Gewijzigde statuten Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel

16 januari 2002

TRCJZ/2002/1152

Directie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij maakt, gelet op artikel 10, derde lid, van de Landbouwkwaliteitswet, de tekst bekend van de gewijzigde statuten van de Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel, verleden bij akte van 12 december 2001 voor notaris mr. D.A. Spek te Leusden, goedgekeurd door de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij bij besluit van 14 november 2001, nr. TRCJZ/2001/15342.

's-Gravenhage, 16 januari 2002.
De Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,G.H. Faber.

Gewijzigde statuten COKZ

Op twaalf december tweeduizend één verscheen voor mij, Mr Dirk Albert Spek, notaris, gevestigd en kantoor houdende te Leusden:

de heer Dr Ir Leennert DE JONG, directeur/secretaris-penningmeester van de na te noemen stichting, wonende te 2742 AW Waddinxveen, Heuvelhof 26, geboren te Geldermalsen op tien juni negentienhonderd zesenveertig, zich legitimerende met zijn rijbewijs, nummer 3162589154, afgegeven te Waddinxveen op negentien juli negentienhonderd negenennegentig, gehuwd, volgens zijn verklaring te dezen handelende:

a. voor zich, in zijn hoedanigheid van directeur/secretaris-penningmeester van het bestuur van de statutair te 3833 AN Leusden gevestigde en aldaar aan de Kastanjelaan 7 kantoor houdende stichting: Stichting Centraal Orgaan Voor Kwaliteitsaangelegenheden In De Zuivel, ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Gooi- en Eemland te Amersfoort onder nummer 41189913, hierna te noemen: `de stichting'; en

b. als schriftelijk gevolmachtigde van de heer Ir Lijkele Aardema, wonende te 6705 BM Wageningen (Hoog), Keijenbergseweg 15, geboren te Smallingerland op éénendertig januari negentienhonderd veertig, houder van paspoort, nummer M20226576, afgegeven te Wageningen op twaalf juli tweeduizend één, gehuwd,

die bij het geven van de volmacht handelde in zijn hoedanigheid van voorzitter van het bestuur van genoemde stichting;

en als zodanig tezamen met genoemde heer Aardema deze stichting te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigende krachtens het bepaalde in artikel 10 van haar statuten.

Volmacht

Van gemelde volmacht blijkt mij, notaris, genoegzaam uit een onderhandse akte van volmacht, welke aan deze akte zal worden gehecht.

Inleiding

De verschenen persoon, handelende als gemeld, verklaarde:

- dat het bestuur van de stichting in zijn op twintig september tweeduizend één te Wageningen gehouden vergadering, waar vier van de zeven leden van het bestuur aanwezig waren, met algemene stemmen heeft besloten om de statuten van de stichting gedeeltelijk te wijzigen en wel voor wat betreft de artikelen 1, 3, 5, 10, 14, 15, 22 (welk artikel geheel vervalt), 23, 24, 28 (welk artikel geheel vervalt), 29 (welk artikel geheel vervalt) en 36 van de statuten;

- dat mitsdien is voldaan aan het bepaalde in artikel 37 lid 1 van de statuten, waarin ten aanzien van een statutenwijziging is voorgeschreven dat ten minste vier leden van het bestuur zich vóór een statutenwijziging dienen te verklaren;

- dat van gemeld besluit blijkt uit een aan deze akte te hechten uittreksel uit de notulen van gemelde vergadering van twintig september tweeduizend één;

- dat de statuten van de stichting oorspronkelijk zijn vastgesteld bij de akte van oprichting, op acht januari negentienhonderd tweeënnegentig verleden voor P.F.M. Buters, destijds notaris te Leusden en daarna gewijzigd zijn vastgesteld:

a. bij akte van partiële statutenwijziging, op achttien februari negentienhonderd vierennegentig verleden voor mij, notaris;

b. bij akte van algehele statutenwijziging, op negenentwintig februari negentienhonderd zesennegentig verleden voor mij, notaris;

c. bij akte van algehele statutenwijziging, op dertig september negentienhonderd negenennegentig verleden voor mij, notaris;

- dat de krachtens artikel 10 lid 3 van de Landbouwkwaliteitswet juncto artikel 37 lid 2 van de statuten vereiste goedkeuring van de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op de statutenwijziging is verleend bij besluit van de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij van veertien november tweeduizend één, van welk besluit een kopie aan deze akte zal worden gehecht.

