Bestuursreglement Centrale organisatie werk en inkomen

CWI 2002/001

De Raad van Bestuur van de Centrale Organisatie Werk en Inkomen,

Overwegende, dat het wenselijk is een regeling te treffen met betrekking tot de uitoefening van de taken van de Centrale organisatie werk en inkomen;

Gelet op artikel 3, zesde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

Besluit:

§ 1. Definities

Artikel 1. Definities

In dit reglement wordt verstaan onder

a. de wet: de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

b. de Centrale organisatie werk en inkomen: de organisatie genoemd in hoofdstuk 4 van de wet;

c. de Raad van bestuur: het gezagsorgaan genoemd in artikel 3 van de wet;

d. de Raad van advies: de Raad bedoeld in artikel 3, eerste lid van de wet;

e. mandaat: de bevoegdheid om namens de Raad van bestuur besluiten te nemen, stukken vast te stellen en te ondertekenen;

f. volmacht: de bevoegdheid om namens de Raad van bestuur privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten, alsmede andere handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn;

g. Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen: de organisatie genoemd in hoofdstuk 5 van de wet;

h. Sociale Verzekeringsbank: de organisatie genoemd in hoofdstuk 6 van de wet.

§ 2. De Raad van bestuur

Artikel 2. Raad van bestuur hoofd van de organisatie

De Raad van bestuur staat aan het hoofd van de Centrale organisatie werk en inkomen.

Artikel 3. Taken en bevoegdheden Raad van bestuur

1. De Raad van bestuur is belast met de dagelijkse leiding van de Centrale organisatie werk en inkomen. Aan de Raad van bestuur is voorbehouden de vaststelling van het algemene beleid van de Centrale organisatie werk en inkomen, waaronder de strategieontwikkeling, alsmede het houden van toezicht op de juiste gang van zaken binnen de gehele organisatie, het deugdelijk beheer en een rechtmatige en doelmatige besteding van de middelen van de organisatie.

2. Aan de Raad van bestuur is voorbehouden het nemen van besluiten als bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, 7, eerste lid, 13, eerste lid, 24, eerste en tweede lid, 25, tweede en derde lid, 46, eerste, tweede en zesde lid, 49, eerste en achtste lid, 68, eerste lid van de wet.

3. De Raad van bestuur draagt zorg voor de ondersteuning van de Raad van advies in de uitvoering van zijn adviestaak.

4. De Raad van bestuur werkt samen met het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Sociale Verzekeringsbank en met burgemeester en wethouders van de gemeenten om de inschakeling van uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden in het arbeidsproces te bevorderen. Tevens werkt hij samen met andere diensten en instellingen die werkzaamheden verrichten die verband houden met de uitoefening van de taken van de Centrale organisatie werk en inkomen.

5. De Raad van bestuur draagt bij de uitvoering van zijn taken in ieder geval zorg voor:

a. de ontwikkeling en vaststelling van het algemene beleid in het kader van de ontwikkelde beleidsplanning- en evaluatiecyclus;

b. het geven van voorschriften met het oog op het bereiken van eenheid en herkenbaarheid in het vastgestelde beleid en met betrekking tot het beheer bij de uitvoering van activiteiten door de onderscheiden organisatieonderdelen;

c. het ontwikkelen van een financieel beleid. Daartoe behoort in ieder geval:

1° het scheppen van begrotings- en budgetteringskaders;

2° het opzetten van en doen handelen conform de beschreven administratieve organisatie;

3° het voeren van een financiële administratie;

4° het rapporteren omtrent prestaties en budgettaire uitputting opdat een deugdelijk en bedrijfseconomisch verantwoord beheer van de financiële middelen wordt gegarandeerd;

d. het ontwikkelen van beleid op het terrein van inkoop en facilities opdat tegen de laagst mogelijke kosten een efficiënte bedrijfsvoering vorm wordt gegeven;

e. het ontwikkelen c.q. doen ontwikkelen en het beheren c.q. het doen beheren van informatiesystemen die de primaire processen van CWI (zoals onder meer intake werk en intake inkomen) ondersteunen en die de secundaire processen van CWI (financiële administratie, personeelsadministratie etc.) ondersteunen;

f. het ontwikkelen, implementeren en uitvoeren van een landelijk communicatiebeleid, gericht op herkenbaarheid van de Centrale organisatie werk en inkomen en de onderscheiden organisatieonderdelen daarbinnen;

g. een goed personeelsbeleid voor de Centrale organisatie werk en inkomen. Daartoe behoort in elk geval:

