Richtlijn voor strafvordering ontneming

Categorie: Strafvordering

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130, lid 4 Wet RO

Registratienummer: 2002R004

Datum vaststelling: 08-10-2002

Datum inwerkingtreding: 01-11-2002

Geldigheidsduur: 01-11-2006Publicatie in Stcrt.: 29-10-2002, nr. 208

Vervallen: Richtlijn voor strafvordering ontneming (1998R002) en Aanwijzing ontneming (1998A006)

Relevante beleidsregels OM: Handleiding ontnemingswetgeving (2001H003) en Aanwijzing ontneming (2002A011)

Wetsbepalingen: Artikel 36e Sr; artikel 74 Sr; artikel 511c Sv

Jurisprudentie: -

Bijlagen: 3

Achtergrond

Deze richtlijn heeft betrekking op de strafvorderlijke aspecten van de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, namelijk:

• voordeelberekening;

• transactie;

• schikking;

• afstemming binnen het Openbaar Ministerie;

• afstemming met de Belastingdienst;

• de ontnemingsvordering.

Samenvatting

Deze richtlijn ziet op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en is als volgt ingedeeld.

1. Voordeelsberekening

1.1 Inleiding

1.2 Toepassing van artikel 36e lid 2 Sr

1.2.1 Opbrengsten

1.2.2 Aftrek van kosten

1.3 Toepassing van artikel 36e lid 3 Sr

1.4 Vruchten uit de verkregen voordelen (vervolgprofijt)

1.4.1 Vruchten uit het wederrechtelijk verkregen voordeel

1.4.2 De door de Staat uit te keren rente

1.5 Toepassing van artikel 36e lid 6 Sr

1.6 Diverse overige van belang zijnde factoren

2. Buitengerechtelijke afdoening

2.1 Transactie

2.2 Schikking

2.3 Afstemming binnen het Openbaar Ministerie

2.4 Afstemming met de Belastingdienst

3. De ontnemingsvordering ter zitting

3.1 Schriftelijke voorbereiding

3.2 Het te ontnemen bedrag

3.3 Vervangende hechtenis

Bijlagen:

1. Transactie ex artikel 74 Wetboek van Strafrecht

2. Schikking ex artikel 511c Wetboek van Strafvordering

3. Vervangende hechtenis voor de ontnemingsmaatregel (en geldboete)

1. Voordeelsberekening

1.1. Inleiding

Het wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden berekend op grond van hetgeen hieronder is vermeld onder 1.2 (Toepassing van artikel 36e lid 2 Sr) dan wel op grond van hetgeen wordt vermeld onder 1.3 (Toepassing van artikel 36e lid 3 Sr). Bij de berekening van de omvang van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient zonodig ook met vervolgprofijt rekening te worden gehouden (1.4). Tevens dienen eventuele door de verdachte of veroordeelde gemaakte kosten in de beschouwingen te worden betrokken (1.2.2).

Het onderscheid tussen toepassing van het tweede en derde lid van artikel 36e Sr is niet principieel, maar pragmatisch en bewijstechnisch van karakter. Bij toepassing van het tweede lid berekent men het wederrechtelijk verkregen voordeel per concreet aangeduid strafbaar feit, terwijl bij toepassing van het derde lid het - niet noodzakelijkerwijs per strafbaar feit gespecificeerde - totaalvoordeel uit de delicten wordt berekend. Hierbij kan de methode van vermogensvergelijking worden gehanteerd. (HR 28 mei 2002, Zwolsmanarrest, JOW 2002/23)

1.2. Toepassing van artikel 36e lid 2 Sr1

In de uitspraak dienen de bewijsmiddelen te zijn opgenomen op basis waarvan de ontnemingsmaatregel wordt opgelegd. Om die reden verdient het aanbeveling deze bewijsmiddelen zoveel mogelijk in het ontnemingsrapport te vermelden.

- Wederrechtelijk verkregen voordeel

Uitgangspunt voor de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel is het voordeel dat de betrokkene in de concrete omstandigheden van het geval daadwerkelijk heeft behaald.

De berekening wordt bij toepassing van het tweede lid als gezegd gemaakt per delict. Artikel 36e lid 2 Sr bepaalt dat ontnomen kan worden:

a. voordeel uit ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten; het is voor toepassing van het tweede lid van artikel 36e Sr overigens niet noodzakelijk dat het bewezen verklaarde feit ook voordeel heeft opgeleverd;

b. voordeel verkregen uit soortgelijke feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat ze door de verdachte of veroordeelde zijn begaan;

c. voordeel verkregen uit feiten waarvoor een geldboete van de 5e categorie kan worden opgelegd en waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaan dat ze door de verdachte of veroordeelde zijn begaan.

