Erkenningsregeling opleidingen zeevaartbemanning

24 januari 2002

HDJZ/SCH/2002-127

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Minister van Verkeer en Waterstaat;

Gelet op artikel 19, derde en vierde lid, van de Zeevaartbemanningswet;

Besluit:

Artikel 1 Algemeen

1. De Minister kan de erkenning van een opleiding namens hem laten uitvoeren door een erkende certificerende instelling.

2. De te erkennen opleiding valt niet onder de kwalificatiestructuur van de Wet educatie en beroepsonderwijs, dan wel die van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

3. Het instituut dat de opleiding verzorgt, beschikt over een kwaliteitssysteem.

Artikel 2 De aanvraag

1. De aanvraag voor een erkenning van een opleiding wordt door het bevoegd gezag van het betrokken opleidingsinstituut schriftelijk ingediend bij het hoofd van de Scheepvaartinspectie of bij een aangewezen certificerende instelling.

2. Ingeval door een opleidingsinstituut meerdere opleidingen of trainingen worden verzorgd, wordt voor elke te erkennen opleiding of training een afzonderlijke aanvraag ingediend.

3. De aanvraag gaat ten minste vergezeld van de volgende gegevens:

a. de naam van de opleiding waarvoor de erkenning wordt gevraagd;

b. de naam van het opleidingsinstituut;

c. het tijdens de opleiding of training te gebruiken lesmateriaal;

d. een lesplan, dat inzicht geeft in de inhoud en tijdsduur van de opleiding en de te volgen examenprocedure;

e. een voorbeeld van het na een succesvolle voltooiing van de opleiding uit te reiken diploma, certificaat of getuigschrift;

f. een overzicht van de docenten en hun kwalificaties, die bevoegd zijn de opleiding of een deel ervan te verzorgen, en

g. een afschrift van het door de instelling gehanteerde kwaliteitssysteem, alsmede een rapport betreffende het functioneren ervan opgemaakt door een van het instituut onafhankelijke instantie of certificerende instelling.

4. De aanvraag gaat voorzover van toepassing vergezeld van een opgave van de voor de opleiding of training te gebruiken apparatuur.

Artikel 3 Beoordeling van de aanvraag

Het bijwonen van een opleiding of training door een aangewezen ambtenaar of een vertegenwoordiger van de certificerende instelling kan deel uit maken van de beoordelingsprocedure.

Artikel 4 Criteria voor de beoordeling

1. Maritieme studie- en opleidingsprogramma's, alsmede cursussen worden erkend, indien zij tenminste voldoen aan de criteria die zijn vastgelegd in Richtlijn 98/35/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 mei 1998 tot wijziging van Richtlijn 94/58/EG inzake het minimumopleidingsniveau van zeevarenden (PbEG L 172).

2. In aanvulling op de criteria, bedoeld in het eerste lid, moet de werking van het kwaliteitssysteem van een instituut dat een opleiding verzorgt, zijn beoordeeld door een van dit instituut onafhankelijke instantie.

3. De opleiding en examinering voldoen aan de eisen die met betrekking daartoe zijn vastgelegd in het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart, onderscheidenlijk in het Besluit zeevisvaartbemanning

4. Het bevoegd gezag van een instelling beschikt over een systeem van registratie van alle studenten die met goed gevolg opleidingen aan de instelling hebben afgerond.

Artikel 5 Erkennen van een opleiding

De erkenning geschiedt voor de duur van ten hoogste vijf jaren.

Artikel 6 Derden

In het belang van een opleiding kan een onderdeel van de opleiding in een ander instituut plaatsvinden. Laatstbedoeld instituut dient, voorzover het dit onderdeel betreft, erkend te zijn in de zin van deze regeling.

Artikel 7 Simulatoren

Indien een simulator deel uitmaakt van de onderwijsmethode van een opleiding dient deze te voldoen aan de betreffende eisen die gesteld worden in sectie A-I/12, deel 1, van de STCW-Code (Trb. 1996, 249).

Artikel 8 Het intrekken van de erkenning

De Minister kan een erkenning intrekken, indien:

a. er niet meer voldaan wordt aan de eisen gesteld aan het verlenen van de erkenning;

b. er bij een tussentijdse controle blijkt dat sprake is van dusdanige tekortkomingen dat de kwaliteit van de opleiding niet langer is gegarandeerd;

c. de certificerende instelling, bedoeld in artikel 4, tweede lid, de Minister adviseert de certificering in te trekken dan wel niet te verlengen, of de onafhankelijke instantie de werking van het kwaliteitssysteem als onvoldoende beoordeelt.

Artikel 9 Administratieve bepaling

Bij beëindiging van de desbetreffende opleidingen wordt de registratie overgedragen aan het hoofd van Scheepvaartinspectie, die deze registratie gedurende ten minste vijftig jaar bewaart.

Artikel 10

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel 19 van de Zeevaartbemanningswet in werking treedt.

Artikel 11

Deze regeling wordt aangehaald als: Erkenningsregeling opleidingen zeevaartbemanning.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,T. Netelenbos.

Toelichting

Algemeen

Met deze regeling wordt nadere uitvoering gegeven aan de verplichtingen ten aanzien van de eisen die moeten worden gesteld om te komen tot de erkenning van opleidingen die zijn vastgelegd zowel in het op 7 juli 1978 te Londen tot stand gekomen Internationale Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, 1978 (Trb.1981, 144), zoals dat is gewijzigd op 7 juli 1995 (Trb.1996, 249), als in Richtlijn 98/35/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 mei 1998 tot wijziging van Richtlijn 94/58/EG inzake het minimumopleidingsnviveau van zeevarenden (PbEG L 172).

