Tijdelijke Stimuleringsregeling verwerking baggerspecie

Tijdelijke regeling houdende regels met betrekking tot de verstrekking van subsidie voor de verwerking van baggerspecie

10 juli 2002

HDJZ/2002-1276

Hoofddirectie Juridische Zaken

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, handelende in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer;

Gelet op de artikelen, 3, 4 en 6 van de Kaderwet subsidies verkeer en waterstaat;

Besluit:

Artikel 1

1. In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister: Minister van Verkeer en Waterstaat;

b. afvalstoffen: afvalstoffen als bedoeld in de Wet milieubeheer;

c. baggerspecie: grond die uit de bodem is vrijgekomen via het oppervlaktewater of de voor dat water bestemde ruimte, daaronder begrepen sediment en het residu van de reiniging van baggerspecie;

Niet vallende onder baggerspecie:

- voorwerpen die afzonderlijk van of uit de waterbodem zijn verwijderd;

- voorwerpen die redelijkerwijs tijdens het baggeren uit de baggerspecie kunnen worden verwijderd, alsmede voorwerpen die na het baggeren uit de baggerspecie zijn verwijderd;

- stoffen en producten die zijn ontstaan door de behandeling of toepassing van baggerspecie, het residu van de reiniging van baggerspecie daaronder niet begrepen;

d. bouwstof: materiaal in de hoedanigheid waarin het is bestemd in een werk te worden gebruikt en waarin de totaalgehalten van silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10% (m/m) van dat materiaal bedragen en dat voldoet aan het bij of krachtens het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming bepaalde;

e. verontreinigde baggerspecie: baggerspecie met een kwaliteit liggend boven één of meer van de streefwaarden voor sediment zoals vermeld in Tabel 1 van de Regeringsbeslissing Vierde Nota Waterhuishouding zoals gewijzigd in de ministerraad van 12 mei 2000, Staatscourant 2000, 114;

f. reinigbare baggerspecie: verontreinigde baggerspecie met een zandgehalte gelijk aan of groter dan 60 gewichtsprocent op droge stofbasis;

g. klasse 3 baggerspecie: verontreinigde baggerspecie met een kwaliteit liggend boven één of meer van de toetsingswaarden en onder of gelijk aan de interventiewaarden zoals vermeld in Tabel 2 van de Regeringsbeslissing Vierde Nota Waterhuishouding zoals gewijzigd in de ministerraad van 12 mei 2000, Staatscourant 2000, 114;

h. klasse 4 baggerspecie: verontreinigde baggerspecie met een kwaliteit liggend boven één of meer van de interventiewaarden zoals vermeld in Tabel 2 van de Regeringsbeslissing Vierde Nota Waterhuishouding zoals gewijzigd in de ministerraad van 12 mei 2000, Staatscourant 2000, 114;

i. partij: een hoeveelheid baggerspecie welke is bepaald naar herkomst, kwaliteit en omvang;

j. verwerken: zodanig behandelen van baggerspecie dat er een bouwstof ontstaat;

k. verwerker: gecertificeerde organisatie welke beschikt over een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer voor de verwerking van baggerspecie; de betreffende organisatie heeft een ISO 9001 certificaat heeft voor het verwerken van baggerspecie of een aantoonbaar traject tot het verkrijgen daarvan ingezet;

l. ontdoener: degene die zich ontdoet of voornemens is zich te ontdoen van baggerspecie;

m. residu van de reiniging van baggerspecie: slibfractie resterend na het afscheiden van zand uit de baggerspecie;

n. uitvoeringsorganisatie: door de minister aan te wijzen organisatie belast met de uitvoering van de regeling;

o. NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm;

p. VKB: een door de Vereniging Kwaliteitsborging Bodemonderzoek uitgegeven protocol;

q. RAW: Rationalisatie en Automatisering in de Grond-, Water-, en Wegenbouw.

Artikel 2

De minister kan ter stimulering van verwerking van een partij klasse 3 of klasse 4 baggerspecie een eenmalige subsidie verstrekken aan een verwerker als tegemoetkoming in de kosten van realisatie van de verwerking.

Artikel 3

1. Alleen verwerking van niet-reinigbare baggerspecie afkomstig uit Nederlandse wateren, waarvoor een verklaring wordt overgelegd als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel e, van de Wet belastingen op milieugrondslag met een minimum partijomvang van 500 ton droge stof, komt in aanmerking voor subsidie.

2. Alleen baggerspecie die volledig is verwerkt tot een bouwstof, en is toegepast in een werk als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming dan wel is afgezet op de markt, komt in aanmerking voor subsidie.

3. Alleen baggerspecie welke nog niet gebaggerd is op het moment dat de aanvraag wordt ingediend komt in aanmerking voor subsidie.

4. Verwerking van baggerspecie welke wordt aangeboden aan de te realiseren combinatie van verwerking dan wel reiniging en stortcapaciteit op de locatie Koegorspolder is uitgesloten van subsidie op basis van onderhavige regeling.