In het ontnemingsrapport dient duidelijk tot uiting te komen wat per feit aan voordeel verkregen is, voor zover mogelijk gesplitst in opbrengsten en daarmee samenhangende kosten.

- Legale en illegale activiteiten

Als sprake is van een situatie waarin zowel legale als illegale activiteiten plaatsvinden, dient men de opbrengsten en kosten toe te rekenen aan de respectievelijke legale en illegale activiteit. Omdat in de praktijk de neiging zal bestaan om zo weinig mogelijk opbrengsten en zoveel mogelijk kosten aan het illegale deel toe te schrijven, verdient het aanbeveling de toerekening van de opbrengsten en kosten op juistheid te beoordelen.

1.2.1. Opbrengsten

Als opbrengsten bij de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van artikel 36e lid 2 Sr kunnen worden aangemerkt:

a. Liquide opbrengsten

Dit zijn opbrengsten in contante vorm, die dus feitelijk worden ontvangen. Bij contante ontvangsten in Euro's zal in de meeste gevallen geen sprake zijn van een waarderingsprobleem, omdat de waarde van het contante bedrag een vast gegeven is. Als sprake is van contante ontvangsten in andere valuta (niet zijnde Euro's) dient te worden gekozen voor de omrekenkoers die feitelijk gerealiseerd is bij de omwisseling in Euro's. Indien hieromtrent geen gegevens beschikbaar zijn, dient te worden uitgegaan van de wisselkoers die gold op het moment dat het strafbare feit werd voltooid dan wel op het moment dat de contanten feitelijk werden ontvangen.

b. Waardeopbrengsten

Dit zijn opbrengsten in niet-contante vorm, maar in de vorm van voorwerpen (zaken en vermogensrechten) die een waarde vertegenwoordigen. Bij waardeopbrengsten spelen diverse aspecten een rol zoals het toekennen van een waarde aan een goed (dat het wederrechtelijk verkregen voordeel vertegenwoordigt) en het moment van realisatie van deze waardeopbrengst.

De bepaling van de waardeopbrengsten en de realisatie kan op twee momenten plaatsvinden:

• na voltooiing van het delict (het moment van het feitelijk verkrijgen van het goed). Dit is met name van belang in situaties waarbij de verdachte of veroordeelde het goed feitelijk onder zich heeft en het goed niet in beslag wordt genomen. Dan moet in beginsel worden uitgegaan van de dagwaarde die het goed heeft op het moment van verkrijging. Immers, normaal gesproken had men het goed moeten aanschaffen voor een dergelijke waarde.

• op een later tijdstip, direct na de verkoop van het goed. Dit is met name van belang in situaties waarbij het goed wordt vervreemd. In dat geval wordt gehandeld alsof er sprake is van liquide opbrengsten (zie onder a). Immers dan wordt uitgegaan van de feitelijk gerealiseerde opbrengst. Voorwaarde daarbij is dat de gerealiseerde opbrengst in een redelijke verhouding staat tot de opbrengst die betrokkene zou hebben kunnen realiseren op de voor hem meest geëigende afzetmarkt. In het geval dat de opbrengst niet reëel is, wordt uitgegaan van een geschatte reële opbrengst.

c. Opbrengsten door middel van bespaarde kosten

Bespaarde kosten zijn kosten die noodzakelijkerwijs moeten worden gemaakt om de betreffende activiteiten legaal te kunnen uitvoeren, dan wel kosten voor aanschaf van goed(eren) voor eigen verbruik die niet behoeven te worden gemaakt.

Denk bijvoorbeeld aan overtredingen op het gebied van de milieuwetgeving; door het niet op reguliere wijze verwerken van afval, bespaart betrokkene de kosten van een dergelijke verwerking. Of de aanschaf van verdovende middelen voor eigen gebruik die worden uitgespaard.

1.2.2. Aftrek van kosten

Vervolgens wordt bepaald welke kosten in aanmerking moeten worden genomen bij het berekenen van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Deze kosten worden per delict berekend. Voor aftrek komen volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad uitsluitend in aanmerking die kosten die in directe relatie staan tot de voltooiing van dat delict.

Indien een delict geen opbrengsten heeft gegenereerd, zijn de daarmee gepaard gaande kosten niet aftrekbaar. Indien de kosten niet volledig gedekt worden door de opbrengsten van een delict, dienen deze kosten niet verrekend te worden met opbrengsten uit andere delicten.

