoorzitter aan de sectorvergadering deelnemen.

2. De sectorvergadering komt ten minste twee maal per jaar bijeen volgens een tevoren vastgesteld schema. De sectorvoorzitter doet daartoe een voorstel.

3. De sectorvergadering stelt een commissie juridische kwaliteit in. Die commissie bestaat uit twee leden die worden gekozen door en uit de rechterlijke ambtenaren van de sector, met dien verstande dat de sectorvoorzitter en diens krachtens artikel 2.8 aangewezen vervanger geen deel uitmaken van deze commissie. De commissie heeft tot taak voorstellen te doen ter bevordering van de juridische kwaliteit en de uniforme rechtstoepassing. De commissie brengt ten minste eenmaal per jaar verslag uit aan de sectorvergadering. De leden worden benoemd voor drie jaren en zijn eenmaal herkiesbaar.

4. De sectorvergadering komt in ieder geval bijeen:

a. voor het vaststellen en wijzigen van een reglement als bedoeld in het vijfde lid;

b. voor het bespreken van en het formuleren van een advies als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. voor het bespreken van een sectorjaarplan en een sectorjaarverslag;

d. voor het bespreken van adviezen ten aanzien van opleiding en vorming;

e. op verzoek van de sectorvoorzitter, of

f. op verzoek van ten minste een kwart van de bij de sector werkzame rechterlijke ambtenaren, gerechtsauditeurs en gerechtsambtenaren.

5. De sectorvergadering stelt het reglement sectorvergadering vast, waarin in ieder geval is geregeld:

a. de wijze van bijeenkomen;

b. de wijze van besluitvorming.

6. Het reglement, bedoeld in het vijfde lid, is voor alle sectoren van het gerechtshof uniform met betrekking tot de in het vijfde lid genoemde onderdelen a en b.

Artikel 4.3 Verdeling van zaken over de sectoren, de bezetting van de sectoren, de vorming en bezetting van kamers alsmede de verdeling van zaken over de hoofdplaats en de nevenzittingsplaatsen

1. Het bestuur stelt een bijzonder reglement vast, waarin zijn geregeld:

a. de verdeling van zaken over de sectoren;

b. de vorming en bezetting van enkelvoudige en meervoudige kamers, waaronder in ieder geval de kamers bedoeld in de artikelen 63 en 64 van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Dit bijzonder reglement wordt als bijlage 2 bij dit reglement gevoegd.

2. Het bestuur stelt een bijzonder reglement vast inzake de verdeling van zaken over de hoofdplaats en de nevenzittingsplaatsen. Dit bijzonder reglement wordt als bijlage 3 bij dit reglement gevoegd.

3. Het bestuur stelt een bijzonder reglement Orde van Dienst gerechten als bedoeld in artikel 2, eerste lid, Besluit orde van dienst gerechten (Stbl. 2001, 619) vast. Dit reglement wordt als bijlage 4 bij het reglement gevoegd.

4. Het bestuur stelt jaarlijks de bezetting van de sectoren vast. Indien noodzakelijk kan het bestuur de vastgestelde bezetting tussentijds wijzigen.

Hoofdstuk 5. Gerechtsvergadering

Artikel 5.1 Gerechtsvergadering

1. De gerechtsvergadering bestaat uit de bij het gerecht werkzame rechterlijke ambtenaren, met uitzondering van de raadsheren-plaatsvervanger.

2. De gerechtsvergadering komt ten minste twee maal per jaar bijeen.

3. De gerechtsvergadering laat zich adviseren door een commissie juridische kwaliteit. Deze commissie bestaat uit de leden van de commissies als bedoeld in artikel 4.2., derde lid. Een van de leden van de commissie wordt door de gerechtsvergadering tot voorzitter van de commissie benoemd.

4. De gerechtsvergadering komt in ieder geval bijeen:

a. voor het opstellen van een advies als bedoeld in artikel 28 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. op verzoek van de president, of

c. op verzoek van ten minste een kwart van de bij het gerecht werkzame rechterlijke ambtenaren.

5. Het bijeenroepen geschiedt door een schriftelijke kennisgeving van de president. Hij doet dit ten minste zeven dagen voorafgaand aan de bijeenkomst.

De staffunctionarissen bedrijfsvoering en anderen die geen lid zijn van de gerechtsvergadering (gerechtsambtenaren en raadsheren-plaatsvervanger) kunnen op uitnodiging de gerechtsvergadering bijwonen. De directeur bedrijfsvoering en de gerechtsauditeurs worden steeds uitgenodigd de gerechtsvergadering bij te wonen. De in dit lid bedoelde personen kunnen in de vergadering het woord voeren maar hebben geen stemrecht.