5. Geen subsidie voor verwerking wordt verstrekt indien reeds subsidie is verstrekt door een ander bestuursorgaan.

6. De Minister trekt de subsidie in indien het transport van de partij baggerspecie naar de verwerker niet binnen één jaar na de subsidieverlening volledig heeft plaatsgevonden en de verwerking en afzet van de bouwstof in een werk of op de markt voor bouw(grond)stoffen niet binnen vier jaar na de subsidieverlening is voltooid.

Artikel 4

Het subsidieplafond voor de uitvoering van de regeling bedraagt € 39 miljoen inclusief BTW voor de periode van 4 jaar vanaf de inwerkingtreding van de regeling. Het subsidieplafond voor verwerking van partijen baggerspecie klasse 3 met alle componenten beneden de samenstellingwaarden voor grond, bedoeld in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming bedraagt daarbinnen € 5,44 miljoen inclusief BTW.

Artikel 5

1. De subsidie voor verwerking van een partij baggerspecie klasse 3 met alle componenten beneden of gelijk aan de samenstellingswaarden voor grond, bedoeld in bijlage 2 van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming, bedraagt € 4,- (inclusief BTW) per ton droge stof.

2. De subsidie voor verwerking van een partij baggerspecie klasse 3 met één of meer componenten boven de samenstellingswaarden voor grond, zoals bedoeld in het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming bijlage 2, bedraagt € 10,- (inclusief BTW) per ton droge stof.

3. De subsidie voor verwerking van een partij baggerspecie klasse 4 bedraagt € 23,- (inclusief BTW) per ton droge stof.

Artikel 6

1. De verwerker dient een aanvraag van de subsidie in bij de uitvoeringsorganisatie met gebruikmaking van het in bijlage A vermelde formulier en de aanvraag gaat vergezeld van de in dit formulier aangegeven bewijsstukken.

2. Voor elk van de drie kwaliteitsklassen als aangegeven in artikel 5 lid 1, 2 en 3 wordt een aparte aanvraag ingediend.

3. In geval de ontdoener en verwerker niet dezelfde rechtspersoon zijn wordt een overeenkomst tussen ontdoener en verwerker bij de aanvraag overgelegd, voor de verwerking van de desbetreffende partij baggerspecie.

Artikel 7

1. De subsidieontvanger voert een zodanig ingerichte administratie, dat daaruit te allen tijde de voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde rechten en verplichtingen alsmede de betalingen en ontvangsten kunnen worden nagegaan. De administratie en de daartoe behorende bescheiden worden gedurende tien jaar na vaststelling van de subsidie bewaard.

2. De subsidieontvanger verleent medewerking aan het verzoek van de minister of de uitvoeringsorganisatie om informatie dan wel aan het door de minister of de uitvoeringsorganisatie laten verrichten van een contra-expertise of controle van de boekhouding.

3. De subsidieontvanger doet onverwijld nadat een verzoek tot verlening van surseance van betaling aan of faillietverklaring van hem bij de rechtbank is ingediend, daarvan mededeling aan de uitvoeringsorganisatie.

4. De subsidieontvanger doet onverwijld mededeling aan de uitvoeringsorganisatie indien er afwijkingen optreden t.a.v. de geplande activiteiten als aangegeven op het in artikel 6 lid 1 aangegeven formulier.

5. De subsidieontvanger meldt aan de uitvoeringsorganisatie iedere wijziging in verwerkingstechniek, anders dan waarvoor subsidie is aangevraagd.

6. Nadat er is gebaggerd en de partij baggerspecie is afgeleverd bij de subsidieontvanger meldt deze aan de uitvoeringsorganisatie de ex situ kwaliteitsgegevens van de partij, conform NEN 5740: Bodem. Onderzoeksstrategie bij verkennend onderzoek of VKB 1018: Monsterneming grond ten behoeve van partijkeuringen en de ex situ gegevens van de kwantiteit van de partij conform RAW 17.27: Meet- en verrekenmethoden.

Artikel 8

1. Op aanvragen die voldoen aan artikel 6 wordt in volgorde van ontvangst beslist.

2. De minister geeft op de aanvraag een beschikking omtrent verlening van subsidie binnen dertien weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

3. Indien de beschikking omtrent verlening van de subsidie niet binnen dertien weken kan worden gegeven, stelt de minister de aanvrager daarvan in kennis en noemt daarbij een redelijke termijn waar binnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

Artikel 9

1. De subsidieontvanger dient binnen dertien weken nadat de verwerking heeft plaatsgevonden en de bouwstof is toegepast in een werk of afgezet op de markt een aanvraag tot subsidievaststelling in.

2. De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

a. een schriftelijke verantwoording omtrent het verloop, de uitvoering en de resultaten van de activiteiten volgens het format zoals opgenomen in bijlage 2 van bijlage A;

b. een goedkeurende accountantsverklaring overeenkomstig het in bijlage B opgenomen controleprotocol.

3. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling minder bedraagt dan € 100.000 inclusief BTW kan in afwijking van het tweede lid, onder b, worden volstaan met de schriftelijke verantwoording als vermeld in het tweede lid, onder a.

4. Op aanvraag kan de termijn, zoals bedoeld in het eerste lid, worden verlengd met ten hoogste dertien weken.

5. Indien de aanvrager niet binnen de termijn zoals bedoeld in het eerste en vierde lid, een aanvraag tot subsidievaststelling indient, stelt de minister de subsidie ambtshalve vast.