De volgende categorieën kosten kunnen in dit verband worden onderscheiden:

a. Kosten veroorzaakt door daadwerkelijke uitgaven.

Dit zijn werkelijk gedane uitgaven in het kader van de uitvoering van de strafbare feiten.

b. Kosten als gevolg van waardemutaties.

Hierbij valt te denken aan afschrijvingskosten verbonden aan de aanschaf van duurzame activa. Ten aanzien van deze kosten dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de volgende situaties:

• Gebruik van het activum uitsluitend ten behoeve van illegale activiteiten.

In dergelijke gevallen kan als kostenaftrek in aanmerking worden genomen de afschrijvingen op basis van de feitelijke waardevermindering.

Deze waardevermindering is gelijk aan het verschil tussen de waarde van het activum vlak voor het moment van aanwending ten behoeve van het strafbare feit, verminderd met de waarde die het activum heeft op het moment van voltooiing van het strafbare feit.

Voor de bepaling van deze afschrijvingskosten dient een gedetailleerd inzicht te worden verkregen in de samenstelling van de activa, voor zover noodzakelijk voor de uitvoering van de strafbare feiten en de daarbij behorende waarden.

• Gebruik van het activum voor illegale activiteiten in combinatie met legale activiteiten.

In dergelijke situaties dient de aftrek van kosten te worden beperkt tot de extra kosten die noodzakelijk zijn voor het daadwerkelijke gebruik van het activum ten behoeve van het strafbare feit. Vaste kosten, waaronder begrepen de reguliere afschrijving op het activum, blijven in dergelijke gevallen in beginsel buiten beschouwing.

Feitelijke uitgaven voor duurzame activa (te weten de gedane investeringen) komen, anders dan via de hierboven vermelde afschrijvingskosten, niet in aanmerking voor aftrek. Deze voorwerpen komen immers in principe voor verbeurdverklaring c.q. onttrekking aan het verkeer in aanmerking.

1.3. Toepassing van artikel 36e lid 3 Sr

Wederrechtelijk verkregen voordeel

Het wederrechtelijk verkregen voordeel over een bepaalde periode is bij toepassing van het derde lid van artikel 36e Sr gelijk aan het aangetoonde vermogen van betrokkene aan het eind van die periode onder aftrek van het vermogen aan het begin van die periode, vermeerderd met alle in de onderzochte periode gedane uitgaven en investeringen, voor zover deze niet al in het aangetoonde vermogen zijn begrepen en verminderd met hetgeen daarvan uit legale bron over die periode kan worden verantwoord.

Voor zover de periode van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel volgens artikel 36e lid 3 Sr niet overeenkomt met de periode van tenlastelegging en bewezenverklaring, dient in het rapport ruime aandacht te worden besteed aan het element van voldoende aanwijzingen van strafbare feiten. Het zonder concrete aanwijzingen aannemen dat onverklaarbaar vermogen uit een eerdere periode wederrechtelijk is, is niet afdoende.

Omdat het ook bij een uitgebreid financieel onderzoek vrijwel onmogelijk is volledig zicht te krijgen op alle uitgaven, is bij de berekening op grond van artikel 36e lid 3 Sr altijd sprake van een schatting van het minimale wederrechtelijk verkregen voordeel. Alle overige (nog niet bekende) uitgaven zullen immers het verschil en dus het wederrechtelijk verkregen voordeel alleen maar doen toenemen.

Voor de berekening van het voordeel in het kader van artikel 36e lid 3 Sr wordt gebruikgemaakt van de volgende methoden:

1. de kasopstelling;

2. de vermogensvergelijking.

De kasopstelling is het eenvoudigste toe te passen. De vermogensvergelijking geeft een beter inzicht in de vermogenspositie en de daarmee samenhangende verhaalsmogelijkheden.

Ad 1. De kasopstelling

Met behulp van de kasopstelling kan een schatting worden gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel, door aan te tonen dat er meer uitgaven zijn gedaan dan op basis van de legale ontvangsten mogelijk was. Voor het vervaardigen van de kasopstelling dient men over de volgende gegevens te beschikken:

• het beginsaldo (geldmiddelen: kas-, bank- en girotegoeden);

• het eindsaldo (geldmiddelen: kas-, bank- en girotegoeden);

• de in de onderzochte periode gedane uitgaven;

• de legale ontvangsten in de onderzochte periode.

