Verlening winningsvergunning

Wintershall Noordzee B.V. c.s. (deel blok F13)

9 augustus 2002

nr. ME/EP/UM/02035244

De Minister van Economische Zaken,

Gelezen de aanvraag van 22 mei 2001 van Wintershall Noordzee B.V., gevestigd te 's-Gravenhage, mede namens GDF Production Nederland B.V., gevestigd te Zoetermeer, CLAM Petroleum B.V., gevestigd te Amsterdam, Dana Petroleum (E&P) Limited, gevestigd te Cardiff (V.K.) en Goal Olie- en Gasexploratie B.V., gevestigd te Rotterdam, om een winningsvergunning ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat voor koolwaterstoffen voor een deel van blok F13, welk blok is aangegeven op de als bijlage I bij de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 (Stcrt. 93) gevoegde kaart, zoals gewijzigd bij besluit van 17 oktober 1998, nr. 98048197 WJA/W (Stcrt. 210);

Overwegende, dat aanvrager heeft verzocht, voor het geval bij de verlening van de gevraagde winningsvergunning gebruik wordt gemaakt van de in artikel 11, tweede lid, onder a, van de Mijnwet continentaal plat bedoelde bevoegdheid, toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 4.14, eerste lid, van het Besluit vergunningen continentaal plat 1996;

Overwegende, dat aanvrager bij brief van 27 november 2001 heeft verzocht om de aangevraagde winningsvergunning, nadat deze is verleend, krachtens artikel 18 van de Mijnwet continentaal plat te wijzigen in die zin dat het aan de vergunning verbonden voorschrift ten aanzien van het door de vergunninghouder verschuldigd zijn van een bedrag bij het van kracht worden van de vergunning (bonus), zoals dat is neergelegd in artikel 3.30 van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 (Stb. 212), komt te vervallen;

Overwegende, dat op grond van artikel 16a, zesde lid, van de Mijnwet continentaal plat de houder van de voor blok F16 van het continentaal plat geldende opsporingsvergunning nr. E/EOG/MW/96050696 van 16 augustus 1996 is uitgenodigd tot het indienen van een aanvraag voor een winningsvergunning voor koolwaterstoffen voor het onderhavige gebied;

Overwegende, dat vorenvermelde vergunninghouder bij brief van 9 oktober 2001 heeft laten weten geen gebruik te maken van deze uitnodiging;

Overwegende, dat ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat juncto artikel 3:12 van de Algemene wet bestuursrecht kennis is gegeven van de aanvraag in de Staatscourant van 3 oktober 2001, ME/EP/MA-010031302, (Stcrt. 191);

Overwegende, dat ingevolge artikel 16, eerste lid, van de Mijnwet continentaal plat juncto artikel 3:11 van de Algemene wet bestuursrecht de zakelijke inhoud van de aanvraag gedurende vier weken na de datum van bovenbedoelde kennisgeving voor belanghebbenden ter inzage heeft gelegen;

Overwegende, dat gedurende vier weken na bedoelde kennisgeving niemand op grond van artikel 3:13 van de Algemene wet bestuursrecht zijn/haar zienswijze over de aanvraag naar voren heeft gebracht;

Overwegende, dat aanvrager bij beschikking van de Minister van Economische Zaken van 16 december 1992, nr. E/EAM/9206109, (Stcrt. 246), een opsporingsvergunning voor koolwaterstoffen voor een deel van blok E18 van het continentaal plat is verleend;

Overwegende, dat in vorenvermeld deel van blok E18 een economische winbaar voorkomen is aangetoond dat zich uitstrekt in het op 22 mei 2001 aangevraagde deel van blok F13 en dat onderhavige aanvraag naar aanleiding van deze overloop is ingediend;

Overwegende, dat de technische en financiële mogelijkheden van aanvrager alsmede de manier waarop hij voornemens is de winning uit bovenbedoeld koolwaterstoffen-voorkomen te verrichten geen aanleiding geeft tot weigering van de gevraagde vergunning;

Gehoord de Mijnraad (advies van 4 april 2002, kenmerk MIJR/02013082);

Gelet op de artikelen 2, 7, 7a, eerste, derde en vierde lid, 8, 10, tweede en derde lid, 11 en 18 van de Mijnwet continentaal plat, de artikelen 3.1, 3.29, 4.1, en 4.14 van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 (Stb. 212), de artikelen 3.1, eerste lid, en 5.1 van de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996, alsmede op de beleidsregels van de Minister van Economische Zaken vastgesteld bij het besluit van 29 juni 2000/WJZ 00041153 (Stcrt. 2000, nr. 124);