6. Een bijeenkomst als bedoeld in het vierde lid, onderdeel c, wordt binnen veertien dagen gehouden nadat het verzoek bij de president is binnengekomen.

7. De artikelen 2.3 en 2.4 en 2.5 zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

a. de gerechtsvergadering bij meerderheid van stemmen beslist;

b. een rechterlijk ambtenaar zijn stem alleen tijdens een bijeenkomst kan uitbrengen;

c. de president zorg draagt voor het opstellen van een verslag zo spoedig mogelijk na een bijeenkomst. Het verslag wordt in de eerstvolgende bijeenkomst vastgesteld.

Hoofdstuk 6. Benoeming

Artikel 6.1 Benoeming raadsheren en vice-presidenten

1. Het bestuur maakt een lijst van aanbeveling op van zo mogelijk drie kandidaten voor de benoeming van rechterlijke ambtenaren. Het bestuur stelt hiervoor een bijzonder reglement vacature raadsheer van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch vast.

2. Het bestuur stelt de gerechtsvergadering in de gelegenheid advies uit te brengen inzake de lijst van aanbeveling, bedoeld in het eerste lid.

3. Het bestuur stelt tevens een bijzonder reglement vacature vice-president van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch vast.

Artikel 6.2 Benoeming bestuursleden

Het bestuur stelt een bijzonder reglement benoeming bestuursleden vast voor het bepalen van zijn standpunt inzake de benoeming van een lid van het bestuur.

Hoofdstuk 7. Planning en control

Artikel 7.1 Planning

1. Het bestuur is verantwoordelijk voor de planning, bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 2, paragraaf drie, van de Wet op de rechterlijke organisatie. De directeur bedrijfsvoering bewaakt en ziet toe op:

a. de totstandkoming van het jaarplan, inclusief de meerjarenraming, bedoeld in artikel 31, eerste

lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie,

b. de totstandkoming van het jaarverslag, bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie,

c. de wijze van informatieverschaffing door de verschillende onderdelen van de organisatie;

d. de wijze van behandeling van de stukken, genoemd in de onderdelen a en b, door het bestuur;

e. de presentatie van de stukken, genoemd in de onderdelen a en b.

Artikel 7.2 Control

1. Het bestuur is verantwoordelijk voor het laten plaatsvinden van control. Daartoe gemandateerd door het bestuur bewaakt en ziet de directeur bedrijfsvoering toe op:

a. wat onderwerp van control kan zijn;

b. in welke vorm control plaatsvindt;

c. wie gerechtigd is tot de opdrachtverlening;

d. wat de resultaten van control kunnen zijn;

e. hoe de resultaten worden bekendgemaakt.

2. De president ziet toe op de uitvoering van het jaarplan, bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

3. Het bestuur stelt een gerechtsambtenaar aan die onder de verantwoordelijkheid van het bestuur wordt belast met control. De gerechtsambtenaar neemt daarbij artikel 23, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie in acht.

4. De gerechtsambtenaar, genoemd in het derde lid, functioneert zonder last of ruggespraak en kan het bestuur rechtstreeks adviseren.

Hoofdstuk 8. Vaststellings- en wijzigingsprocedure

Artikel 8.1 Vaststelling en wijziging reglement

1. Een besluit tot vaststelling of wijziging van dit reglement kan slechts worden genomen in een vergadering waarin alle bestuursleden aanwezig zijn en met meerderheid van stemmen, waaronder die van de president.

2. Een voorstel tot wijziging van dit reglement kan worden gedaan door een lid van het bestuur.

Artikel 8.2 Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2002.

's-Hertogenbosch, 14 maart 2002.
Het bestuur van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch,
mr. A.J.W.M. Jurgens, voorzitter.

Bijlage 1

Bijzonder reglement inzake de machtiging tot het uitoefenen van bestuursbevoegdheden als bedoeld in artikel 2.10 van het Reglement van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch

Gelet op artikel 18 van de Wet op de rechterlijke organisatie, afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2.10 van het Reglement van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, besluit het bestuur het navolgend bijzonder reglement vast te stellen:

Artikel 1

Het bestuur met uitzondering van de directeur bedrijfsvoering, zijnde de functionele autoriteit als bedoeld in artikel 46a, vierde lid van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, verleent machtiging aan:

a. de president tot uitoefening van de bevoegdheid tot het houden van evaluatiegesprekken als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren met de voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn in het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch;

b. de sectorvoorzitters, tot uitoefening van de bevoegdheid tot het houden van evaluatiegesprekken als bedoeld in artikel 46a, eerste lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren met de voor het leven benoemde rechterlijke ambtenaren die werkzaam zijn in hun sector.