Door middel van de volgende opstelling kan men het wederrechtelijk verkregen voordeel schatten:

Beginsaldo geldmiddelen

+ Legale ontvangsten

= Beschikbaar voor het doen van uitgaven

- Werkelijk gedane uitgaven

= Theoretisch berekend eindsaldo geldmiddelen

- Werkelijk eindsaldo geldmiddelen

= Negatief verschil

= Wederrechtelijk verkregen voordeel

Indien het verschil negatief is, is er sprake van onverklaarbare ontvangsten. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is dan ten minste gelijk aan deze ontvangsten.

Ad 2. De vermogensvergelijking

Ook met behulp van een vermogensvergelijking kan een schatting worden gemaakt van het wederrechtelijk verkregen voordeel door aan te tonen dat er meer is besteed aan uitgaven (zowel verbruiks- als investeringsgoederen) dan mogelijk was op basis van de legale ontvangsten. Voor het vervaardigen van de vermogensvergelijking dient men over de volgende gegevens te beschikken:

• het beginvermogen (bestaande uit bezittingen minus schulden);

• het eindvermogen (bestaande uit bezittingen minusschulden);

• de uitgaven, in zowel verbruiksgoederen als investeringsgoederen over de onderzochte periode;

• de legale ontvangsten over de onderzochte periode.

Door middel van de volgende opstelling kan men het wederrechtelijk verkregen voordeel schatten:

Eindvermogen

- Beginvermogen

= Uitgaven in vermogenscomponenten

+ Uitgaven in verbruiksgoederen

= Totaal gedane uitgaven

- Legale ontvangsten

= Positief verschil

= Wederrechtelijk verkregen voordeel

Indien het verschil positief is, is er sprake van onverklaarbare ontvangsten. Het wederrechtelijk verkregen voordeel is dan ten minste gelijk aan deze ontvangsten.

Met betrekking tot het aangetoonde eind- en beginvermogen dient te worden opgemerkt dat men voor de waardering van de hierin opgenomen goederen dient uit te gaan van dezelfde waarde per goed. Anders zouden immers waardestijgingen die worden veroorzaakt door algemeen economische ontwikkelingen worden aangemerkt als mogelijk wederrechtelijk verkregen voordeel. Dit zou onjuist zijn (waardestijgingen kunnen eventueel wel worden aangemerkt als vervolgprofijt). Uiteraard dienen eventuele waardestijgingen als gevolg van investeringen (bijvoorbeeld de verbouwing van een huis) wel in aanmerking te worden genomen. Dit zijn immers uitgaven.

1.4. Vruchten uit de verkregen voordelen (vervolgprofijt)

Bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel dient als gezegd rekening te worden gehouden met de vruchten verkregen uit dat voordeel en in sommige gevallen met de door de Staat uit te keren rente.

1.4.1. Vruchten uit het wederrechtelijk verkregen voordeel

In het ontnemingsrapport dienen de vruchten die uit het wederrechtelijk verkregen voordeel zijn verkregen, separaat te worden benoemd. Bij de berekening van de omvang van die vruchten dient zonodig rekening te worden gehouden met de kosten van verwerving van deze vruchten. Als vrucht kan bijvoorbeeld worden aangemerkt de beleggingsresultaten die worden verkregen met gelden afkomstig van de buit of de rente van een op een bankrekening gestorte buit. Deze vruchten behoren tot het wederrechtelijk verkregen voordeel.

1.4.2. De door de Staat uit te keren rente

De Staat vergoedt sedert 1 januari 1998 rente over door het Openbaar Ministerie in beslag genomen geldmiddelen, waaronder ook verstaan moet worden de opbrengst van de vervreemding ex artikel 117 Sv van in beslag genomen voorwerpen. Als ingangsdatum van de rentevergoeding geldt de dag van inbeslagneming of de dag van storting bij de afdeling Financiële Administratie van het arrondissement Leeuwarden (afdeling FA) na vervreemding ex artikel 117 Sv. De rentevergoeding eindigt op de dag der algehele voldoening.

Het gehanteerde rentepercentage is gelijk aan dat van de heffingsrente als bedoeld in artikel 30f, zesde lid van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Het bedrag van de opgebouwde rente is op te vragen bij de afdeling FA van het arrondissement Leeuwarden.

Indien het in beslag genomen geld het wederrechtelijk verkregen voordeel belichaamt, en indien het ex artikel 117 Sv vervreemde voorwerp dit voordeel belichaamde, is de rente te beschouwen als vrucht van dat voordeel.

