Besluit aanwijzing bedrijfschappen als bedrijfscommissie

Besluit van de Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad van 2 december 2002 tot aanwijzing van de besturen van een aantal hoofdbedrijfschappen en bedrijfschappen als bedrijfscommissie

De Bestuurskamer van de Sociaal-Economische Raad,

Gelet op artikel 43 van de Wet op de ondernemingsraden;

Gelet op artikel 3 van de Delegatieverordening Bestuurskamer (RE 7/1994);

Besluit:

Artikel 1

Voor de ondernemingen waarvoor het Hoofdbedrijfschap Ambachten is ingesteld, wordt het bestuur van het hoofdbedrijfschap aangewezen als Bedrijfscommissie Ambachten.

Artikel 2

Voor de ondernemingen waarvoor het Hoofdbedrijfschap voor de Detailhandel is ingesteld, wordt het bestuur van het hoofdbedrijfschap aangewezen als Bedrijfscommissie voor de Detailhandel.

Artikel 3

Voor de ondernemingen waarvoor het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud is ingesteld, wordt het bestuur van het hoofdbedrijfschap aangewezen als Bedrijfscommissie Afbouw en Onderhoud.

Artikel 4

Voor de ondernemingen waarvoor het Bedrijfschap voor het Natuursteenbedrijf is ingesteld, wordt het bestuur van het bedrijfschap aangewezen als Bedrijfscommissie voor het Natuursteenbedrijf.

Artikel 5

Voor de ondernemingen waarvoor het Bedrijfschap Horeca en Catering is ingesteld, wordt het bestuur van het bedrijfschap aangewezen als Bedrijfscommissie Horeca en Catering.

Artikel 6

1. Indien voor een groep van ondernemingen zowel een bedrijfscommissie als het bestuur van een hoofdbedrijfschap of een bedrijfschap is ingesteld onderscheidenlijk aangewezen, treedt uitsluitend het bestuur van het hoofdbedrijfschap of het bedrijfschap op als de bevoegde bedrijfscommissie.

2. Indien voor een groep van ondernemingen zowel het bestuur van een hoofdbedrijfschap als dat van een bedrijfschap is aangewezen, treedt uitsluitend het bestuur van het bedrijfschap op als de bevoegde bedrijfscommissie.

3. In afwijking van het eerste lid treedt, indien voor een groep van ondernemingen zowel een bedrijfscommissie als het bestuur van het Hoofdbedrijfschap Ambachten is ingesteld onderscheidenlijk aangewezen, uitsluitend de bedrijfscommissie op als de bevoegde bedrijfscommissie.

Artikel 7

Het besluit van de Sociaal-Economische Raad van 21 september 1990 tot instelling van een aantal bedrijfscommissies (RE 08/1990) wordt ingetrokken.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2003. Indien het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 30 december 2002, treedt het in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie waarin het wordt geplaatst.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing bedrijfschappen als bedrijfscommissie.

Den Haag, 2 december 2002.
H.H.F. Wijffels, voorzitter.
D.B. Modderman, secretaris.

Toelichting

Bedrijfscommissies zijn publiekrechtelijke instellingen die een bemiddelende en adviserende taak hebben in het kader van de Wet op de ondernemingsraden (WOR). Artikel 36, derde lid, van die wet bepaalt dat een verzoek aan de kantonrechter tot het nemen van een beslissing of tot het doen van een uitspraak ter beslechting van een geschil over de toepassing van de wet niet ontvankelijk is indien de verzoeker niet vooraf de bemiddeling van de bedrijfscommissie heeft gevraagd.

Daarnaast spelen veel bedrijfscommissies een stimulerende rol ten aanzien van het in het leven roepen van ondernemingsraden en hebben zij een vraagbaakfunctie op het gebied van de medezeggenschap voor de sector of sectoren waarvoor zij zijn ingesteld.

Bedrijfscommissies worden op grond van artikel 37 van de WOR door de Sociaal-Economische Raad voor groepen van ondernemingen ingesteld.

Artikel 43 van de WOR bepaalt dat indien voor een groep van ondernemingen een hoofdbedrijfschap of een bedrijfschap bestaat, de SER het bestuur van dat schap kan aanwijzen als bedrijfscommissie. Bij besluit van 21 september 1990 (gepubliceerd in het Verordeningenblad Bedrijfsorganisatie onder nummer RE 8/1990) heeft de Raad een groot aantal schappen aangewezen die voor de ondernemingen waarvoor zij waren ingesteld als bedrijfscommissie konden optreden.

In 1998 besloot de Bestuurskamer van de SER tot `hergroepering' van de toen bestaande bedrijfscommissies. Dat waren er - inclusief de als bedrijfscommissie aangewezen (hoofd)bedrijfschappen - 68. Het streven was erop gericht de bedrijfscommissies gemiddeld beter te doen functioneren, door als gevolg van samenvoeging van bedrijfscommissies de professionaliteit van zowel commissie als secretariaat te vergroten. Door de hergroepering werd het aantal bedrijfscommissies de afgelopen jaren teruggebracht tot ongeveer 25. Ook de bedrijfscommissies waarvan de taken worden vervuld door de besturen van een (hoofd)bedrijfschap, waren daar bij betrokken.

