Besluit premiedifferentiatie wachtgeldverzekering sector Uitzendbedrijven 2003

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op artikel 85, eerste lid, van de Werkloosheidswet;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Uitzendbedrijven IA: groepen uitzendkrachten met administratieve of (para)medische functies krachtens een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW en op wier uitzendovereenkomst een schriftelijk beding als bedoeld in artikel 7:691 tweede lid BW van toepassing is, werkzaam bij uitzendbedrijven;

b. Uitzendbedrijven IIA: groepen uitzendkrachten met technische of overige functies krachtens een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW en op wier uitzendovereenkomst een beding als bedoeld in artikel 7:691 tweede lid BW van toepassing is, werkzaam bij uitzendbedrijven;

c. Intermediaire diensten: intercedenten en consulenten; filiaalhouders en vestigingsmanagers; administratief personeel; directie en stafleden; operationele stafmedewerkers; boekhouding en uitzendadministratie; al het personeel waarvan de werkzaamheden zijn terug te voeren op het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan derden, werkzaam bij uitzendbedrijven;

d. Uitzendbedrijven IB en IIB: groepen uitzendkrachten met administratieve, (para)medische functies, technische of overige functies krachtens een uitzendovereenkomst in de zin van artikel 7:690 BW en op wier uitzendovereenkomst niet een beding als bedoeld in artikel 7:691 tweede lid BW van toepassing is, werkzaam bij uitzendbedrijven;

e. Detachering: groepen arbeidskrachten die niet vallen onder de hierboven genoemde groepen, werkzaam bij uitzendbedrijven.

Artikel 2

Voor de sector Uitzendbedrijven worden de volgende vijf premiegroepen ingesteld:

a. Uitzendbedrijven IA, met als subpremiegroepen

1. uitzendbedrijven IA opslagklasse,

2. uitzendbedrijven IA middenklasse,

3. uitzendbedrijven IA kortingsklasse;

b. Uitzendbedrijven IIA, met als subpremiegroepen

1. uitzendbedrijven IIA opslagklasse

2. uitzendbedrijven IIA middenklasse

3. uitzendbedrijven IIA kortingsklasse;

c. Intermediaire diensten;

d. Uitzendbedrijven IB en IIB;

e. Detachering.

Artikel 3

De premies, bedoeld in artikel 85, eerste lid van de Werkloosheidswet, worden jaarlijks door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen vastgesteld.

Artikel 4

1. Ten behoeve van de premiedifferentiatie naar subpremiegroepen wordt voor de premiegroepen genoemd in artikel 2 onder a en b het gemiddelde ziekteverzuimcijfer vastgesteld.

2. Het ziekteverzuimcijfer is het quotiënt waarbij de teller is het totaal in het refertejaar aan de premiegroep uitgekeerd ziekengeld en de noemer is het voor de premiegroep berekende premieloon voor dat refertejaar vermeerderd met de direct verstrekte uitkeringen ingevolge de Ziektewet betreffende de premiegroep in dat refertejaar.

Artikel 5

1. Voor elke individuele werkgever behorende tot een van de in artikel 2 bedoelde subpremiegroepen wordt het ziekteverzuimcijfer vastgesteld.

2. Het ziekteverzuimcijfer van de in het eerste lid genoemde werkgever, is het quotiënt waarbij de teller is het totaal in het refertejaar ten behoeve van de werknemers bij deze werkgever uitgekeerd ziekengeld en de noemer is het voor alle werknemers bij deze werkgever voor de Ziektewet berekende premieloon voor dat refertejaar vermeerderd met de direct verstrekte uitkeringen ingevolge de Ziektewet voor de werknemers in dat refertejaar.

Artikel 6

Voor de toepassing van artikelen 4 en 5 worden bij de berekening van het op grond van de Ziektewet uitgekeerde ziekengeld uitsluitend in aanmerking genomen de uitkeringen die op grond van de Werkloosheidswet ten laste van het wachtgeldfonds komen.