6. Uitkering van de subsidie vindt niet eerder plaats dan nadat de subsidie is vastgesteld.

Artikel 10

Met het toezicht op de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen zijn belast de door de Minister aangewezen medewerkers van de uitvoeringsorganisatie.

Artikel 11

1. De minister stelt jaarlijks na de inwerkingtreding van deze regeling een verslag vast over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

2. Ten behoeve van de inhoud van het in het eerste lid genoemde verslag levert de uitvoeringsorganisatie een bijdrage voor wat betreft de wijze waarop de besteding van de subsidiegelden heeft plaatsgevonden.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt vier jaar na het tijdstip van inwerkingtreding.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke Stimuleringsregeling verwerking baggerspecie.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,J.M. de Vries.

Toelichting

I Algemeen

§ 1. Inleiding

1. Nederland ligt in het deltagebied van de rivieren Rijn, Maas en Schelde waar een groot deel van de door deze rivieren aangevoerde slibdeeltjes bezinkt. Dergelijke sedimentatie vindt echter niet alleen plaats in het rivierengebied maar in heel Nederland. Voor de scheepvaart en voor een goede waterafvoer is het daarom noodzakelijk dat de bodems van de Nederlandse wateren regelmatig worden gebaggerd. Tengevolge van met name historische lozingen is een groot deel van deze bagger verontreinigd. Dit is, naast nautische en waterhuishoudkundige redenen, een aanleiding om vanuit milieuhygiënisch oogpunt te baggeren (saneren). Met name het tekort aan bestemmingen voor de verontreinigde baggerspecie is een probleem. Voor de niet-verspreidbare baggerspecie zijn twee bestemmingen mogelijk namelijk het verwerken tot bouwstof of het storten in een depot. Beleidsmatig heeft het verwerken tot bouwstof de voorkeur boven het storten in een depot. Er is vooralsnog echter onvoldoende capaciteit in de markt om een substantieel deel van de vrijkomende baggerspecie te kunnen verwerken. De beschikbare depotcapaciteit is eveneens niet toereikend om alle niet-verspreidbare baggerspecie te bergen.

In de afgelopen jaren is de aandacht voor de verwerking van baggerspecie tot bouwstof toegenomen. Het beleid voor omgaan met baggerspecie is er, in lijn met het algemene afvalstoffenbeleid, op gericht het storten van baggerspecie zo veel mogelijk te voorkomen door de verwerking van reinigbare baggerspecie te stimuleren. In het beleidsstandpunt verwijdering baggerspecie (Kamerstukken II 1993/94, 23 451, nr. 1) heeft het kabinet te kennen gegeven dat het beleid erop gericht was om in het jaar 2000 20% van de vrijkomende baggerspecie die niet in oppervlaktewater of op het land kon worden verspreid en waarvoor slechts storten of verwerken mogelijk is, te verwerken en het aandeel verwerken te laten toenemen na 2000. De verwerkingsdoelstelling is in de Vierde Nota Waterhuishouding bevestigd en tevens is bepaald dat ook toepassen als bouwstof en landfarming tot verwerken worden gerekend. Nog een beperkt deel van de niet-verspreidbare bagger wordt verwerkt. Inzet van extra instrumenten om verdere verwerking van baggerspecie te bevorderen is noodzakelijk. Vanuit het beleid voor de bouwgrondstoffenvoorziening (Structuurschema Oppervlaktedelfstoffen) is hergebruik, zodat minder primaire bouwgrondstoffen als zand, grind en klei hoeven te worden gewonnen, één van de doelstellingen. Voor verontreinigde baggerspecie geldt dat met name de marktomstandigheden (aanbod, prijsverschil met storten etc.) vooralsnog een belemmering zijn om op grotere schaal verwerkingscapaciteit voor productie van bouwgrondstoffen te realiseren. Het voornoemde in acht nemende en mede naar aanleiding van de motie Herrebrugh c.s. (Kamerstukken II 1999/2000, 26 401, nr. 16) is door ondergetekende toegezegd met bedrijven te gaan overleggen over structurele mogelijkheden voor verwerking van baggerspecie op grote schaal. Dit heeft geresulteerd in het project Impuls B2, waarover de Tweede Kamer bij brief (Kamerstukken II, 1999/2000, 26 401, nr. 22) is geïnformeerd. In impuls B2 is geconcludeerd dat structureel verwerken van baggerspecie mogelijk is met eenvoudige verwerkingstechnieken (zandscheiding, rijping, landfarming, koude immobilisatie). Daarnaast is een kleinschalig begin met geavanceerde technieken (waaronder thermische immobilisatie) aanbevolen. Bij brief (Kamerstukken II 2000/2001, 26 401 nr. 25) is de Tweede Kamer n.a.v. het algemeen overleg met de Commissie voor Verkeer en Waterstaat in december 2000 geïnformeerd over de voorgestane aanpak met betrekking tot de verwerking van baggerspecie. Het kabinet heeft voor een proefperiode van 4 jaar € 72,6 miljoen extra middelen ter beschikking gesteld. € 31,7 miljoen wordt gebruikt om een combinatie van verwerking en stortcapaciteit op de locatie Koegorspolder (gemeente Terneuzen) te realiseren. Daarnaast wordt € 40,9 miljoen ingezet voor de uitvoering van onderhavige Tijdelijke Stimuleringsregeling verwerking baggerspecie.

