Vergoedingsregeling voor uittreding van vissers uit de visserij 2002

8 augustus 2002

Nr. TRCJZ/2002/8546

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Gelet op artikel 12 van verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337);

Gelet op artikel 2 en artikel 4 van de Kaderwet LNV-subsidies;

Gezien de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen bij beschikking SG(2002)D/230354 van 24 juni 2002;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

b. directeur: directeur Visserij van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij;

c. vissersvaartuig: vaartuig dat gebruikt wordt voor de uitoefening van de bedrijfsmatige visserij en dat overeenkomstig artikel 1, tweede lid, van de Uitvoeringswet Visserijverdrag 1967 als Nederlands geldt en dat overeenkomstig het bij of krachtens het Besluit registratie vissersvaartuigen 1998 staat geregistreerd;

d. sanering: definitieve beëindiging van de visserijactiviteiten met het vissersvaartuig in de wateren van de Europese Unie in de zin van de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij1;

e. visser: natuurlijke persoon die zijn hoofdberoep uitoefent aan boord van een in bedrijf zijnd vissersvaartuig;

f. LASER: Dienst Landelijke Service bij Regelingen van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Artikel 2

1. De minister kan op aanvraag een eenmalige bijdrage verstrekken aan een visser voor de beëindiging van zijn beroepsactiviteit ten gevolge van:

a. de sanering van het vissersvaartuig waarop hij werkzaam is geweest, of

b. zijn vervroegde uittreding uit de zeevisserij.

2. De minister kan op aanvraag een eenmalige subsidie verstrekken aan een visser voor deelname aan een omscholingscursus in geval van beëindiging van zijn beroepsactiviteit.

Artikel 3

1. Een bijdrage als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt slechts verstrekt aan de aanvrager:

a. van wie de arbeids- of maatschapsovereenkomst is beëindigd als rechtstreeks gevolg van de sanering van het vissersvaartuig waarop hij werkzaam is geweest;

b. die ten minste 12 maanden zijn beroepsactiviteit als visser op dit vissersvaartuig heeft uitgeoefend;

c. die met de in onderdeel b bedoelde activiteit in de betrokken periode ten minste de helft van zijn in artikel 3.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bedoelde inkomen uit werk en woning heeft verdiend;

d. die op de datum van beëindiging van zijn arbeids- of maatschapsovereenkomst de leeftijd van 65 jaar nog niet heeft bereikt;

e. in voorkomend geval,

1° ten aanzien van wie de maatschapsovereenkomst bepaalt dat de eigenaar van het vissersvaartuig niet gehouden is een bijdrage aan de visser te verstrekken wanneer hij het vissersvaartuig uit de maatschap terugtrekt of

2° ten aanzien van wie uit de maatschapsovereenkomst voortvloeit dat de visser geen invloed heeft op de beslissing van de eigenaar van het vissersvaartuig dit uit de maatschap terug te trekken.

2. Van beëindiging van de arbeids- of maatschapsovereenkomst als rechtstreeks gevolg van de sanering van het vissersvaartuig waarop de aanvrager werkzaam is geweest, is slechts sprake indien:

a. de werkgever, onderscheidenlijk de maat-eigenaar, voor deze sanering naar aanleiding van een aanvraag, ingediend in de periode van 19 september tot en met 15 november 1999 respectievelijk 1 januari tot 1 maart 2001, een recht op subsidie heeft verkregen en heeft voldaan aan de vereisten, bedoeld in artikel 7 van de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij,

b. de arbeids- of maatschapsovereenkomst is beëindigd in het tijdvak beginnende op de dag van ontvangst van de aanvraag, bedoeld in onderdeel a, en eindigende op de dag vijf maanden na het ontstaan voor de werkgever, onderscheidenlijk de maat-eigenaar, van het vissersvaartuig van het recht op subsidie en

c. de ontslagvergunning van de Regionaal directeur voor de Arbeidsvoorziening of de schriftelijke opzegging van de maatschapsovereenkomst als reden voor de beëindiging van de arbeids- of maatschapsovereenkomst deze sanering vermeldt.

