Voorbereiding op inwerkingtreding rijkswetten tot wijziging Rijkswet op het Nederlanderschap

Tussentijds Bericht Nationaliteiten TBN 2002/5

Aan:

- de Burgemeesters (t.a.v. hoofd Burgerzaken)

i.a.a:

- de Minister van Buitenlandse Zaken

- de Gevolmachtigde Minister van Aruba

- de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen

- de Vereniging van Nederlandse Gemeenten

- de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken

- de Vreemdelingendiensten

Onderdeel: Stafdirectie Uitvoeringsbeleid

Datum: 7 november 2002

Ons kenmerk: 5187234/02/IND

Code: TBN 2002/5

Juridische achtergrond: Rijkswet op het Nederlanderschap (Art. 11 (nieuw) Rijkswet op het Nederlanderschap, Stb. 2000, 618; zoals gewijzigd bij Rijkswet, Stb. 2002, 222)

Geldig vanaf: 1 januari 2003 tot 1 april 2004

Bijlagen: 3 (Artt. 2, derde en vierde lid (nieuw) en 11 (nieuw) Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 2000, 618 en Stb. 2002, 222); model F1.1 (nieuw aanvraagformulier naturalisatie); B1/2.2.8 VC2000)

Onderwerp: Voorbereiding op inwerkingtreding Rijkswetten tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap;

- Anticipatie op vermelding op het naturalisatiebesluit van minderjarigen;

- Aanvullende voorwaarden voor na-naturalisatie

1. Inleiding

Vooruitlopend op de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (hierna: RWN) is het noodzakelijk bij de inontvangstneming van een naturalisatieverzoek reeds nu enige aanpassingen betreffende minderjarige kinderen door te voeren.

De wijziging van de RWN houdt in dat een minderjarige niet langer (via medenaturalisatie) automatisch het Nederlanderschap verkrijgt met de naturalisatie van zijn ouder(s). Een minderjarige deelt na de wetswijziging slechts in de verlening van het Nederlanderschap indien hij met het oogmerk tot medeverlening is genoemd in het Koninklijk Besluit tot naturalisatie van de ouder(s). Zie hiervoor verder onder 2.

Tevens wordt ten aanzien van een na-naturalisatie door de gewijzigde Rijkswet extra voorwaarden gesteld. Zie hiervoor verder onder 5.

Het is nodig vooruit te lopen op de wetswijziging aangezien ter zake van medeverlening en na-naturalisatie niet is voorzien in overgangsrecht. Hierdoor zal het gewijzigde artikel 11 RWN (dat zowel medeverlening als na-naturalisatie bevat, zie bijlage 1 bij dit TBN) na inwerkingtreding ook gelden voor verzoeken die vóór inwerkingtreding zijn ingediend.

Om na wetswijziging zonder vertraging te kunnen beslissen, is het nodig dat in die verzoeken de volledige gegevens van minderjarigen zijn opgenomen en dat rekening is gehouden met eisen die de gewijzigde RWN aan minderjarigen stelt. In dit Tussentijds Bericht Nationaliteiten vindt u richtlijnen hiervoor.

Doel van dit TBN is tijdig naturalisatiedossiers te voorzien van de volledige gegevens van minderjarige kinderen. Tot inwerkingtreding van de wetswijziging geschiedt de afdoening van naturalisatieverzoeken volgens de voorwaarden van de huidige wetgeving.

2. Voorwaarden voor medeverlening (uitgesplitst naar leeftijd)

(artikel 11, eerste, tweede en derde lid (nieuw) RWN)

Minderjarigen t/m 15 jaar Een verzoek van de vader of moeder tot medeverlening aan een kind jonger dan 16 jaar wordt ingewilligd indien het kind ten minste sedert het tijdstip van het verzoek in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf heeft.

16 en 17 jaar Heeft het kind op het tijdstip van het verzoek de leeftijd van 16 of 17 jaar dan gelden (cumulatief) de volgende voorwaarden. De 16- of 17-jarige:

- heeft een onafgebroken periode van ten minste drie jaar onmiddellijk voorafgaande aan de indieningsdatum van het verzoek toelating genoten;

- heeft ten minste sedert de indieningsdatum van het verzoek toelating voor onbepaalde tijd;

- heeft een onafgebroken periode van ten minste drie jaar onmiddellijk voorafgaande aan de indieningsdatum van het verzoek hoofdverblijf gehad;

- heeft tevens ten minste sedert de indieningsdatum van het verzoek hoofdverblijf;

- heeft geen strafrechtelijk verleden waardoor ernstige vermoedens bestaan dat hij gevaar oplevert voor de openbare orde;

- heeft bij de indiening van het verzoek uitdrukkelijk ingestemd met de verkrijging van het Nederlanderschap (zie onder 3.2).