Van belichaming is in ieder geval sprake indien het geld direct afkomstig is van het strafbare feit dat aan de ontneming ten grondslag ligt.

Bij ontneming van deze rente zal de ontnemingsvordering van de officier van justitie dienen te luiden:

`Het bedrag dat de veroordeelde zal dienen te betalen aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel bedraagt € ..., te vermeerderen met de gegenereerde rente ad € ...2 over conservatoir in beslag genomen geldmiddelen vanaf de dag der inbeslagneming tot aan de dag algehele der voldoening.'

1.5. Toepassing van artikel 36e lid 6 Sr

Op het wederrechtelijk verkregen voordeel terzake van een strafbaar feit komt in mindering de in rechte toegekende vordering van de benadeelde derde, inclusief de proceskosten en de wettelijke rente waartoe de verdachte/veroordeelde is veroordeeld, voor zover deze vordering een directe relatie heeft met het voordeel en tot een maximum van het voordeel uit dat specifieke feit.

Overige schadecomponenten van deze benadeelde, zoals geleden verlies, gederfde winst, immateriële schade e.d. strekken niet in mindering op het voordeel.

1.6. Diverse overige van belang zijnde factoren

a) Staat vast dat de ontvreemde voorwerpen aan de door het delict benadeelde persoon zijn teruggegeven, schadevergoeding is betaald of in rechte vorderingen zijn toegekend (zie 1.4), dan wordt het wederrechtelijk verkregen voordeel navenant verminderd. Dit geldt evenzeer indien de officier van justitie gebruik maakt van de bevoegdheid ex artikel 116 lid 2 onder b Sv en artikel 116 lid 2 onder b Sv jo. lid 3 Sv of de rechtbank gebruik maakt van de bevoegdheid ex artikel 353 lid 2 onder c Sv en eveneens indien hetgeen door middel van het strafbare feit is verkregen, is verbeurd verklaard (artikel 33a lid 1 onder a Sr).

b) Indien meerdere personen betrokken zijn bij hetzelfde feitencomplex, wordt het voordeel slechts dan geacht pondspondsgewijs te zijn verdeeld indien omtrent de verdeling van het wederrechtelijk verkregen voordeel geen andere aanwijzingen bestaan.

2. Buitengerechtelijke afdoening

2.1. Transactie

Indien in de transactie de gehele of gedeeltelijke ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ex artikel 74 lid 2 onder d Sr is opgenomen, dient expliciet in het transactievoorstel te worden vermeld welk deel van de transactie dient ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel en welk deel op de strafzaak betrekking heeft. Ook dient in de transactie nauwkeurig omschreven te zijn op welk strafbaar feit of strafbare feiten de ontnemingscomponent betrekking heeft. Daarbij wordt gebruik gemaakt van bijgevoegd model (bijlage 1).

2.2. Schikking

De officier van justitie kan met de betrokken persoon een schriftelijke schikking ex artikel 511c Sv aangaan tot betaling van een geldbedrag of tot overdracht van voorwerpen aan de Staat. De schikking kan dienen ter gehele of gedeeltelijke ontneming van het geschatte voordeel door of uit het feit waarvoor hij wordt of is vervolgd of door of uit soortgelijke feiten. Een schikking heeft alleen betrekking op de ontnemingszaak, niet op de strafzaak.

De schikking wordt overeengekomen volgens bijgevoegd model (bijlage 2), welk geldt voor de betaling van een geldbedrag en/of overdracht van roerende zaken aan de Staat en voor betaling van een geldbedrag tezamen met de overdracht van een onroerend registergoed.

2.3. Afstemming binnen het Openbaar Ministerie

Ongeacht de hoogte van het geschat wederrechtelijk verkregen voordeel laat de officier van justitie zich bij de onderhandelingen over een transactie met ontnemingscomponent of een schikking ondersteunen door het BOOM.

Ongeacht de hoogte van het geschat wederrechtelijk verkregen voordeel, dient bij zowel transacties met een ontnemingscomponent als schikkingen waarbij sprake is van een beduidende maatschappelijke impact de hoofdofficier van justitie te worden geraadpleegd.

Bij een geschat wederrechtelijk verkregen voordeel van € 500.000 en meer dient door toedoen van de hoofdofficier van justitie en vergezeld van een schriftelijk advies van het BOOM de procureur-generaal, portefeuillehouder ontneming te worden geraadpleegd. Deze procureur-generaal bepaalt hierop of de voorgenomen transactie of schikking aan het College van Procureurs-generaal moet worden voorgelegd.

