Wijziging Regeling in- en uitvoercontroles diervoeders

29 augustus 2002

TRCJZ/2002/9444

Directie Juridische Zaken

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op richtlijn nr. 2001/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2001 houdende wijziging van Richtlijn 95/53/EG van de Raad tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding alsmede van de Richtlijnen 70/524/EEG, 96/25/EG en 1999/29/EG van de Raad inzake diervoeding;

Gelet op artikel 19 van de Landbouwwet;

Besluit:

Artikel I

De Regeling in- en uitvoercontroles diervoeders1 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 1 worden onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma de volgende begripsbepalingen toegevoegd:

in het vrije verkeer brengen: het in het bezit hebben van een product met het oog op de verkoop, met inbegrip van het aanbieden, of enige andere vorm van al dan niet gratis overdracht aan derden, alsmede de verkoop en de andere vormen van overdracht zelf;

bedrijf: eenheid dat een product bereidt, be- of verwerkt, verpakt, voorhanden of in voorraad heeft, of in het verkeer brengt.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid wordt de zinsnede `indien voldaan is aan 2a de artikelen 3, 4 en 5, eerste en tweede lid' vervangen door: indien is voldaan aan de artikelen 2a, 3, 4 en 5, eerste en tweede lid.

2. In het vierde lid wordt `richtlijn 74/63/EEG van de Raad van 17 november 1973 tot vaststelling van maximumgehaltes aan ongewenste stoffen en producten in diervoeders (PbEG L 38)' vervangen door: richtlijn nr. 1999/29/EG van de Raad van 22 april 1999 inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding (Pb EG L 115).

C

Na artikel 6 wordt het volgende artikel ingevoegd:

Artikel 6a

1. Het hoofd van een bedrijf verstrekt aan de ambtenaar van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees en de secretaris van het Productschap Diervoeder onverwijld inlichtingen over een partij producten die door het bedrijf uit een derde land is ingevoerd of in het vrije verkeer is gebracht, die voorhanden of in voorraad is op het bedrijf dan wel waarvan het bedrijf eigenaar is, en ten aanzien waarvan hij over gegevens beschikt waaruit kan worden geconcludeerd dat:

a. de producten een gehalte aan ongewenste stoffen of producten bevatten dat het maximaal toegestane gehalte aan ongewenste stoffen of producten, vastgesteld in bijlage II, deel A, bij richtlijn nr. 1999/29/EG van de Raad van 22 april 1999 inzake ongewenste stoffen en producten in diervoeding (PbEG L 115), overschrijdt, of

b. de producten niet voldoen aan het bepaalde bij of krachtens de andere communautaire voorschriften bedoeld in artikel 2, derde lid, of de Verordening PDV Diervoeders 1998 van het Productschap Diervoeder voorzover deze strekt tot implementatie van die voorschriften, en de producten dientengevolge een ernstig risico opleveren voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu.

2. Aan de ambtenaar van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees en de secretaris van het Productschap Diervoeder worden onverwijld inlichtingen verstrekt over producten die een ernstig risico kunnen opleveren voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu door:

a. het hoofd van een laboratorium waar monsters van producten voor bedrijven worden geanalyseerd, indien uit een analyse het bestaan van het risico kan worden geconcludeerd;

b. de beroepsbeoefenaar die in het kader van zelfcontrole door veehouderijen toezicht houdt op veehouderijen, indien uit een controle het bestaan van het risico kan worden geconcludeerd.

3. De inlichtingen, bedoeld in het eerste en tweede lid, bevatten ten minste:

a. gegevens die een nauwkeurige identificatie van de betrokken producten mogelijk maken;

b. een zo volledig mogelijke beschrijving van het risico dat de betrokken producten opleveren;

c. gegevens die kunnen worden gebruikt om het product op te sporen;

d. omschrijvingen van de ondernomen acties om de risico's voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu te beperken.

4. Inlichtingen als bedoeld in het eerste of tweede lid die op een andere wijze worden verstrekt dan door toezending van een schriftelijke en ondertekende verklaring, worden onverwijld bevestigd door middel van een schriftelijke en ondertekende verklaring.

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 mei 2003 met uitzondering van artikel I, onderdeel B, dat in werking treedt met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 29 augustus 2002.
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,C.P. Veerman.

1 Stcrt. 1998, 151; laatstelijk gewijzigd bij ministeriële regeling van 19 januari 2001 (Stcrt. 14, rectificatie Stcrt. 18).