2.1 Algemeen

Een voorwaarde voor de medeverlening geldt soms vanaf een bepaalde leeftijd. Peilmoment voor de leeftijd is in alle gevallen de indieningsdatum van het naturalisatieverzoek.

Het verzoek tot medeverlening kan worden ingediend door een ouder die wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige is, dan wel door een juridische ouder die geen wettelijk vertegenwoordiger is.

Nieuw model F1.1 Het huidige model F1.1 uit de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 1999 wordt vervangen door het in bijlage 2 bij dit TBN opgenomen nieuw model F1.1 (verzoek om naturalisatie tot Nederlander (meerderjarig). U wordt verzocht met ingang van 1 januari 2003 gebruik te maken van het nieuwe model.

Dit model is digitaal beschikbaar op www.immigratiedienst.nl.

2.2 Verzoek tot medeverlening (alle minderjarigen)

Kind en kleinkind De verzoeker tot naturalisatie dient bij zijn verzoek kenbaar te maken voor welk(e) van zijn minderjarig(e) kind(eren) tevens medeverlening van het Nederlanderschap wordt verzocht. Is een minderjarige zelf ouder van een kind, dan dient dit (klein)kind separaat te worden vermeld op model F1.1. De persoonsgegevens van de (klein)kind(eren) voor wie medeverlening wordt verzocht, worden opgenomen in model model F1.1 en de bijlage daarvan.

Model F1.1 voor het verzoek Model F1.1 en de bijlage voor de aanvullende gegevens van de kinderen dient altijd te worden ingevuld indien een verzoek tot medeverlening wordt gedaan.

Eventueel bestaand model F1.12 gebruiken Is de minderjarige niet aanwezig bij de indiening van het naturalisatieverzoek dan wordt model F1.1 en de bijlage ingevuld, en ten behoeve van de noodzakelijke uitdrukkelijke instemming door een 16- of 17-jarige of het vernemen van de eventuele zienswijze van de 12- tot en met 15-jarige wordt het bestaande model F1.12 uit de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet 1999: Verklaring instemming kind van 12 jaar en ouder verkrijging Nederlanderschap aan de ouder meegegeven of door de gemeente rechtstreeks toegestuurd aan de minderjarige. (Zie verder onder 3.2).

2.3 Op te nemen gegevens van de minderjarige

Met het oog op de vermelding op het naturalisatiebesluit zijn van een minderjarige de volgende (persoons)gegevens nodig:

- geslachtsnaam;

- voornaam of voornamen;

- geboortedatum;

- geboorteplaats en -land (indien geboren in de Nederlandse Antillen, Aruba of buiten het Koninkrijk);

- woonplaats.

Van het kind uittreksel GBA meezenden Ten behoeve van de vermelding van bovengenoemde gegevens op het besluit tot naturalisatie wordt u verzocht de bijlage van model F1.1 in te vullen. Onder meer voor informatie omtrent geboorteplaats en geboorteland dient tevens van de minderjarige een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie (hierna: GBA) te worden meegezonden.

Bepaling van de geslachtsnaam en voornaam/voornamen vindt zonodig plaats aan de hand van de bestaande modellen F1.15 en F1.18 uit de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet 1999.

Nadere toelichting op de voorwaarden

2.4 Toelating voor onbepaalde tijd (alle minderjarigen)

Voor medeverlening komt alleen in aanmerking de minderjarige die ten minste sedert de indiening van het verzoek een verblijfsrecht bezit van niet-tijdelijke aard. Om in aanmerking te komen voor medeverlening dient bij de indiening van het verzoek van de ouder(s) te worden aangetoond dat het (klein)kind beschikt over een (al dan niet afhankelijk) verblijfsrecht van niet-tijdelijke aard.

