Tijdelijke regeling cliëntenparticipatie SVB

Het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank,

Gelet op artikel 10 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen van 29 november 2001;

Gehoord de Landelijke Adviesraad;

Besluit:

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1

In deze tijdelijke regeling wordt verstaan onder:

a. de SVB:

de Sociale Verzekeringsbank, genoemd in artikel 2, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

b. Raad van bestuur:

het met de dagelijkse leiding van de SVB belaste orgaan, bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

c. cliënt:

de meerderjarige persoon die als rechthebbende op grond van door de SVB uitgevoerde regelingen gebruik maakt van de dienstverlening van de SVB;

d. cliëntenaangelegenheden:

alle onderwerpen die de vorming, de uitvoering, de controle en de evaluatie van de taken en het beleid van de SVB ten aanzien van zijn cliënten betreffen, met uitzondering van:

1° klachten en bezwaarschriften die betrekking hebben op zaken van individuele cliënten, tenzij het gaat om het algemene karakter van de daarbij gehanteerde procedures en regelingen;

2° de verplichte uitvoering van de wettelijke taken door de SVB waarbij ruimte voor de ontwikkeling van een eigen beleid door de SVB ontbreekt.

Artikel 2

1. De Raad van bestuur voorziet in de instelling van een cliëntenraad met de in hoofdstuk 3 genoemde taken en bevoegdheden. De samenstelling van de eerste cliëntenraad en de benoeming van zijn leden vinden plaats overeenkomstig de bepalingen van deze tijdelijke regeling.

2. Op de wijze waarop de cliëntenraad zijn taken en bevoegdheden uitoefent alsmede de wijze waarop de cliëntenraad wordt voorzien van al hetgeen redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van zijn taken, is deze tijdelijke regeling van toepassing.

3. Het lidmaatschap van de cliëntenraad is van generlei invloed op de behandeling van het lid door de SVB.

Hoofdstuk 2 Samenstelling en benoeming

Artikel 3

1. De cliëntenraad bestaat uit een voorzitter en ten hoogste tien andere leden. Alle leden zijn cliënt.

Artikel 4

1. De Raad van bestuur benoemt de leden van de cliëntenraad voor een periode waarover deze tijdelijke regeling van toepassing is.

2. Behoudens het bepaalde in artikel 15, benoemt de Raad van bestuur de voorzitter op voordracht van de cliëntenraad voor de periode waarover deze tijdelijke regeling van toepassing is. Van deze voordracht kan uitsluitend om zwaarwegende redenen worden afgeweken.

3. Ten hoogste drie leden worden benoemd op voordracht van de werknemersorganisaties FNV, CNV en Unie MHP.

4. Ten hoogste één lid wordt benoemd op voordracht van het Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties.

5. Ten hoogste één lid wordt benoemd op voordracht van het Landelijk Overleg Minderheden.

6. De Raad van bestuur verzoekt de in de leden drie tot en met vijf genoemde organisaties binnen een daartoe gestelde termijn een cliënt voor te dragen.

7. De Raad van bestuur benoemt de overige vijf leden van de cliëntenraad op bindende voordracht van een selectiecommissie. Deze leden worden geworven via advertenties.

Artikel 5

1. Een lid van de cliëntenraad wordt tussentijds vervangen:

a. op eigen verzoek; of

b. als naar het oordeel van de voorzitter de goede gang van zaken bij de werkzaamheden van de cliëntenraad door toedoen van het lid wordt belemmerd; of

c. op een met reden omkleed verzoek van de in artikel 4 bedoelde organisatie die het lid voor de benoeming had voorgedragen.

2. De voorzitter van de cliëntenraad wordt tussentijds vervangen:

a. op eigen verzoek; of

b. op verzoek van de meerderheid van de cliëntenraad op grond van het oordeel dat de goede gang van zaken bij de werkzaamheden van de cliëntenraad door toedoen van de voorzitter wordt belemmerd.

3. Benoeming wegens een tussentijdse vervanging vindt plaats voor het restant van de zittingsduur van het vervangen lid.

Hoofdstuk 3 Taken en bevoegdheden

Artikel 6

1. De cliëntenraad overlegt met de Raad van bestuur en adviseert gevraagd en ongevraagd over cliëntenaangelegenheden, in het bijzonder met betrekking tot de kwaliteit van de geboden dienstverlening van de SVB.