Toelichting

Op 23 juli 2001 is richtlijn nr. 2001/46/EG van het Europees Parlement en de Raad houdende wijziging van Richtlijn 95/53/EG van de Raad tot vaststelling van de beginselen inzake de organisatie van de officiële controles op het gebied van diervoeding alsmede van de Richtlijnen 70/424/EEG, 96/25/EG en 1999/29/EG van de Raad inzake diervoeding (PbEG L 234) in werking getreden. De richtlijn beoogt de procedures te verbeteren die van toepassing zijn ingeval diervoeders of een in diervoeders gebruikte stof (hierna: producten) een ernstig risico opleveren voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu. Daartoe worden lidstaten onder meer opgedragen om marktdeelnemers in alle stadia van de productie van diervoeders te verplichten de autoriteiten in kennis te stellen van ernstige risico's die producten opleveren voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu.

De onderhavige regeling strekt ertoe vooromschreven verplichting voor marktdeelnemers te implementeren in de Regeling in- en uitvoercontroles diervoeders (hierna: regeling). Voor implementatie in voornoemde regeling is gekozen omdat de voorschriften uit richtlijn nr. 95/53/EG daar voor een belangrijk deel in zijn opgenomen.

In het eerste lid van het nieuwe artikel 6a van de regeling is een informatieverplichting neergelegd voor hoofden van diervoederproductiebedrijven die een partij producten hebben ingevoerd uit een land, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, of in het verkeer hebben gebracht en in bezit of eigendom hebben. Zij dienen de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees en het Productschap Diervoeder onverwijld inlichtingen te verstrekken zodra zij over gegevens beschikken waaruit kan worden geconcludeerd dat de producten niet voldoen aan de aangewezen communautaire voorschriften over diervoeders en zodoende een ernstig risico opleveren voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu. In het tweede lid wordt een informatieverplichting voorgeschreven aan hoofden van laboratoria en aan beroepsbeoefenaars, zoals dierenartsen, die voor diervoeder producerende bedrijven producten analyseren, onderscheidenlijk voor veehouderijen controles uitvoeren. Op hen rust de verplichting om voornoemde bestuursorganen onverwijld te informeren zodra zij constateren dat producten een ernstig risico kunnen opleveren voor de gezondheid van mens of dier of voor het milieu.

In het derde lid van artikel 6a is bepaald welke gegevens de te verstrekken inlichtingen ten minste bevatten. Het gaat daarbij om gegevens die identificatie en opsporing van de betrokken producten mogelijk maken en omschrijvingen van het risico dat de producten kunnen opleveren, alsmede de ondernomen acties om dat risico te beperken.

De plicht om onverwijld informatie te verstrekken brengt met zich dat als de informatie niet zonder uitstel langs schriftelijke weg kan worden verstrekt (zoals via telefax), melding van de verlangde gegevens op andere wijze plaats moet vinden (bijvoorbeeld telefonisch of via elektronische post). Teneinde de verstrekte gegevens alsmede de identiteit van de informatieverstrekker te kunnen bevestigen is in het vierde lid opgenomen dat in laatstbedoelde gevallen een schriftelijke en ondertekende verklaring volgt, waarin de verstrekte gegevens worden bevestigd.

De administratieve lasten die vooromschreven informatieverplichting met zich brengt zullen naar verwachting beperkt zijn. Het betreft hier geen structurele informatieverplichting, maar een verplichting bedoeld voor risicovolle situaties die relatief weinig voor zullen komen. Daarnaast kan bijvoorbeeld al aan de verplichting worden voldaan door de verzending van twee telefaxen met daarin de vereiste gegevens, of twee dezelfde brieven die zijn voorafgegaan door een tweetal telefonische meldingen.

In artikel 1 van de regeling zijn daarnaast twee begripsbepalingen toegevoegd die uit richtlijn nr. 2001/46/EG voortvloeien. Tevens zij opgemerkt dat in artikel 2, derde lid, van de regeling bij ministeriële regeling van 1 juli 1999 (Stcrt. 125) een verwijzing naar artikel 2a abusievelijk op de verkeerde plaats is ingevoegd. In het vierde lid van hetzelfde artikel is een verwijzing naar richtlijn nr. 74/63/EEG vervangen door een verwijzing naar richtlijn nr. 1999/29/EG, die in de plaats is getreden van eerstgenoemde richtlijn. De wijzigingen in artikel 2, die in artikel I, onderdeel B, van de onderhavige regeling zijn opgenomen, treden twee dagen na publicatie in de Staatscourant in werking. De overige bepalingen uit de onderhavige regeling treden in werking op 1 mei 2003 omdat de bepalingen van richtlijn nr. 2001/46/EG vanaf dan dienen te worden toegepast.

Bepaalde artikelen van de richtlijn zijn, voorzover zij implementatie behoeven, tevens geïmplementeerd in de Verordening PDV Diervoeders 1998 (PBO-blad 30 maart 1998, nr. 23/24; laatstelijk gewijzigd bij verordening van 19 juni 2002, PBO-blad 16 augustus 2002, nr. 45).

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

C.P. Veerman.

Transponeringstabel

stcrt-2002-166-p14-SC36095-1.gif
Naar boven