Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nederlandse Orde van Advocaten | Staatscourant 2002, 234 pagina 40 | Overig |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Nederlandse Orde van Advocaten | Staatscourant 2002, 234 pagina 40 | Overig |
Het College van Afgevaardigden van de Nederlandse Orde van Advocaten,
Overwegende, dat het gewenst is regelen te stellen ten aanzien van de uitoefening van de praktijk door en de opleiding van advocaten en procureurs die nog niet over voldoende kennis en ervaring beschikken;
Gelet op de artikelen 9b t/m 9i van de Advocatenwet;
Gezien het ontwerp van de Algemene Raad met de bijbehorende toelichting;
Gelet op de adviezen van de Raden van Toezicht;
Stelt de navolgende verordening vast:
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. De Raad: de Raad van Toezicht;
b. De advocaat: de in Nederland ingeschreven advocaat, de procureur daaronder begrepen, alsmede de advocaat, die is ingeschreven overeenkomstig artikel 2a van de wet, indien deze in de lidstaat van herkomst een verklaring heeft verworven waaruit blijkt dat de stage aldaar is afgerond;
c. De stagiaire: de advocaat die niet in het bezit is van de verklaring als bedoeld in artikel 10;
d. De patroon: de advocaat onder wiens toezicht de stagiaire, met goedkeuring van de Raad, de praktijk uitoefent;
e. De stage: de periode gedurende welke de verhouding tussen de patroon en de stagiaire als bedoeld in artikel 9b van de Advocatenwet voortduurt;
f. De beroepsopleiding: de opleiding voor stagiaires als bedoeld in artikel 9c van de Advocatenwet;
g. De wet: de Advocatenwet.
Iedere advocaat is verplicht naar vermogen mede te werken aan de opleiding van stagiaires en de begeleiding van hun praktijkuitoefening tijdens de stage, zoals die in deze verordening zijn geregeld.
De stage begint op de dag waarop de stagiaire de uitoefening van de praktijk onder toezicht van een in hetzelfde arrondissement gevestigde patroon heeft aangevangen. De patroon brengt dit tijdstip onverwijld schriftelijk ter kennis van de Raad.
1. Elk patronaat behoeft de goedkeuring van de Raad.
2. De Raad verleent zijn bemiddeling bij het zoeken van een patroon.
3. Patroon kan slechts zijn een advocaat die gedurende ten minste zeven jaren als zodanig in Nederland ingeschreven is geweest, dan wel een advocaat die overeenkomstig artikel 2a van de wet is ingeschreven en die ten minste vier jaren in Nederland ingeschreven is geweest.
4. De Raad is bevoegd in bijzondere gevallen de in het derde lid bedoelde termijn van zeven jaren, respectievelijk vier jaren te verkorten, doch niet tot minder dan vijf jaren respectievelijk twee jaren.
5. Indien de patroon in de uitoefening van de praktijk is geschorst dan wel om andere redenen niet in staat is het patronaat uit te oefenen, kan de Raad ambtshalve of op verzoek van de stagiaire al dan niet tijdelijk een andere patroon aanwijzen.
1. De patroon verschaft de stagiaire leiding, voorlichting en raad met betrekking tot de praktijkuitoefening in de ruimste zin des woords. Hij schenkt daarbij bijzondere aandacht aan de introductie van de stagiaire bij en vervolgens aan diens optreden jegens de rechterlijke macht, beroepsgenoten en cliënten.
2. De patroon ziet er op toe dat de stagiaire alle verplichtingen nakomt die door de Algemene Raad en de Raad voor stagiaires zijn vastgesteld, opleidingsmaatregelen met name daaronder begrepen. Hij stelt de stagiaire die bij hem in loondienst is, met behoud van diens salaris, in de gelegenheid gedurende kantooruren bovengenoemde verplichtingen na te komen en de daartoe noodzakelijke voorbereiding te treffen.
3. De patroon bij wie de stagiaire kantoor houdt brengt ten minste éénmaal per jaar schriftelijk verslag uit aan de Raad omtrent het verloop van de stage. Een patroon als bedoeld in artikel 7 is gehouden het verslag éénmaal per zes maanden uit te brengen.