Ingeval van gezinshereniging is het verblijfsrecht van het kind afhankelijk van degene bij wie verblijf wordt gehouden (de verblijfgever). Is het verblijfsrecht van de verblijfgever van niet-tijdelijke aard, dan is het verblijfsrecht van het kind eveneens niet-tijdelijk. Is het verblijfsrecht van de verblijfgever van tijdelijke aard, dan is ook het afhankelijk verblijfsrecht van het kind van tijdelijke aard. In het laatste geval worden beiden niet genaturaliseerd omdat jegens hen bedenkingen bestaan tegen verblijf voor onbepaalde tijd in Nederland. (Zie tevens par. 3.7. in de toelichting bij artikel 8, eerste lid en onder b RWN in de Handleiding 1999.)

2.5 Drie jaar onafgebroken toelating (alleen voor 16- en 17-jarigen)

Voor de medeverlening van het Nederlanderschap bij deze leeftijdsgroep is een voorwaarde dat de minderjarige een onafgebroken periode van drie jaar (of langer) onmiddellijk voorafgaand aan de indieningsdatum van het naturalisatieverzoek een aanééngesloten periode een verblijfstitel heeft gehad. Informatie over toelating (en de ononderbrokenheid daarvan) verstrekt de vreemdeling zelf aan de hand van het verblijfsdocument en/of blijkt uit de GBA. Kan de vreemdeling niet de drie jaar onafgebroken toelating aantonen, noch blijkt deze uit de GBA, (en meent betrokkene aan deze voorwaarde te voldoen) dan informeert de burgemeester dienaangaande bij de Vreemdelingendienst. Deze dienst verstrekt de burgemeester een verklaring voor de relevante periode van drie jaar omtrent de toelating van betrokkene.

2.6 Hoofdverblijf

Het begrip hoofdverblijf heeft een strikt feitelijke betekenis. Het hoofdverblijf is daar waar men kennelijk geregeld vertoeft. Met het begrip hoofdverblijf is de eis gesteld dat de minderjarige gewoonlijk feitelijk vertoeft in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba.

t/m 15 jaar Minderjarigen tot en met 15 jaar dienen ten minste sedert het tijdstip van het verzoek hoofdverblijf in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba te hebben.

16 en 17 jaar Minderjarigen van 16 jaar en 17 jaar komen slechts in aanmerking voor medeverlening indien zij een onafgebroken periode van ten minste drie jaar onmiddellijk voorafgaande aan de indieningsdatum van het verzoek hoofdverblijf hebben gehad. Perioden van afwezigheid (voor vakantie; huwelijken of begrafenissen) van ten hoogste drie maanden per jaar beïnvloeden niet het hoofdverblijf. Indicatief voor het hebben van hoofdverblijf is de inschrijving van de minderjarige in de gemeentelijke basisadministratie.

Uit omstandigheden kan echter blijken dat het hoofdverblijf buiten Nederland is voortgezet. Of het hoofdverblijf van de minderjarige is verplaatst buiten Nederland wordt beoordeeld aan de hand van paragraaf B1/2.2.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (zie bijlage 3 bij dit TBN).

2.7 Openbare ordetoets (alleen voor 16- en 17-jarigen)

Bij deze groep minderjarigen wordt op dezelfde wijze als bij meerderjarige verzoekers beoordeeld of er openbare-ordeaspecten zijn op grond waarvan het verzoek moet worden afgewezen (zie de toelichting bij artikel 9, eerste lid aanhef en onder a RWN in de Handleiding 1999).

Is de 16- of 17-jarige oud-Nederlander dan kan de afwijzing wegens een openbare orde feit alleen plaatsvinden als betrokkene is veroordeeld:

- wegens een strafbaar feit tegen de veiligheid van het Koninkrijk;

- dan wel tot een gevangenisstraf van ten minste vijf jaar.

Nogmaals: doel van dit TBN De kans bestaat dat op het naturalisatieverzoek van de ouder zal worden beslist vóór de wetswijziging. Om die reden dienen alle verzoeken tot medeverlening te worden opgenomen op model F1.1, ook indien mocht blijken dat een minderjarige niet voldoet aan een voorwaarde die pas geldt ná inwerkingtreding van de wetswijziging. Doel van dit TBN is alleen om tijdig naturalisatiedossiers te voorzien van de volledige gegevens van minderjarigen.