Artikel 4

Een bijdrage als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt slechts verstrekt aan de aanvrager:

a. die zijn arbeids- of maatschapsovereenkomst beëindigt met het oog op zijn vervroegde uittreding uit de zeevisserij;

b. die op de datum van beëindiging van de arbeids- of maatschapsovereenkomst de leeftijd van ten minste 55 jaar maar nog niet van 65 jaar heeft bereikt;

c. die ten minste tien jaar zijn beroepsactiviteit als visser heeft uitgeoefend;

d. die zonder onderbreking ten minste 12 maanden voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag, bedoeld in artikel 9, is ingediend, werkzaam is geweest op een vissersvaartuig dat wordt gebruikt voor de zeevisserij;

e. die met de in onderdeel d bedoelde werkzaamheden in de betrokken periode de helft van zijn in artikel 3.1 van de Wet inkomstenbelasting(2001 bedoelde inkomen uit werk en woning heeft verdiend;

f. in voorkomend geval,

1e ten aanzien van wie de maatschapsovereenkomst bepaalt dat de eigenaar van het vissersvaartuig niet gehouden is een bijdrage aan de visser te verstrekken wanneer hij het vissersvaartuig uit de maatschap terugtrekt of

2e ten aanzien van wie uit de maatschapsovereenkomst voortvloeit dat de visser geen invloed heeft op de beslissing van de eigenaar van het vissersvaartuig dit uit de maatschap terug te trekken.

Artikel 5

Een subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt slechts verstrekt aan de aanvrager die:

a. geen bijdrage als bedoeld in artikel 2, onderdeel a of onderdeel b, heeft verkregen;

b. die ten minste vijf jaar zijn beroepsactiviteit als visser heeft uitgeoefend;

c. op de datum van beëindiging van zijn arbeids- of maatschapsovereenkomst niet ouder is dan 55 jaar;

d. een omscholingscursus volgt of heeft gevolgd die gericht is op tewerkstelling in andere economische sectoren dan de aanvoersector;

e. de cursus heeft aangevangen binnen zes maanden na de datum van beëindiging van zijn arbeids- of maatschapsovereenkomst, en

f. een certificaat of diploma voor de betrokken cursus heeft behaald.

Artikel 6

Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht is van overeenkomstige toepassing op de verstrekking van de bijdragen, bedoeld in artikel 2, eerste lid.

Artikel 7

1. De minister maakt in de Staatscourant de periode bekend waarin een aanvraag voor een bijdrage of subsidie als bedoeld in artikel 2 kunnen worden ingediend.

2. De minister stelt voor de aanvraagperiode, bedoeld in het eerste lid, een subsidieplafond vast voor de op grond van de regeling te verstrekken bijdragen en subsidies. Het besluit tot vaststelling van het subsidieplafond wordt in de Staatscourant bekend gemaakt.

3. De minister verdeelt de beschikbare bedragen in volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag volledig is, als datum van ontvangst geldt.

4. Indien door toewijzing van aanvragen met dezelfde datum van ontvangst het subsidieplafond zou worden overschreden, geschiedt toewijzing aan de hand van een rangschikking van de aanvragen, waarbij telkenmale de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor toewijzing in aanmerking komt. De rangschikking vindt plaats volgens loting die geschiedt door een door de minister aan te wijzen notaris.

5. Voor de toepassing van het vierde lid komen uitsluitend aanvragen in aanmerking ten aanzien waarvan als datum van ontvangst geldt de dag waarop het subsidieplafond zou worden overschreden.

Artikel 8

1. De bijdrage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedraagt voor de aanvrager die op de datum van beëindiging van zijn arbeids- of maatschapsovereenkomst:

a. niet ouder was dan 35 jaar: € 5.000,-;

b. ouder was dan 35 jaar maar niet ouder dan 55 jaar: € 7.350,-;

c. ouder was dan 55 jaar maar jonger dan 65 jaar, € 185,- voor iedere kalendermaand gedurende de periode die aanvangt op de eerste dag van de maand waarin de arbeids- of maatschapsoverkomst wordt beëindigd en die eindigt op de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt met dien verstande dat de totale bijdrage per aanvrager niet meer dan € 10.000,- bedraagt.

2. De bijdrage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, bedraagt € 500,- voor iedere kalendermaand gedurende de periode die aanvangt op de eerste dag van de maand waarin de arbeids- of maatschapsovereenkomst wordt beëindigd en die eindigt op de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt.

3. De subsidie, bedoeld in artikel 2, tweede lid, is gelijk aan de werkelijke kosten van deelname aan de omscholingscursus, tot een maximum van € 2.500,-.