4. De patroon bij wie de stagiaire kantoor houdt, dient de stagiaire passende arbeid te verschaffen. Hij houdt daarbij rekening met de door de Algemene Raad en de Raad vastgestelde verplichtingen voor stagiaires, als bedoeld in het tweede lid.
5. De patroon schenkt bij zijn begeleiding van de stagiaire, die op de voet van artikel 9b derde lid van de wet niet bij hem kantoor houdt, bijzondere aandacht aan de inrichting van diens kantoor en diens administratie, de boekhouding daaronder begrepen.
Verplichtingen van de stagiaire
1. De stagiaire is, tenzij de Algemene Raad respectievelijk de Raad anders bepaalt, gehouden de door de Algemene Raad voor stagiaires vastgestelde verplichtingen, opleidingsmaatregelen met name daaronder begrepen, na te komen.
2. De stagiaire, die bij zijn patroon kantoor houdt, dient de hem door de patroon opgedragen werkzaamheden te verrichten met dien verstande dat de nakoming van de in het eerste lid genoemde verplichtingen voorrang heeft.
3. De stagiaire, die op de voet van artikel 9b derde lid van de wet niet bij zijn patroon kantoor houdt, is verplicht zijn patroon in de gelegenheid te stellen het toezicht als bedoeld in artikel 5, eerste, tweede en vijfde lid uit te oefenen.
De Raad gaat niet over tot verlening van een vrijstelling van de verplichting bij een patroon kantoor te houden als bedoeld in artikel 9b derde lid van de wet, dan nadat de stagiaire in voldoende mate heeft getracht een patroon te vinden bij wie hij kantoor kan houden en daarin niet of niet op voor de Raad aanvaardbare voorwaarden is geslaagd.
1. De stagiaire, die op de voet van het bepaalde in artikel 9b tweede lid van de wet in deeltijd werkzaam wenst te zijn, dient van het voornemen daartoe kennis te geven aan de Raad.
2. De stagiaire, die te kennen heeft gegeven in deeltijd werkzaam te zullen zijn, zal de praktijk ten minste gedurende een door de Raad vastgesteld minimum aantal uren per week uitoefenen. Dit aantal zal in geen geval minder zijn dan 20 uren per week. De Raad ziet erop toe dat de verplichting van de patroon, neergelegd in artikel 5, tweede lid, onverminderd wordt nageleefd.
Tussentijdse beëindiging en schorsing van de stage
1. De stage eindigt tussentijds:
a. Krachtens onderling goedvinden van patroon en stagiaire;
b. Na opzegging door de stagiaire;
c. Na opzegging door de patroon, indien deze is voorafgegaan door goedkeuring van de Raad;
d. Door een ambtshalve beslissing van de Raad;
e. Zodra de patroon en de stagiaire niet langer in hetzelfde arrondissement zijn ingeschreven.
2. De patroon brengt een tussentijdse beëindiging als bedoeld in het vorige lid onder a, b en c onverwijld schriftelijk ter kennis van de Raad.
3. De in het eerste lid onder c bedoelde goedkeuring wordt alleen geweigerd indien de opzegging onredelijk is en een voor de stagiaire aanvaardbare mogelijkheid om een andere patroon te verkrijgen niet bestaat.
4. De stage is van rechtswege geschorst gedurende de tijd dat de stagiaire geen patroon heeft of de praktijk niet onder toezicht van een patroon kan uitoefenen.
Einde van de stageverplichting
1. De verplichting de praktijk uit te oefenen onder toezicht van een patroon eindigt zodra de duur van de stage op de voet van het bepaalde in artikel 9b van de wet is verstreken en de Raad, gehoord de patroon en de stagiaire, oordeelt dat de stagiaire naar behoren aan de bij of krachtens deze verordening aan hem gestelde eisen heeft voldaan en tevens over voldoende praktijkervaring beschikt.
2. De Raad geeft aan de stagiaire, wiens stageverplichting overeenkomstig het vorige lid is geëindigd een verklaring dat de stage is voltooid.
3. De Raad gaat niet over tot de afgifte van een verklaring als bedoeld in het tweede lid, dan nadat de stagiaire het in artikel 8 derde lid van de wet bedoelde bewijs heeft overgelegd.