2. De cliëntenraad is bevoegd advies uit te brengen over de op cliëntenaangelegenheden betrekking hebbende onderdelen van het meerjarenbeleidsplan, het jaarplan en het jaarverslag van de SVB alvorens die worden vastgesteld.

3. De cliëntenraad is bevoegd advies uit te brengen over een andere wijze van decentrale cliëntenparticipatie dan waarop op grond van deze tijdelijke regeling wordt voorzien.

4. De cliëntenraad brengt voor 1 januari 2006 advies uit over de meest wenselijke vorm van samenstelling en totstandkoming van de cliëntenraad. Van dit advies kan uitsluitend om zwaarwegende redenen worden afgeweken.

Artikel 7

1. De cliëntenraad stelt jaarlijks een activiteitenplan op binnen de kaders van het meerjarenbeleidsplan en het jaarplan van de SVB.

2. De cliëntenraad levert een bijdrage aan het jaarverslag van de SVB. In deze bijdrage rapporteert de cliëntenraad over zijn functioneren en de uitgebrachte adviezen in het verslagjaar.

3. Eens per twee jaar evalueren de cliëntenraad en de SVB gezamenlijk het functioneren van de cliëntenraad.

Hoofdstuk 4 Informatievoorziening en faciliteiten

Artikel 8

1. De SVB verstrekt de cliëntenraad tijdig, spontaan en op verzoek alle informatie die de cliëntenraad nodig heeft voor de uitoefening van zijn taken, tenzij enig wettelijk voorschrift deze verstrekking in de weg staat.

2. De SVB informeert de cliëntenraad spontaan over de resultaten van klachtenrapportages, onderzoeken naar klanttevredenheid en andere cliëntenaangelegenheden bij en van zijn regionale vestigingen.

3. De SVB nodigt zoveel mogelijk in zijn algemene publieksinformatie en correspondentie cliënten uit om zich te uiten over de dienstverlening van de SVB. De SVB legt periodieke analyses van deze uitingen uit de decentrale uitvoeringspraktijk, eventueel tezamen met verbetervoorstellen, voor aan de cliëntenraad.

Artikel 9

1. De cliëntenraad kan ter uitvoering van zijn taken zelfstandig onderzoeken doen of laten doen, externe deskundigen raadplegen en activiteiten te ontplooien om de betrokkenheid van cliënten te bevorderen.

2. De SVB stelt de leden van de cliëntenraad op verzoek in de gelegenheid zich door middel van scholing en training kennis te verwerven en vaardigheden eigen te maken die het functioneren van de cliëntenraad ten goede komen.

Artikel 10

1. De SVB voert het secretariaat van de cliëntenraad en benoemt een van zijn medewerkers tot secretaris. De SVB stelt vergaderaccommodatie ter beschikking van de cliëntenraad.

2. Alle communicatie tussen de cliëntenraad en de SVB vindt plaats via de secretaris.

Artikel 11

1. De voorzitter en overige leden van de cliëntenraad hebben recht op een door de SVB vast te stellen onkostenvergoeding en een vergoeding voor reiskosten. De hoogte van deze vergoedingen stelt de Raad van bestuur vast in een nadere regeling. Behoudens de in het tweede lid bedoelde kosten worden alle kosten die het lidmaatschap met zich brengt geacht door deze onkostenvergoeding te zijn gedekt.

2. Voor de activiteiten van de cliëntenraad, zoals bedoeld in artikel 9, stelt de SVB de cliëntenraad een budget ter beschikking. Deze kosten worden zoveel mogelijk begroot in het activiteitenplan. De Raad van bestuur stelt de hoogte van het budget vast.

Hoofdstuk 4 Advisering en overleg

Artikel 12

1. De cliëntenraad kan tot een uit te brengen advies slechts besluiten in een vergadering waarin ten minste de helft van het aantal leden aanwezig is. Als de stemmen staken, is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

2. De cliëntenraad adviseert binnen vier weken na dagtekening van het verzoek daartoe.

3. De cliëntenraad kan uit haar midden werkgroepen benoemen die een advies voorbereiden.

4. Het advies wordt schriftelijk, met redenen omkleed en door de voorzitter ondertekend, aangeboden aan de Raad van bestuur. Leden kunnen een minderheidsstandpunt in het advies laten opnemen.