2.4. Afstemming met de Belastingdienst

Om te voorkomen dat de verdachte/veroordeelde belastingplichtige c.q. -schuldige, nadat deze een schikking/transactie met een ontnemingscomponent is aangegaan, achteraf alsnog wordt geconfronteerd met belastingheffing over het wederrechtelijk verkregene, zijn de volgende afspraken met de Belastingdienst gemaakt.

De officier van justitie pleegt overleg met de fraudecoördinator van de desbetreffende belastingeenheid. Hierin kunnen twee vormen van overleg worden onderscheiden:

a) Bij een voorgenomen schikkingsbedrag van minder dan € 50.000 meldt de officier van justitie zijn voornemen bij de fraudecoördinator van de Belastingdienst. In de melding geeft de officier van justitie aan hoe hoog hij het wederrechtelijk verkregen voordeel in de relevante periode heeft geschat, met daarbij zo mogelijk een onderverdeling per jaar. Behoudens een tegenbericht van de Belastingdienst binnen vier weken, kan de officier van justitie ervan uitgaan dat dit bedrag ook door de Belastingdienst als inkomen in aanmerking wordt genomen. Indien dit bedrag wordt ontnomen, treft de Belastingdienst maatregelen, waardoor cumulatie van strafrechtelijke ontneming van en belastingheffing over het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt voorkomen of weggenomen.

b) Bij een voorgenomen schikkingsbedrag van meer dan € 50.000 vindt overleg plaats tussen de officier van justitie en de fraudecoördinator van de desbetreffende belastingeenheid, waarin het geschatte bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgelegd.

3. De ontnemingsvordering ter zitting

3.1. Schriftelijke voorbereiding

Artikel 511d Sv maakt het mogelijk de behandeling van de ontnemingsvordering ter terechtzitting vooraf te doen gaan door een schriftelijke voorbereiding. Voor het hoger beroep bevat artikel 511g Sv een overeenkomstige bepaling.

De rechtbank bepaalt (al dan niet op verzoek van het Openbaar Ministerie en/of de verdediging) of en op welke wijze deze schriftelijke voorbereiding geschiedt.

Het argument van het Openbaar Ministerie om toepassing van deze mogelijkheid te verzoeken, is de gecompliceerdheid van de zaak en wellicht een optimale benutting van de zittingscapaciteit. De rechtbank bepaalt of het Openbaar Ministerie een toelichting op de vordering dient te geven of dat de verdediging eerst dient te reageren op de vordering. De rechtbank bepaalt voorts binnen welke tijd de wederpartij daarop dient te reageren en of partijen weer op elkaars reactie kunnen reageren. In ieder geval dient de schriftelijke voorbereiding te worden gevolgd door een zitting (artikel 511d Sv).

3.2. Het te ontnemen bedrag

Nadat de hoogte van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de rechter is geschat, zal deze het bedrag bepalen dat de veroordeelde ter ontneming van het voordeel aan de Staat moet betalen. De officier van justitie zal de rechter zo nodig voorlichten over de wenselijkheid van matiging (artikel 36e lid 4 Sr).

3.3. Vervangende hechtenis

De officier van justitie requireert bij een ontnemingsvordering tegen een natuurlijk persoon altijd tot vervangende hechtenis voor de op te leggen ontnemingsmaatregel. Uitgangspunt hierbij is de in bijlage 4 opgenomen tabel.

Bijlage 1

Transactie ex artikel 74 Wetboek van Strafrecht

Parketnummer: ...

Verzenddatum: ...

Vervaldatum: ...

De Officier van Justitie in het Arrondissement

Mr....,

biedt hierbij aan: ...

Naam: ...

Voornaam: ...

Woonplaats: ...

Adres: ...

Geboortedatum: ...

Geboorteplaats: ...

die wordt verdacht van misdrijven/overtredingen van artt: ...

als vervat in het strafdossier met bovenstaand parketnummer

aan, overeenkomstig artikel 74 Wetboek van Strafrecht, dat hij niet vervolgd zal worden ter zake van de in dat strafdossier vermelde misdrijven/overtredingen, respectievelijk de vordering ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, onder de volgende - mits aangekruiste - voorwaarden:

□ betaling aan de Staat van een bedrag van € ..., ter voorkoming van de strafvervolging,

en

□ afstand ten behoeve van de Staat van de volgende voorwerpen, die vatbaar zijn voor verbeurdverklaring en/of onttrekking aan het verkeer,

en

□ uitlevering/voldoening aan de Staat van de geschatte waarde van de volgende voorwerpen die vatbaar voor verbeurdverklaring zijn,

en

□ vergoeding van de veroorzaakte schade ten bedrage van € ... aan ..., (gehele of gedeeltelijke schadevergoeding aan het slachtoffer),

alsmede ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel door verdachte verkregen door middel van of uit de baten van het strafbare feit of soortgelijke feiten:

□ betaling aan de Staat van een bedrag van € ...,

en

□ overdracht van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen*

(* bij overdracht van voorwerpen in het buitenland en bij overdracht van registergoederen dient vooraf overleg met het BOOM te worden gevoerd.)