1° het ontwikkelen, uitvoeren en handhaven van een op de behoeften van de Centrale organisatie werk en inkomen afgestemd personeelsbeleid. In dat kader wordt de optimale ontplooiing van vaardigheden en capaciteiten van de medewerkers nagestreefd;

2° het namens de Centrale organisatie werk en inkomen voeren van arbeidsvoorwaardenoverleg met de representatieve vakorganisaties, en het sluiten van collectieve arbeidsovereenkomsten;

3° het toezien op naleving van de geldende arbeidsvoorwaarden;

4° het nemen van besluiten over toekenning van bovenwettelijke vergoedingen terzake van beëindiging van een arbeidsovereenkomst;

5° het vertegenwoordigen van de Centrale organisatie werk en inkomen jegens het medezeggenschapsorgaan;

h. de ontwikkeling, implementatie en instandhouding van een systeem van integrale kwaliteitszorg. Daartoe behoort in elk geval:

1° het vaststellen van minimum-kwaliteitseisen voor de belangrijkste werkprocessen binnen de organisatie;

2° de invoering en instandhouding van een systeem van kwaliteitsborging;

3° de zorg voor een voortgaande productontwikkeling, -aanpassing en -vernieuwing;

4° de zorg voor een adequate kwaliteits- en appreciatiemeting van de dienstverlening;

5° het voeren van overleg met de in te stellen cliëntenraad;

i. nadere regelgeving op het terrein van wettelijke taken.

Artikel 4. Verdeling van taken

De Raad van bestuur bepaalt de onderlinge taakverdeling.

Artikel 5. Mandaat

De Raad van Bestuur kan voor de uitvoering van (een deel van) haar taken in een door hem te bepalen omvang mandaat dan wel volmacht verlenen. De in artikel 3, tweede lid, genoemde besluiten zijn hiervan uitgezonderd.

Het mandaat c.q. de volmacht wordt in een schriftelijk besluit vastgelegd.

§ 3. Vergaderingen van de Raad van Bestuur

Artikel 6. Bevoegdheden voorzitter

1. De voorzitter vertegenwoordigt de Centrale organisatie werk en inkomen in en buiten rechte voor zover het aangelegenheden betreft die de Raad van bestuur aangaan. Hij draagt daarbij het beleid van de Centrale organisatie werk en inkomen uit.

2. De voorzitter treedt namens de Raad van bestuur op in spoedeisende aangelegenheden en in aangelegenheden terzake van de communicatie.

Artikel 7. Taak voorzitter

1. De taak van de voorzitter bestaat onder meer uit: het leiden van de vergaderingen van de Raad van bestuur; het in acht nemen en doen naleven van het reglement; het vaststellen van de orde bij de beraadslagingen en het handhaven hiervan; het formuleren van de punten waarover de Raad van bestuur een beslissing moet nemen.

2. Bij afwezigheid van de voorzitter treedt een plaatsvervangend voorzitter als zodanig op.

3. Omtrent het plaatsvervangend voorzitterschap worden afspraken gemaakt.

Artikel 8. Tijd en plaats vergaderingen

De voorzitter bepaalt tijd en plaats van de vergaderingen en stelt hiertoe in overleg met de secretaris van de Raad van bestuur een agenda op.

Artikel 9. Verslaglegging, besluiten- en actiepuntenlijst

1. De Secretaris van de Raad van bestuur draagt er zorg voor dat van elke vergadering van de Raad van bestuur een verslag, een besluitenlijst en een actiepuntenlijst wordt gemaakt.