5. De cliëntenraad kan besluiten een verzoek om een advies niet te honoreren. In dat geval stelt de voorzitter met redenen omkleed de Raad van bestuur hiervan schriftelijk in kennis binnen vier weken na dagtekening van het verzoek om advies.

6. Na kennisneming van een advies informeert de Raad van bestuur met redenen omkleed de cliëntenraad over de actie die is of zal worden ondernomen naar aanleiding van het advies.

Artikel 13

1. Het overleg, bedoeld in artikel 6, eerste lid, vindt ten minste vier keer per jaar in een vergadering plaats.

2. De oproeping tot een vergadering geschiedt door middel van een schriftelijke uitnodiging namens de voorzitter. De uitnodiging bevat plaats en tijdstip van de vergadering en gaat vergezeld van een vergaderagenda en de daarop betrekking hebbende stukken. Toezending vindt plaats tenminste één week voor de vergadering.

3. De vergaderagenda wordt door de voorzitter vastgesteld.

4. Ieder lid van de cliëntenraad bezit agenderingsbevoegdheid en kan de voorzitter verzoeken een vergadering bijeen te roepen. De voorzitter beoordeelt het verzoek en beslist daarover.

5. De vergaderingen worden geleid door de voorzitter. Bij afwezigheid van de voorzitter kiezen de leden uit hun midden een voorzitter. De tweede volzin van artikel 12, eerste lid, is van overeenkomstige toepassing.

6. De vergaderingen worden bijgewoond door een lid van de Raad van bestuur en zonodig door een of meer deskundigen van de SVB.

7. Van de vergadering wordt door de secretaris een schriftelijk verslag gemaakt. Dit verslag wordt in de eerstvolgende vergadering besproken en ter goedkeuring voorgelegd.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 14

Tot 1 januari 2003 treedt de hoofddirectie van de SVB, genoemd in artikel 1, onder c, van het Mandateringsbesluit bestuur SVB, in de taken en bevoegdheden van de Raad van bestuur waarin deze regeling voorziet.

Artikel 15

In afwijking van artikel 4, tweede lid, benoemt de Raad van bestuur de eerste voorzitter van de cliëntenraad zonder voordracht voor de periode van twee jaar.

Artikel 16

1. Het interne Reglement Landelijke Adviesraad ten behoeve van de hoofddirectie van de Sociale Verzekeringsbank van 3 juni 1992 wordt ingetrokken.

2. De Landelijke Adviesraad wordt opgeheven.

3. De bescheiden en de lopende zaken van de Landelijke Adviesraad worden overgedragen aan de cliëntenraad voor zover noodzakelijk voor een goede uitoefening van zijn taak.

Artikel 17

Deze tijdelijke regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2006.

Artikel 18

Deze regeling wordt aangehaald als Tijdelijke regeling cliëntenparticipatie SVB.

Aldus vastgesteld door het bestuur van de Sociale Verzekeringsbank op 23 augustus 2002.

Amstelveen, 23 augustus 2002.
G.H. Terpstra, voorzitter.
E.F. Stoové, president-directeur.

Toelichting

Algemeen

Op 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (verder te noemen: de Wet SUWI) van 29 november 2001 (Stb. 2001, 624) in werking getreden.

Vanuit het streven naar een uitvoeringsstructuur van de sociale zekerheid waarin de cliënt centraal staat, is de vormgeving van een klantgerichte dienstverlening en uitvoeringsstructuur één van de centrale doelstellingen van de Wet SUWI. Een van de instrumenten die daarvoor worden ingezet, is het wettelijk regelen van inspraak van cliënten over de gang van zaken rond de uitvoering. Daarmee moet worden bewerkstelligd dat bij de dienstverlening vanuit de klant wordt geredeneerd en niet langer vanuit het aanbod van de betrokken instanties.

