Wijziging Regeling vergoedingen voor keuring van stoom- of damptoestellen

6 november 2002

nr A&G/W&P/02/69769

Directie Arbeidsveiligheid en -gezondheid

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, M. Rutte,

Gelet op artikel 9 van de Stoomwet1;

Besluit:

Artikel I

De Regeling vergoedingen voor keuring van stoom- of damptoestellen2 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt gewijzigd als volgt:

1. Onderdeel a vervalt.

2. De onderdelen b en c worden verletterd tot a en b.

B

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

De vergoeding is verschuldigd door degene die de keuring heeft aangevraagd.

C

Artikel 5 wordt gewijzigd als volgt:

1. Het eerste en tweede lid worden vervangen door:

1. Ten aanzien van een stoomtoestel of damptoestel, zijnde een ketel of zijnde een vat waarin damp op overeenkomstige wijze als vloeistof in een ketel wordt verhit, bedraagt de basisvergoeding ten hoogste voor een keuring als bedoeld in artikel 2, onder a, bij een verwarmd oppervlak:

1°. tot en met 5 m2:

€ 26 per m2 + € 64,00;

2° boven 5 t/m 100 m2:

€ 2,60 per m2 + € 181,00;

3° boven 100 t/m 500 m2:

€ 1,60 per m2 + € 284;

4° boven 500 t/m 2000 m2:

€ 0,47 per m2 + € 827,00;

5° boven 2000 t/m 5000 m2:

€ 0,15 per m2 + € 1447;

6° boven 5000 m2: € 2223,00.

2. Ten aanzien van een stoomtoestel of damptoestel, zijnde een vat anders dan bedoeld in het eerste lid, bedraagt de basisvergoeding ten hoogste voor een keuring als bedoeld in artikel 2, onder a, bij een inhoud:

1° tot en met 20 m3: € 7,80 per m3 + € 65;

2° boven 20 t/m 100 m3: € 3,10 per m3 + € 157,50;

3° boven 100 t/m 1000 m3: € 1,30 per m3 + € 338,00;

4°boven 1000 t/m 2000 m3: € 0,42 per m3 + € 1217,00;

5° boven 2000 m3: € 2068.

2. Het derde lid wordt vervangen door:

3. Voor keuringen welke bij of krachtens de Stoomwet voorgeschreven zijn en waarop niet het eerste of tweede lid van toepassing zijn, bedraagt de basisvergoeding ten hoogste € 97,50 per uur, met uitzondering voor werkzaamheden bestaande uit:

a. nader onderzoek, waarvoor de basisvergoeding ten hoogste € 104 per uur bedraagt;

b. beoordeling van revisiebedrijven van beveiligingsmiddelen, waarvoor de basisvergoeding ten hoogste € 114 per uur bedraagt.

Een gedeelte van een uur wordt naar boven afgerond tot een half uur.

3. In het vijfde lid wordt `€ 94' vervangen door `€ 97,50'.

4. Het zesde en achtste lid vervallen.

5. Het zevende lid wordt vernummerd tot zesde lid.

D

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

1. Voor zover de werkzaamheden als bedoeld in artikel 5, eerste, tweede en derde lid, op verzoek van degene die de vergoeding verschuldigd is worden verricht op ongebruikelijke tijdstippen, worden de daar genoemde basisvergoedingen verhoogd overeenkomstig het tweede en derde lid.

2. Als ongebruikelijke tijdstippen worden aangemerkt:

a. op maandag tot en met vrijdag de uren tussen 18.30 uur en 24.00 uur;

b. op maandag tot en met vrijdag de uren tussen 00.00 uur en 7.30 uur;

c. op zaterdag de uren tussen 00.00 uur en 7.30 uur en de uren tussen 20.00 uur en 24.00 uur:

d. op zaterdag de uren tussen 7.30 uur en 20.00 uur;

e. op zondag en een algemeen erkende feestdag de uren tussen 00.00 uur en 24.00 uur en de daaropvolgende dag tot 7.30 uur.

3. De verhoging bedraagt ten aanzien van basisvergoedingen die in uurtarieven zijn uitgedrukt: ten hoogste 50% met betrekking tot de uren genoemd in het tweede lid onder a en d, en ten hoogste 100% met betrekking tot de uren genoemd in het tweede lid onder b, c en e. Indien de basisvergoeding is uitgedrukt in een stukstarief als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, geldt als uurtarief waarop het verhogingspercentage van toepassing is een bedrag van ten hoogste € 97,50.

E

In artikel 10 wordt `artikel 5, tweede lid, onder b,' vervangen door: artikel 5, tweede lid,.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 6 november 2002.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,M. Rutte.

1 Stb. 1953, 179, laatstelijk gewijzigd bij wet van 6 november 1997, Stb. 510.

2 Stcrt. 1977, 82, laatstelijk gewijzigd bij regeling van 5 november 2001, Stcrt. 242.

Toelichting

De onderhavige wijzigingsregeling strekt er toe de Regeling vergoedingen voor keuring van stoom- en damptoestellen (hierna: vergoedingsregeling) aan te passen aan wijzigingen in de stoomwetgeving en om de in de vergoedingsregeling vastgestelde vergoedingen aan te passen aan de van toepassing zijnde prijsindexcijfers.