Besluit:

Artikel I

Artikel 1

1. Aan Wintershall Noordzee B.V., gevestigd te 's-Gravenhage, GDF Production Nederland B.V., gevestigd te Zoetermeer, CLAM Petroleum B.V., gevestigd te Amsterdam, Dana Petroleum (E&P) Limited, gevestigd te Cardiff (V.K.) en Goal Olie- en Gasexploratie B.V., gevestigd te Rotterdam, wordt een winningsvergunning verleend voor koolwaterstoffen, alsmede voor andere daarmee tezamen in dezelfde afzetting voorkomende delfstoffen, waarvan de samenhang met vorengenoemde bitumina hun gelijktijdige winning onvermijdelijk maakt;

2. De vergunning geldt voor dat deel van het op de kaart, die als bijlage I is gevoegd bij ministeriële regeling 1996, zoals gewijzigd bij besluit van 17 oktober 1998, nr. 98048197 WJA/W (Stcrt. 210), aangegeven blok F13 dat wordt begrensd door de breedtecirkel tussen de punten B en C, door de lengtecirkel tussen de punten A en C en door de grootcirkel tussen de punten A en B. De coördinaten van deze punten zijn:

A. 54°12'58” N.B. en 04°00'00” O.L.

B. 54°10'00” N.B. en 04°01'23” O.L.

C. 54°10'00” N.B. en 04°00'00” O.L.

3. De ligging van de bovenvermelde punten is uitgedrukt in geografische coördinaten berekend volgens het stelsel van de Europese vereffening.

Artikel 2

De vergunning wordt verleend met de beperkingen en voorschriften die zijn opgenomen in:

a. de artikelen 2.6, 3.2 tot en met 3.28, 3.30 en 3.31, 4.2 tot en met 4.5, 4.7 tot en met 4.9 en 4.14 tot en met 4.17 van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 zoals gewijzigd bij wet van 5 maart 1998 (Stb. 149);

b. de artikelen 4.3, 4.5 tot en met 4.8 en 5.2 tot en met 5.6 van de Regeling vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996;

c. de hiernavolgende artikelen 3 tot en met 5.

Artikel 3

De Vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Energie Beheer Nederland B.V., gevestigd te Heerlen, wordt aangewezen als deelnemer in de vennootschap, die wordt opgericht in overeenstemming met het voorschrift dat aan deze vergunning is verbonden en dat staat vermeld in artikel 4.2, eerste lid, onder a, van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 (Stb. 212).

Artikel 4

De in artikel 4.2, eerste lid, onder b, en de in artikel 4.14, eerste lid, van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 bedoelde overeenkomsten dienen binnen één jaar na het van kracht worden van deze beschikking tot stand te zijn gekomen.

Artikel 5

De vergunning geldt, tenzij zij eerder wordt ingetrokken of vervalt, vanaf het tijdstip van vankrachtwording tot dertig jaren, nadat zij onherroepelijk is geworden.

Artikel II

De bij artikel I verleende vergunning wordt gewijzigd als volgt:

Artikel 2, onder a, komt te luiden:

a. de artikelen 2.6, 3.2 tot en met 3.28, 4.2 tot en met 4.5, 4.7 tot en met 4.9 en 4.14 tot en met 4.17 van het Besluit vergunningen koolwaterstoffen continentaal plat 1996 zoals gewijzigd bij wet van 5 maart 1998 (Stb. 149);

Artikel III

De vergunninghouder is verplicht de ingevolge de vergunning verschuldigde bedragen te voldoen door storting bij de Rabobank International te Utrecht ten gunste van 's Rijks schatkist onder vermelding van `betaling oppervlakterecht winningsvergunning ministerie van Economische Zaken, nr. ME/EP/UM/02035244'.

Deze beschikking wordt bekendgemaakt door toezending aan de aanvrager. Van deze beschikking wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. Daarin zal tevens worden bekendgemaakt wanneer zij van kracht is geworden.

's-Gravenhage, 9 september 2002.
De Minister van Economische Zaken,namens deze,
J.C. De Groot, directeur Energieproductie.

Tegen dit besluit kan degene wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken binnen 6 weken na de dag van verzending van dit besluit een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij de Minister van Economische Zaken, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, Postbus 20101, 2500 EC, 's-Gravenhage. Dit besluit is verzonden op de in de aanhef vermelde datum.

Naar boven