3. Zienswijzen van ouder(s) en de minderjarige op de medeverlening

Artikel 2, vierde lid (nieuw) RWN bepaalt dat ouder(s) en de minderjarige voor wie medeverlening van het Nederlanderschap wordt gevraagd hun zienswijze(n) omtrent de medeverlening kenbaar mogen maken (zie bijlage 1 bij dit TBN). Het onderstaande verduidelijkt de wijze waarop daaraan tot de wetswijziging gestalte moet worden gegeven.

3.1 Ouder(s)

Bestaand gebruik model F1.11 Handleiding 1999 voortzetten Tot wijziging van de RWN behoeft de staande praktijk met betrekking tot het bestaande model F1.11 uit de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet 1999: Verklaring instemming medenaturalisatie (andere) wettelijk vertegenwoordiger niet te worden gewijzigd. Gemeenten wordt dringend verzocht om, als gebruikelijk, model F1.11 te blijven toezenden.

3.2 Minderjarige

Naarmate de leeftijd van de minderjarige hoger is, kan hij/zij zich met toenemende invloed uitspreken over de medeverlening. Na invulling op de bijlage van model A van de persoonsgegevens van iedere minderjarige voor wie medeverlening wordt verzocht, is ruimte op die bijlage voor de mening van de minderjarige over de verkrijging van de Nederlandse nationaliteit. (Zie ook hierboven bij par. 2.2).

t/m 11 jaar Een minderjarige van elf jaar of jonger behoeft niet in de gelegenheid te worden gesteld zijn mening te geven over de medeverlening.

12 t/m 15 jaar Minderjarigen van 12 tot en met 15 jaar worden, op hun verzoek, in de gelegenheid gesteld zich te uiten over de verkrijging van het Nederlanderschap.

16 en 17 jaar Deze minderjarigen moeten worden gehoord, en worden daartoe in de gelegenheid gesteld. Indien op het naturalisatieverzoek wordt beslist na de wetswijziging moet in het dossier een uitdrukkelijke instemming met de medeverlening van de minderjarige aanwezig zijn. Ontbreekt de uitdrukkelijke instemming dan wordt de minderjarige niet genoemd op het naturalisatiebesluit van de ouder.

De instemming met de verkrijging van het Nederlanderschap door de ten tijde van de indiening van het verzoek 16- of 17-jarige is geregeld in artikel 11, derde lid (nieuw) RWN.

4. Na-naturalisatie (art. 11, vierde lid (nieuw) RWN)

4.1 Algemeen

Gemeenten kunnen tot de wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap doorgaan met inontvangstneming van verzoeken gebaseerd op artikel 10 RWN van minderjarigen, die op enig moment buiten de naturalisatie van de ouder(s) zijn gebleven. Het gaat hier om de zogenaamde na-naturalisaties (zie in de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 1999, p. [A1 -art. 10]-5).

Na-naturalisatieverzoeken, waarop niet meer is beslist vóór inwerkingtreding van de gewijzigde Rijkswet, zullen ná inwerkingtreding ervan ambtshalve worden afgedaan als verzoeken op grond van het nieuwe artikel 11, vierde lid RWN. Daarom worden gemeenten verzocht met ingang van 1 januari 2003 bij de indiening van een na-naturalisatieverzoek rekening te houden met de voorwaarden die de gewijzigde Rijkswet stelt in artikel 11, vierde lid RWN.

Alleen een ouder die wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige is, kan een verzoek ex artikel 11, vierde lid (nieuw) RWN indienen. Dit vloeit voort uit artikel 2, derde lid (nieuw) RWN (zie bijlage 1 bij dit TBN).

4.2 Voorwaarden voor na-naturalisatie

De voorwaarden waaraan de minderjarige moet voldoen om na wetswijziging te worden genaturaliseerd op grond van het dan geldende artikel 11, vierde lid RWN zijn:

- onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek dient de minderjarige gedurende een onafgebroken periode van ten minste drie jaar toelating en hoofdverblijf in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba te hebben (dit geldt niet voor een kind dat is geboren na het indienen van de optieverklaring dan wel het naturalisatieverzoek door zijn ouder; en

- en minste sedert het indienen van het verzoek dient de minderjarige toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba te hebben.

Zie voor de inhoud van de begrippen toelating; hoofdverblijf en toelating voor onbepaalde tijd hierboven in paragraaf 2.