§ 2. Totstandkoming van de regeling

De regeling is tot stand gekomen in overeenstemming met de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en in nauw overleg met betrokken marktpartijen, waaronder de Nederlandse Vereniging van Procesmatige Grondreinigingsbedrijven (NVPG), Vereniging van Bagger-, Kust- en Oeverwerken (VBKO) en Dusaltec.

De ontwerpregeling is op 26 november 2001 aangemeld bij de Europese Commissie, notificatienummer N 812/2001 ter beoordeling op verenigbaarheid met artikel 87 (1) van het EG-Verdrag, als zijnde mogelijk een maatregel ter vervalsing dan wel dreiging ter vervalsing van mededinging. De Commissie heeft bij beschikking d.d. 13 februari 2002 (C(2002)449fin) deze regeling goedgekeurd. De Commissie heeft geen bezwaar gemaakt tegen de aangemelde maatregel omdat de meeste bijdragen geen staatssteun vormen in de zin van artikel 87 (1) van het Verdrag en omdat in die situaties waar zij wel staatssteun vormen de bijdragen verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt op grond van artikel 89 derde lid onder c van het EG-Verdrag onder verwijzing naar punt 38 van de Communautaire kaderregeling voor staatssteun voor het milieu.

§ 3. Doel van de regeling

Het verwerken van baggerspecie vindt momenteel nog op zeer beperkte schaal plaats. Zandscheiding van reinigbare baggerspecie (dat wil zeggen baggerspecie met een zandgehalte van 60% of meer) is de enige techniek die op grote schaal wordt toegepast. Echter circa 90% van alle verontreinigde baggerspecie heeft minder dan 60% zand (wordt daardoor als niet reinigbaar aangemerkt) en dient daardoor op een andere wijze verwerkt te worden. In potentie zijn er voldoende andere technieken om deze baggerspecie te verwerken maar deze zijn in beperkte mate of geheel nog niet operationeel. Reden hiervoor is dat het storten van baggerspecie in de meeste gevallen goedkoper is dan verwerken waardoor het aanbod voor verwerking niet op gang komt. Als gevolg van deze prijsverschillen dient er een financiële stimulans te komen om de marktwerking aangaande verwerking op gang te brengen.

Doelstelling van de regeling is het stimuleren van de marktontwikkelingen voor het verwerken van baggerspecie tot bouwstof en het hierbij opdoen van kennis en ervaring, zodat uiteindelijk minder baggerspecie gestort zal hoeven te worden. Dit gebeurt door middel van een financiële impuls om verwerking van baggerspecie aantrekkelijker te maken. Voor de regeling komt alleen niet reinigbare baggerspecie klasse 3 en 4 in aanmerking waarbij geen technieken worden uitgesloten (het verwerken van reinigbare baggerspecie wordt dus niet gestimuleerd met deze regeling omdat daar al in voldoende mate operationele verwerkingscapaciteit voor beschikbaar is in de markt (zandscheiding) en er via de Wet belasting op de milieugrondslag een prikkel is om dat daadwerkelijk ook te doen). In de opzet van de regeling is er voor gekozen deze impuls het grootst te laten zijn voor de meest verontreinigde baggerspecie. Er is bovendien een plafond gesteld aan de totale bijdrage voor het verwerken van de minst verontreinigde baggerspecie. Dit om te voorkomen dat alleen de minst verontreinigde waterbodems worden gebaggerd en verwerkt.

§ 4. Monitoring en evaluatie

Naast het monitoren van de marktontwikkelingen is een afgeleide van de doelstelling van deze regeling het leereffect dat met de regeling wordt nagestreefd. Zo zal er kennis en ervaring worden opgedaan ten aanzien van de uitvoeringspraktijk van verwerking, de effecten van schaalvergroting hierop en de effecten op de kostprijs.

De uitvoeringsorganisatie zal jaarlijks een evaluatie van de regeling houden. Binnen deze evaluatie zal nadrukkelijk de samenhang met de Criteria Reinigbaarheid Baggerspecie binnen de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm) en andere beleidsmatige instrumenten worden bekeken en worden beoordeeld op hun (gezamenlijke) effectiviteit.

