Regeling normbedragen studiefinanciering 2002
14 januari 2002
SFB-2001/51687
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen;
Gelet op artikel 11.1 van de Wet studiefinanciering 2000 en artikel 6.2
van de Regeling studiefinanciering 2000,
Besluit:
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder de wet: de Wet studiefinanciering
2000.
Artikel 2. Vrije voet eigen inkomsten studerende
Met ingang van 1 januari 2002 wordt het bedrag, genoemd in artikel 3.17,
eerste lid, van de wet, vastgesteld op EUR 9.402,48.
Artikel 3. Overzicht normbedragen
Met ingang van 1 januari 2002 luiden de bedragen, genoemd in artikel 3.18
van de wet, als volgt.
Overzicht 1. Maandbedragen
Overzicht 2. Financieringsbronnen
Artikel 4. Hoogte lening
Met ingang van 1 januari 2002 wordt het bedrag, genoemd in de artikelen
5.2, derde lid, 5.4, tweede lid en 10.3, derde lid, vande wet, vastgesteld
op EUR 712,76.
Artikel 5. Aanpassing maximale verrekenbedrag
Met ingang van 1 januari 2002 wordt het bedrag, bedoeld in artikel 6.1,
derde lid, van de Regeling studiefinanciering 2000, vastgesteld op EUR 123,54.
Artikel 6. Inwerkingtreding en bekendmaking
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002 en vervalt
met ingang van 1 januari 2003. De regeling wordt bekendgemaakt in de Staatscourant.
Artikel 7. Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als `Regeling normbedragen studiefinanciering
2002'.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,L.M.L.H.A.
Hermans.
Toelichting
Algemeen
In deze ministeriële regeling zijn de bedragen vermeld die, met betrekking
tot de Wet studiefinanciering 2000, gelden voor het jaar 2002, voor zover
zij bij ministeriële regeling moeten worden vastgesteld.
Artikel 4
In artikel 12.9, eerste, tweede en derde lid, van de wet is bepaald dat
de bedragen in de artikelen 5.2, derde lid, 5.4, tweede lid en 10.3 derde
lid tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip niet gelijk zijn aan
het naar de maatstaf van 1 januari 2000 geldende bedrag van EUR 680,67, maar
aan het maandbudget zoals bedoeld in artikel 3.2.
Bij koninklijk besluit van 23 juli 2001 (Staatsblad 384) is vorengenoemd
tijdstip nu bepaald op 1 januari 2003.
Niettemin is het bedrag van EUR 680,67, net zoals dat voor 2001 het geval
is geweest, conform artikel 11.1 van de wet ook per 1 januari 2002 geïndexeerd.
Dit leidt tot een bedrag van EUR 712,76 per 1 januari 2002.
Ter informatie
Vrije voet bedoeld in artikel 3.9, derde lid, van de wet
Voor de berekening van de aanvullende beurs voor kalenderjaar 2002 is
de vrije voet uit peiljaar 2000 van belang.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
L.M.L.H.A. Hermans.