Artikel 7

Als refertejaar wordt gehanteerd het premiebetalingstijdvak minus twee jaar.

Artikel 8

Voor werkgevers binnen de premiegroep Uitzendbedrijven IA geldt dat in het geval:

a. het individueel ziekteverzuimcijfer 10% of meer hoger is dan het gemiddelde van de premiegroep, dat zij worden ingedeeld bij de subpremiegroep uitzendbedrijven IA opslagklasse;

b. het individueel ziekteverzuimcijfer minder dan 10% lager of hoger is dan het gemiddelde van de premiegroep, dat zij worden ingedeeld bij de subpremiegroep uitzendbedrijven IA middenklasse;

c. het individueel ziekteverzuimcijfer 10% of meer lager is dan het gemiddelde van de premiegroep, dat zij worden ingedeeld bij de subpremiegroep uitzendbedrijven IA kortingsklasse.

Artikel 9

Voor werkgevers binnen de premiegroep Uitzendbedrijven IIA geldt dat in het geval:

a. het individueel ziekteverzuimcijfer 20% of meer hoger is dan het gemiddelde van de premiegroep, dat zij worden ingedeeld bij de subpremiegroep uitzendbedrijven IIA opslagklasse;

b. het individueel ziekteverzuimcijfer minder dan 20% lager of hoger is dan het gemiddelde van de premiegroep, dat zij worden ingedeeld bij de subpremiegroep uitzendbedrijven IIA middenklasse;

c. het individueel ziekteverzuimcijfer 20% of meer lager is dan het gemiddelde van de premiegroep, dat zij worden ingedeeld bij de subpremiegroep uitzendbedrijven IIA kortingsklasse.

Artikel 10

1. De werkgever die in het refertejaar geen ziekteverzuimcijfer heeft gerealiseerd wordt ingedeeld in de subpremiegroep Uitzendbedrijven IA middenklasse dan wel Uitzendbedrijven IIA middenklasse.

2. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen kan in bijzondere gevallen van het bepaalde in het eerste lid afwijken.

Artikel 11

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit premiedifferentiatie wachtgeldverzekering sector Uitzendbedrijven 2003.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2003.

Artikel 13

Het Besluit premiedifferentiatie wachtgeldverzekering sector Uitzendbedrijven wordt ingetrokken.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Amsterdam, 23 oktober 2002.
T.H.J. Joustra, voorzitter Raad van bestuur UWV.

Toelichting

Algemeen

Voor werknemers die een dienstverband als bedoeld in artikel 7:690 BW hebben, geldt dat de werkgever verplicht is tijdens ziekte gedurende 52 weken het loon door te betalen. Dit geldt niet voor werknemers in wiens arbeidsovereenkomst een uitzendbeding is opgenomen als bedoeld in artikel 7:691 BW. Bij ziekte ontvangen deze werknemers (hierna: uitzendkrachten) bij ziekte ziekengeld op grond van de Ziektewet.

Het aan de uitzendkrachten te betalen ziekengeld wordt gefinancierd uit het wachtgeldfonds. Het wachtgeldfonds financiert twee soorten uitkeringen: werkloosheidsgeld voor maximaal een half jaar en ziekengeld (aan onder andere uitzendkrachten). De te betalen wachtgeldpremie is dan ook opgebouwd uit een deel betreffende de Werkloosheidswet (WW-deel) en een deel betreffende de Ziektewet (ZW-deel). Afhankelijk van de te verwachten lasten wordt per sector de te betalen wachtgeldpremie vastgesteld. Voor de sector Uitzendbedrijven zal het ZW-deel hoger zijn dan voor andere sectoren nu het ziekengeld voor uitzendkrachten betaald wordt uit het wachtgeldfonds. Bij de andere sectoren zal veeleer sprake zijn van een loondoorbetalingsverplichting van de werkgever bij ziekte van de werknemer zodat het wachtgeldfonds niet tot uitbetaling hoeft over te gaan.