§ 5. Samenhang met andere beleidsinstrumenten

Het kabinetsbeleid is gericht op het bevorderen van de verwerking van bagger. Het wegnemen van belemmeringen voor de afzet van verwerkingsproducten en de invoering van de subsidieregeling zijn onderdelen van dit beleid. Daarnaast is sinds 1 januari 2002 het storten van reinigbare verontreinigde baggerspecie belast op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wbm). Verontreinigde baggerspecie met een zandgehalte van 60% of meer dient als eerste stap bij de inwerkintreding van de Wbm per 1 januari 2002 te worden aangemerkt als reinigbaar. De verwachting is dat het heffen van belasting op het storten van reinigbare verontreinigde baggerspecie er toe zal leiden dat op korte termijn alle zandige verontreinigde baggerspecie verwerkt zal worden (Kamerstukken II 2001/2002, 26 401, nr. 27). Op een termijn van twee à vier jaar zal na uitgebreide monitoring- en evaluatieonderzoeken als vervolgstap het reinigbaarheidscriterium mogelijk verder worden uitgebreid. Naast de voormelde Wbm wordt er ook aan andere (beleids)instrumenten gewerkt die de verwerking van verontreinigde baggerspecie moeten bevorderen, zoals aanpassingen aan het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming, het proefproject voor het realiseren van een combinatie van verwerking en stortcapaciteit op de locatie Koegorspolder en het vervolg geven aan het tienjarenscenario waterbodems. Onderlinge afstemming heeft reeds voor een belangrijk deel plaatsgevonden en is waar mogelijk verwerkt in deze regeling. De instrumenten zullen gezamenlijk een structurele omslag naar meer verwerken van baggerspecie moeten bewerkstelligen.

§ 6. Tijdelijkheid van de regeling

De regeling beoogt als tijdelijke maatregel de marktontwikkelingen aangaande verwerking van baggerspecie te stimuleren. De reden van deze tijdelijkheid is gelegen in de verwachting dat na afloop van de regeling de marktontwikkelingen zullen hebben geleid tot schaalvergroting etc. waardoor het prijsverschil tussen storten en verwerken geen belemmering meer hoeft te vormen voor de keuze voor verwerken. Tevens is de verwachting dat andere beleidsinstrumenten bijdragen aan een gunstiger klimaat voor verwerking.

§ 7. Aanvraag en uitvoering van de regeling

Ten einde voor subsidie in aanmerking te komen dient een verwerker een aanvraag in voor een partij niet-reinigbare baggerspecie. Basis daarvoor is een contract met de ontdoener (in geval verwerker en ontdoener niet dezelfde rechtspersoon zijn) en een volledig ingevuld aanvraagformulier dat is op te vragen bij de uitvoeringsorganisatie. De minister mandateert de bevoegdheid tot subsidieverlening aan een uitvoeringsorganisatie. De aanwijzing van de uitvoeringsorganisatie zal daags rond de publicatie van deze regeling in de staatscourant bekend worden gemaakt.

§ 8. Hoogte van de subsidie

De hoogte van de subsidiebedragen zijn gemiddeld genomen gebaseerd op de verschillen in stort- en verwerkingskosten in relatie tot de kwaliteit (verontreinigingsklasse) van de baggerspecie en uitgedrukt in de eenheid `tonnen droge stof'.

§ 9 Toezicht

De uitvoeringsorganisatie is belast met het toezicht op de naleving van de subsidieverplichtingen Dit toezicht richt zich op het controleren van de juistheid van de gegevens zoals overgelegd bij de aanvraag voor een bijdrage in het kader van de stimuleringsregeling. Hiertoe zal de uitvoeringsorganisatie steekproefsgewijs contra-expertises uitvoeren. Tevens richt het toezicht zich op het controleren van het nakomen van de verplichtingen door de subsidieontvanger voortvloeiende uit de subsidieverstrekking.

Een belangrijk startpunt in de regeling is de verklaring met betrekking tot niet-reinigbaarheid van de betreffende partij baggerspecie af te geven door het Service Centrum Grond (SCG). Deze verklaring is nodig om in aanmerking te komen voor een stimuleringsbijdrage op basis van onderhavige regeling. Het bepalen van de verontreinigingsgraad van baggerspecie volgt een werkwijze zoals neergelegd in verschillende bestaande protocollen. Op dit moment wordt een uniform protocol ontwikkeld. SCG is belast met de controle op de juistheid van de gegevens zoals overgelegd bij de aanvraag van de reinigbaarheidsverklaring. Het toezicht in het kader van de beoordeling van de reinigbaarheidsverklaring ligt bij het bevoegd gezag.

II Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 f

Deze definitie is conform de criteria reinigbaarheid baggerspecie zoals neergelegd in de concept-Regeling Beoordeling Reinigbaarheid baggerspecie houdende criteria voor de beoordeling van de reinigbaarheid van baggerspecie. (Staatscourant 27 december 2001, nr. 249, pag. 25, Derde wijziging reglement N.V. Service Centrum Grond).

Artikel 1j

Bij verwerken kan worden gedacht aan onder meer de volgende verwerkingstechnieken:

- rijpen; het proces van natuurlijk ontwateren en inklinking dat optreedt wanneer baggerspecie op speciale terreinen wordt uitgespreid in lagen van een halve tot één meter hoog en enige tijd aan de lucht wordt blootgesteld. Door het rijpen neemt de baggerspecie in volume af en verandert de structuur met als resultaat grond die weer gebruikt kan worden. Er treedt slechts beperkte afbraak van organische verontreinigingen bij op.

- landfarming: het proces van natuurlijke afbraak van organische verontreinigingen dat optreedt wanneer baggerspecie enige tijd aan de lucht wordt blootgesteld (rijpen) én actief wordt bewerkt. Door ploegen en frezen komt er voldoende zuurstof in de bodem om biologische afbraak van organische verontreinigingen te starten. Een relatief nieuwe ontwikkeling is het gebruik van planten bij landfarming (phytoremediatie). De beplanting met bijvoorbeeld wilgen verbetert de toevoer van zuurstof waardoor de biologische afbraak van de organische verontreinigingen wordt gestimuleerd.