Artikel 9

1. De aanvraag tot verstrekking van een bijdrage als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, of van een subsidie als bedoeld in artikel 2, tweede lid, wordt ingediend bij LASER op een daartoe bestemd formulier.

2. De aanvraag tot verstrekking van de in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, bedoelde bijdrage gaat vergezeld van:

a. een kopie van de arbeids- of maatschapsovereenkomst, waaruit in elk geval blijkt de naam van de werkgever onderscheidenlijk de maat-eigenaar en het letterteken en nummer van het vissersvaartuig waarop de aanvrager werkzaam was;

b. een ontslagvergunning van de Regionaal Directeur voor de Arbeidsvoorziening, waaruit in elk geval de periode waarin de ontslagaanzegging kan plaats vinden blijkt, of een schriftelijke opzegging van de maatschapsovereenkomst waaruit in elk geval de datum van de beëindiging van de arbeids- of maatschapsovereenkomst blijkt, en

c. bescheiden waaruit blijkt dat is voldaan aan de vereisten, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdelen b, c en d.

2. De aanvraag tot verstrekking van de in artikel 2, tweede lid, bedoelde subsidie gaat vergezeld van:

a. bewijzen dat de kosten van de omscholingscursus zijn voldaan en

b. een afschrift van het certificaat of diploma.

3. De minister beslist op de aanvraag en geeft binnen acht weken na ontvangst van alle ingevolge het tweede of derde lid vereiste gegevens een beschikking omtrent verstrekking van de in het eerste lid bedoelde bijdrage of subsidie.

4. In afwijking van het derde lid, aanhef en onderdeel b, wordt, indien de cursus nog niet is afgerond, het afschrift van het diploma of certificaat aan LASER gezonden zodra dit is verkregen.

Artikel 10

1. De aanvraag tot verstrekking van een bijdrage als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt ingediend bij LASER op een daartoe bestemd formulier.

2. De in het eerste lid bedoelde aanvraag gaat vergezeld van:

a. een kopie van de arbeids- of maatschapsovereenkomst, waaruit in elk geval blijkt de naam van de werkgever onderscheidenlijk de maat-eigenaar en het letterteken en nummer van het vissersvaartuig waarop de aanvrager werkzaam is;

b. bescheiden waaruit blijkt dat de aanvrager heeft voldaan aan de vereisten, bedoeld in artikel 4, onderdelen b, c, d en e.

2. De minister beslist op de aanvraag en geeft binnen acht weken na ontvangst van alle ingevolge het vorig lid vereiste gegevens een beschikking omtrent verstrekking van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.

3. De ontvanger van de in het eerste lid bedoelde bijdrage toont binnen een termijn van drie maanden na de beschikking tot verstrekking van de bijdrage ten genoegen van de minister aan dat hij zijn werkzaamheden als visser definitief heeft beëindigd.

4. De ontvanger van de in het eerste lid bedoelde bijdrage is verplicht desgevraagd aanvullende gegevens terstond te verschaffen.

5. Binnen acht weken na ontvangst van alle gegevens geeft de minister een beschikking omtrent vaststelling van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.

Artikel 11

1. Het is de ontvanger van een bijdrage of subsidie verboden zijn beroepsactiviteit als visser te hervatten:

a. binnen een jaar na uitkering van de bijdrage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a;

b. binnen vijf jaar na uitkering van de subsidie, bedoeld in artikel 2, tweede lid.

2. De ontvanger van een bijdrage of subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, is verplicht ten genoege van de minister aan te tonen dat hij zijn werkzaamheden als visser niet heeft hervat. Daartoe verstrekt hij aan LASER jaarlijks vóór 31 maart op een daartoe bestemd formulier een overzicht van zijn inkomsten uit werk en woning of socialezekerheidsuitkeringen.

Artikel 12

Een aanvraag tot verstrekking van een bijdrage of subsidie op grond van deze regeling wordt afgewezen indien de aanvrager reeds eerder een bijdrage of subsidie op grond van deze regeling is verstrekt.

Artikel 13

De minister bepaalt bij een in de Staatscourant bekend te maken besluit per aanvraagperiode in hoeveel gedeelten het bedrag van de bijdrage of subsidie wordt betaald. Indien het bedrag van de bijdrage of subsidie in gedeelten wordt betaald, stelt de minister vast op welke wijze de gedeelten worden berekend en op welke tijdstippen zij worden betaald.

