Samenvatting uitspraak in geschil Etten-Leur en CWA te Breda

De Waarderingskamer heeft op 21 december 2001 een bindend advies gegeven in een door de gemeente Etten-Leur (hierna: de gemeente) en de Centrale Waterschapslasten Administratie Westelijk Noord-Brabant (hierna de CWA) gezamenlijk aan haar voorgelegd geschil.

De vordering van de gemeente: schuldverrekening

De CWA heeft voor leveranties van WOZ-gegevens aan de gemeente een bedrag in rekening gebracht. Hiervan is pro resto een bedrag van f 17.493,14 onbetaald gelaten. De CWA liet dit bedrag onbetaald omdat naar haar oordeel de gemeente de vereiste WOZ-gegevens te laat, deels onvolledig en deels onjuist had geleverd. De Geschillencommissie beslist dat het beroep op schuldverrekening hier kennelijk een beroep insluit om de betalingsverplichting jegens de gemeente op te schorten.

De CWA had reden te vrezen dat de gemeente haar verplichting tot gegevenslevering niet zou nakomen en de gemeente heeft niet betwist dat er, zij het niet in die mate als door de CWA betwist, wel wat tekorten waren.

De vordering van de CWA

De CWA pretendeert een vordering op de gemeente van f 307.789,14. De vordering houdt verband met het feit dat naar het oordeel van de CWA de gemeente in 1997 de vereiste WOZ-gegevens te laat, deels onvolledig en deels onjuist had geleverd.

Vertragingsschade

De CWA vordert vertragingschade, omdat zij de omslagen later dan gebruikelijk in het belastingjaar 1997 heeft kunnen opleggen. De commissie is van oordeel dat voor het intreden van de aansprakelijkheid vooraf geen ingebrekestelling nodig is en dat van overmacht geen sprake is. De Commissie onderschrijft het standpunt van de gemeente dat de wettelijke termijn waarbinnen de gegevens moeten zijn geleverd niet fataal is. Relevant is of er feiten en omstandigheden zijn die de termijnoverschrijding redelijkerwijs konden rechtvaardigen.

Schadebeperkende maatregelen, controles, aanpassingen, verwerking deelleveringen

De CWA vordert van de gemeente de kosten voor extra controles en aanpassingen alsmede de kosten voor aanvullende maatregelen om vertraging voor 1998 te voorkomen. De commissie overweegt dat daarvoor de vraag aan de orde komt naar de aard en omvang van de betwiste tekortkomingen van de geleverde gegevens. De norm voor deugdelijkheid en volledigheid is gegeven in de Uitvoeringsregeling Stuf-WOZ.

Deelleveringen

De CWA stelt zich op het standpunt dat de gemeente alle gegevens in één keer moet leveren. De CWA heeft de 90%-levering die de gemeente op 14 april 1997 en op 12 mei 1997 heeft gedaan, geweigerd. De commissie beslist dat het niet uitgesloten is een initiële levering in deelleveringen te doen plaatsvinden, mits de gemeente aan haar afnemers duidelijk maakt van welke objecten nog geen gegevens geleverd kunnen worden. De commissie acht het voor rekening en risico van de CWA dat de CWA slechts in staat is om eenmaal een initieel bestand in te lezen. De CWA heeft een levering van 10% van de gegevens handmatig verwerkt tezamen met een levering van 9 juni 1997. Deze handelwijze komt voor eigen rekening van de CWA. De Commissie beslist dat de vergoeding van de vertragingsschade niet eerder kan worden gevorderd dan per 23 oktober 1997.

De deugdelijkheid van het bestand

Het standpunt omtrent de deugdelijkheid van het bestand heeft betrekking op de vraag aan welke vereiste het te leveren gegeven `gebouwd/ongebouwd' moet voldoen. De Commissie concludeert dat Stuf-WOZ en de bijlage te weinig informatie geven over hoe deze termen moeten worden begrepen, hetgeen tot misvattingen heeft geleid die zijn terug te voeren op interpretatieverschillen over de genoemde begrippen. De Waarderingskamer heeft in de `Vraagbaak gegevenslevering Stuf-WOZ' van 19 december 1996 een nadere uiteenzetting gegeven omtrent functie, gebruik en codering van `gebouwd/ongebouwd' (vragen 13 en 14). De gemeenten behoren de te leveren gegevens te enten op de definitie van gebouwd en ongebouwd in artikel 117 van de Waterschapswet.

Bewijsopdracht

De Commissie heeft bij tussenbeslissing d.d. 16 februari 2001 de CWA een bewijsopdracht gegeven die inhoudt dat de CWA moet bewijzen dat:

- de gemeente haar deels onvolledige en deels onjuiste gegevens heeft geleverd met betrekking tot het heffingsjaar 1997;

- als gevolg daarvan schade, inclusief daarmee gepaard gaande vertraging, voor de CWA is ontstaan, vervolgschade daaronder begrepen, met een omvang als door haar gesteld f 307.789,14.