Het ontnemingsdeel in deze transactie heeft uitsluitend betrekking op de feiten en soortgelijke feiten zoals die blijken uit het strafdossier met bovengenoemd parketnummer, waarin onder meer de volgende feiten voorkomen:

- *

- *

- *

(* zo nauwkeurig mogelijk omschrijven)

Eerst door voldoening aan de aangekruiste voorwaarden, in die zin dat het totale geldbedrag uiterlijk op bovenvermelde vervaldatum ontvangen is en door feitelijke overdracht van de voorwerpen, verklaart de verdachte zich met de inhoud van deze transactie voor akkoord en komt zij tot stand. Uitsluitend in dat geval vervalt het recht tot strafvervolging. Indien het totale geldbedrag niet tijdig is ontvangen en de over te dragen voorwerpen niet tijdig zijn geleverd, vervalt deze transactie en wordt zij geacht niet te zijn overeengekomen.

De Officier van Justitie

Bijlage 2

Schikking ex artikel 511c Wetboek van Strafvordering

Parketnummer: ...

Verzenddatum: ...

Vervaldatum: ...

Betaaldata: ...

De Officier van Justitie in het Arrondissement,

Mr ...,

doet hierbij aan

Naam: ...

Voornamen: ...

Woonplaats/vestigingsplaats: ...

Adres: ...

Geboortedatum: ...

Geboorteplaats: ...

die wordt verdacht van of is veroordeeld voor strafbare feiten als aangeduid in het strafdossier met het hierboven genoemde parketnummer,

het aanbod tot een schikking als bedoeld in artikel 511c Wetboek van Strafvordering te komen, teneinde daarmee een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e Wetboek van Strafrecht te voorkomen.

1. Aanbod

De Officier van Justitie biedt daartoe aan een ontnemingsvordering als hierboven aangeduid achterwege te laten indien aan de hieronder vermelde (en waar nodig aangekruiste) voorwaarden wordt voldaan:

[ ] Betaling aan de Staat der Nederlanden van een geldsom van € ...

[ ] Overdracht aan de Staat der Nederlanden van de hierna of op de aangehechte lijst vermelde roerende zaken ... *

[ ] Overdracht aan de Staat der Nederlanden van de hierna of op de aangehechte lijst vermelde vorderingen ... *

[ ] Overdracht aan de Staat der Nederlanden van de hierna aangegeven registergoederen ... *

* bij overdracht van voorwerpen in het buitenland en registergoederen, alsmede bij overdracht van rechten aan toonder of order, dient vooraf overleg met het BOOM te worden gevoerd.

2. Omschrijving registergoederen

- het registergoed plaatselijk bekend ..., kadastraal sectie ..., nummer ...

- het registergoed plaatselijk bekend ..., kadastraal sectie ..., nummer ...

3. Aanvaarding

Dit aanbod is geldig tot de hierboven genoemde vervaldatum.

Het aanbod is eerst aanvaard indien het voor akkoord getekend exemplaar van deze schikking door mij vóór de vervaldatum is ontvangen.

Voor zover het aanbod strekt tot betaling van een geldbedrag of overdracht van een roerende zaak, of rechten aan toonder of order, kan het aanbod bovendien worden aanvaard door betaling door middel van bijgevoegde acceptgiro vóór de vervaldatum, respectievelijk feitelijke afgifte van de zaak of het betreffende document, waarbij voor het order document geldt dat het ten name van de Staat der Nederlanden moet zijn gesteld.

Voor zover het aanbod strekt tot de overdracht van registergoederen die echtelijke woning zijn, kan aanvaarding van het aanbod slechts plaatsvinden indien de echtgeno(o)t(e) van de aanvaardende partij daarmee instemt en ten bewijze daarvan deze brief eveneens voor akkoord ondertekent.

