Mandaatregeling Defensie Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en Wet veiligheidsonderzoeken

3 juli 2002

DIS 2002012990

De Minister van Defensie,

Gelet op het bepaalde in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Stb. 2002, 148) en de Wet Veiligheidsonderzoeken (Stb. 1996, 525);

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. WIV: Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Stb. 2002, 148);

b. WVO: Wet veiligheidsonderzoeken (Stb. 1996, 525);

c. Minister: Minister van Defensie;

d. MIVD: Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst;

e. Directeur van de MIVD: Hoofd van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst;

f. mandaat: bevoegdheid om namens de Minister, onder diens verantwoordelijkheid en met inachtneming van diens aanwijzingen en richtlijnen besluiten te nemen en stukken vast te stellen en uitgaande stukken te ondertekenen.

Artikel 2 Mandaat Secretaris-Generaal

1. Mandaat en machtiging worden verleend aan de Secretaris-Generaal ten aanzien van:

a. stukken en besluiten met betrekking tot de kennisneming van door of ten behoeve van de MIVD verwerkte gegevens, bedoeld in de artikelen 45 tot en met 57 van de WIV;

b. stukken en besluiten met betrekking tot het weigeren dan wel intrekken van de verklaring van geen bezwaar, bedoeld in de artikelen 8 en 10 van de WVO juncto artikel 2 van de WVO.

2. Bij afwezigheid of verhindering van de Secretaris-Generaal treedt diens plaatsvervanger voor de duur van de afwezigheid of verhindering in diens plaats.

Artikel 3 Mandaat Directeur MIVD

1. Mandaat en machtiging worden verleend aan de Directeur van de MIVD ten aanzien van de bevoegdheden, bedoeld in de WIV.

2. Mandaat en machtiging worden verleend aan de Directeur van de MIVD ten aanzien van:

a. het afgeven van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 4 juncto artikel 2 van de WVO;

b. het doen instellen van een hernieuwd veiligheidsonderzoek als bedoeld in de artikelen 9 en 16 juncto artikel 2 WVO;

c. het doen van mededelingen als bedoeld in artikel 13, zesde lid, juncto artikel 2 WVO.

3. Mandaat en machtiging worden verleend aan de Directeur van de MIVD voor wat betreft defensieorderbedrijven en TNO-defensieonderzoek ten aanzien van:

a. het in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aanwijzen van vertrouwensfuncties als bedoeld in artikel 3 van de WVO;

b. het instemmen met de weigering van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties tot het afgeven van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8 van de WVO;

c. het instemmen met de intrekking door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 10 van de WVO.

4. In afwijking van het eerste lid zijn van mandaatverlening aan de Directeur van de MIVD uitgesloten:

a. stukken en besluiten met betrekking tot het verlenen van toestemming voor de uitvoering van dan wel het verlenen van medewerking bij de toepassing van de bijzondere bevoegdheden als genoemd in de artikelen 20, 21, 22, eerste lid, onder a en b, 24, eerste en tweede lid, 25, 26, vierde lid, 27, vierde en vijfde en achtste lid, en 30 van de WIV;

b. het uitbrengen van verslag, als bedoeld in artikel 34, eerste juncto derde lid van de WIV alsmede de mededeling aan de commissie van toezicht, bedoeld in artikel 34, tweede lid van de WIV;

c. stukken en besluiten als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, 37, derde lid, 38, 39, 40 en 41 van de WIV, voor zover deze stukken en besluiten betrekking hebben op onderwerpen met een politiek gevoelig karakter;

d. stukken en besluiten met betrekking tot de verwijdering, vernietiging en overbrenging van gegevens als bedoeld in artikel 43, tweede lid, tweede volzin, van de WIV indien verstrekking heeft plaatsgevonden door de Minister zelf, en besluiten als bedoeld in artikel 44 van de WIV;