In het kader van de opleiding van stagiaires komt aan de Algemene Raad en de Raad de bevoegdheid toe opleidingsmaatregelen verplicht te stellen, het afleggen van examens en toetsen daaronder begrepen. De Algemene Raad respectievelijk de Raad kan van de door hem verplicht gestelde opleidingsmaatregelen vrijstelling verlenen, onverminderd het bepaalde in artikel 15. De Raad houdt bij het verplicht stellen van opleidingsmaatregelen rekening met de door de Algemene Raad verplicht gestelde maatregelen. De Raad stelt de Algemene Raad in kennis van de door hem verplicht gestelde opleidingsmaatregelen, alsook van de wijzigingen daarin.
De Algemene Raad is bevoegd een opleidingsmaatregel van een Raad geheel of ten dele buiten werking te stellen, indien en voorzover deze strijdig is met opleidingsmaatregelen door de Algemene Raad genomen.
De Algemene Raad bepaalt de inrichting van de Beroepsopleiding, de cursusonderdelen welke deze zal omvatten, de inhoud van elk cursusonderdeel, keuzevakken daaronder begrepen, de plaatsen waar de opleiding zal worden gegeven en het aantal dagen dat met de daartoe noodzakelijke voorbereiding en het volgen van de opleiding is gemoeid.
1. De stagiaire is verplicht deel te nemen aan het onderwijs in alle onderdelen van de beroepsopleiding en zich op de voorgeschreven wijze voor te bereiden. De stagiaire volgt daartoe de eerste cursuscyclus die na zijn inschrijving binnen het arrondissement wordt gehouden. Om organisatorische redenen kan hij door de Algemene Raad worden verplicht deel te nemen aan een cursuscyclus of onderdelen daarvan in een ander arrondissement.
2. Indien de stagiaire niet onder toezicht van een patroon de praktijk uitoefent, zal hij niet kunnen worden toegelaten tot de Beroepsopleiding.
1. Aan de beroepsopleiding is een examen verbonden. De stagiaire is verplicht deel te nemen aan alle onderdelen daarvan.
2. Het examen omvat een aantal gedurende de cursuscyclus mondeling of schriftelijk of op een andere wijze af te nemen toetsen, waaronder een eindtoets.
3. De stagiaire wordt tot het examen respectievelijk de onderscheiden onderdelen daarvan toegelaten indien hij aan zijn verplichtingen als genoemd in artikel 13 lid 1 naar behoren heeft voldaan. Deze verplichting rust niet op de stagiaire voor zover hij van het volgen van de beroepsopleiding is vrijgesteld ingevolge artikel 15 eerste lid.
4. Op gelijke wijze worden gedurende twee jaren nadat zij krachtens artikel 8, derde lid van de wet van het tableau zijn geschrapt tot het examen toegelaten zij die de beroepsopleiding hebben gevolgd ofwel van het volgen daarvan zijn vrijgesteld.
5. De Algemene Raad stelt een examenreglement vast waarin nadere regels zijn gesteld omtrent de inrichting en de organisatie van het examen, de tijdstippen waarop daaraan kan worden deelgenomen, de mogelijkheid van het opnieuw afleggen van toetsen daaronder begrepen, de wijze waarop het examen wordt afgenomen en de samenstelling en taken van een Examencommissie.
6. Degene die het examen met gunstig gevolg heeft afgelegd ontvangt van de Examencommissie het bewijs als bedoeld in artikel 8, derde lid van de Wet.
1. Van de verplichting tot deelname aan de beroepsopleiding, als bedoeld in artikel 13, kan de Algemene Raad op schriftelijk verzoek van de stagiaire geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen.
2. Een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid wordt slechts verleend indien de stagiaire genoegzaam aantoont op grond van opleiding en praktijkervaring op elk van de rechtsgebieden waarvoor de vrijstelling wordt verzocht een gelijkwaardige theoretische en praktische bekwaamheid te hebben verworven of binnen een redelijke termijn bij een door de Algemene Raad erkend opleidingsinstituut te zullen verwerven.
3. Van de verplichting tot deelname aan bepaalde door de Algemene Raad bij nadere regeling vast te stellen, onderdelen van het examen als bedoeld in artikel 14, tweede lid kan de Algemene Raad op schriftelijk verzoek van de stagiaire geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen. Deze vrijstelling houdt tevens in vrijstelling van het volgen van het desbetreffende onderdeel van de beroepsopleiding.