Artikel 14

Indien toepassing wordt gegeven artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht of aan artikel 6 van de Kaderwet LNV-subsidies kunnen terug te vorderen bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente over de periode vanaf de terugvordering tot aan het moment van algehele voldoening.

Artikel 15

Deze regeling wordt aangehaald als: Vergoedingsregeling voor uittreding van vissers uit de visserij 2002.

Artikel 16

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,B.J. Odink.

1 Regeling van 1 maart 1999 (Stcrt. 42), laatstelijk gewijzigd bij regeling van 21 december 2000 (Stcrt. 249).

Toelichting

De onderhavige regeling strekt ertoe aan vissers een éénmalige bijdrage te verstrekken voor de beëindiging van hun beroep als visser in de zeevisserij als gevolg van sanering van het vissersvaartuig waarop de aanvrager als vissers werkzaam was of ten gevolge van de vervroegde uittreding uit de zeevisserij. De Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij beschikt over de mogelijkheid om subsidie te verstrekken aan de eigenaar van een vissersvaartuig in geval van de definitieve beëindiging van de zeevisserij in de wateren van de Europese Unie met dat vissersvaartuig. Een dergelijke sanering zal steeds tot gevolg hebben dat de betrokken vissers die werkzaam waren op het vissersvaartuig hun baan verliezen. De onderhavige regeling beoogt aan deze vissers en aan vissers die tussen hun 55e en 65e vervroegd uittreden uit de zeevisserij een bijdrage te verstrekken voor de negatieve inkomensgevolgen hiervan.

Overeenkomstig artikel 12 van verordening (EG) nr. 2792/1999 van de Raad van de Europese Unie van 17 december 1999 tot vaststelling van de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden voor de structurele acties van de Gemeenschap in de visserijsector (PbEG L 337) kan slechts subsidie worden verstrekt aan een visser, die zijn hoofdberoep uitoefent aan boord van een in bedrijf zijnd vissersvaartuig.

Bij sanering kan op grond van artikel 3 een bijdrage worden verstrekt aan de visser die jonger is dan 65 jaar, wiens werkeloosheid een direct gevolg is van de sanering van het vissersvaartuig. Daarnaast geldt als vereiste dat de visser voor een periode van ten minste 12 maanden werkzaam is geweest op het betreffende vissersvaartuig en dat hij in die periode daarmee ten minste de helft van zijn inkomen uit werk en huis heeft verdiend. Op grond van het tweede lid van artikel 3 is er sprake van beëindiging van de arbeids- of maatschapsovereenkomst als rechtstreeks gevolg van de sanering van het vissersvaartuig als sanering heeft plaatsgevonden op grond van de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij, voor aanvragen ingediend tussen 19 september en 15 november 1999 en 1 januari en 1 maart 2001. Daarnaast moet de arbeids- of maatschapsovereenkomst tussen het moment van indiening tot de aanvraag tot subsidieverlening voor de sanering van het vissersvaartuig en 5 maanden na het ontstaan van recht op subsidie voor sanering zijn beëindigd. Voorts moet op de ontslagvergunning de sanering als reden van beëindiging van de overeenkomst zijn vermeld.

De bijdrage voor vervroegde uittreding wordt op grond van artikel 5 slechts verstrekt aan een visser die zijn werkzaamheden in de zeevisserij tussen zijn 55e en 65e definitief heeft beëindigd. Om voor een dergelijke subsidie in aanmerking te komen, moet de visser ten minste 10 jaar als visser werkzaam zijn geweest. Voorts moet hij voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot subsidieverlening zonder onderbreking ten minste 12 maanden op een vissersvaartuig hebben gewerkt en in die periode met dat werk ten minste de helft van zijn inkomen uit werk en woning hebben verdiend. Ziekte en verlof van de vissers worden niet als onderbreking van de beroepsactiviteit aangemerkt.

Voor subsidieverstrekking zowel in geval van sanering, als in geval van vervroegde uittreding uit de zeevisserij geldt dat een visser, die heeft gevist onder maatschapsovereenkomst, op grond van die overeenkomst geen zeggenschap mag hebben gehad over de onttrekking van het vissersvaartuig uit de maatschap door de eigenaar en in die situatie ook geen recht heeft op een bijdrage.