Artikel 2

1. Het bestuur verleent machtiging aan:

a. de directeur bedrijfsvoering tot uitoefening van de op de Ambtenarenwet berustende bevoegdheden met betrekking tot de in het tweede lid genoemde onderwerpen ten aanzien van de in het bureau bestuursondersteuning werkzame gerechtsambtenaren;

b. de sectorvoorzitters tot uitoefening van de op de Ambtenarenwet berustende bevoegdheden met betrekking tot de in het tweede lid genoemde onderwerpen ten aanzien van de in hun sector werkzame gerechtsambtenaren;

2. De in het eerste lid bedoelde bevoegdheden hebben betrekking op:

a. diensttijden;

b. verlof en vakantie;

c. voorzieningen in verband met ziekte;

d. functionerings- en beoordelingsgesprekken;

e. afnemen van de eed of belofte overeenkomstig de daartoe gestelde regels.

Artikel 3

Het bestuur verleent machtiging aan:

a. de sectorvoorzitters de bezetting te bepalen van de enkelvoudige en meervoudige kamers in hun sector overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. de sectorvoorzitters de bezetting te bepalen van de enkelvoudige kamers als bedoeld in artikel 63, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie in hun sector;

c. de sectorvoorzitter van de sector strafrecht de bezetting te bepalen van de meervoudige kamer als bedoeld in artikel 64 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

d. de sectorvoorzitters overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie te bepalen dat in een zaak in verband met de veiligheid van personen dan wel indien de zitting langer dan een dag zal duren, een of meer rechterlijke ambtenaren met rechtspraak belast zich met het oog op mogelijke vervanging van een van de leden van een meervoudige kamer gereed houden.

Artikel 4

Het bestuur verleent machtiging aan de sectorvoorzitter van de sector strafrecht overeenkomstig artikel 4, tweede lid, van Bijlage 4 bij het Reglement van het Gerechtshof te

's-Hertogenbosch te bepalen dat, voor zover het betreft de meervoudige kamers voor strafzaken, terechtzitting wordt gehouden in de nevenzittingsplaatsen Amsterdam en Rotterdam als bedoeld in artikel 3 van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen, Stb. 2001, 616, indien dit noodzakelijk is in verband met de veiligheid van personen.

Artikel 5

Het bestuur verleent machtiging aan de sectorvoorzitters:

a. personen, niet zijnde rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast, gerechtsambtenaar, rechterlijk ambtenaar in opleiding of gerechtsauditeur, te benoemen tot buitengriffier als bedoeld in artikel 14, vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. de onder a bedoelde buitengriffier de eed of de belofte af te nemen overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van het Besluit beëdiging en vergoeding buitengriffiers en waarnemend griffiers, Stb. 2001, 620;

c. de onder a bedoelde buitengriffier op te roepen voor het verrichten van werkzaamheden die bij of krachtens de wet aan de griffier zijn opgedragen;

Artikel 6

Het bestuur verleent machtiging aan de sectorvoorzitter de kennisgeving als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Besluit orde van dienst gerechten, Stb. 2001, 619, in ontvangst te nemen.

Dit bijzonder reglement treedt in werking op 1 januari 2002.

Bijlage 2

Bijzonder reglement inzake de verdeling van zaken over de sectoren en de vorming en bezetting van enkelvoudige en meervoudige kamers als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid van het Reglement van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch

Gelet op de artikelen 6, eerste lid, en 20, eerste en tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie en artikel 4.3, eerste lid, van het Reglement van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, besluit het bestuur het navolgend bijzonder reglement vast te stellen:

Artikel 1 Verdeling van zaken over de sectoren

De navolgende zaken worden in de hierna te noemen sectoren behandeld:

a. Sector belastingrecht: belastingzaken;

b. Sector civiel recht (rekestzaken):

- rekestzaken;

- rolzaken voor zover betrekking hebbend op:

- familierechtelijke zaken, waaronder begrepen verdelingszaken;

- huur-, arbeids- en agentuurzaken;

c. Sector civiel recht (rolzaken):

- rolzaken;

- rolzaken genoemd onder b voor zover de voortgang van de afhandeling daartoe noodzaakt;

d. Sector strafrecht:

- strafzaken;

- beklagzaken als bedoeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering.

