Bestuursreglement Raad voor de rechtspraak

5 juni 2002

Nr. UIT 342/JZ/JH

De Raad voor de rechtspraak,

Gelet op artikel 87, vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

Gehoord de ondernemingsraad van de Raad voor de rechtspraak;

Besluit:

Artikel 1

In dit reglement wordt verstaan onder:

a. de Raad: de Raad voor de rechtspraak, bedoeld in artikel 84, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

b. de leden: de leden van de Raad, bedoeld in artikel 84, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c. de voorzitter: de voorzitter van de Raad, bedoeld in artikel 84, vijfde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie.

Artikel 2

De Raad vergadert volgens een tevoren vastgesteld schema en voorts zo dikwijls als de voorzitter of ten minste twee andere leden dat wenselijk achten.

Artikel 3

De voorzitter stelt de concept-agenda vast en is verantwoordelijk voor de tijdige verzending aan de leden van de concept-agenda en de overige voor de vergadering bestemde stukken.

Artikel 4

1. De voorzitter regelt de orde der werkzaamheden tijdens de vergadering.

2. Bij verhindering van de voorzitter wijst de voorzitter een lid aan als voorzitter van de vergadering, dan wel wijzen de aanwezige leden een lid aan als voorzitter van de vergadering.

3. De secretaris, tevens directeur van het bureau, woont de vergaderingen bij. Hij is verantwoordelijk voor het doen notuleren van de vergadering.

4. De voorzitter bepaalt wie overigens de vergadering of delen daarvan bijwoont.

Artikel 5

1. Besluiten over aangelegenheden met een zwaarwegend belang worden genomen indien alle leden ter vergadering aanwezig zijn.

2. Een uitzondering kan worden gemaakt:

a. indien het besluit een spoedeisend karakter heeft, met dien verstande dat het afwezige lid te voren in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, of

b. indien een lid langdurig niet in staat is de vergaderingen bij te wonen en evenmin in staat is zijn zienswijze kenbaar te maken.

Artikel 6

1. De secretaris, tevens directeur van het bureau, draagt zorg dat de notulen zo spoedig mogelijk na de vergadering worden opgesteld. De Raad stelt de notulen tijdens de eerstvolgende vergadering vast.

2. Behoudens de door de Raad als vertrouwelijk aangemerkte aangelegenheden zijn de vastgestelde notulen openbaar.

Artikel 7

Over aangelegenheden waarin dit reglement niet voorziet en die geen uitstel verdragen, beslist de voorzitter.

Artikel 8

Dit reglement treedt in werking met ingang van 6 juni 2002 en werkt terug tot en met 1 januari 2002.

Artikel 9

Dit reglement wordt aangehaald als: Bestuursreglement Raad voor de rechtspraak.

Dit reglement (met de daarbij behorende toelichting) wordt aan de Minister van Justitie gezonden en gepubliceerd in de Staatscourant.

Vastgesteld door de Raad voor de rechtspraak te Den Haag op 5 juni 2002,
mr. A.H. van Delden, voorzitter,
mr. G.A.M. Stevens,
mr. D.J. van Dijk,
drs. W.J.J. van Velzen,
mr. J. van der Vlist.

Toelichting

Algemeen

Ingevolge artikel 87, vierde lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (Wet RO) is de Raad voor de rechtspraak gehouden bij reglement nadere regels vast te stellen met betrekking tot zijn werkwijze en besluitvorming. Met het Bestuursreglement Raad voor de rechtspraak is daaraan vorm gegeven.

Het kader voor de werkwijze en besluitvorming door de Raad wordt bepaald door de Wet RO, zoals deze luidt nu het parlement de Wet Raad voor de rechtspraak (Stb. 2001, 583) en de Wet organisatie en bestuur gerechten (Stb. 2001, 582) heeft goedgekeurd.

De ondernemingsraad van de Raad voor de rechtspraak heeft op 12 maart 2002 een positief advies uitgebracht.

Quorum en besluitvorming

In de Wet RO zijn regels opgenomen over het quorum en over de besluitvorming. Vastlegging in het bestuursreglement is dus overbodig. Het quorum voor geldige besluitvorming is geregeld in artikel 87, eerste lid, van de Wet RO. Bepaald wordt dat de Raad alleen beslissingen kan nemen indien ten minste drie leden aanwezig zijn. De Raad kan derhalve geen beslissingen nemen indien niet de meerderheid van de leden aanwezig is.