Statutenwijziging

Ter uitvoering van gemeld besluit verklaarde de verschenen persoon, handelende als gemeld:

a. dat de artikelen 1, 3, 5, 10, 14, 15, 23, 24 en 36 van de statuten geheel gewijzigd zijn vastgesteld;

b. dat de artikelen 22, 28 en 29 van de statuten geheel zijn komen te vervallen;

en dat als gevolg van deze wijzigingen de statuten van de stichting in hun geheel zijn komen te luiden als volgt:

Statuten

Definities

Artikel 1

In deze statuten wordt verstaan onder:

de Minister:

- de met de zaken van de landbouw belaste Minister;

de Wet:

- de Landbouwkwaliteitswet;

een Besluit:

- een algemene maatregel van bestuur, als bedoeld in artikel 2 van de Wet;

een verordening:

- een goedgekeurde verordening van een bedrijfslichaam;

de Stichting:

- Stichting COKZ, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van deze statuten;

het bestuur:

- het bestuur van de Stichting;

certificeren:

- activiteiten op grond waarvan de Stichting, als certificatie-instelling, kenbaar maakt dat een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat een duidelijk omschreven onderwerp van certificatie in overeenstemming is met bepaalde door het bestuur vastgestelde normen;

de normen:

- de voorschriften, vastgesteld door het bestuur;

boerderijmelk:

- rauwe melk die door melkveehouders kennelijk bestemd is voor aflevering anders dan aan consumenten;

melk- en zuivelproducten:

- met melk en/of melkbestanddelen bereide producten en zuigelingenvoeding, alsmede bij be- of verwerking van deze producten verkregen voortbrengselen, derivaten en afvallen;

het COKZ-controlevignet:

- een vignet waaruit blijkt dat een product onder controle van de Stichting is gesteld;

deskundigencommissies:

- commissies van deskundigen voor producten of groepen van producten;

de directeur:

- de directeur, als bedoeld in artikel 23 van deze statuten;

de aangeslotene:

- degene die op grond van artikel 18 van deze statuten als zodanig is toegelaten;

de aansluiting:

- de formele relatie tussen de Stichting en een aangeslotene, al dan niet betrekking hebbend op één of meer aansluitmodule(s);

de aansluitmodule:

- facultatief, door de Stichting gereglementeerd (en op bepaalde taken of activiteiten van de Stichting betrekking hebbend) onderdeel van de aansluiting, waarin de aangeslotene en de Stichting ten aanzien van bepaalde producten of processen van de aangeslotene kunnen treden;

het tuchtgerecht:

- het tuchtgerecht als bedoeld in artikel 25 van deze statuten.

Overigens dienen, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, de in deze statuten voorkomende begrippen te worden verstaan in de zin die de van toepassing zijnde Besluiten daaraan toekennen.

Naam en zetel

Artikel 2

1. De Stichting is genaamd: Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (bij afkorting: `Stichting COKZ').

2. Zij is gevestigd te Leusden.

Doel en middelen

Artikel 3

1. De Stichting heeft ten doel:

a. het bevorderen van de afzet door middel van het handhaven van de door de overheid gestelde regelen betreffende de in artikel 2 van de Wet genoemde goede hoedanigheid, de sortering, de verzorging, de verpakking, de vorm, de afwerking, de aanduiding, de maat en het gewicht van producten als bedoeld in artikel 1 van de Wet, in het bijzonder van melk- en zuivelproducten;

b. (vervallen);

c. het bevorderen van de afzet door middel van het handhaven van de door het bestuur gestelde normen en regelen met betrekking tot melk- en zuivelproducten, bereid onder toezicht van de Stichting;

d. het verrichten van laboratoriumwerkzaamheden;

e. de afgifte van certificaten met betrekking tot melk- en zuivelproducten al dan niet namens de overheid;

f. het certificeren van productieprocessen met betrekking tot melk- en zuivelproducten en kwaliteitssystemen ten behoeve van melk- en zuivelproducten;

g. het inspecteren in opdracht van de rijksoverheid of van private organisaties van hygiëne- of kwaliteitssystemen, in het bijzonder van productieprocessen van melk- en zuivelproducten;

h. het geven van adviezen met betrekking tot wet- en regelgeving inzake melk- en zuivelproducten;

dit alles in de meest ruime zin van het woord.