Het verlenen van erkenning is een bevoegdheid van de Minister, die deze bevoegdheid kan mandateren aan door hem als zodanig erkende uitvoeringsorganisaties. Hierbij wordt in het bijzonder gedacht aan de zogenaamde klassebureaus die op grond van bepalingen uit de Schepenwet reeds zijn aangewezen om namens de Nederlandse overheid diverse taken verband houdend met de veiligheid van zeeschepen uit te voeren.

Alvorens haar vast te stellen is over deze regeling overleg gevoerd met de meest betrokken werknemers- en werkgeversorganisaties, zijnde de Federatie van Werknemers in de Zeevaart (FWZ), de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders (KVNR) en de Vereniging van Oganisaties werkzaam in Bagger-, Kust- en Oeverwerken (VBKO).

Artikelsgewijze toelichting

Artikelen 1 en 2

Deze regeling stelt de eisen vast waaraan opleidingsinstituten moeten voldoen die niet vallen onder de in Nederland geldende onderwijswetgeving; het betreft hier een verscheidenheid aan korte veiligheidstrainingen op onder meer het gebied van brandbestrijding, omgang met reddingsmiddelen aan boord en de zorg voor lading en passagiers. De duur van deze opleidingen is in het algemeen een week of korter waardoor zij niet passen binnen het regime van de Wet educatie en beroepsonderwijs, dat immers een minimale opleidingsduur kent van 15 weken, en evenmin binnen het regime van de Wet hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

De erkenning van certificerende instellingen die namens de Minister de werkzaamheden ingevolge deze regeling mogen uitvoeren, vindt plaats op basis van accreditatie als certificerende instelling door de Raad voor Accreditatie, of op basis van de erkenning als klassebureau ingevolge de bepalingen van de Schepenwet en Richtlijn 94/57/EG.

Aan de erkenning van opleidingsinstituten zal, zowel als deze door de Minister plaatsvindt als wanneer deze door een certificerende instelling geschiedt, ten minste een gecertificeerd kwaliteitssysteem ten grondslag moeten liggen. In dat geval is sprake van een zogenaamde systeemcertificatie.

Door de Minister zal een periodiek bij te stellen lijst worden gepubliceerd van certificerende instellingen die namens de Minister gerechtigd zijn de werkzaamheden voor de erkenning van opleidingen uit te voeren.

Certificerende instellingen kunnen ook gebruik maken van een systeem van persoons- certificatie volgens norm EN 45013, waarbij de kwaliteitsbeoordeling is gericht op de individuele cursist. Deze werkwijze, die ook reeds wordt toegepast voor opleidingen voorgeschreven bij of krachtens de ARBO-wet, brengt voor de overheid een aanzienlijke besparing ten aanzien van in te zetten menskracht met zich mee zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de kwaliteiten van de individuele cursist.

Aangezien met de invoering van een systeem van persoonscertificatie enige jaren gemoeid zal zijn, zal aanvankelijk nog gewerkt worden volgens het middel van systeemcertificatie; naar verwachting zal drie jaar na het in werking treden van deze regeling het middel van persoonscertificatie breed worden toegepast.

Bij de aanvraag tot erkenning dienen verder nog diverse gegevens te worden ingediend, welke gegevens tot doel hebben te kunnen beoordelen of de instelling en de te geven opleiding voldoen aan hetgeen dienaangaande in de eerdergenoemde Europese Richtlijn is vastgelegd.

Artikel 3

Als onderdeel van de erkenning zal een bezoek aan de instelling en het bijwonen van een training waarvoor erkenning is aangevraagd deel uit kunnen maken van de procedure. Het doel hiervan is te kunnen vaststellen of de gebruikte lesmethode en leermiddelen daadwerkelijk leiden tot het beoogde resultaat Bovendien kan de werking van het kwaliteitssysteem tijdens zo'n bezoek worden geverifieerd.

Artikel 4

De eisen waaraan een opleiding en de daarmee gepaard gaande examinering inhoudelijk moeten voldoen zijn vermeld in het Besluit zeevaartbemanning handelsvaart en zeilvaart, onderscheidenlijk het Besluit zeevisvaartbemanning, gebaseerd op het STCW-Verdrag en de bijbehorende Code. Daarnaast worden onder meer eisen gesteld aan de organisatie, de leerkrachten, het lesmateriaal, etc.; deze eisen zijn nadrukkelijk vastgelegd in de genoemde Europese richtlijn.

Artikel 5

De geldigheidsduur van een erkenning hangt samen met de periode waarop externe evaluaties van het desbetreffende kwaliteitssysteem moeten plaatsvinden. Een voorwaarde voor het opnieuw verlenen van een erkenning is een positief oordeel bij de externe evaluatie.

Artikel 6

Het kan voorkomen dat instellingen gebruik maken van de apparatuur of de faciliteiten van een andere instelling; in dat geval moet ook die instelling, voorzover het dat gedeelte betreft, onder deze regeling worden erkend.

Artikel 10

Deze regeling maakt deel uit van een totaalpakket aan regelgeving aangaande de bemanning van zeeschepen, welk pakket op een gelijktijdig tijdstip in werking zal treden. De basis voor dit pakket vormt de Zeevaartbemanningswet, zodat voor de inwerkingtreding dezelfde datum is gekozen als die waarop artikel 19 van deze wet in werking treedt.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos.

Naar boven