Naast de bovengenoemde mogelijkheden voor subsidieverstrekking, kan op grond van artikel 4 een bijdrage worden verstrekt voor deelname aan een omscholingscursus. Een dergelijke bijdrage wordt slechts verstrekt aan een vissers aan wie geen bijdrage voor werkeloosheid als gevolg van sanering of vervroegde uittreding uit de zeevisserij is verstrekt. Voorts geldt als voorwaarde dat de visser, die niet ouder mag zijn dan 55 jaar, een omscholingscursus volgt of heeft gevolgd die is gericht op tewerkstelling in een andere economische sector dan de aanvoersector. Van belang hierbij is dat het gaat om andere werkzaamheden dan die aan boord van een vissersvaartuig. Naast sectoren die geen verband houden met de zeevisserij, kan dit derhalve ook bijvoorbeeld werkzaamheden bij de visafslag of als fileerder betreffen. De visser dient de cursus binnen 6 maanden na het beëindigen van zijn arbeids- of maatschapovereenkomst te hebben aangevangen en voor het voltooien van de cursus een certificaat of diploma te hebben behaald.

De bijdrage bij sanering is afhankelijk van de leeftijd van de visser op het moment van beëindigen van de arbeids- of maatschapsovereenkomst. Voor een vissers jonger dan 35 jaar, bedraagt deze € 5.000,-, voor vissers met een leeftijd tussen de 35 en 55 € 7.350,-.

Voor vissers met een leeftijd van tussen de 55 en 65, is de bijdrage € 185,- voor iedere maand in de periode, beginnend op de eerste dag van de maand waarop de arbeids- of maatschapsovereenkomst wordt beëindigd en eindigend op de eerste dag van de maand dat de vissers 65 wordt. Deze bijdrage bedraagt echter nooit meer dan € 10.000,-.

In geval van vervroegde uittreding bedraagt de bijdrage € 500,- voor iedere maand in de periode, beginnend op de eerste dag van de maand waarop de arbeids- of maatschapsovereenkomst wordt beëindigd en eindigend op de eerste dag van de maand dat de vissers 65 wordt.

De subsidie voor het volgen van een omscholingscursus, bedraagt maximaal € 2.500,-, doch nooit meer dan de werkelijke kosten van deelname.

Aanvragen kunnen worden ingediend bij LASER, vestiging Dordrecht, gedurende een nader door de minister bekend te maken periode en gaan in geval van aanvragen voor een bijdrage op grond van artikel 2 vergezeld van een kopie van de arbeids- of maatschapsovereenkomst, de ontslagvergunning en overige bescheiden waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van de regeling is voldaan. Bij deelname aan de omscholingscursus gaat de aanvraag vergezeld van bewijzen van de kosten die verband houden met die deelname en een afschrift van het cetificaat of diploma.

De ontvanger van de bijdrage voor vervroegde uittreding is verplicht om binnen een termijn van drie maanden na de beschikking tot verstrekking van de bijdrage aan te tonen dat hij zijn werkzaamheden als visser definitief heeft beëindigd. Gezien de aard van de bijdrage geldt deze verplichting uiteraard tot het moment dat de visser de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Indien hij na die tijd zijn beroepsactiviteit als visser weer hervat, heeft dat geen gevolgen voor de verstrekte bijdrage. Voorts is de ontvanger van een dergelijke bijdrage op grond van deze regeling verplicht jaarlijks voor 31 maart aan LASER een formulier te retourneren dat een overzicht bevat van zijn inkomsten uit werk en woning of socialezekerheidsuitkeringen van het afgelopen jaar.

Indien de ontvanger van een bijdrage of subsidie niet of onvoldoende aantoont dat hij zijn werkzaamheden als visser niet binnen de gestelde termijnen heeft hervat, wordt de subsidie op grond van artikel 4:49 van de Algemene wet bestuursrecht pro rata temporis teruggevorderd. Artikel 14 van de onderhavige regeling is daarbij van toepassing.

De sanering op grond van de Regeling capaciteitsvermindering 2002 is niet opgenomen in de onderhavige regeling. Voor vissers die op grond van sanering op grond van de Regeling capaciteitsvermindering zeevisserij 2002 werkeloos raken zal er na afronding van alle saneringsaanvragen een gelijkwaardige regeling worden opengesteld.

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

B.J. Odink.

Naar boven