2. Het verslag behelst in ieder geval de namen van de leden en overige personen die aanwezig waren, een korte weergave van de beraadslagingen, de door de Raad van Bestuur genomen besluiten alsmede de actiepunten die voortvloeien uit de beraadslagingen.

3. Het verslag, de besluitenlijst en de actiepuntenlijst worden vastgesteld op de eerstvolgende vergadering.

Artikel 10. Bijeenroeping vergaderingen

De Raad van bestuur komt regelmatig bijeen en voorts indien de voorzitter zulks nodig oordeelt, of indien door ten minste twee leden schriftelijk, onder opgave van redenen, aan de voorzitter om bijeenroeping binnen een bepaalde termijn wordt verzocht.

Artikel 11. Presentie tijdens vergaderingen

1. Om besluiten te kunnen nemen moeten minimaal 3 leden van de Raad van bestuur tijdens de vergadering aanwezig zijn.

2. De voorzitter opent de vergadering wanneer het tijdstip van aanvang is aangebroken.

3. Indien het vereiste aantal leden om besluiten te kunnen nemen (3) niet aanwezig is, opent de voorzitter desalniettemin de vergadering. De door de vergadering genomen besluiten gelden in die situatie als voorlopige besluiten. De afwezige leden worden achteraf geconsulteerd over de voorgenomen besluiten en met hun instemming - indien daarmee het in lid 1 genoemde aantal leden van de Raad zich heeft kunnen uitspreken - worden de genomen besluiten definitief. Van de definitieve besluiten wordt in de eerstvolgende vergadering melding gemaakt en deze besluiten worden in de besluitenlijst van die vergadering opgenomen.

4. In spoedeisende gevallen beslist de (plv.) voorzitter, zo mogelijk na consultatie van de overige leden van Raad van bestuur. In de eerstvolgende vergadering van de Raad van Bestuur wordt van deze besluiten mededeling gedaan en deze worden in de besluitenlijst van die vergadering opgenomen.

Artikel 12. Bijwonen van vergaderingen

1. Tot het bijwonen van de vergaderingen van de Raad van bestuur zijn toegelaten de secretaris van de Raad van bestuur en de overigens daartoe aangewezen medewerkers van de Centrale organisatie werk en inkomen.

2. De secretaris en de overigens aangewezen medewerkers van de Centrale organisatie werk en inkomen zijn niet bevoegd dat deel van de vergadering bij te wonen waarbij onderwerpen aan de orde zijn die hun persoon aangaan, behalve wanneer de voorzitter bepaalt dat hiertegen geen bezwaar bestaat.

Artikel 13. Besluitvorming en openbaarheid besluiten

1. De Raad van Bestuur neemt besluiten op basis van eenstemmigheid.

2. Indien eenstemmigheid niet kan worden bereikt wordt besloten bij meerderheid van de stemmen.

3. Indien de stemmen staken beslist de voorzitter.

4. Aan de besluiten van de Raad van Bestuur wordt binnen de organisatie ruime bekendheid gegeven.

§ 4. Commissies

Artikel 14. Commissies uit de Raad van bestuur

1. De Raad van bestuur kan, ten behoeve van de voorbereiding van besluiten door de Raad van bestuur, uit zijn midden ad hoc dan wel vaste commissies instellen.

2. De Raad van bestuur kan, ten behoeve van de uitvoering van bijzondere wettelijke taken, ad hoc dan wel vaste commissies instellen.

3. De voorzitter benoemt in overeenstemming met het gevoelen van de Raad van bestuur de voorzitter en de leden van de commissie.

4. De voorzitter beslist in overeenstemming met het gevoelen van de Raad van bestuur in welke commissie een aangelegenheid wordt gebracht en regelt de werkzaamheden.

5. De Raad van bestuur draagt zorg voor een adequate secretariële ondersteuning van de commissies.

§ 5. Slotbepalingen

Artikel 15. Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als: Bestuursreglement Centrale organisatie werk en inkomen.

Artikel 16. Inwerkingtreding

Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag na die van zijn bekendmaking in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 januari 2002.