2. De Stichting verricht haar taak zonder het oogmerk winst te behalen.

3. De Stichting tracht haar doel te bereiken:

a. door het uitoefenen van toezicht op de naleving door de bij haar aangeslotenen van bij of krachtens een Besluit gestelde regelen met betrekking tot de in het eerste lid onder a. bedoelde producten, voor zover zij in zulk een Besluit met dat toezicht is belast;

b. door het uitvoeren van keuring van de in het eerste lid onder a. bedoelde producten of door het uitoefenen van toezicht op die keuring, alsmede door het terzake van die keuring uitreiken van merken, tekenen of bewijsstukken, voor zover zij in een Besluit met die keuring of dat toezicht is belast of tot het uitreiken van die merken, tekenen of bewijsstukken bevoegd is verklaard;

c. (vervallen);

d. door het uitoefenen van toezicht op de naleving van de bij of krachtens een Besluit casu quo een verordening gestelde regelen voor zover zij in een Besluit casu quo een verordening met dat toezicht is belast of daartoe bevoegd is verklaard;

e. door het uitoefenen van toezicht op de naleving van de bij of krachtens regelgeving van de Europese Gemeenschap gestelde regelen met betrekking tot de in het eerste lid onder a. bedoelde producten ten behoeve van de overheden casu quo de Europese Gemeenschap, voor zover zij bij of krachtens zulk een regeling met dat toezicht is belast;

f. door advisering bij de ontwikkeling van de regelgeving en voorschriften met betrekking tot melk- en zuivelproducten met name in relatie tot de uitvoering van keuring en toezicht;

g. door het controleren en beoordelen van productieprocessen en de in het eerste lid onder c. bedoelde producten op basis van de aldaar bedoelde normen en regelen;

h. door het uitvoeren van haar in een overeenkomst opgedragen werkzaamheden ten dienste van haar doel, het verrichten van onderzoek en het verrichten van werkzaamheden van toezicht, keuring en certificeren, andere dan hiervoor bedoeld, daaronder begrepen;

i. door het tegengaan van onrechtmatig gebruik van aanduidingen welke betrekking hebben op de in artikel 3, eerste lid onder a. en c. bedoelde producten, de naam van de Stichting en het COKZ-controlevignet;

j. door het ontwikkelen van en het deelnemen aan initiatieven en activiteiten ten dienste van haar doel;

k. door andere wettige en gepaste middelen, welke voor het bereiken van haar doel dienstbaar kunnen zijn.

Rijkstoezicht

Artikel 4

De Stichting stelt zich onder rijkstoezicht, uitgeoefend vanwege de Minister volgens door deze vast te stellen regelen als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de Wet.

Het rijkstoezicht heeft uitsluitend betrekking op de aan de Stichting bij of krachtens een Besluit opgedragen taken en bevoegdheden en de door of namens de overheid aan de Stichting opgedragen taken en bevoegdheden.

Organen der Stichting

Artikel 5

Organen der Stichting zijn:

- het bestuur;

- de deskundigencommissies;

- de directeur;

- het tuchtgerecht;

- de raad van beroep;

- overige commissies.

Het bestuur

Artikel 6

1. De algemene leiding van de Stichting berust bij het bestuur.

2. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten tot het verkrijgen, vervreemden of bezwaren van registergoederen.

3. Het bestuur is bevoegd tot het sluiten van overeenkomsten, waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een ander sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.

4. Het bestuur kan aan de voorzitter van het bestuur en de directeur van de Stichting afzonderlijk dan wel gezamenlijk werkzaamheden opdragen. Zij kunnen zich doen bijstaan door de plaatsvervangend voorzitter. De genoemde personen brengen met betrekking tot deze werkzaamheden verslag uit aan het bestuur.

Artikel 7

1. Het bestuur bestaat uit een voorzitter en zes overige leden.

2. De Minister benoemt de voorzitter op voordracht van het bestuur. Hij mag niet rechtstreeks betrokken zijn bij de melkveehouderij of de handel in melk of bij de bereiding van of de handel in melk- en zuivelproducten.

Van de overige leden worden benoemd:

a. drie leden door de Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO), gevestigd te Zoetermeer; deze leden dienen werkzaam te zijn bij een bij de Stichting aangesloten bereider van melk- en/of zuivelproducten;

b. twee leden die de hoedanigheid van melkveehouder moeten hebben, door de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO-Nederland), gevestigd te 's-Gravenhage;

c. één lid door de Vereniging Gemeenschappelijk Zuivelsekretariaat (GEMZU), gevestigd te Rijswijk.

Artikel 8

1. De voorzitter en de overige leden van het bestuur worden benoemd voor de duur van vier jaar. Het bestuur stelt voor de overige leden een rooster van periodiek aftreden vast.

Periodiek aftredende leden zijn terstond herbenoembaar.

In een vacature wordt voorzien door de in artikel 7, tweede lid, genoemde organisatie die degene, wiens plaats moet worden vervuld, had aangewezen.