Hoewel cliënteninbreng bij de SVB materieel reeds nagenoeg volledig voldeed aan de eisen die de Wet SUWI stelt, heeft de in het eerste lid van artikel 10 van die wet opgenomen publicatieplicht geleid tot deze nieuwe formele regeling. Daarbij is rekening gehouden met de uitbreiding van de kaders in de Wet SUWI ten opzichte van de Organisatiewet 1997 (OSV 1997).

Tijdelijke regeling

De regeling is bedoeld als tijdelijke regeling en vervalt met ingang van 1 januari 2006. De SVB vindt het van grote waarde dat iedere cliënt van de SVB zich gerepresenteerd voelt en dat iedere cliënt de mogelijkheid heeft om zich kandidaat te stellen. Het is wenselijk dat de eerste cliëntenraad krachtens de Wet SUWI zich over de definitief te kiezen structuur kan uitspreken. De in 2002 te benoemen cliëntenraad heeft een belangrijke rol bij de keuze van het definitieve model met betrekking tot de samenstelling en de verdere totstandkoming van de cliëntenraad. Na advies omtrent het definitieve model, dat voor 1 januari 2006 wordt uitgebracht en waarvan alleen bij zwaarwegende redenen van kan worden afgeweken, vervalt de tijdelijke regeling en wordt deze vervangen door de Regeling cliëntenparticipatie bij de SVB.

Geschiedenis cliëntenparticipatie bij de SVB

Zoals uit het voorgaande reeds blijkt, betekent de inwerkingtreding van de Wet SUWI geenszins een introductie van volwaardige cliëntenparticipatie binnen de SVB. Reeds in 1988 besloot het bestuur van de SVB om gebruik te maken van de bevoegdheid in artikel 9, lid 2 van de Wet op de Sociale Verzekeringsbank (Stb. 1968, 158) om (regionale) adviescolleges in te stellen. Onder goedkeuring van de toenmalige Sociale Verzekeringsraad (SVr, Stcrt. 1988, 190) werd daarmee gehoor gegeven aan de politieke wens van vooral de vakorganisaties om een - zij het beperkt - alternatief te bieden voor de opheffing van de tripartiet samengestelde Raadscolleges van de toenmalige autonome Raden van Arbeid.

Deze regionale adviescolleges hadden de taak om de directeuren van de toenmalige districtskantoren van de SVB te adviseren ten aanzien van de cliëntgerichtheid. Op grond van de eerste evaluatie (evaluatienota B 190/91) werd vastgesteld dat voortzetting van de regionale adviescolleges niet zinvol was zonder taakuitbreiding tot het gebied van de gevalsbehandeling. Een dergelijke taakuitbreiding zou echter de doelmatigheid, de zorgvuldigheid en de uniformiteit van de gevalsbehandeling in gevaar brengen. Dat leidde er toe dat de SVB gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid (artikel 5, zesde lid van het Reglement Adviescolleges) door op 20 december 1991 de regionale adviescolleges op te heffen en te vervangen door een Landelijke Adviesraad (LAR). Sinds 1992 adviseert de LAR rechtstreeks de hoofddirectie van de SVB `over aangelegenheden inzake het te voeren beleid met betrekking tot de wijze waarop de SVB zich in algemene zin aan de klanten presenteert'. Het besluit om de onverminderd gewenste cliëntenparticipatie een landelijk karakter te geven, kwam met name voort uit het gegeven dat er geen of nauwelijks verschillen zijn in de dienstverlening door de SVB. Het besluit werd door de SVr positief ontvangen, doch aanvankelijk als een experiment gezien. Na een positieve eerste evaluatie kreeg de LAR een wettelijke basis (artikel II, achtste lid, onderdeel b OSV1, gegronde Reglement taak, taakuitvoering en werkwijze bestuur Sociale Verzekeringsbank, Stcrt. 1995, 93).