Analyse van het door de CWA ingediende deskundigenrapport

In het deskundigenrapport dat door de CWA als bewijsmateriaal is ingebracht wordt uitgegaan van de eis van 100% koppeling tussen kadastrale percelen en WOZ-objecten. Uit de toelichting van de Waarderingskamer op artikel 7 van het Uitvoeringsbesluit kostenverrekening en gegevensuitwisseling blijkt evenwel dat van alle objecten gegevens moeten worden geleverd met uitzondering van ongebouwde onroerende zaken die geen van partijen betrekt in de heffing naar de maatstaf waarde in het economische verkeer (zoals bijvoorbeeld bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, beschermde natuurgebieden die worden beheerd door natuurbeschermers en openbare wegen). Dat 41% van de in de gemeente aanwezige percelen ten onrechte niet aan WOZ-objecten gekoppeld was, steunt op een onjuiste rechtsopvatting.

De in het deskundigenrapport gesignaleerde koppelingen aan reeds beëindigde percelen, kwalificeren als fouten. Het foutenpercentage van 3,5 vanuit percelen bezien, mag naar het oordeel van de commissie als vrij hoog worden gezien.

De Commissie is van mening dat enerzijds op een aantal punten het deskundigenrapport onwaarschijnlijkheden bevat dan wel dat op punten de toelichting van de deskundige niet verder reikt dan het weergeven van `voldoende gerede twijfel', terwijl anderzijds op andere onderdelen overtuigend is gewezen op gegevensfouten, waaronder fouten die tot belemmering van de verwerking van de gegevens en tot vertraging in de aanslagoplegging konden leiden. De Commissie houdt het ervoor dat aanslagen gebouwd in belangrijke mate opgelegd hadden kunnen worden op basis van het gegevensbestand van 9 juni 1997.

De uitkomst van de analyse is dat de gemeente, gemeten naar volledigheid en deugdelijkheid fouten heeft gemaakt met betrekking tot de levering voor het aanslagjaar 1997. Deze fouten zijn van verschillend soortelijk gewicht en voor een niet te verwaarlozen gedeelte niet gekwantificeerd. Zij zijn in verhouding van het totaal van te leveren gegevens bij redelijke benadering bepaald als beperkter van omvang te beschouwen dan door de CWA gesteld.

Omvang te vergoeden vertragingsschade in de vorm van renteverlies

De Commissie beslist dat de begindatum van de periode waarover de gemeente renteverschuldigd is aanvangt op 23 oktober 1997, terwijl als einddatum geldt 1 januari 1998. De te vergoeden vertragingsschade bedraagt f 14.896,10.

Omvang herstelkosten

Voor de herstelkosten zijn relevante relevante factoren hetgeen omtrent de onvolledigheid of onjuiste gegevenslevering feitelijk is vastgesteld en de redelijkheid die gemoeid mocht zijn met de herstelwerkzaamheden, controleactiviteiten daaronder begrepen. Daar partijen daarover zeer uiteenlopende opvattingen aanhingen en de CWA haar opvattingen onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt, is onzekerheid blijven bestaan over de gemiddeld per fout gegeven bestede hersteltijd. In dit verband is mede van belang dat de CWA anders dan mocht worden verwacht, zonder overleg met de gemeente, zelf de fouten heeft hersteld en de herstelwerkzaamheden niet naar de gemeente heeft teruggekoppeld. Gebruikmaken van de haar ingevolge artikel 6.97 BW gegeven vrijheid schat de Commissie derhalve de in redelijkheid met het herstel gemoeide uren op de helft van het aantal uren dat de CWA heeft opgevoerd. De schadepost voor herstelkosten stelt zij vast op f 31.335,-.

Vervolgschade

De Commissie ziet geen gronden voor vergoeding van de door de CWA opgevoerde vervolgschade. De CWA vorderde de kosten van voor de jaren 1998 tot en met 2001 aangetrokken extra werknemers voor controle- en herstelwerkzaamheden teneinde achterstanden in te lopen, ontstaan ten gevolge van herstel en controle van de in 1997 geleverde gegevens. De Commissie is van oordeel dat ervan mag worden uitgegaan dat de CWA reeds voor 1 januari 1998 alle aan de in juni- en oktoberleveringen van 1997 klevende gebreken heeft kunnen kennen en herstellen, alsmede alstoen de aanslagoplegging 1997 heeft kunnen voltooien.

De voorzitter van de Geschillencommissie van de Waarderingskamer,
prof. dr. L.G.M. Stevens.

Afschriften van de uitspraak die is gedaan bij de tussenbeslissing d.d. 16 februari 2001 en van de einduitspraak d.d. 21 december 2001 kunnen worden opgevraagd bij: Secretariaat van de Waarderingskamer, Postbus 93210, 2509 AE Den Haag.

Naar boven