Tegelijkertijd heeft zich ook binnen de wereld van de schappen, de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie, een hergroepering voltrokken. Ook hier gaat het om een reductie als onderdeel van een op kwaliteitsverbetering gericht proces. Door en in overleg met de pbo wordt gestreefd naar een vermindering van het aantal schappen van 38 in 1997 naar 18, te bereiken door opheffing en/of samengaan van bedrijfslichamen.

Als gevolg van beide processen is voornoemd aanwijzingsbesluit uit 1990 thans aan vervanging toe. Een aantal van de erin genoemde schappen is samengevoegd met een ander schap, of zelfs geheel opgeheven. Andere schappen hebben in het kader van de hergroepering van bedrijfscommissies ermee ingestemd hun bedrijfscommissietaken over te dragen aan één van de nieuwe bedrijfscommissies.

Tegelijk met de inwerkingtreding van dit besluit treden voorlopig de laatste wijzigingen in werking die voor onderhavig besluit van belang zijn. Zo zijn de Bedrijfschappen voor het Schilders- en afwerkingsbedrijf en voor het Stukadoors-, Afbouw- en Terrazzo/ Vloerenbedrijf met ingang van 1 januari 2003 gefuseerd tot het Hoofdbedrijfschap Afbouw en Onderhoud. Het bestuur van dit schap vormt de nieuwe gelijknamige bedrijfscommissie.

Ook draagt het in artikel 5 genoemde Bedrijfschap Horeca en Catering, en daarmee ook de gelijknamige bedrijfscommissie, eerst met ingang van 1 januari 2003 formeel deze naam.

Het Bedrijfschap voor de Groothandel en de Tussenpersonen in Aardappelen gaat eveneens met ingang van 1 januari op in het nieuwe Hoofdbedrijfschap Agrarische Groothandel (HBAG); zijn bedrijfscommissietaken draagt het over aan de Bedrijfscommissie voor de Groothandel.

Vele andere wijzigingen zijn voordien reeds tot stand gekomen en leidden er toe dat de inhoud van het besluit soms al niet meer overeenkwam met de werkelijkheid.

Overigens zal ook het in artikel 4 genoemde Bedrijfschap voor het Natuursteenbedrijf op termijn in die vorm ophouden te bestaan. De door dit schap uitgevoerde bedrijfscommissietaken zullen derhalve worden overgedragen.

Artikel 6 geeft een in vergelijking met het eerdere SER-besluit enigszins aangepaste regeling voor `overlap'-situaties. De aanpassing bestaat eruit dat thans als algemene regel wordt vastgesteld dat ingeval van een overlapping van de ressorten van een bedrijfscommissie en een aangewezen bedrijfschap, het bedrijfschap vóór gaat. De uitzondering hierop wordt gevormd door het Hoofdbedrijfschap Ambachten (HBA): anders dan de ressorten van andere schappen omvat het ressort van dit schap een groot aantal kleinere (sub)sectoren. Op grond van de aard van de werkzaamheden maken deze soms tevens deel uit van een grote sector of bedrijfstak waarvoor een bedrijfscommissie in het leven is geroepen. In dat geval is de bedrijfscommissie en niet het HBA bevoegd.

Het tweede lid van artikel 6 geeft een soortgelijke regeling voor het geval ondernemingen zowel ressorteren onder een hoofdbedrijfschap als onder een bedrijfschap: in dat geval is het bestuur van het bedrijfschap bevoegd.

Deze bepalingen beogen rechtszekerheid te scheppen en te voorkomen dat de Raad in individuele gevallen toepassing moet geven aan artikel 46 van de WOR.

De aanwijzing van het bestuur van een (hoofd)bedrijfschap als bedrijfscommissie laat onverlet dat het bestuur zijn werkzaamheden als bedrijfscommissie laat uitoefenen door een namens hem optredende commissie. Ook kan het bestuur de van hem `gevorderde medewerking' bij verordening delegeren aan een ander orgaan van dat lichaam. Dit vloeit voort uit artikel 98 van de Wet op de bedrijfsorganisatie. De organen van een bedrijfslichaam worden genoemd in artikel 72 van die wet. Voor de onderhavige materie valt in het bijzonder te denken aan een `commissie uit het midden van het bestuur' als bedoeld in artikel 88, één van de in artikel 72 genoemde organen. De commissie treedt daarna op uit eigen hoofde, dus niet namens het bestuur.

Den Haag, 2 december 2002.

H.H.F. Wijffels, voorzitter.

D.B. Modderman, secretaris.

Naar boven