e. stukken en besluiten met betrekking tot de kennisneming van door of ten behoeve van de MIVD verwerkte gegevens, bedoeld in de artikelen 45 tot en met 57 van de WIV;

f. stukken en besluiten als bedoeld in de samenwerkingsartikelen 58, derde lid, en 63, tweede lid, van de WIV, voor zover deze stukken en besluiten betrekking hebben op de toestemming voor de uitoefening van de bijzondere bevoegdheden, bedoeld in artikel 3, vierde lid, onder a, van deze regeling;

g. de toestemming, bedoeld in artikel 59, vijfde lid, van de WIV, naar aanleiding van een verzoek als bedoeld in artikel 59, vierde lid, van de WIV, voorzover het verzoek een politiek gevoelig karakter draagt dan wel niet-spoedeisend is;

h. overige stukken en besluiten waarbij sprake is van een principieel beleidsmatig of een politiek gevoelig karakter.

5. In afwijking van het derde lid zijn van mandaatverlening aan de Directeur van de MIVD uitgesloten de in het derde lid bedoelde bevoegdheden voor zover respectievelijk de instemming, weigering of intrekking van de verklaring van geen bezwaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zelf is voorbehouden.

6. Bij afwezigheid of verhindering van de Directeur van de MIVD treedt diens plaatsvervanger voor de duur van de afwezigheid of verhindering in diens plaats.

Artikel 4 Voorwaarden uitoefening mandaat

1. De uitoefening van de gemandateerde bevoegdheden geschiedt met inachtneming van de voor de burgerlijke rijksdienst en de voor het ministerie geldende beleids- en uitvoeringsregels alsmede met inachtneming van de aan de uitoefening van het mandaat gestelde regelen en de daaraan verbonden instructies.

2. De mandataris is gehouden de gestelde regels en instructies op te volgen.

Artikel 5 Zelfbeslissingsrecht mandans

De mandans is te allen tijde bevoegd de op basis van mandaat verleende bevoegdheden zelf uit te oefenen.

Artikel 6 Voorleggen ter beslissing aan mandans

De mandataris maakt geen gebruik van een aan hem verleend mandaat in de gevallen waarin hij van mening is dat de mandans een beslissing dient te nemen of een stuk dient vast te stellen en te ondertekenen.

Artikel 7 Doormandatering

De Directeur van de MIVD kan de machtiging respectievelijk het mandaat, bedoeld in artikel 3 van deze regeling geheel of gedeeltelijk schriftelijk doormandateren aan de onder hem ressorterende functionarissen.

Artikel 8 Ondertekening

1. Bij de uitoefening van de machtiging respectievelijk het mandaat, bedoeld in artikel 2 van deze regeling, is de Secretaris-Generaal gehouden in de ondertekening van stukken die op basis hiervan worden ondertekend, de machtiging respectievelijk het mandaat tot uitdrukking te brengen door het opnemen van de volgende formule:

DE MINISTER VAN DEFENSIE

voor deze,

De Secretaris-Generaal

Handtekening

Naam

2. Bij de uitoefening van de machtiging respectievelijk het mandaat, bedoeld in artikel 3 van deze regeling, is de Directeur van de MIVD gehouden in de ondertekening van stukken die op basis hiervan worden ondertekend, de machtiging respectievelijk het mandaat tot uitdrukking te brengen door het opnemen van de volgende formule:

DE MINISTER VAN DEFENSIE

voor deze,

De Directeur Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

Handtekening

Naam en militaire rang

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin deze wordt geplaatst en werkt terug tot en met 29 mei 2002.

Artikel 10 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Mandaatregeling Defensie Wet op de inlichtingen en veiligheidsdiensten 2002 en de Wet veiligheidsonderzoeken.

Deze regeling zal in de Staatscourant en in de ministeriële publicatie Mandateringsbesluiten Defensie 10-003 worden geplaatst.

`s-Gravenhage, 3 juli 2002.
De Minister van Defensie,F.H.G. de Grave.

Naar boven