Het eerste lid van artikel 5 van het bestuursreglement legt het beginsel vast dat omtrent aangelegenheden van zwaarwegend belang geen besluitvorming plaatsvindt indien niet alle leden aanwezig zijn. Teneinde een onwerkbare situatie te vermijden, zijn in het tweede lid twee uitzonderingen daarop geformuleerd. Indien een lid verhinderd is de vergadering bij te wonen, zal hij, indien mogelijk, in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken. Van geval tot geval zal een afweging moeten worden gemaakt met betrekking tot enerzijds de wenselijkheid om met een voltallige vergadering belangrijke besluiten te nemen en anderzijds het waarborgen van de continuïteit van de besluitvorming of de spoedeisendheid van het besluit (zie ook: Kamerstukken II, 28 182, nr. 3, pagina 58).

Voor de invulling van de in het eerste lid geformuleerde norm `aangelegenheden met een zwaarwegend belang' kan worden gedacht aan besluiten met grote (materiële of immateriële) gevolgen voor de rechtsprekende macht of met politieke of maatschappelijke implicaties. De concrete uitwerking van deze norm zal in de praktijk moeten plaatsvinden.

In artikel 87, tweede lid, van de Wet RO is bepaald dat de Raad beslist bij meerderheid van stemmen. In het derde lid is geregeld dat de stem van de voorzitter de doorslag geeft, indien de stemmen staken. Zoals de memorie van toelichting bij de Wet Raad voor de rechtspraak aangeeft, zal deze bepaling normaal gesproken geen toepassing vinden. Binnen de Raad als vorm van collegiaal bestuur zal worden gestreefd naar besluitvorming bij consensus. Aan een stemming zal doorgaans geen behoefte bestaan.

Voor wat betreft de aan de Raad toegekende taak adviezen uit te brengen aan de regering en de Staten-Generaal (artikel 95, eerste lid, van de Wet RO) is hoofdstuk 4 van de Kaderwet adviescolleges van overeenkomstige toepassing verklaard (artikel 95, tweede lid, van de Wet RO). Indien de Raad deze adviezen behandelt, gelden derhalve de regels over het quorum en de besluitvorming zoals deze zijn vastgelegd in artikel 20 van de Kaderwet adviescolleges. Dit artikel luidt als volgt:

Artikel 20

1. Een adviescollege beraadslaagt en besluit in vergadering over de uit te brengen adviezen.

2. Over de uit te brengen adviezen wordt niet besloten dan in aanwezigheid van ten minste de helft van de leden.

3. De adviezen worden uitgebracht overeenkomstig het gevoelen van de meerderheid van de ter vergadering aanwezige leden, waarbij elk lid één stem heeft.

4. Indien het nodig is over het besluit tot vaststelling van het advies bij wijze van stemming te beslissen, wordt dat besluit bij meerderheid van stemmen opgemaakt.

5. Indien de stemmen staken, wordt de besluitvorming aangehouden tot de volgende vergadering, tenzij de advisering niet uitgesteld kan worden of de vergadering voltallig is. In deze gevallen beslist de stem van de voorzitter. Van die omstandigheid wordt in het advies melding gemaakt.

6. Een lid dat ter vergadering een standpunt heeft ingebracht dat afwijkt van het gevoelen van de meerderheid, kan over dat standpunt een afzonderlijke nota bij het advies voegen.

Met name het vijfde en zesde lid geven een nadere regeling ten opzichte van de regeling in de Wet RO.

Bekendmaking van de notulen

Het tweede lid van artikel 6 van het bestuursreglement is een uitwerking van het uitgangspunt dat de Raad `transparantie' voorstaat; de vastgestelde notulen zijn openbaar. Uiteraard zijn vertrouwelijke onderwerpen daarvan uitgesloten. Dit geldt in ieder geval voor individuele personeelsaangelegenheden. Maar de Raad kan ook andere onderwerpen als `vertrouwelijk' aanmerken.

Bekendmaking van het bestuursreglement

Het Bestuursreglement Raad voor de rechtspraak (met de daarbij behorende toelichting) wordt aan de Minister van Justitie gezonden en gepubliceerd in de Staatscourant. Teven wordt het reglement op Intranet en Internet bekendgemaakt.

Naar boven