Nieuw benoemde leden nemen in het rooster van aftreden de plaats in van hun voorgangers.

2. De Minister alsmede de in artikel 7, tweede lid, genoemde organisatie(s) kunnen een door hem, respectievelijk door haar, benoemd bestuurslid te allen tijde schorsen of ontslaan.

3. De voorzitter en de overige leden treden af op de laatste dag van de maand waarin zij de vijfenzestigjarige leeftijd bereiken. De in artikel 7, tweede lid, onder b., bedoelde leden treden voorts af op de laatste dag van de maand waarin zij de hoedanigheid van melkveehouder verliezen.

4. Onverminderd het in de leden 1, 2 en 3 bepaalde eindigt het bestuurslidmaatschap door vrijwillig aftreden, overlijden of ontslag op grond van het bepaalde in artikel 298 boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

5. Bij onvoltalligheid blijft het bestuur een wettig college vormen.

Artikel 9

1. Het bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan. Bij afwezigheid van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter neemt het in leeftijd oudste aanwezige bestuurslid het voorzitterschap waar.

2. De directeur is secretaris-penningmeester van de Stichting en neemt deel aan de vergaderingen van het bestuur voor zover dit bestuur niet anders beslist. Hij heeft in die vergaderingen een raadgevende stem. Bij afwezigheid van de directeur wijst de voorzitter een plaatsvervanger aan.

Artikel 10

1. De Stichting wordt in en buiten rechte uitsluitend vertegenwoordigd door:

a. hetzij het bestuur;

b. hetzij de voorzitter te zamen met ten minste één der andere leden van het bestuur;

c. hetzij de voorzitter te zamen met de directeur/secretaris-penningmeester.

In geval van ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

2. Het bestuur kan één of meer bestuursleden dan wel de directeur/secretaris-penningmeester of diens plaatsvervanger machtigen de Stichting binnen de in een volmacht omschreven bevoegdheden te vertegenwoordigen.

Artikel 11

1. Vergaderingen van het bestuur worden door of vanwege de voorzitter of diens plaatsvervanger per brief bijeengeroepen met inachtneming van een termijn van ten minste tien dagen, de dag van verzending en die van vergadering niet meegerekend.

In geval van onverwijlde spoed kan deze termijn door de voorzitter of diens plaatsvervanger worden bekort.

2. Een vergadering van het bestuur wordt bijeengeroepen, indien ten minste drie bestuursleden zulks aan de voorzitter of diens plaatsvervanger verzoeken.

3. Het bestuur mag geen besluiten nemen, indien niet ten minste vier bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn.

4. Door de Minister aan te wijzen ambtenaren hebben recht van toegang tot de vergaderingen van het bestuur. Zij hebben daarin een raadgevende stem.

Artikel 12

1. Het bestuur stelt het beleid van de Stichting vast.

2. Het bestuur beslist niet afwijkend van het advies van een deskundigencommissie dan nadat de betrokken deskundigencommissie zich daarover nogmaals heeft beraden.

3. Het bestuur kan normen en regelen vaststellen met betrekking tot privaatrechtelijke activiteiten in de zin van artikel 3, lid 1 sub c., d., e. en f. van deze statuten.

4. Het bestuur beslist over de toelating van adviseurs tot de vergaderingen van het bestuur of de deskundigencommissies.

Tot de vergadering(en) toegelaten personen hebben daarin uitsluitend een raadgevende stem.

5. Activiteiten met betrekking tot producten die niet zonder meer gerekend kunnen worden tot melk- en zuivelproducten worden niet ontwikkeld tenzij het bestuur anders beslist.

Artikel 13

1. Alle besluiten worden, voor zover niet anders in deze statuten is bepaald, genomen met gewone meerderheid der uitgebrachte stemmen, met dien verstande dat ieder bestuurslid één stem uitbrengt. Blanco stemmen worden geacht niet te zijn uitgebracht.

Stemmen bij volmacht is niet toegestaan.

2. Stemmingen geschieden mondeling, tenzij een bestuurslid schriftelijke stemming verlangt.

3. In gevallen van onverwijlde spoed, zulks ter beoordeling van de voorzitter of diens plaatsvervanger, kunnen ook buiten vergadering besluiten worden genomen, indien alle in functie zijnde leden van het bestuur over enig voorstel zijn geraadpleegd en de vereiste meerderheid zich schriftelijk vóór dat voorstel heeft uitgesproken.