Artikel 2 Vorming en bezetting van enkelvoudige en meervoudige kamers

1. Elke sector is verdeeld in een aantal meervoudige en enkelvoudige kamers. De kamers zullen worden aangeduid met:

a. eerste en volgende meervoudige/enkelvoudige kamer voor belastingzaken;

b. eerste en volgende meervoudige/enkelvoudige kamer voor civiele rekestzaken;

c. eerste en volgende meervoudige/enkelvoudige kamer voor civiele rolzaken;

d. eerste en volgende meervoudige/enkelvoudige kamer voor strafzaken.

2. Voor het behandelen en beslissen van de in artikel 63 van de Wet op de rechterlijke organisatie bedoelde zaken waarvoor in verband met onverwijlde spoed een voorziening wordt gevraagd, is er in elke sector, behoudens de strafsector, een enkelvoudige kamer. Deze kamer kan worden bezet door elk lid van de betrokken sector, te bepalen door het bestuur.

3. Er zijn zoveel meervoudige en enkelvoudige kamers voor de behandeling van belastingzaken als elk jaar door het bestuur wordt nodig geoordeeld.

4. Er zijn zoveel meervoudige en enkelvoudige kamers voor de behandeling van civiele rekestzaken en civiele rolzaken als elk jaar door het bestuur wordt nodig geoordeeld. Zulks laat onverlet dat iedere kamer alle civiele rol- en rekestzaken, alsmede strafzaken waarvan de burgerlijke rechter kennis neemt, kan behandelen. Een van de kamers treedt op als enkelvoudige kamer als bedoeld in artikel 344 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (rolraadsheer).

5. Er zijn zoveel meervoudige en enkelvoudige kamers voor de behandeling van strafzaken als elk jaar door het bestuur wordt nodig geoordeeld. Deze kamers treden voor zover nodig ook op als raadkamer als bedoeld in artikel 21 van het Wetboek van Strafvordering. Een van de kamers treedt op als economische kamer als bedoeld in artikel 52 van de Wet op de economische delicten.

Voorts treedt een van de meervoudige kamers op als strafraadkamer.

Er is tevens een meervoudige kamer voor de behandeling van klaagschriften als bedoeld in artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering.

6. Het bestuur bepaalt welk lid van het hof in welke sector werkzaam zal zijn, zulks na de betrokken sectorvoorzitter(s) te hebben gehoord. De betrokken sectorvoorzitter(s) stellen het betrokken lid als regel vooraf in de gelegenheid zijn mening kenbaar te maken.

7. De onder 3, 4 en 5 genoemde kamers van een sector kunnen door elk lid van de betrokken sector worden bezet, zulks te bepalen door het bestuur. Het bestuur stelt de betrokken kamervoorzitter(s) vooraf in de gelegenheid zijn/hun mening kenbaar te maken. Dat geldt als regel ook ten aanzien van het betrokken lid.

8. Een lid van de sector kan van meer dan één kamer in die sector deel uitmaken. Het bestuur kan bepalen dat een lid tevens deel uitmaakt van een kamer in een andere sector dan de sector waarin hij werkzaam is.

9. De leden van een kamer zijn bevoegd, na kennisgeving aan het bestuur overeenkomstig het bepaalde in artikel 6, eerste lid, van het Besluit orde van dienst gerechten, Stb. 2000, 619, zich te laten vervangen door een lid van een andere kamer, tenzij de gang van zaken binnen laatstgenoemde kamer zich daartegen verzet.

10. Onder lid van het hof of lid van de sector wordt in dit artikel verstaan een bij het hof werkzame rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast.

Dit bijzonder reglement treedt in werking op 1 januari 2002.

Bijlage 3

Bijzonder reglement inzake de verdeling van zaken over de hoofdplaats en de nevenzittingsplaatsen als bedoeld in artikel 4.3, tweede lid, van het Reglement van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch

Gelet op artikel 59 van de Wet op de rechterlijke organisatie en artikel 4.3, tweede lid, van het Reglement van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, besluit het bestuur het navolgend bijzonder reglement vast te stellen:

Artikel 1

1. In de hoofdplaats 's-Hertogenbosch worden behandeld:

a. alle belastingzaken die niet in de hierna te noemen nevenzittingsplaatsen worden behandeld;

b. alle rekestzaken;

c. alle rolzaken;

d. alle strafzaken die niet in de hierna te noemen nevenzittingsplaatsen worden behandeld.

2. In de nevenzittingsplaatsen Bergen op Zoom, Breda, Eindhoven, Heerlen, Maastricht, Roermond, Tilburg en Venlo worden de belastingzaken behandeld die de sectorvoorzitter van de sector belastingrecht daartoe bepaalt.