16 en 17 jaar Aanvullende voorwaarden gelden voor minderjarigen die op het moment van het verzoek tot na-naturalisatie 16 of 17 jaar zijn. Deze minderjarigen dienen uitdrukkelijk in te stemmen met de verkrijging van het Nederlanderschap. Hiertoe verschijnen zij in persoon, tenzij om zwaarwegende redenen daarvan moet worden afgezien (bijvoorbeeld fysieke onmogelijkheid). Voor deze groep minderjarigen geldt tevens het bij artikel 9, eerste lid en onder a RWN in de Handleiding 1999 vermelde openbare ordebeleid als afwijzingsgrond.

5. Tot slot

Dit TBN treedt in werking op 1 januari 2003 en vervalt op de dag van inwerkingtreding van de Rijkswetten tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 2000, 618 en Stb. 2002, 222) of anders op 1 april 2004.

Afwijkend van de vorige alinea geldt het volgende ingeval van niet gelijktijdige inwerkingtreding binnen het Koninkrijk van:

- Artikel I, onderdeel D van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 618), zoals deze bepaling is gewijzigd bij Artikel I, onderdeel A van de Rijkswet van 18 april 2002 tot aanpassing van enige onderdelen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 222) (betreft artikel 2 (nieuw) RWN); en van

- Artikel I, onderdeel M van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 618) ), zoals deze bepaling is gewijzigd bij Artikel I , onderdeel H van de Rijkswet van 18 april 2002 tot aanpassing van enige onderdelen van de Rijkswet op het Nederlanderschap en van de Rijkswet van 21 december 2000 tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (Stb. 222) (betreft artikel 11 (nieuw) RWN).

Treden de genoemde onderdelen niet op hetzelfde moment voor het gehele Koninkrijk in werking, dan vervalt dit TBN slechts in het land waar de wijziging inwerking treedt.

De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,namens de Minister,
het hoofd van de Immigratie- en Naturalisatiedienst,
H.W.M. Schoof.

Bijlage 1

Artikel 2, derde en vierde lid (nieuw) Rijkswet op het Nederlanderschap

3. Verklaringen en verzoeken van minderjarigen worden door hun wettelijke vertegenwoordiger afgelegd of ingediend.

4. Het kind, mits het de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt, en zijn wettelijke vertegenwoordiger worden op hun verzoek in de gelegenheid gesteld hun zienswijze naar voren te brengen omtrent de verkrijging of medeverkrijging, of verlening of medeverlening van het Nederlanderschap. Indien de vertegenwoordiging van het kind van rechtswege is opgedragen aan één der ouders kan de andere ouder eenzelfde verzoek doen. Indien zowel het kind als zijn wettelijk vertegenwoordiger of die andere ouder bedenkingen hebben tegen de medeverkrijging of medeverlening deelt het kind daarin niet.

Artikel 11 (nieuw) Rijkswet op het Nederlanderschap

1. Het minderjarige niet-Nederlandse kind van een vader of moeder aan wie het Nederlanderschap is verleend, deelt in deze verlening, indien dit in het besluit uitdrukkelijk is bepaald. Het verzoek tot medeverlening wordt bij het verzoek tot verlening ingediend.

2. Een verzoek van de vader of moeder tot medeverlening van het Nederlanderschap aan een kind beneden de leeftijd van 16 jaar wordt ingewilligd indien het kind sedert het tijdstip van het verzoek in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf heeft.

3. Een verzoek van de vader of moeder tot medeverlening van het Nederlanderschap aan een kind dat ten tijde van het verzoek de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt wordt ingewilligd indien het kind in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, een onafgebroken periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek toelating en hoofdverblijf en, sedert het tijdstip van het verzoek, toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf heeft en op hem geen van de afwijzingsgronden van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, met inbegrip van het tweede lid van dat artikel, van toepassing is. Het verkrijgt het Nederlanderschap slechts indien het daarmee uitdrukkelijk instemt.