Deskundigencommissies

Artikel 14

1. Het bestuur stelt voor de volgende producten of groepen van producten deskundigencommissies in:

- boerderijmelk;

- boerderijzuivelproducten;

- boter;

- kaas;

- poedervormige melkproducten;

- smeltkaas;

- vloeibare melkproducten.

2. Het bestuur kan voor andere producten of groepen van producten, dan wel voor bepaalde activiteiten, andere deskundigencommissies instellen.

3. Het bestuur bepaalt bij reglement de taken en bevoegdheden van een deskundigencommissie.

Artikel 15

1. Een deskundigencommissie bestaat uit leden, die in het bijzonder deskundig zijn ten aanzien van het (de) product(en) of de activiteiten waarvoor een deskundigencommissie is ingesteld.

2. De leden van de deskundigencommissies worden benoemd door de daartoe aangewezen organisaties, te weten:

a. in de deskundigencommissie voor boerderijmelk:

- vier door de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO-Nederland), gevestigd te 's-Gravenhage;

- vier door de Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO), gevestigd te Zoetermeer;

b. in de deskundigencommissie voor boerderijzuivelproducten:

- drie door de Bond van Boerderijzuivelbereiders, gevestigd te Leusden;

- twee door de Vereniging Gemeenschappelijk Zuivelsekretariaat (GEMZU), gevestigd te Rijswijk;

c. in de deskundigencommissie voor boter:

- drie door de Nederlandse Zuivel-organisatie (NZO), gevestigd te Zoetermeer;

- twee door de Vereniging Gemeen-schappelijk Zuivelsekretariaat (GEMZU), gevestigd te Rijswijk;

d. in de deskundigencommissie voor kaas:

- drie door de Nederlandse Zuivelorganisatie (NZO), gevestigd te Zoetermeer;

- twee door de Vereniging Gemeen-schappelijk Zuivelsekretariaat (GEMZU), gevestigd te Rijswijk;

e. in de deskundigencommissie voor poedervormige melkproducten:

- drie door de Nederlandse Zuivel-organisatie (NZO), gevestigd te Zoetermeer;

- twee door de Vereniging Gemeen-schappelijk Zuivelsekretariaat (GEMZU), gevestigd te Rijswijk;

- één door de Vereniging van Nederlandse Fabrikanten van Kinder- en Dieetvoedingsmiddelen (VNFKD), gevestigd te 's-Graven-hage;

f. in de deskundigencommissie voor vloeibare melkproducten:

- drie door de Nederlandse Zuivel-organisatie (NZO), gevestigd

te Zoetermeer;

- twee door de Vereniging Gemeen-schappelijk Zuivelsekretariaat (GEMZU), gevestigd te Rijswijk;

g. in de deskundigencommissie voor smeltkaas:

- vijf door de Nederlandse Vereniging van Kaassmelters (Nedsmelt), gevestigd te 's-Gravenhage.

3. Het bepaalde in artikel 8 is op de deskundigencommissies van overeenkomstige toepassing.

Artikel 16

1. De voorzitter van een deskundigencommissie wordt op voordracht van de desbetreffende deskundigencommissie als zodanig door het bestuur uit de leden van de deskundigencommissie benoemd.

2. Een deskundigencommissie wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan. Bij afwezigheid van voorzitter en plaatsvervangend voorzitter neemt het in leeftijd oudste aanwezige commissielid het voorzitterschap waar.

3. De directeur of een door hem aangewezen plaatsvervanger treedt op als secretaris van een deskundigencommissie. De directeur is bevoegd aan de beraadslagingen deel te nemen en heeft daarin een raadgevende stem.

4. Een deskundigencommissie mag geen besluit nemen, indien niet ten minste de helft van het aantal in functie zijnde commissieleden ter vergadering aanwezig is.

5. Een vergadering van de deskundigencommissie wordt bijeengeroepen, indien ten minste één/derde gedeelte van het aantal in functie zijnde commissieleden zulks aan de voorzitter of diens plaatsvervanger verzoekt.

6. Het bepaalde in artikel 11, eerste lid, en in artikel 13 is op de deskundigencommissies van overeenkomstige toepassing.

Commissies

Artikel 17

1. Door het bestuur kunnen commissies ingesteld worden voor het uitvoeren van bijzondere opdrachten.

2. De samenstelling, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden alsmede de eventuele te volgen procedures van een ingestelde commissie worden vastgelegd in een, door het bestuur vast te stellen, reglement.

Aangeslotenen

Artikel 18

1. Als aangeslotene bij de Stichting wordt een ieder toegelaten, die schriftelijk de wens hiertoe aan het bestuur te kennen geeft.