In het kader van kwaliteitszorg gebruikt de SVB naast de LAR klanttevredenheidsonderzoeken waarmee de prestaties op het gebied van dienstverlening worden gemeten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel bevat een aantal begripsbepalingen. Met artikel 3 van de Wet SUWI worden alle uitvoeringsorganen sociale verzekeringen voorzien van een nieuwe bestuursstructuur, bestaande uit een met de dagelijkse leiding belaste Raad van bestuur en een Raad van advies als adviserend orgaan. In het KB van 13 december 2001 (Stb. 2001, 682) is de inwerkingtreding van de verschillende onderdelen van de Wet SUWI geregeld. Op grond van artikel 1, onderdeel a, van dat besluit is voor de SVB de nieuwe bestuursstructuur eerst vanaf 1 januari 2003 van kracht. Met het oog daarop is het begrip Raad van bestuur hier reeds gedefinieerd en in de tijdelijke regeling gebruikt. Artikel 14 van de tijdelijke regeling voorziet in een overgangsregime voor de periode tot 1 januari 2003.

Met de definitie van cliënt wordt aangegeven dat in beginsel geen enkele (meerderjarige) rechthebbende op grond van een door de SVB uitgevoerde regeling is uitgesloten van benoeming in de in artikel 3 genoemde cliëntenraad. Ten slotte is het begrip cliëntenaangelegenheden gedefinieerd om de onderwerpen waarover de cliëntenraad bevoegd is te overleggen of te adviseren af te kaderen tot het terrein van de (kwaliteit van de) dienstverlening in zijn algemeen. Evenmin als het inhoudelijke juridische beleid behoren daartoe de bespreking van individuele zaken of van kwesties waarbij de SVB geen discretionaire bevoegdheden heeft tot het maken of aanpassen van beleid.

Artikel 2

In het derde lid is de in artikel 10, lid 3, onderdeel f, van de Wet SUWI neergelegde bescherming gewaarborgd.

Artikel 3

Dit artikel geeft aan het aantal leden aan. De cliëntenraad bestaat uit maximaal elf leden, inclusief de voorzitter. Alle leden, inclusief de voorzitter, moeten cliënt zijn van de SVB.

Artikel 4

De voorzitter wordt voorgedragen door de leden van de cliëntenraad behoudens het bepaalde in artikel 15. De voorzitter kan één van de leden van de cliëntenraad zijn of van buiten de raad komen. In het eerste geval ontstaat een vacature voor een lid van de cliëntenraad.

Vijf zetels worden ingenomen door de in de leden drie tot en met vijf genoemde representatieve landelijk werkende maatschappelijke organisaties voor werknemers, ouderen en minderheden. Indien één van de door de SVB benaderde organisaties geen gebruikmaakt van de mogelijkheid een lid voor benoeming in de cliëntenraad voor te dragen, dan blijft de zetel onbezet.

De voor individuele cliënten beschikbare zetels worden niet bij voorbaat toebedeeld aan een bepaalde wet of regeling. Wel wordt gestreefd naar een evenwichtige verdeling. De selectiecommissie die de leden als bedoeld in het zevende lid voordraagt, wordt in 2002 gevormd door het dagelijkse bestuur van de SVB.

Artikel 5

Dit artikel beschrijft de tussentijdse vervanging. Als een door een maatschappelijke organisatie, zoals beschreven in artikel 4, voorgedragen lid tussentijds wordt vervangen, draagt de betreffende maatschappelijke organisatie zorg voor het voordragen van een nieuw lid. Bij tussentijdse vervanging van één van de vijf overige leden vindt benoeming van een nieuw lid plaats overeenkomstig het gestelde in het zevende lid van artikel 4, met dien verstande dat een na 1 januari 2003 gelegen benoeming plaatsvindt door een nog nader samen te stellen selectiecommissie.

De termijn van tussentijds benoemde leden loopt tot 1 januari 2006, de datum waarop deze Tijdelijke regeling vervalt.

Bij tussentijdse vervanging van de voorzitter draagt de cliëntenraad een nieuwe voorzitter voor, tenzij het gaat om de voorzitter die is benoemd overeenkomstig het in artikel 15 gestelde. In dat geval heeft de Raad van bestuur de bevoegdheid een voorzitter zonder voordracht te benoemen voor de resterende periode van twee jaar.