4. Rechtsgevolgen

Voor zover de Staat der Nederlanden de roerende zaak, of het document betreffende het recht aan toonder of order waarvan overdracht wordt gedaan reeds onder zich heeft, wordt de levering van het goed met aanvaarding van dit aanbod voltooid, met dien verstande dat voor een document aan order geldt dat de tenaamstelling eerst dient te zijn gewijzigd.

Voor zover dit aanbod strekt tot betaling van een geldbedrag in termijnen te voldoen, verplicht aanvaarding van dit aanbod tot betaling van dit bedrag - zonder verrekening door de aanvaardende partij - in gelijke termijnen, steeds vóór de hierboven genoemde betaaldata.

Voor zover dit aanbod strekt tot betaling van een geldsom en hierboven geen afzonderlijke betaaldata zijn vermeld dient het te betalen bedrag - zonder verrekening door de aanvaardende partij - ineens betaald te worden, en wel binnen 30 dagen na de vervaldatum door middel van bijgevoegde acceptgiro.

Voor zover de Staat der Nederlanden in de beide hiervóór genoemde gevallen reeds een geldbedrag van de aanvaardende partij onder zich heeft, ex artikel 94a lid 2 Sv, vindt na aanvaarding van dit aanbod zoveel mogelijk verrekening met dat bedrag plaats.

Aanvaarding van het aanbod verplicht, voor zover nodig, verder tot (medewerking aan) levering van de volle eigendom binnen 30 dagen na de vervaldatum - vrij van beslagen, vrij van pandrechten, vrij van bodemverontreiniging en zonder verrekening door de aanvaardende partij - van de goederen waarvan overdracht wordt gedaan.

Met aanvaarding van dit aanbod wordt de Officier van Justitie onherroepelijk gemachtigd - zo nodig namens de aanvaardende partij - de handelingen te verrichten ten behoeve van levering van de hierboven aangeduide goederen. De Officier van Justitie mag zich daarbij laten vervangen. De kosten van de levering van registergoederen komen voor rekening van ....

Deze schikking strekt - na aanvaarding van een aanbod tot de overdracht van een vordering op naam - mede tot levering van die vordering.

5. Niet-nakoming

Indien de hierboven omschreven verplichtingen niet, niet tijdig of niet volledig worden nagekomen kan door de Officier van Justitie (alsnog) een ontnemingsmaatregel als bedoeld in artikel 36e Wetboek van Strafrecht worden gevorderd.

In dat geval kan op deze schikking in rechte geen beroep worden gedaan.

6. Overige bepalingen

Deze schikking wordt alleen dan geacht te zijn ontbonden indien geen van de feiten of soortgelijke feiten, waarop de ontneming gebaseerd zou zijn, tot een strafveroordeling leidt, onverminderd het bepaalde in artikel 578 en 578a Wetboek van Strafvordering.

Deze schikking heeft uitsluitend betrekking op de feiten en soortgelijke feiten zoals die blijken uit het strafdossier met bovengenoemd parketnummer, waarin onder meer de volgende feiten voorkomen:

-...*

-...*

* zo nauwkeurig mogelijk omschrijven

Totstandkoming van deze schikking heeft slechts betrekking op ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en vormt geen beletsel voor strafvervolging in de hoofdzaak, noch voor het opleggen of executeren van straffen of maatregelen daarin.

Dit aanbod wordt in tweevoud toegezonden. Een exemplaar daarvan kan na akkoordbevinding teruggezonden worden.

De Officier van Justitie
...

Voor akkoord:

(legitimatie door middel van Nederlands paspoort / rijbewijs / identiteitskaart no. ...)

(kopie meezenden)

Voor akkoord echtgeno(o)t(e):

(legitimatie door middel van Nederlands paspoort / rijbewijs / identiteitskaart no. ...)

(kopie meezenden)

Bijlage 3

Vervangende hechtenis voor de ontnemingsmaatregel

stcrt-2002-208-p11-SC36814-1.gifstcrt-2002-208-p11-SC36814-2.gif

1 Binnen B.P.S en X-pol zijn modellen voorhanden voor het vervaardigen van een eenvoudige voordeelrapportage.

2 Indien het in beslag genomen geld niet het wederrechtelijk verkregen voordeel belichaamt, of indien het vervreemde voorwerp dit voordeel niet belichaamt, behoort de rente niet tot het wederrechtelijk verkregen voordeel en is uitsluitend het verhaalsobject vermeerderd.

3 De bedragen die niet in de tabel voorkomen, dienen te worden afgerond op het naast gelegen bedrag dat wel in de tabel is opgenomen.

Naar boven