De wet Flexibiliteit en Zekerheid kent twee soorten arbeidsovereenkomsten: een arbeidsovereenkomst met een uitzendbeding en een arbeidsovereenkomst zonder uitzendbeding. Indien aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, is er sprake van een arbeidsovereenkomst zonder uitzendbeding. De uitzendkracht is dan in dienst van het uitzendbedrijf en er geldt een loonbetalingsplicht bij ziekte. Werkgevers van uitzendkrachten zonder uitzendbeding zouden op zo'n moment te maken krijgen met dubbele ZW-lasten:

- de loondoorbetalingsplicht bij ziekte;

- het ZW-deel van de wachtgeldpremie.

Om deze situatie te voorkomen, is voor de uitzendkrachten zonder uitzendbeding een aparte premiegroep in het leven geroepen en wel de premiegroep uitzendbedrijven voor uitzendkrachten zonder uitzendbeding. Nu de sector uitzendbedrijven twee categorieën uitzendkrachten kent (uitzendkrachten (I) met administratieve en (para)medische functies alsmede uitzendkrachten (II) voor technische en overige functies) ontstaan de volgende 5 premiegroepen:

1. Uitzendbedrijven IA voor uitzendkrachten met uitzendovereenkomst in administratieve of (para)medische functies met uitzendbeding;

2. Uitzendbedrijven IIA voor uitzendkrachten met uitzendovereenkomst in technische of overige functies met uitzendbeding;

3. Intermediaire diensten;

4. Uitzendbedrijven IB en IIB voor uitzendkrachten met uitzendovereenkomst in administratieve, (para)medische, technische of overige functies zonder uitzendbeding;

5. Detachering.

De premiegroepen uitzendbedrijven IA en IIA kennen premiedifferentiatie in het ZW-deel van de wachtgeldpremie. De premies worden jaarlijks door UWV voor het kalenderjaar vastgesteld.

Nieuwe wetgeving heeft ertoe geleid dat het Besluit premiedifferentiatie wachtgeldverzekering sector Uitzendbedrijven d.d. 19 februari 2001 (Staatscourant d.d. 7 maart 2001, nr. 47) aangepast dient te worden.

Zo is op grond van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet Suwi) en de Invoeringswet Suwi per 1 januari 2002 de bevoegdheid tot het treffen van nadere regelgeving op het gebied van de premiedifferentiatie van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) overgegaan op het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Lisv dient dan ook vervangen te worden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.

Voor de berekening van het ZW-deel van de wachtgeldpremie wordt in principe enkel rekening gehouden met de lasten die ten laste komen van het wachtgeldfonds. Het betreft een budgettair gesloten systeem waarbij premie geheven wordt voor uitkeringen betaald worden uit het wachtgeldfonds. Daarom noemt artikel 6 van besluit premiedifferentiatie wachtgeldverzekering sector Uitzendbedrijven 2001 een aantal ZW-uitkeringen die buiten beschouwing worden gelaten voor de berekening van het ziekteverzuimcijfer omdat deze uitkeringen niet ten laste van het wachtgeldfonds komen. Zo wordt onder meer buiten beschouwing gelaten de uitkering op grond van het wettelijk recht op 16 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof zoals tot 1 december 2001 geregeld in de Ziektewet. Echter op grond van de per 1 december 2001 in werking getreden Wet arbeid en zorg (de Wazo) alsmede de Invoeringswet Wazo is dit verlof opgenomen in de Wazo. Artikel 6 van het besluit premiedifferentiatie wachtgeldverzekering sector Uitzendbedrijven 2001 moet dan ook op dit punt aangepast worden.