4. Aan het minderjarige niet-Nederlandse kind van een vader of moeder die het Nederlanderschap door optie verkregen heeft of aan wie dat is verleend, dat in deze verkrijging of verlening niet deelde, wordt op zijn verzoek het Nederlanderschap verleend, indien het een onafgebroken periode van tenminste drie jaren onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek toelating en hoofdverblijf en, sedert het tijdstip van het verzoek, toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba heeft. De termijn van toelating en hoofdverblijf is niet van toepassing op het kind dat geboren is nadat zijn ouder de verklaring bedoeld in artikel 6, eerste lid, of het verzoek, bedoeld in artikel 7, eerste lid, heeft ingediend. Aan een kind dat ten tijde van het verzoek de leeftijd van 16 jaar heeft bereikt, wordt het Nederlanderschap slechts verleend, indien het daarmee uitdrukkelijk instemt en op hem geen van de afwijzingsgronden van artikel 9, aanhef en onder a, met inbegrip van het tweede lid van dat artikel, van toepassing is.

5. Aan het niet-Nederlandse kind van een vader of moeder die het Nederlanderschap door optie verkregen heeft of aan wie zulks is verleend, dat minderjarig was op het tijdstip van de verklaring of het verzoek van die ouder en dat in deze verkrijging of verlening niet deelde wegens het bereiken van de meerderjarigheid, wordt het Nederlanderschap op zijn verzoek verleend, indien het een onafgebroken periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek en aanvangende vóór het bereiken van de meerderjarigheid toelating en hoofdverblijf en, sedert het tijdstip van het verzoek, toelating voor onbepaalde tijd en hoofdverblijf in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba heeft en ten aanzien van hem geen van de afwijzingsgronden van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, met inbegrip van het tweede lid van dat artikel, van toepassing is.

6. De vereisten van toelating en van hoofdverblijf van het tweede en derde lid zijn niet van toepassing op het minderjarige kind van een vader of moeder die hoofdverblijf heeft in het buitenland en die met toepassing van het tweede lid van artikel 8 het Nederlanderschap verkrijgt, mits het kind feitelijk tot het gezin van deze ouder behoort en zijn hoofdverblijf niet heeft in het land waarvan hij onderdaan is.

7. Kinderen van een kind dat in de verlening deelt, delen onder dezelfde voorwaarden in die verlening.

8. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vader of moeder mede verstaan de adoptiefouder, indien de adoptie tot stand is gekomen in overeenstemming met de regelen van Nederlands internationaal privaatrecht en de adoptie tot gevolg heeft gehad dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen zijn verbroken.

Bijlage 2

Model F1.1: Verzoek om naturalisatie tot Nederlander (meerderjarige)

(gemeente)nummer: ...

Majesteit,

Ondergetekende,

(geslachts)na(a)m(en): ...

voorna(a)m(en): ...

geboortedatum: ...

geboorteplaats en geboorteland: ...

nationaliteit(en): ...

adres: ...

postcode en woonplaats: ...

Verzoekt u hierbij hem/haar* het Nederlanderschap te verlenen;

Verklaart dat er ten aanzien van hem geen sprake is van een ander huwelijk dan is vermeld in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (zie bijlage);

Verklaart geen* dan wel ... minderjarig(e) kind(eren) te hebben, voor wie medeverlening wordt verzocht.

Volledige na(a)m(en) Geboorte-

kind(eren) datum

1. ... ...

2. ... ...

3. ... ...

4. ... ...

5. ... ...

Zie voor overige gegevens kinderen de bijlage bij dit verzoek.

Bij dit verzoek is wel/niet* een verzoek tot naamsvaststelling/naamswijziging* gevoegd.

Ik verklaar de voor de verlening van het Nederlanderschap benodigde gegevens naar waarheid te hebben verstrekt en geen voor de beoordeling van dit verzoek relevante gegevens te hebben verzwegen. Ik ben mij ervan bewust dat het verstrekken van onjuiste gegevens of het verzwijgen van relevante gegevens kan leiden tot intrekking van het naturalisatiebesluit, zelfs als dit tot staatloosheid leidt.

Hoogachtend,

.. ...

(plaats) (datum) (handtekening

verzoeker)

* Doorhalen wat niet van toepassing is.

Bijlage bij model F1.1, verzoek om naturalisatie tot Nederlander (meerderjarige):

aanvullende gegevens kinderen (van oud naar jong)

1. (geslachts)na(a)m(en) eerste kind:

..

voorna(a)m(en): ...

geboortedatum: ...

adres en woonplaats:

idem aan verzoeker/anders*: ...

verblijfsvergunning (aankruisen wat van toepassing is):

O asiel onbepaalde tijd

O regulier onbepaalde tijd

O regulier bepaalde tijd, met de beperking ...