- koude immobilisatie; techniek voor het immobiel maken van organische en anorganische verontreinigingen in baggerspecie. De verontreinigingen worden dus niet uit de baggerspecie verwijderd maar immobiel gemaakt door toevoeging van bindmiddelen die in het algemeen leiden tot het uitharden van de matrix tot een vormgegeven product. Het resultaat kan bijvoorbeeld worden toegepast als fundering in de wegenbouw.

-thermische immobilisatie; zodanige verhitting (circa 950 - 1400 graden C) van baggerspecie, dat organische verontreinigingen worden vernietigd en anorganische verontreinigingen worden vastgelegd in het eindproduct. Het resultaat is bijvoorbeeld kunstgrind, kunstbasalt of bakstenen.

Artikel 2

De Minister van Verkeer en Waterstaat kan ter stimulering van verwerking van een partij verontreinigde baggerspecie of residu van zandscheiding slechts eenmalig een subsidiebijdrage verstrekken als tegemoetkoming in de kosten van realisatie van de verwerking. Aangezien er slechts eenmalig een subsidie kan worden verstrekt voor de verwerking van een partij baggerspecie en de partijomvang in de aanvraag bepalend is voor de maximale uitkering, is het zaak de partijomvang en verontreinigingsgraad voorafgaande aan de aanvraag goed in te schatten.

Artikel 3 lid 1

Voor niet-reinigbare baggerspecie geldt dat het SCG is aangewezen door de minister van VROM als bevoegde instantie om niet-reinigbaarheidsverklaringen af te geven. (Staatscourant 2001, nr. 249).

Artikel 3 lid 2

Met `volledige verwerking' wordt bedoeld dat er als gevolg van het verwerkingsproces geen nieuwe afvalstromen ontstaan, m.u.v. proceswater. De subsidie is bedoeld om depotruimte te besparen en maximale milieuwinst te bewerkstelligen. Dit is vertaald door te stellen dat in beginsel de volledige partij baggerspecie die ter verwerking wordt aangeboden moet worden omgezet tot bouwstof(fen). Bij verwerking kunnen echter processen optreden, waarbij stoffen uit de baggerspecie verdwijnen door biologische en chemische omzettingen. Alleen bij thermische processen zijn in beperkte mate procesgerelateerde afvalstoffen toelaatbaar. Ter illustratie:

• indien gekozen wordt voor een combinatie van verwerkingstechnieken of een noodzakelijke voorbehandeling dan dienen vervolgens alle deelstromen verwerkt en uiteindelijk afgezet te worden. Denk bijvoorbeeld aan zandscheiding als voorbehandeling voor thermisch immobilisatie. Het zand komt dan wellicht direct in aanmerking voor afzet als bouwstof echter het residu van zandscheiding (reinigingsresidu) dient ook verwerkt te worden om voor subsidie in aanmerking te komen;

• bij de technieken landfarming, rijping en koude immobilisatie ontstaan in het algemeen geen afvalstoffen als gevolg van de verwerkingstechniek d.w.z. de partij verontreinigde baggerspecie wordt niet gescheiden in deelstromen maar integraal verwerkt in het eindproduct;

• bij thermische processen zijn alleen afvalstoffen in de vorm van rookgasreinigingsresidu en vliegas toegestaan.

Artikel 3 lid 4

Deze bepaling is opgenomen aangezien het kabinet € 31,7 miljoen heeft toegezegd om het verwerken van baggerspecie op de te realiseren combinatie van verwerking/reiniging en stortcapaciteit op de locatie Koegorspolder (gemeente Terneuzen) te stimuleren.

Artikel 3 lid 6

De genoemde termijnen zijn opgenomen omdat het denkbaar is dat een bepaalde verwerking om uiteenlopende reden niet gerealiseerd kan worden. De toegekende subsidiebedragen vallen dan weer vrij voor andere potentiële aanvragen.

Artikel 4

Het totale door het kabinet beschikbaar gestelde budget voor uitvoering van de stimuleringsregeling bedraagt € 40,9 miljoen. Over de te ontvangen subsidiebijdrage moet BTW worden afgedragen.

De uitvoeringskosten van de regeling worden geschat op € 1,9 miljoen. Derhalve resteert een plafond beschikbaar voor uit te keren subsidies van € 39 miljoen. Daarbinnen is het gedeelte voor verwerking van baggerspecie van klasse 3 met alle componenten beneden de samenstellingsgrens conform het Bouwstoffenbesluit bescherming bodem en oppervlaktewateren, gemaximaliseerd tot € 5.44 miljoen. Dit om te voorkomen dat alleen de minst verontreinigde waterbodems worden gebaggerd en verwerkt.

Artikel 5

De hoogte van de subsidie voor verwerking van baggerspecie klasse 3 en 4 wordt uitgedrukt in `Euro per ton droge stof'.