Verder is er in het nieuwe besluit voor gekozen om het budgettair gesloten systeem beter weer te geven. Dit door in artikel 6 Besluit premiedifferentiatie wachtgeldverzekering sector Uitzendbedrijven d.d. 19 februari 2001 niet bepaalde uitkeringen uit te sluiten maar door aan te geven dat voor de berekening van het ziekteverzuimcijfer alleen uitkeringen meegenomen worden die gefinancierd worden uit het wachtgeldfonds.

Voor de leesbaarheid van het besluit, is ervoor gekozen om het vorige besluit in te trekken en integraal te vervangen door een nieuw besluit.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Hierin zijn enige begripsomschrijvingen opgenomen.

Artikel 2

Dit artikel somt de premiegroepen en subpremiegroepen op waarop dit besluit betrekking heeft.

Artikel 3

Dit artikel geeft dat aan het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen de wachtgeldpremies voor de verschillende premiegroepen van de sector Uitzendbedrijven jaarlijks vaststelt.

Artikel 4

Het eerste lid regelt de vaststelling van het gemiddeld ziekteverzuimcijfer voor de gezamenlijke werkgevers binnen de premiegroepen uitzendbedrijven IA en IIA. Deze premiegroepen kennen premiedifferentiatie in het ZW-deel van de wachtgeldpremie. In het tweede lid wordt aangegeven op welke wijze dit ziekteverzuimcijfer wordt berekend.

Artikel 5

In dit artikel wordt de vaststelling van het ziekteverzuimcijfer voor elke individuele werkgever, behorende tot de premiegroepen waarvoor premiedifferentiatie geldt, geregeld. In het tweede lid wordt aangegeven op welke wijze dit ziekteverzuimcijfer wordt berekend.

Artikel 6

Dit artikel geeft aan dat bij de berekening van het uitgekeerde ziekengeld uitsluitend in aanmerking genomen worden de uitkeringen die op grond van artikel 90 van de Werkloosheidswet ten laste van het wachtgeldfonds komen.

Artikel 7

Het refertejaar is het jaar gelegen twee jaar voor het jaar waarover premie wordt geheven.

Artikel 8

Dit artikel regelt voor de werkgevers behorende tot de premiegroep uitzendbedrijven IA de indeling in een van de subgroepen aan de hand van het door de individuele werkgever gerealiseerde ziekteverzuimcijfer.

Artikel 9

Dit artikel regelt voor de werkgevers behorende tot de premiegroep uitzendbedrijven IIA de indeling in een van de subgroepen. Dit aan de hand van het door de individuele werkgever gerealiseerde ziekteverzuimcijfer.

Artikel 10

Dit artikel is met name bedoeld voor de werkgever die in het refertejaar nog niet actief was. Het tweede lid heeft bijvoorbeeld betrekking op situaties waarin het bedrijf van de werkgever in het refertejaar weliswaar reeds actief was, maar in een andere hoedanigheid dan wel onder omstandigheden die in belangrijke mate afweken van de omstandigheden die zich in het premieheffingsjaar voordoen.

Artikel 11

Dit artikel bevat de citeertitel van het besluit.

Artikel 12

Dit besluit treedt in werking per 1 januari 2003. Dit is mogelijk nu de per 1 december 2001 naar de Wazo overgehevelde wettelijk recht op 16 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof al buiten beschouwing werd gelaten voor de berekening van het ziekteverzuimcijfer zodat voor de uitvoeringspraktijk deze overheveling niet van invloed is. De premiedifferentatiebesluiten voor het jaar 2002 kunnen nog gebaseerd worden op het Besluit premiedifferentiatie wachtgeldverzekering sector Uitzendbedrijven d.d. 19 februari 2001.

Artikel 13

Het Besluit premiedifferentiatie wachtgeldverzekering sector Uitzendbedrijven d.d. 19 februari 2001 (Staatscourant d.d. 7 maart 2001, nr. 47) wordt middels dit artikel ingetrokken.

Amsterdam, 23 oktober 2002.

T.H.J. Joustra, voorzitter Raad van bestuur UWV.

Naar boven