2. Een aangeslotene, als bedoeld in het eerste lid, kan zijn:

a. een natuurlijk persoon;

b. een rechtspersoon;

c. een zelfstandige bedrijfs- of productie-eenheid, welke zelf geen rechtspersoonlijkheid bezit, doch in eigendom toebehoort aan een natuurlijk persoon of aan een rechtspersoon,

en die daartoe verplicht is uit hoofde van een Besluit dan wel die een daartoe strekkende aanvraag bij het bestuur heeft ingediend en door het bestuur is toegelaten.

3. Iedere aangeslotene die schriftelijk aan het bestuur de wens hiertoe te kennen geeft, kan voor bepaalde producten of processen tot één of meer van de door de Stichting gereglementeerde aansluitmodule(s) worden toegelaten.

Artikel 19

1. Iedere aangeslotene is jegens de Stichting gehouden tot stipte naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de statuten, de op hem van toepassing zijnde voorschriften op grond van de Wet en de reglementen, en is aansprakelijk voor de naleving van die statuten, voorschriften en reglementen.

2. Iedere aangeslotene is verplicht tot het betalen van de bedragen, bedoeld in artikel 33, eerste lid, van deze statuten.

Artikel 20

1. Aangeslotenen zijn verplicht het bestuur in kennis te stellen van alle feiten en omstandigheden, die voor hun aansluiting en met het oog op de voor hen geldende aansluitmodule(s) van belang kunnen zijn. Zij stellen het bestuur in elk geval schriftelijk in kennis van wijzigingen in rechtsvorm, tenaamstelling, statutaire zetel, plaats van vestiging en locaties waar de activiteiten van de aangeslotenen worden uitgeoefend, alsmede van een wijziging, uitbreiding of beperking van de onder de aansluiting of onder de geldende aansluitmodule(s) vallende activiteiten.

2. Een aangeslotene, die zijn aansluiting dan wel deelname aan één of meer aansluitmodule(s) met de Stichting wenst te beëindigen, geeft hiervan bij aangetekend schrijven kennis aan het bestuur. De aansluiting, dan wel de deelname aan de desbetreffende aansluitmodule(s) eindigt aan het einde van de derde kalendermaand na de maand waarin dit schrijven is ontvangen.

3. Indien een aangeslotene zijn aansluiting dan wel de deelname aan één of meer aansluitmodule(s) beëindigt, blijft hij de in artikel 33 van deze statuten bedoelde bedragen en vergoedingen, voor zover van toepassing, over het volledige kalenderjaar van zijn uittreding en het daarop volgende kalenderjaar verschuldigd.

4. Het bestuur kan een aangeslotene, die zijn aansluiting dan wel deelname aan één of meer aansluitmodule(s) beëindigt, van zijn in het derde lid bedoelde verplichting geheel of gedeeltelijk ontslaan.

5. Het bestuur, dat een aansluiting dan wel deelname aan één of meer aansluitmodule(s) wenst te beëindigen, geeft hiervan met in achtneming van een opzegtermijn van ten minste drie maanden bij aangetekend schrijven kennis aan de betrokken aangeslotene.

Artikel 21

1. Tegen een door de Stichting krachtens een Besluit genomen besluit tot verlening, weigering of intrekking van een vergunning of ontheffing kan een belanghebbende, als bedoeld in artikel 1:2 eerste lid, Algemene wet bestuursrecht, die door het besluit rechtstreeks in zijn belang is getroffen, ingevolge artikel 14 van de Wet beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

2. De Wet bestuursrechtspraak bedrijfsorganisatie is op zodanig beroep van toepassing.

Artikel 22

(Vervallen).

Directeur en personeel

Artikel 23

1. De dagelijkse leiding van de werkzaamheden der Stichting berust bij de directeur of diens plaatsvervanger.

2. De directeur wordt benoemd en kan worden geschorst en ontslagen door het bestuur. De benoeming van de directeur behoeft de goedkeuring van de Minister. Hij mag niet betrokken zijn bij de melkveehouderij of de handel in melk of bij de bereiding van of de handel in melk- en zuivelproducten.

Het bestuur regelt de bezoldiging en verdere arbeidsvoorwaarden van de directeur.

3. Het personeel wordt benoemd en kan worden geschorst of ontslagen door de directeur. De directeur regelt de bezoldiging en verdere arbeidsvoorwaarden van het personeel en kan voor het personeel een instructie vaststellen.