O gemeenschapsonderdaan (EU/EER)

O anders

verblijfsvergunning is geldig tot: ...

zienswijze indien 12 jaar of ouder:

O akkoord met verkrijging

O niet akkoord met verkrijging

eventuele motivering zienswijze: ...

indien 16 jaar of ouder: stemt wel/niet* in met verkrijging van het Nederlanderschap

handtekening kind (van 12-17 jaar): ...

2. (geslachts)na(a)m(en) tweede kind: ...

voorna(a)m(en): ...

geboortedatum: ...

adres en woonplaats:

idem aan verzoeker/anders*: ...

verblijfsvergunning (aankruisen wat van toepassing is):

O asiel onbepaalde tijd

O regulier onbepaalde tijd

O regulier bepaalde tijd, met de beperking ...

O gemeenschapsonderdaan (EU/EER)

O anders

verblijfsvergunning is geldig tot: ...

zienswijze indien 12 jaar of ouder:

O akkoord met verkrijging

O niet akkoord met verkrijging

eventuele motivering zienswijze: ...

indien 16 jaar of ouder: stemt wel/niet* in met verkrijging van het Nederlanderschap

handtekening kind (van 12-17 jaar): ...

3. (geslachts)na(a)m(en) derde kind: ...

voorna(a)m(en): ...

geboortedatum: ...

adres en woonplaats:

idem aan verzoeker/anders*: ...

verblijfsvergunning (aankruisen wat van toepassing is):

O asiel onbepaalde tijd

O regulier onbepaalde tijd

O regulier bepaalde tijd, met de beperking ...

O gemeenschapsonderdaan (EU/EER)

O anders

verblijfsvergunning is geldig tot: ...

zienswijze indien 12 jaar of ouder:

O akkoord met verkrijging

O niet akkoord met verkrijging

eventuele motivering zienswijze: ...

indien 16 jaar of ouder: stemt wel/niet* in met verkrijging van het Nederlanderschap

handtekening kind (van 12-17 jaar): ...

4. (geslachts)na(a)m(en) vierde kind: ...

voorna(a)m(en): ...

geboortedatum: ...

adres en woonplaats:

idem aan verzoeker/anders*: ...

verblijfsvergunning (aankruisen wat van toepassing is):

O asiel onbepaalde tijd

O regulier onbepaalde tijd

O regulier bepaalde tijd, met de beperking ...

O gemeenschapsonderdaan (EU/EER)

O anders

verblijfsvergunning is geldig tot: ...

zienswijze indien 12 jaar of ouder:

O akkoord met verkrijging

O niet akkoord met verkrijging

eventuele motivering zienswijze: ...

indien 16 jaar of ouder: stemt wel/niet* in met verkrijging van het Nederlanderschap

handtekening kind (van 12-17 jaar): ...

5. (geslachts)na(a)m(en) vijfde kind: ...

voorna(a)m(en): ...

geboortedatum: ...

adres en woonplaats:

idem aan verzoeker/anders*: ...

verblijfsvergunning (aankruisen wat van toepassing is):

O asiel onbepaalde tijd

O regulier onbepaalde tijd

O regulier bepaalde tijd, met de beperking ...

O gemeenschapsonderdaan (EU/EER)

O anders

verblijfsvergunning is geldig tot: ...

zienswijze indien 12 jaar of ouder:

O akkoord met verkrijging

O niet akkoord met verkrijging

eventuele motivering zienswijze: ...

indien 16 jaar of ouder: stemt wel/niet* in met verkrijging van het Nederlanderschap

handtekening kind (van 12-17 jaar): ...

Bijlage 3

B1/2.2.8 Vreemdelingencirculaire 2000

Verplaatsing hoofdverblijf

Ingevolge artikel 18, eerste lid, onder a, Vreemdelingenwet kan een aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vreemdelingenwet worden afgewezen indien de houder daarvan zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd. De hieronder gegeven regels zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking van de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vreemdelingenwet (zie artikel 19 Vreemdelingenwet).

Enkele bijzondere voorwaarden voor de verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd houden in dat de aanvrager zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland heeft gevestigd.

Zie in dit verband artikel 3.23, 3.71 en 3.82 Vreemdelingenbesluit.