Artikel 6

De cliëntenraad adviseert de Raad van bestuur gevraagd en ongevraagd over de wijze waarop de SVB zijn uitvoeringstaken vormgeeft, met een specifiek accent op de dienstverlening aan de klant. Hieronder vallen onderwerpen als (de opsomming is niet limitatief): klantbejegening, kanalen van dienstverlening, klantcontactpunten, vormgeving van correspondentie, communicatie, doelgroepenbeleid, klachten, kwaliteit van de dienstverlening. Op (ontwikkelingen op) deze aandachtsterreinen kan de cliëntenraad pro-actief en re-actief reageren en voorstellen tot wijziging aanbrengen.

Redenen voor de Raad van bestuur om advies te vragen kunnen onder meer zijn: het starten van een voorlichtingstraject of doelgroepenonderzoek, ontwikkelingen in het klachtenpatroon en commentaar en advies naar aanleiding van signalen uit cliëntenbelangenorganisaties.

In het tweede lid wordt de in artikel 10, lid 3, onderdeel c, van de Wet SUWI neergelegde bevoegdheid gewaarborgd om betrokken te worden bij de totstandkoming van de hier genoemde stukken. Verdere concretisering vindt plaats in het tweede lid van artikel 8.

De eerste cliëntenraad van de SVB die binnen de kaders van de Wet SUWI wordt ingericht, heeft nog een bijzondere taak: onderzoeken en op basis daarvan adviseren aan de Raad van bestuur, wat de meest wenselijke vorm van samenstelling en totstandkoming van de cliëntenraad is. Zoals al is aangegeven vindt de SVB het belangrijk dat iedere cliënt zich gerepresenteerd voelt en dat iedere cliënt de mogelijkheid heeft om zich kandidaat te stellen. Een model waarbij verkiezingen plaatsvinden is een mogelijkheid. Aangezien de SVB hecht aan een spoedige realisatie van cliëntenparticipatie als bedoeld in artikel 10 van de Wet SUWI, is de samenstelling van de cliëntenraad, zoals beschreven in artikel 4 van deze Tijdelijke regeling, te beschouwen als een overgangsmodel. De cliëntenraad heeft een belangrijke rol bij de keuze van het definitieve model met betrekking tot de samenstelling en de verdere totstandkoming van de cliëntenraad. Van het advies dat de cliëntenraad hierover voor 1 januari 2006 uitbrengt, kan alleen bij zwaarwegende redenen worden afgeweken.

Artikel 7

Een jaarlijks activiteitenplan op basis van het meerjarenbeleidsplan en het jaarplan van de SVB geeft de richting aan van de aspecten van de dienstverlening waarop de aandacht van de cliëntenraad zich het komende jaar met name zal richten. Ook wordt in een dergelijk activiteitenplan tot uiting gebracht over welke onderwerpen de cliëntenraad voornemens is te adviseren, dan wel nader geïnformeerd wenst te worden, bijvoorbeeld metingen van de ontwikkeling in klanttevredenheid en de analyse en evaluatie daarvan.

Het doel van de in het tweede lid opgenomen bijdrage is tweeërlei. Niet alleen wordt de in het tweede lid van artikel 6 neergelegde wettelijk voorgeschreven betrokkenheid van de cliëntenraad verder uitgewerkt. Bovendien wordt gewaarborgd dat de ontwikkelingen van cliëntenparticipatie via een openbaar kanaal gevolgd kunnen worden. De cliëntenraad voorziet hier zelf in door van zijn werkzaamheden jaarlijks schriftelijk verslag te doen.

Artikel 8

De SVB werkt landelijk met een uniform cliëntenbeleid. Zonder regionale, sectorale of lokale verschillen moet dat beleid op iedere vestiging van de SVB worden uitgevoerd. Ook uit de hiervoor beschreven recente geschiedenis van de cliëntenparticipatie bij de SVB blijkt dat, en waarom, de voormalige regionale adviescolleges geen lang leven beschoren waren. De SVB hecht er echter aan te benadrukken dat het de cliëntenraad desondanks vrij staat om onderzoek te verrichten naar de haalbaarheid om alsnog formele decentrale cliëntenraden in het leven te roepen en daarover adviezen uit te brengen.