Artikel 6 lid 2

Dit betekent dat voor meerdere partijen tegelijk een aanvraag kan worden ingediend als deze alle slechts vallen in één en dezelfde kwaliteitsklasse als aangeven in artikel 5 lid 1, 2 of 3. Bijvoorbeeld één aanvraag kan worden ingediend voor 3 partijen klasse 4 maar niet voor 1 partij klasse 3 (met alle componenten beneden of gelijk aan de samenstellingsgrens voor herbruikbare grond, in de zin van het Bouwstoffenbesluit bodem en oppervlaktewaterenbescherming) en 2 partijen klasse 4 tezamen in één aanvraag. Dit vanwege uitvoeringstechnische redenen voor de bewaking van het subsidieplafond voor verwerking van klasse 3 met alle componenten beneden of gelijk aan de samenstellingsgrens voor herbruikbare grond, in de zin van het Bouwstoffenbesluit bodem en oppervlaktewaterenbescherming.

Artikel 6 lid 3

In de meeste gevallen zal er geen sprake van zijn dat de ontdoener en de verwerker dezelfde rechtspersoon zijn. Echter, in geval van bijvoorbeeld een waterschap dat baggerspecie in eigen beheer verwerkt kan daar wél sprake van zijn. Een voorbeeldovereenkomst kan worden opgevraagd bij de uitvoeringsorganisatie of is beschikbaar op http://www.svb.novem.nl.

Artikel 7 lid 2

Steekproefsgewijs zullen controles worden uitgevoerd. Zowel degene die zich van de baggerspecie ontdoet als de verwerker van de baggerspecie verleent, binnen het kader van een project en de daaronder vallende partijen, aan de staat en of de uitvoeringsorganisatie alle medewerking voor onderzoek c.q. stelt alle benodigde informatie beschikbaar voor onderzoek naar de werking van de regeling dan wel ter controle van de partijaanvra(a)g(en), de uitvoering van het project of de verwerking en afzet van de producten. Eén en ander in het kader van het toezicht, de periodieke evaluatie van de regeling en het monitoren van de kasstroom vanuit de regeling.

Artikel 7 lid 6

Bij de bepaling van de ex situ gegevens van de kwantiteit van de partij wordt het volume van de specie bepaald aan de hand van artikel 17.27 van de RAW (Rationalisatie en Automatisering in de Grond-, Water- en Wegenbouw). Het totale aantal tonnen droge stof wordt vervolgens bepaald aan de hand van deze volumegegevens en het stofgehalte bepaald door middel van het kwalitatieve onderzoek conform NEN 5470 of VKB 1018.

Artikel 9 lid 5

De subsidievaststelling vindt plaats op basis van de werkelijk verwerkte hoeveelheid en is gemaximeerd op de in artikel 8 verleende subsidie. Dit vloeit voort uit artikel 4:46 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht

Artikel 9 lid 6

De totale subsidie wordt uitgekeerd nadat de volledige prestatie (verwerken inclusief afzet van de bouwstof) is geleverd en de subsidie is vastgesteld. Er worden dus geen voorschotten verstrekt.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J.M. de Vries.

Bijlage A

behorend bij artikel 6, eerste lid en artikel 9, tweede lid onder a van de Tijdelijke Stimuleringsregeling verwerking baggerspecie

Aanvraagformulier

stcrt-2002-136-p9-SC35559-1.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-2.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-3.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-4.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-5.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-6.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-7.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-8.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-9.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-10.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-11.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-12.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-13.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-14.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-15.gifstcrt-2002-136-p9-SC35559-16.gif

Bijlage B

behorend bij artikel 9, tweede lid onder b van de Tijdelijke Stimuleringsregeling verwerking baggerspecie

Controleprotocol voor subsidievaststelling van aanvragen waarvoor een subsidie is verstrekt van € 100.000 inclusief BTW of meer.

1. Inleiding

1.1 Dit controleprotocol heeft betrekking op de aanvraag tot subsidievaststelling ten behoeve van ... De voorwaarden voor deze subsidie liggen vast in de Tijdelijke Stimuleringsregeling verwerking baggerspecie zoals gepubliceerd in de Staatscourant van...(datum).

1.2 In dit controleprotocol wordt uiteengezet welke algemene uitgangspunten en specifieke vereisten gelden bij de uitvoering van de controle van de aanvraag tot subsidievaststelling door de accountant van de subsidieontvanger, alsmede op welke wijze de uitkomsten van deze controle dienen te worden gerapporteerd.

1.3 De verantwoordelijkheid voor het opstellen van de aanvraag tot subsidievaststelling berust bij de subsidieontvanger.

1.4 In de aanvraag tot subsidievaststelling moet worden aangegeven in hoeverre de werkelijke omvang van de aangeleverde en verwerkte partij baggerspecie, zoals opgenomen in de door de subsidieontvanger ingediende aanvraag en waarvoor een subsidie is toegezegd, werkelijk zijn aangeleverd en verwerkt.

2. Algemene uitgangspunten voor de controle

2.1 De controle betreft zowel de getrouwe weergave als de rechtmatigheid. Van de controlerend accountant wordt verwacht dat hij niet alleen de getrouwe weergave controleert, maar ook dat hij de naleving van de relevante voorwaarden toetst, dat nagegaan wordt dat met betrekking tot de in de aanvraag tot subsidievaststelling opgenomen hoeveelheden, van toepassing zijnde ontvangsten en andere gegevens toetst, dat de prestaties daadwerkelijk zijn verricht en passen binnen het kader van de activiteiten zoals die genoemd zijn in de Tijdelijke Stimuleringsregeling verwerking baggerspecie.