Beleidsregel: De aanvraag tot het verlengen van de geldigheidsduur van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 14 Vreemdelingenwet, wordt op grond van artikel 18, eerste lid, onder a, Vreemdelingenwet afgewezen, indien de vreemdeling zijn hoofdverblijf buiten Nederland heeft gevestigd.

Hoofdverblijf en verplaatsing van hoofdverblijf zijn feitelijke begrippen. Een vreemdeling heeft zijn hoofdverblijf buiten Nederland, wanneer hij niet duurzaam in Nederland verblijft. Dit kan onder meer blijken uit het feit dat de vreemdeling is uitgeschreven uit de Gemeentelijke Basisadministratie (Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten) van een Nederlandse gemeente of in Nederland geen adres heeft waar hij geregeld kan worden aangetroffen. Beoordeling van de vraag of er sprake is van verplaatsing van het hoofdverblijf vindt plaats aan de hand van factoren van feitelijke aard. Met de wil van de vreemdeling wordt slechts rekening gehouden voorzover deze blijkt uit zijn gedragingen.

Aanwijzingen voor verplaatsing van het hoofdverblijf buiten Nederland zijn onder meer:

- uitschrijving uit de Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten (Gemeentelijke Basisadministratie);

- de afmelding bij de belastingdienst wegens vertrek naar het buitenland;

- mededeling aan de korpschef van vertrek naar het buitenland (zie artikel 4.37, eerste lid, onder d, in samenhang met 4.37, vijfde lid, Vreemdelingenbesluit);

- het nemen van ontslag bij de werkgever of bedrijfsbeëindiging;

- het opzeggen van een bank- of girorekening;

- het laten overmaken van periodieke uitkeringen naar een adres buiten Nederland;

- de afkoop van pensioenrechten;

- de ontruiming van de woning in Nederland en het over de grens brengen van de inboedel; en

- het (onder)verhuren aan derden van de woning in Nederland.

Deze factoren zijn niet limitatief. Ook op andere feitelijke gronden kan worden geconcludeerd dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf heeft verplaatst. Indien daarentegen de vreemdeling de korpschef er tevoren van in kennis heeft gesteld dat hij tijdelijk, maar niet langer dan negen maanden, in het buitenland beoogt te verblijven, dan is dit een aanwijzing dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland wenst te vestigen.

Beleidsregel: Vestiging van het hoofdverblijf buiten Nederland wordt in ieder geval aangenomen, indien de vreemdeling:

bij zijn vertrek uit Nederland gebruik heeft gemaakt van een remigratieregeling, waaronder een regeling op grond van de Remigratiewet;

meer dan negen achtereenvolgende maanden buiten Nederland heeft verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat de overschrijding van de termijn van negen maanden het gevolg is van buiten zijn schuld gelegen omstandigheden; of

voor het derde achtereenvolgende jaar meer dan zes achtereenvolgende maanden buiten Nederland heeft verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat het centrum van zijn activiteiten niet naar het buitenland is verlegd.

Beleidsregel: Vestiging van het hoofdverblijf buiten Nederland wordt niet aangenomen op de enkele grond dat de vreemdeling:

Nederland heeft verlaten voor de vervulling van de militaire dienstplicht en binnen zes maanden na beëindiging van de dienstplicht naar Nederland is teruggekeerd; of

buiten Nederland is gedetineerd dan wel buiten Nederland gedetineerd is geweest en binnen zes maanden na beëindiging van de detentie naar Nederland is teruggekeerd.

Beleidsregel: De vreemdeling wordt niet geacht zijn hoofdverblijf buiten Nederland te hebben gevestigd:

- indien hij beschikt over een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd voor het verrichten van arbeid die geheel of gedeeltelijk buiten Nederland plaatsvindt; of - indien en zo lang hij feitelijk de echtgenoot/partner is van een ambtenaar, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 8, derde of vierde lid, van het reglement van dienst Buitenlandse Zaken die uitgezonden is (geweest) naar een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland.

Verplaatsing hoofdverblijf heeft overigens tot gevolg dat de vreemdeling niet voldoet aan de beperking die verband houdt met het verblijf waarvoor de verblijfsvergunning is gevraagd, zodat de aanvraag met toepassing van artikel 16, eerste lid, aanhef en onder g, Vreemdelingenwet kan worden afgewezen.

Naar boven