Wijzigingen in de stoomwetgeving

In artikel 9 van de Stoomwet is bepaald dat voor de bij of krachtens die wet voorgeschreven of verzochte keuringen en voor het uitreiken van een vergunningsbewijs, vergoedingen zijn verschuldigd overeenkomstig door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te stellen regelen. Bedoelde vergoedingen zijn vastgesteld bij de vergoedingsregeling. Sinds de wijziging en integrale publicatie van die regeling in 1998 is de stoomwetgeving twee maal ingrijpend gewijzigd. Op basis van de Wet op de gevaarlijke werktuigen is op 5 juli 1999 het Besluit drukapparatuur totstandgekomen en met ingang van 29 november 1999 in werking getreden. Bij dit besluit is de stoomwetgeving zodanig gewijzigd dat deze niet meer van toepassing is op de keuring van stoom- en damptoestellen in de nieuwbouwfase. Bij besluit van 5 juli 2001 tot wijziging van het Besluit drukapparatuur houdende regels inzake de samenbouw van druksystemen en de ingebruikneming van drukapparatuur, samenstellen en druksystemen en tot wijziging van enige andere besluiten (Stb. 339) is de stoomwetgeving wederom gewijzigd. Bij deze wijziging zijn de keuringen met betrekking tot de samenbouw van installaties en de keuringen ten behoeve van de ingebruikname met ingang van 1 januari 2002 van de stoomwetgeving overgeheveld naar het Besluit drukapparatuur. Dit betekent dat de stoomwetgeving met ingang van laatstgenoemde datum nog slechts van toepassing is op keuringen van stoom- en damptoestellen in de gebruiksfase. De in de vergoedingsregeling opgenomen vergoedingen kunnen zich dus beperken tot de vergoedingen die verschuldigd zijn voor deze keuringen. De vergoedingsregeling is in die zin aangepast.

Aanpassing vergoedingen

In mei 1994 sloot de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een contract met Stoomwezen B.V. waarin onder meer bepaald werd dat Stoomwezen B.V. de opdracht en bevoegdheid kreeg tot het, namens de Minister, uitvoeren van in het contract nader omschreven werkzaamheden en daarbij behorende vergunningverlening. Bedoelde werkzaamheden, die tot dan toe door de Dienst voor het Stoomwezen (onderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) werden uitgevoerd, zijn gedurende de looptijd van het contract exclusief aan Stoomwezen B.V. opgedragen. De opgedragen werkzaamheden betroffen onder meer de op de stoomwetgeving gebaseerde keuringen. Genoemd contract gold tot het tijdstip van inwerkingtreding van het Besluit drukapparatuur, te weten 29 november 1999. Bij het sluiten van het contract werd er destijds nl. vanuit gegaan dat de stoomwetgeving met de totstandkoming van het Besluit drukapparatuur volledig zou zijn ingetrokken. Omdat het Besluit drukapparatuur een overgangstermijn bevat tot 29 mei 2002 en met dat besluit de stoomwetgeving nog niet volledig werd ingetrokken, is met ingang van 29 november 1999 met Stoomwezen BV een vervolgcontract gesloten. In dat contract is in artikel 16, dat betrekking heeft op de looptijd en beëindiging van het contract, onder meer bepaald dat het contract voor keuringen van drukapparatuur in de nieuwbouwfase geldt tot het tijdstip waarop het Besluit drukapparatuur uitsluitend van kracht wordt, te weten 29 mei 2002.

Verder is ten aanzien van de overige keuringen bepaald dat het contract geldt tot het tijdstip waarop de te zijner tijd gewijzigde Nederlandse wet- en regelgeving op die keuringen van kracht wordt. Daarbij werd destijds gedoeld op de beoogde wijzigingen van het Besluit drukapparatuur teneinde de nog resterende stoomwetgeving daarin te incorporeren. Bij de overige keuringen gaat het om:

• keuringen met betrekking tot de samenbouw van installaties, welke onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker tot stand komt;

• keuringen ten behoeve van de ingebruikname van drukapparatuur en

• keuringen in de gebruiksfase van drukapparatuur.

Inmiddels zijn door middel van het hiervoor genoemde besluit van 5 juli 2001 de keuringen met betrekking tot de samenbouw van installaties en ten behoeve van de ingebruikname met ingang van 1 januari 2002 van de stoomwetgeving overgeheveld naar het Besluit drukapparatuur.

Dit betekent dat het contract nu nog slechts van toepassing is op keuringen in de gebruiksfase van stoom- en damptoestellen.

In artikel 14 van het contract is vastgelegd dat de minister de vergoedingen, zoals bepaald in artikel 9 van de Stoomwet, blijft vaststellen gedurende de looptijd van het contract. De vergoedingen zijn voor het laatst met ingang van 8 september 2001 aan de consumentenprijsindexcijfers aangepast. In de onderhavige regeling zijn de vergoedingen aangepast met 3,8% op basis van de consumentenprijsindexcijfers van juni 2001 en mei 2002.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

M. Rutte.

Naar boven