4. De directeur is verantwoording verschuldigd aan het bestuur, dat voor hem een instructie kan vaststellen.

Tuchtmaatregelen

Artikel 24

1. Bij overtreding door een aangeslotene van het bepaalde bij of krachtens een Besluit kunnen één of meer van de in artikel 13 van de Wet vermelde maatregelen worden opgelegd.

2. Aan opbrengsten van de door een met tuchtrecht belast orgaan opgelegde geldboeten wordt een bijzondere bestemming gegeven, welke door het bestuur onder goedkeuring van de Minister wordt bepaald.

Artikel 25

1. Tot het opleggen in eerste aanleg van tuchtmaatregelen, als bedoeld in artikel 24, eerste lid, is bevoegd het met tuchtrecht in eerste aanleg belast orgaan.

2. De samenstelling en bevoegdheid van het in het eerste lid bedoelde orgaan, alsmede de rechtsgang van het tuchtgeding in eerste aanleg worden door het bestuur geregeld bij door de Minister goed te keuren reglement, met in achtneming van de regelen gesteld bij het Tuchtrecht-besluit Landbouwkwaliteitswet.

Artikel 26

Het in artikel 25, eerste lid, bedoelde orgaan brengt een tuchtrechtelijke beslissing, ook indien daarbij geen tuchtmaatregel is opgelegd, bij aangetekend schrijven ter kennis van de betrokken aangeslotene en van het bestuur.

Artikel 27

1. Tegen een in eerste aanleg genomen tuchtrechtelijke beslissing kan de betrokken aangeslotene dan wel de voorzitter van het bestuur of diens plaatsvervanger beroep instellen bij de raad van beroep.

2. Het beroep wordt ingesteld binnen vier weken na ter post bezorging van de in het vorige artikel bedoelde brieven. Een tijdig ingesteld beroep schorst de werking der beslissing.

Artikel 28

(Vervallen).

Artikel 29

(Vervallen).

Raad van beroep

Artikel 30

De samenstelling en bevoegdheid van de raad van beroep alsmede de rechtsgang van het tuchtgeding bij die raad worden door het bestuur geregeld bij door de Minister goed te keuren reglement, met inachtneming van de regelen gesteld bij het Tuchtrecht-besluit Landbouwkwaliteitswet.

Artikel 31

Van uitspraken van de raad van beroep in tuchtgedingen staat voor de betrokken aangeslotene beroep open ingevolge artikel 13, tweede lid, van de Wet, juncto Titel IV van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie.

Geheimhouding

Artikel 32

Ieder, die hetzij als voorzitter of lid van het bestuur of één van de deskundigencommissies, hetzij als voorzitter of lid van één der andere organen der Stichting, hetzij in dienst van de Stichting, hetzij op andere wijze betrokken is of is geweest bij de uitvoering van de werkzaamheden van de Stichting, is verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hem in die hoedanigheid is bekend geworden, voor zover hij niet in die hoedanigheid tot mededeling daarvan gehouden is.

Geldmiddelen

Artikel 33

1. De uitgaven van de Stichting worden bestreden door inkomsten uit:

a. een vaste bijdrage die door elke aangeslotene verschuldigd is voor elke tot zijn onderneming behorende bereid- of opslagplaats, waar één of meer producten worden bereid. Het bestuur stelt jaarlijks de hoogte van de vaste bijdrage vast. Het bestuur kan verschillende vaste bijdragen vaststellen voor onderscheiden categorieën producten casu quo bereid- of opslagplaatsen;

b. door het bestuur vastgestelde bedragen voor kosten van keuring en toezicht, welke op grond van de Wet kunnen worden geheven;

c. bedragen welke door de Stichting overeenkomstig enig ander wettelijk voorschrift, verordeningen van bedrijfslichamen daaronder begrepen, worden geheven voor de uitvoering van aan de Stichting bij of krachtens bedoeld voorschrift opgedragen taken;

d. door het bestuur vastgestelde bedragen ter dekking van de kosten voor werkzaamheden, voortvloeiende uit aansluitmodules;

e. vergoedingen uit opdrachten door derden, niet zijnde aangeslotenen;

f. financiële bijdragen en subsidies;

g. andere baten.

2. De regeling van de heffing der in het vorige lid onder b. bedoelde bedragen behoeft de goedkeuring van de Minister.

3. De directeur is bevoegd om een aangeslotene te schorsen met betrekking tot deelname aan één of meer aansluitmodule(s), indien de betrokken aangeslotene na herhaalde aanmaning nalatig blijft de verschuldigde bedragen te voldoen.

4. De directeur is belast met de inning van de door de aangeslotenen verschuldigde bedragen; hij kan daartoe voorschotten heffen.