Zoetermeer, 5 februari 2002.
Centrale organisatie werk en inkomen,
R. de Groot, voorzitter Raad van Bestuur.

Toelichting

Algemeen

De wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen bepaalt dat de Raad van bestuur een bestuursreglement vaststelt. In het reglement wordt vastgelegd wat de taken en bevoegdheden van de Raad van bestuur zijn, waar de taken van de Raad worden uitgevoerd, de werkwijze van de Raad e.d.

De Raad van bestuur is het hoogste gezagsorgaan binnen de Centrale organisatie werk en inkomen. Zij bepaalt de gang van zaken binnen de onderneming en legt daarover verantwoording af aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Vanuit deze verantwoordelijkheid behoudt de Raad zich het beslissen in een aantal zaken zelf voor. Deze taken zijn limitatief opgesomd in artikel 3, tweede lid.

Voor de overige taken geldt dat beslissingen terzake veelal op een aantal plaatsen binnen de organisatie kunnen worden genomen. Dit wordt nader uitgewerkt in de Regeling mandaat en volmacht.

De spreiding van verantwoordelijkheden die hiermee ontstaat laat onverlet dat de Raad van bestuur de consistentie van het beleid dient te bewaken, regels zal stellen omtrent de uitvoering van de taken, zal toezien op de uitvoering van deze taken en ook overigens een deugdelijk beheer en een doelmatige en rechtmatige aanwending van de beschikbare middelen zal dienen te bevorderen.

Voor wat betreft de werkwijze van de Raad van bestuur als hoogste gezagsorgaan binnen de organisatie staat centraal dat waarborgen dienen te worden geschapen dat deze als eenheid kan opereren. Een hoge frequentie van bijeenkomen, een portefeuilleverdeling, quorumbepalingen, bekendheid geven aan de besluiten, ondersteuning e.d. dragen daaraan bij.

Artikel 3, lid 2 van het reglement noemt, onder verwijzing naar een aantal artikelen van de wet SUWI, een aantal besluiten die uitsluitend door de Raad van Bestuur kunnen worden genomen. De betekenis van deze artikelen is als volgt:

Artikel 6, lid 1 van de wet betreft:

a. het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

b. het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen;

c. het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan;

d. het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

e. het aangaan van overeenkomsten waarbij de betrokken rechtspersoon zich verbindt tot zekerstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij deze zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

f. het vormen van fondsen en reserveringen;

g. het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surséance van betaling.

Artikel 7, lid 1 van de wet betreft de instelling van commissies van de Raad van bestuur.

Artikel 13, lid 1 van de wet betreft de uitvoering van andere dan de in de wet bedoelde taken.

Artikel 24, lid 1 van de wet betreft de inrichting en instandhouding van vestigingen waarin de taken van de organisatie worden uitgevoerd.

Artikel 24, lid 2 van de wet betreft de uitvoering van taken van de organisatie in één of een beperkt aantal CWI's.

Artikel 25, lid 2 van de wet betreft het stellen van regels ten aanzien van de gegevens die op het bewijs van regi-stratie worden vermeld.

Artikel 25, lid 3 van de wet betreft het regelen van termijnen gedurende welke de registratie als werkzoekende ten hoogste wordt gehandhaafd en waarmee de registratie telkenmale, op verzoek van de betrokkene, ten hoogste kan worden verlengd.

Artikel 46, lid 1 van de wet betreft het vaststellen van begroting en jaarplan.

Artikel 46, lid 2 van de wet betreft het vaststellen van het meerjarenbeleidsplan.

Artikel 46, lid 6 van de wet betreft wijzigingen van de begroting.

Artikel 49, lid 1 van de wet betreft het vaststellen van jaarverslag en jaarrekening.

Artikel 49, lid 8 van de wet betreft het vaststellen van de kwartaalverslagen.

Artikel 68, lid 1 van de wet betreft het vaststellen van het jaarlijks verslag m.b.t. de aard en frequentie van de uitwisseling van gegevens met behulp van Suwinet.

Naar boven