2.2 Ten aanzien van de uitvoering van de controle door de derde accountant geldt de gebruikelijke bij soortgelijke controles gehanteerde toleranties. De controletolerantie heeft uitsluitend betrekking op het totaal van de kosten, dus niet op de afzonderlijk genoemde kostenposten.

2.3 Voor de rapportering geldt dat de bij de controle geconstateerde en niet gecorrigeerde fouten en onzekerheden, die individueel of in totaal meer bedragen dan 1% van het totaal van kosten en individueel meer bedragen dan € 10.000, dienen deze individueel te worden gerapporteerd.

2.4 Het is in beginsel mogelijk dat door de Accountantsdienst van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat of door deze aangewezen accountants een review zal worden uitgevoerd bij de controlerend accountant van de subsidieontvanger ter toetsing van de naleving van het controleprotocol.

Indien een review wordt uitgevoerd zal hierover overleg worden gepleegd met de subsidieontvanger.

3. Specifieke vereisten

3.1 Bij de uitvoering van de controle dient te worden vastgesteld dat:

a. Alleen verwerking van niet-reinigbare baggerspecie klasse 3 of 4, afkomstig uit Nederlandse wateren, waarvoor een verklaring wordt overgelegd als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onderdeel e, van de Wet belastingen op milieugrondslag met een minimum partijomvang van 500 ton droge stof, op de eindafrekening zijn verantwoord.

b. Alleen baggerspecie die volledig is verwerkt tot een bouwstof, en is toegepast in een werk als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming dan wel is afgezet op de markt, op de eindafrekening zijn verantwoord.

c. Alleen baggerspecie welke nog niet gebaggerd was op het moment dat de aanvraag was ingediend op de eindafrekening zijn verantwoord.

d. De op de eindafrekening verantwoorde hoeveelheden passen binnen de omschrijving van de activiteit zoals beschreven in de Tijdelijke Stimuleringsregeling verwerking baggerspecie.

e. Op de eindafrekening verantwoorde hoeveelheden baggerspecie juist zijn weergegeven.

f. Verwerking van baggerspecie welke is aangeboden aan de te realiseren combinatie van verwerking dan wel reiniging en stortcapaciteit op de locatie Koegorspolder niet op eindafrekening zijn verantwoord.

g. Geen subsidie reeds is verstrekt door een ander bestuursorgaan.

h. Het transport van de partij baggerspecie naar de verwerker binnen één jaar na de subsidieverlening volledig heeft plaatsgevonden en de verwerking en afzet van de bouwstof in een werk of op de markt voor bouw(grond)stoffen binnen vier jaar na de subsidieverlening is voltooid.

3.2 Ten aanzien van de onder 3.1 opgenomen specifieke aandachtspunten geldt dat alle bij de controle geconstateerde en niet gecorrigeerde fouten en onzekerheden dienen te worden gerapporteerd.

4. Rapportering

Een model van de accountantsverklaring luidt als volgt:

ACCOUNTANTSVERKLARING

Opdracht

Wij hebben1 de bijgaande en door ons gewaarmerkte eindafrekening inzake de Tijdelijke Stimuleringregeling verwerking baggerspecie zoals vastgelegd in de Staatscourant van ... (datum) gecontroleerd. Deze afrekening is bestemd voor de bepaling van de definitieve subsidie van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat in het kader van Tijdelijke Stimuleringsregeling verwerking baggerspecie.

Deze eindafrekening is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van ... (naam huishouding2. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake deze eindafrekening te verstrekken.

Voor het onderhavige project is met beschikking van NOVEM, kenmerk ... de dato ... een subsidie verleend (tot een maximum) van € ... (bedrag).

Werkzaamheden

Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten en overigens zoals omschreven in het controleprotocol Tijdelijke Stimuleringsregeling verwerking baggerspecie versie <datum invullen>.

Volgens de richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de eindafrekening geen onjuistheden van materieel belang bevat. Een controle omvat onder meer een onderzoek door middel van deelwaarnemingen van informatie ter onderbouwing van de bedragen in de eindafrekening. Tevens omvat een controle een beoordeling van de grondslagen voor financiële verslaggeving die bij het opmaken de eindafrekening zijn toegepast. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.

Oordeel

Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat is voldaan aan alle ter zake gestelde voorwaarden (behoudens hierna vermelde bevindingen).

Bevindingen en kwantitatieve gegevens

(indien van toepassing)

(plaats, datum)

Naam accountantskantoor/dienst

Handtekening accountant

1 Indien de accountantsverklaring wordt voorzien van een adressering, kunnen in de eerste paragraaf de woorden `Wij hebben' worden vervangen door `Ingevolge uw opdracht hebben wij'.

2 Afhankelijk van de aard van de huishouding, te vervangen door een meer passende aanduiding zoals `het bestuur van de vennootschap' (BV/NV, vereniging, stichting enz.).

Naar boven