Artikel 34

Het boekjaar der Stichting loopt gelijk met het kalenderjaar.

Artikel 35

1. Het bestuur maakt jaarlijks een begroting voor het komende jaar en doet deze ter kennisneming toekomen aan de Minister en aan de in artikel 7, tweede lid, genoemde organisaties.

2. Vóór één juli van elk jaar doet het bestuur een rekening en verantwoording van het beheer over de geldmiddelen der Stichting gedurende het afgelopen boekjaar ter kennisneming toekomen aan de Minister en de in artikel 7, tweede lid, genoemde organisaties.

Reglementen

Artikel 36

1. Het bestuur kan een huishoudelijk reglement vaststellen, hetwelk geen bepalingen mag bevatten, welke in strijd zijn met de statuten der Stichting.

2. Het bestuur stelt één of meer reglementen vast betreffende het verloop van de keuring van de in artikel 3, eerste lid, bedoelde producten en betreffende het uitreiken van merken, tekenen en bewijsstukken, bedoeld in artikel 7 van de Wet, een en ander voor zover de Stichting overeenkomstig artikel 8 dier wet tot dat keuren en uitreiken bevoegd is verklaard.

3. Het bestuur stelt in de reglementen, bedoeld in het tweede lid, tevens regelen inzake het maken van bezwaar tegen bij de keuring genomen beslis-singen.

Het bestuur wijst voor de behandeling van zodanige bezwaren één of meer organen aan en stelt de samenstelling, bevoegdheid en werkwijze daarvan bij reglement vast.

4. Het bestuur stelt één of meer reglementen vast met betrekking tot de wijze waarop door de Stichting het toezicht op de naleving van bij of krachtens een Besluit casu quo een verordening gestelde voorschriften wordt uitgeoefend, voorzover de Stichting met dit toezicht is belast of daartoe bevoegd is verklaard.

5. (Vervallen).

6. (Vervallen).

7. (Vervallen).

8. (Vervallen).

9. Het bestuur kan voorts een reglement vaststellen betreffende het gebruik van het COKZ-controlevignet als bedoeld in artikel 1 van deze statuten.

10. De in het eerste tot en met het vierde lid bedoelde reglementen en wijzigingen daarvan behoeven de goedkeuring van de Minister, voor zover deze reglementen betrekking hebben op activiteiten ingevolge een Besluit.

11. Het bestuur kan een of meer reglementen vaststellen betreffende de inhoud en het verloop van de door de Stichting uit te voeren controle op de naleving door de bij haar aangeslotenen van het bij of krachtens het in de van toepassing zijnde aansluitmodule(s) gestelde.

Statutenwijziging en ontbinding

Artikel 37

1. Deze statuten kunnen door het bestuur worden gewijzigd indien ten minste vier bestuursleden zich daarvoor verklaren.

2. De wijzigingen behoeven de goedkeuring van de Minister. Ze treden eerst in werking nadat ze bij notariële akte zijn verleden.

Artikel 38

1. Gehoord de in artikel 7, tweede lid, genoemde organisaties kan de Stichting door het bestuur worden ontbonden indien ten minste vier bestuursleden zich daarvoor verklaren en het besluit tot ontbinding door de Minister wordt goedgekeurd.

2. In geval van ontbinding is het bestuur met de liquidatie belast, tenzij het besluit de liquidatie onder zijn verantwoordelijkheid aan één of meer vereffenaars op te dragen.

3. Indien de liquidatie een batig saldo laat, geeft het bestuur daaraan een bestemming, welke zoveel mogelijk in overeenstemming is met het doel der Stichting.

4. Na afloop van de liquidatie doet het bestuur de liquidatierekening aan de in artikel 7, tweede lid genoemde organisaties ter kennisneming toekomen.

Slotbepaling

Artikel 39

In alle gevallen waarin deze statuten niet voorzien, alsmede in geval van geschillen over de tenuitvoerlegging van deze statuten, beslist het bestuur.

Slot

De verschenen persoon is mij, notaris, bekend.

WAARVAN AKTE is verleden te Leusden op de datum in de aanhef van deze akte vermeld.

Nadat de inhoud van deze akte door mij, notaris, zakelijk aan de verschenen persoon is opgegeven en toegelicht, heeft deze verklaard van de inhoud van deze akte te hebben kennisgenomen en daarmee in te stemmen.

Vervolgens is deze akte onmiddellijk na beperkte voorlezing ondertekend door de verschenen persoon en daarna door mij, notaris.

Naar boven