In afwachting daarvan wordt in het derde lid in ieder geval reeds voorzien in een procedurele vorm van cliëntenparticipatie op decentraal niveau. Door zoveel mogelijk bekendheid te geven aan het bestaan en de bevoegdheid van de cliëntenraad wordt onverminderd aan zoveel mogelijk cliënten duidelijk gemaakt dat zij ook via een regionale vestiging suggesties, wensen, behoeften en ideeën over het verbeteren van de dienstverlening onder de aandacht kunnen brengen. Een adequate werkwijze met betrekking tot de kanalisering en afhandeling van dergelijke signalen moet garanderen dat de cliëntenraad de ontwikkelingen volgt en daardoor in staat wordt gesteld om een oordeel uit te spreken.

Artikel 9

Met het bepaalde in dit artikel wordt de cliëntenraad in staat gesteld om behalve reactief ook pro-actief de dienstverlening van de SVB te toetsen aan de dienstverlening elders in plaats van uitsluitend aan de eigen normen. Professionele ondersteuning en andere instrumenten, zoals raadpleging, onderzoek en overleg met netwerken en organisaties kan voor een goede taakvervulling onontbeerlijk zijn. Ook wordt hier voorzien in de mogelijkheid van deskundigheidsbevordering van de leden van de cliëntenraad.

Artikelen 10 en 11

In deze artikelen wordt gevolg gegeven aan het bepaalde in artikel 10, lid 3, onderdeel c, van de Wet SUWI. In het kader van de facilitaire ondersteuning van de cliëntenraad door de SVB is een professioneel secretariaat onontbeerlijk. De secretaris die de cliëntenraad bijstaat, fungeert als communicatiekanaal tussen de SVB en de cliëntenraad en is verantwoordelijk voor de goede gang van zaken rond de wederzijdse informatievoorziening en de vergaderingen, inclusief verslaglegging.

Voor de onkosten- en reiskostenvergoeding wordt de lijn gevolgd van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij gangbare regelingen.

Artikelen 12 en 13

Voortbordurend op het Reglement Landelijke Adviesraad Sociale Verzekeringsbank zijn in deze artikelen enige punten van orde neergelegd die geen verdere toelichting behoeven.

Artikel 14

Zoals bij artikel 1 reeds is toegelicht, is het voor de toepassing van de regeling vóór 1 januari 2003 noodzakelijk dat de tot deze datum nog met de dagelijkse leiding belaste hoofddirectie van de SVB bevoegd is. Deze treedt daarom in de taken en bevoegdheden die in de regeling zijn toebedacht aan de Raad van bestuur. Op grond van het Mandaterings-besluit bestuur SVB (Stcrt. 1997, 16) zijn de president-directeur en de hoofddirecteuren van de SVB zowel gezamenlijk als ieder voor zich, bevoegd om in naam en onder verantwoordelijkheid van het bestuur van de SVB de in de regeling genoemde rechtshandelingen te verrichten. De grondslag voor de bevoegdheid van het bestuur van de SVB tot 1 januari 2003 is gelegen in Hoofdstuk 3 van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (Stb. 1997, 95). De desbetref-

fende bepalingen van deze wet blijven tot genoemde datum van kracht ingevolge artikel 3, tweede lid van de Invoeringswet SUWI (Stb. 2002, 625).

Artikel 15

Door de eerste voorzitter zonder voordracht van de - nog niet bestaande - cliëntenraad te benoemen, heeft de Raad van bestuur de mogelijkheid om de voorzitter van de huidige Landelijke Adviesraad te verzoeken om diens kennis en ervaring in te zetten voor de begeleiding en totstandkoming en de inrichting van de nieuwe cliëntenraad. Daarmee wordt voorkomen dat de continuïteit van de nagenoeg niet afwijkende huidige vorm van cliëntenparticipatie gevaar loopt.

Artikel 16

Hierin is bepaald dat er geen lacune ontstaat in de grosso modo gelijk gebleven invulling van cliëntenparticipatie bij de SVB. De Landelijke Adviesraad draagt zijn taken over aan de cliëntenraad en houdt op te bestaan zodra deze tijdelijke regeling in werking treedt.

Amstelveen, 23 augustus 2002.

G.H. Terpstra, voorzitter.

E.F. Stoové, president-directeur.

1 Van 1 maart 1997 tot 1 januari 2002: artikel 23, lid 2, onder b, OSV 1997.

Naar boven