4. Een vrijstelling als bedoeld in het derde lid wordt slechts verleend, indien de stagiaire genoegzaam aantoont op grond van opleiding en praktijkervaring op elk van de rechtsgebieden waarvoor de vrijstelling wordt verzocht een gelijkwaardige theoretische en praktische vakbekwaamheid te hebben verworven.
5. Alvorens te beslissen op een vrijstellingsverzoek wint de Algemene Raad, indien de aard van het verzoek daartoe aanleiding geeft, het advies in van de Examencommissie en/of de Raad van Toezicht.
6. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden kan de Algemene Raad de afdoening van vrijstellingsverzoeken opdragen aan de Raad onderscheidenlijk de Examencommissie.
7. Alle beschikkingen als bedoeld in dit artikel worden onverwijld bekend gemaakt aan de betrokkenen.
1. De deelnemers aan de beroepsopleiding respectievelijk aan het in artikel 14 genoemde examen zijn cursus- en examengeld verschuldigd.
2. De hoogte van deze bedragen en de wijze van inning worden vastgesteld door de Algemene Raad.
3. Bij voortijdige beëindiging van deelname aan de beroepsopleiding blijven reeds in rekening gebrachte cursus- en examengelden onverminderd verschuldigd.
1. De Algemene Raad is bevoegd voorwaarden te verbinden aan een beslissing vrijstelling te verlenen van de door hem op grond van de artikelen 11, 13 of 14 verplicht gestelde opleidingsmaatregel.
2. De Raad is bevoegd voorwaarden te verbinden aan een beslissing genomen op grond van de artikelen 9b, leden 2, 3 en 4 van de wet, artikel 4, vierde lid en artikel 11, dit laatste voor zover het betreft de beslissing vrijstelling te verlenen van een door hem ingevolge artikel 11 verplicht gestelde opleidingsmaatregel.
1. Naast het bepaalde in artikel 9b vijfde lid van de wet, staat tegen de navolgende beschikkingen van de Raad voor belanghebbenden administratief beroep open op de Algemene Raad:
a. De verlening van een voorwaardelijke vrijstelling ingevolge artikel 9b derde lid van de wet jo artikel 17 tweede lid;
b. De beschikking tot beëindiging van de verhouding tussen patroon en stagiaire ingevolge artikel 9 eerste lid, onder d;
c. De weigering tot afgifte van een verklaring als bedoeld in artikel 10, tweede lid.
2. Tegen de weigering van de goedkeuring als bedoeld in artikel 4 eerste lid staat voor belanghebbenden administratief beroep open op de Algemene Raad.
3. Tegen de in artikel 9 eerste lid aanhef en onder d bedoelde beschikking tot beëindiging van de verhouding tussen patroon en stagiaire staat voor belanghebbenden administratief beroep open op de Algemene Raad.
4. Alle beschikkingen bedoeld in dit artikel worden onverwijld bekend gemaakt aan de betrokkenen.
1. Een beschikking van de Raad waartegen krachtens artikel 9b vijfde lid van de wet of het voorgaande artikel administratief beroep op de Algemene Raad open staat, wordt door de secretaris van de Raad onverwijld bekend gemaakt aan de betrokkenen, alsmede aan de secretaris van de Algemene Raad.
2. Het beroep wordt ingesteld binnen zes weken na de bekendmaking van de in het eerste lid bedoelde beschikking. De hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene Wet Bestuursrecht zijn van toepassing.
De bepalingen genoemd in de artikelen 12 t/m 16 zijn van overeenkomstige toepassing op de advocaten die ingevolge de overgangsbepalingen van de wet (art. II) verplicht zijn de beroepsopleiding te volgen.
1. Deze verordening kan worden aangehaald als: (Stageverordening 1988).
2. Deze verordening treedt in de plaats van de Stageverordening van 8 januari 1955 (Verordening nr. 2), welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze verordening vervalt.
De Algemene Raad bepaalt het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening.
Bij besluit van de Algemene Raad van 7 oktober 2002 is de datum van inwerkingtreding van deze gewijzigde Verordening vastgesteld op 1 december 2002.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2002-234-p40-SC37366.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.