3. In de nevenzittingsplaatsen Bergen op Zoom, Breda, Eindhoven, Heerlen, Maastricht, Roermond, Tilburg en Venlo worden de zaken van de economische kamer behandeld die de sectorvoorzitter van de sector strafrecht daartoe bepaalt.

4. Het bestuur kan, na kennis te hebben genomen van het standpunt van de hoofdadvocaat-generaal in het ressort, bepalen dat, voor zover het betreft de meervoudige kamers voor strafzaken, terechtzitting wordt gehouden in de nevenzittingsplaatsen Amsterdam en Rotterdam als bedoeld in artikel 3 van het Besluit nevenvestigings- en nevenzittingsplaatsen, Stb. 2001, 616, indien dit noodzakelijk is in verband met de veiligheid van personen.

5. In nevenzittingsplaatsen kunnen, behoudens ter zitting, geen stukken worden ingediend.

Dit bijzonder reglement treedt in werking op 1 januari 2002.

Bijlage 4

Bijzonder reglement orde van dienst als bedoeld in artikel 4.3., derde lid van het Reglement van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch en artikel 2, eerste lid, van het Besluit orde van dienst gerechten, Stb. 2001, 619

Gelet op artikel 2, eerste lid van het Besluit orde van dienst gerechten, Stb. 2001, 619 en artikel 4.3, derde lid van het Reglement van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, besluit het bestuur het navolgens bijzonder reglement vast te stellen:

Artikel 1 Bereikbaarheid griffie

1. De griffie van het gerechtshof in de hoofdplaats 's-Hertogenbosch is geopend van 09.00 uur tot 16.00 uur.

2. In nevenzittingsplaatsen is op de dagen waarop aldaar terechtzittingen worden gehouden, de griffie geopend een half uur voor de aanvang van de terechtzitting.

Artikel 2 Zittingsdagen

1. De gewone terechtzittingen van de kamers in de vier sectoren van het gerechtshof kunnen worden gehouden op alle werkdagen van de week.

2. Behoudens bijzondere omstandigheden, zullen geen terechtzittingen worden gehouden op nieuwjaarsdag, de christelijke tweede paas- en pinksterdag, de beide kerstdagen, hemelvaartsdag, de dag waarop de verjaardag des Konings wordt gevierd en bevrijdingsdag (5 mei).

Artikel 3 Aanvang van de zittingen

1. De meervoudige terechtzittingen in civiele, belasting- en strafzaken vangen in het algemeen aan om 09.30 uur.

2. De voorzitters van de diverse kamers zijn bevoegd, indien nodig, terechtzittingen op een ander tijdstip dan bovenvermeld te doen aanvangen.

3. Behandeling van zaken door enkelvoudige kamers geschiedt op telkens door de leden van die kamers te bepalen dag en uur.

4. De algemene rolzitting voor civiele zaken vindt plaats op dinsdag om 09.30 uur, met dien verstande, dat op alle overige zittingsdagen bijzondere rolzittingen kunnen plaatsvinden.

5. Behandeling van zaken in raadkamer, getuigenverhoren, comparities van partijen en verder buiten de gewone openbare terechtzittingen vallende verrichtingen, voor zover niet plaatsvindend ten overstaan van een raadsheer-commissaris, vinden plaats op telkens door de voorzitter van de betreffende kamer te bepalen dag en uur.

Artikel 4 Plaats van de zittingen

1. De terechtzittingen in de hoofdplaats 's-Hertogenbosch vinden plaats in het gerechtsgebouw te 's-Hertogenbosch.

2. Het bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 59 lid 8 Wet RO, bepalen dat in een zaak de terechtzitting zal worden gehouden op andere locatie in de hoofdplaats 's-Hertogenbosch, buiten de hoofdplaats 's-Hertogenbosch of buiten het ressort 's-Hertogenbosch, indien dit noodzakelijk is in verband met de veiligheid van personen.

3. De terechtzittingen van een van de belastingkamers en van de economische kamer kunnen ook plaatsvinden op een van de krachtens de wet aangewezen nevenzittingsplaatsen in het ressort, naargelang de sectorvoorzitter van de betreffende sector zal bepalen.

4. De terechtzittingen die bij gelegenheid van een plaatsopneming, bezichtiging, een comparitie, een getuigenverhoor en dergelijke plaatsvinden, kunnen ook buiten de hoofdplaats 's-Hertogenbosch of buiten de nevenzittingsplaats worden gehouden.

Dit bijzonder reglement treedt in werking op 1 januari 2002.

Naar boven