Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst 2002

5 juni 2002

Nr. 1844691/01

Het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst;

Gelet op artikel 4, aanhef en onder 1, van het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken ministerie van Binnenlandse Zaken;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt onder tekenbevoegdheid verstaan de bevoegdheid om namens het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst besluiten te nemen, stukken af te doen en uitgaande brieven te ondertekenen op grond van de Wet veiligheidsonderzoeken.

Artikel 2

1. Het hoofd van de afdeling Veiligheidsonderzoeken bezit tekenbevoegdheid ten aanzien van:

a. de in artikel 2, eerste lid, onder c, van het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken ministerie van Binnenlandse Zaken, bedoelde bevoegdheid betreffende het (voornemen tot) weigeren van een verklaring van geen bezwaar;

b. de in artikel 2, eerste lid, onder b, van het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken ministerie van Binnenlandse Zaken, bedoelde bevoegdheid betreffende het afgeven van een verklaring van geen bezwaar na een aanvankelijk voornemen tot weigeren van deze verklaring.

2. Bij de hantering van de tekenbevoegdheid luidt de ondertekening als volgt:

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

voor deze,

het hoofd van de afdeling Veiligheidsonderzoeken,

(handtekening).

Artikel 3

1. De hoofden van de secties A, B, C,D en E van de afdeling Veiligheidsonderzoeken bezitten tekenbevoegdheid ten aanzien van:

a. de in artikel 2, eerste lid, onder b, van het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken ministerie van Binnenlandse Zaken, bedoelde bevoegdheid betreffende het afgeven van een verklaring van geen bezwaar;

b. de in artikel 2, eerste lid, onder f, van het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken ministerie van Binnenlandse Zaken, bedoelde bevoegdheid betreffende het doen van mededelingen aan een andere mogendheid of aan een volkenrechtelijke organisatie.

2. Bij de hantering van de tekenbevoegdheid luidt de ondertekening als volgt:

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

voor deze,

het hoofd van de sectie A/ B/ C/ D/E van de afdeling Veiligheidsonderzoeken,

(handtekening).

3. Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van het hoofd van de secties A, B, C, D of E is het hoofd van de afdeling Veiligheidsonderzoeken tekenbevoegd.

4. Aan het hoofd van de afdeling Veiligheidsonderzoeken is voorbehouden de uitoefening van de bevoegdheid bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder b, indien bij de uitoefening van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt van gegevens bedoeld in artikel 13, vierde lid, onder a, van de Wet veiligheidsonderzoeken.

Artikel 4

Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de in de artikelen 2, eerste lid, en 3, eerste lid, genoemde functionarissen, kan de directeur van de directie Beveiliging de bevoegdheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, en artikel 3, eerste en vierde lid, uitoefenen.

Artikel 5

De tekenbevoegdheid wordt uitgeoefend met dien verstande dat:

1. geen beslissingen worden genomen ten aanzien van zaken van principiële aard;

2. de bestaande richtlijnen en gebruiken omtrent voorparaaf en medeparaaf in overleg en afstemming met medebelanghebbende afdelingen in acht zijn genomen;

3. de binnen de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst en het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geldende instructies omtrent het voorleggen en afdoen van stukken zijn gevolgd;

4. er technische voorzieningen aanwezig zijn die garanderen dat alleen een bevoegde ondertekenaar stukken kan ondertekenen met behulp van een digitale handtekening;

5. geen stukken worden ondertekend, die bij de ontvanger de indruk kunnen wekken, dat de ondertekenaar persoonlijk een beslissing neemt welke door de minister of het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst moet worden genomen.

Artikel 6

Het hoofd van de afdeling Veiligheidsonderzoeken brengt iedere twee maanden aan het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst schriftelijk verslag uit over de wijze waarop van de aan hem en de hoofden van de secties A, B, C, D en E verleende tekenbevoegdheid gebruik is gemaakt.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 februari 2001.

Artikel 8

Het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken Binnenlandse Veiligheidsdienst van 7 mei 1999, nr. 1430525/01, wordt ingetrokken.

Artikel 9

Dit besluit kan worden aangehaald als `Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst 2002'.

Dit besluit zal in afschrift worden gezonden aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en belanghebbende functionarissen.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

Het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst,
S.J. van Hulst.

Toelichting

Dit besluit ziet toe op de ondermandatering van een aantal bevoegdheden van het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst aan het hoofd en de sectiehoofden van de afdeling Veiligheidsonderzoeken.

Ten behoeve van een efficiëntere uitvoering is ervoor gekozen een aantal bevoegdheden die zijn neergelegd in het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken ministerie van Binnenlandse Zaken, en die voortvloeien uit de Wet veiligheidsonderzoeken, op meer decentraal niveau te effectueren. Zo is het hoofd van de afdeling Veiligheidsonderzoeken bevoegd om het afgeven van verklaringen van geen bezwaar te weigeren, inclusief het voornemen daartoe. Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering kan de directeur van de directie Beveiliging deze beschikkingen tekenen. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken ministerie van Binnenlandse Zaken (Stcrt. 1997, nr. 35) is aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de uitoefening van deze bevoegdheid voorbehouden indien gebruik wordt gemaakt van gegevens bedoeld in artikel 7, tweede lid, onder b, c en d, van de Wet veiligheidsonderzoeken.

De hoofden van de secties A, B, C, D en E zijn tekenbevoegd ten aanzien van het afgeven van verklaringen van geen bezwaar, behalve in de gevallen dat er een aanvankelijk voornemen bestond om de verklaring te weigeren. Deze bevoegdheid is aan het afdelingshoofd Veiligheidsonderzoeken voorbehouden. De sectiehoofden zijn verder tekenbevoegd ten aanzien van het doen van mededelingen aan een andere mogendheid of aan volkenrechtelijke organisaties als bedoeld in artikel 13 van de Wet veiligheidsonderzoeken. Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van (één van) de sectiehoofden, kan het hoofd van de afdeling Veiligheidsonderzoeken deze bevoegdheden uitoefenen. Indien ook het hoofd van de afdeling Veiligheidsonderzoeken tijdelijk afwezig of verhinderd is, heeft ex. artikel 4, tweede lid, van dit besluit de directeur van de directie Beveiliging tekenbevoegdheid. De uitoefening van de bevoegdheid in artikel 13, eerste lid, van de Wet veiligheidsonderzoeken is op grond van artikel 3, tweede lid, van het Besluit tekenbevoegdheid vertrouwenfuncties en veiligheidsonderzoeken ministerie van Binnenlandse Zaken aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voorbehouden indien gebruik wordt gemaakt van gegevens als bedoeld in artikel 13, vierde lid, onder b, c en d, van de Wet veiligheidsonderzoeken.

Het hoofd van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst,

S.J. van Hulst.

Naar boven