Mandaatbesluit gemeenschappelijke landelijke diensten R.O. en rechterlijke ambtenaren in opleiding

28 mei 2002

nr. 5157839/802

Directoraat-Generaal Wetgeving, Rechtspleging en Rechtsbijstand Directie Strategie Rechtspleging

De Minister van Justitie,

Gehoord de gemeenschappelijke ondernemingsraad van de directie Rechtspleging;

Gehoord het sectoroverleg Rechterlijke Macht;

Besluit:

Hoofdstuk I. Algemeen

Artikel 1. (Definities)

In dit besluit wordt verstaan onder:

a) de Minister: de Minister van Justitie

b) de Raad: de Raad voor de rechtspraak, bedoeld in artikel 84, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

c) het College: het College van procureurs-generaal, bedoeld in artikel 130 van de Wet op de rechterlijke organisatie;

d) een dienst: een gemeenschappelijke landelijke dienst als bedoeld in artikel 3 van dit besluit;

e) de Raad van Opdrachtgevers: elke dienst heeft een Raad van Opdrachtgevers bestaande uit een lid van de Raad en een lid van het College;

f) de leiding: de directie of het college van bestuur van een dienst;

g) het stichtingsbestuur: het bestuur bedoeld in artikel 10 van het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren.

Artikel 2. (Reikwijdte mandaat)

De bevoegdheden toegedeeld krachtens dit besluit kunnen uitsluitend worden aangewend ter uitvoering van het Convenant gemeenschappelijke landelijke diensten rechterlijke organisatie van 13 maart 2002, dan wel in het kader van het aanstellen en opleiden van rechterlijke ambtenaren in opleiding.

Hoofdstuk II. Gemeenschappelijke landelijke diensten

Artikel 3. (Instellen en instandhouden)

1. De Raad en namens de Minister het College gezamenlijk zijn bevoegd tot het instellen van de dienst Huisvestingsexpertisecentrum Rechterlijke Organisatie (HEXRO).

2. De Raad en namens de Minister het College gezamenlijk zijn bevoegd tot het instandhouden van de volgende diensten:

a) het Studiecentrum Rechtspleging (SR), gevestigd te Zutphen;

b) de ICT Rechterlijke Organisatie (ICTRO), gevestigd te Zeist;

c) het Huisvestingsexpertisecentrum Rechterlijke Organisatie (HEXRO), gevestigd te Den Haag;

d) de dienst Prisma, gevestigd te Amersfoort.

3. In afwijking van het eerste en tweede lid zijn de Raad en het College niet bevoegd indien bij wettelijke voorschrift anders is bepaald, de aard van de bevoegdheden zich daartegen verzet of in het Convenant gemeenschappelijke landelijke diensten R.O. anders is overeengekomen.

Artikel 4. (Personeelsmandaat)

De Raad en het College gezamenlijk zijn bevoegd de bij of krachtens de Ambtenarenwet aan het bevoegde gezag toegekende bevoegdheden uit te oefenen ten aanzien van de bij artikel 3, tweede lid genoemde diensten werkzame ambtenaren.

Artikel 5. (Volmacht)

De Raad en namens de Minister het College gezamenlijk zijn bevoegd om namens de Staat privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten voor zover die voortvloeien uit het beheer van het deel van de Justitiebegroting dat betrekking heeft op de in artikel 3 genoemde diensten, tenzij bij of krachtens de wet is bepaald dat een andere minister dan onze minister de rechtshandeling verricht.

Artikel 6. (Vertegenwoordiging in rechte)

De Voorzitter van de Raad en de Voorzitter van het College gezamenlijk zijn bevoegd de Staat in rechte te vertegenwoordigen ten aanzien van besluiten, genomen op grond van de bevoegdheden die ingevolge dit besluit zijn gemandateerd.

Artikel 7. (Ondermandaat of nadere volmacht)

1. De Raad en het College gezamenlijk kunnen ondermandaat of een nadere volmacht verlenen aan de Raad van opdrachtgevers voor wat betreft de in artikel 3 t/m 6 van dit besluit genoemde bevoegdheden, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheden zich daartegen verzet.

2. De Raad van opdrachtgevers kan de leiding van de dienst ondermandaat of een nadere volmacht verlenen.

3. Het ondermandaat, bedoeld in het eerste en tweede lid, wordt schriftelijk verleend en aan de Minister ter kennis gebracht.

Hoofdstuk III. Rechterlijke ambtenaren in opleiding (Raio's)

Artikel 8. (Rechterlijke ambtenaren in opleiding)

De Raad en het College gezamenlijk zijn bevoegd om namens de Minister de bevoegdheden uit te oefenen die hem met betrekking tot de rechterlijke ambtenaren in opleiding zijn toegekend in de Wet op de rechterlijke organisatie, de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren en het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren, tenzij bij wettelijke voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheden zich daartegen verzet.

Artikel 9. (Ondermandaat of nadere volmacht)

1. De Raad en het College gezamenlijk kunnen ondermandaat of een nadere volmacht en machtiging verlenen aan de Raad van opdrachtgevers van het Studiecentrum Rechtspleging, voor wat betreft de in artikel 8 van dit besluit genoemde bevoegdheden, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald of de aard van de bevoegdheden zich daartegen verzet.

2. Voor zover het een rechterlijk ambtenaar in opleiding betreft, kan de Raad van Opdrachtgevers van het Studiecentrum Rechtspleging, ondermandaat verlenen aan de leiding van het Studiecentrum Rechtspleging met betrekking tot de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 16, 18, 27a, derde lid en 37, zesde lid, van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

3. De Raad van opdrachtgevers, kan ondermandaat verlenen aan de leiding van het Studiecentrum Rechtspleging voor wat betreft de bevoegdheden, bedoeld in de artikelen 3, tweede en vierde lid, 4, tweede lid, 7, eerste, tweede en derde lid, 21, tweede en derde lid, 25, tweede lid, 28 en 28a van het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren.

4. Het ondermandaat, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid van dit artikel, wordt schriftelijk verleend en aan de Minister van Justitie ter kennis gebracht.

Artikel 10. (Intrekken mandaatbesluit)

Het Mandaatbesluit opleiding rechterlijke ambtenaren van 2 juni 1998 wordt ingetrokken.

Hoofdstuk IV. Slotbepalingen

Artikel 11. (Behandeling bezwaarschriften)

1. Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit, genomen door de Raad en het College gezamenlijk, dan wel genomen door de Raad van Opdrachtgevers beslist de Minister op het bezwaarschrift.

2. Indien bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit, genomen door de leiding, is de Raad van Opdrachtgevers bevoegd te beslissen op het bezwaarschrift.

Artikel 12. (Medezeggenschap en sectoroverleg)

Deze regeling laat onverlet de rechten als bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en de rechten van de ondernemingsraden als bedoeld in de Wet op de ondernemingsraden.

Artikel 13. (Inwerkingtreding)

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst, en werkt terug tot en met 1 januari 2002.

Artikel 14. (Citeertitel)

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit gemeenschappelijke landelijke diensten R.O. en rechterlijke ambtenaren in opleiding.

Den Haag, 28 mei 2002.
De Minister voornoemd,
A.H. Korthals.
Mede-ondertekenaars:
De voorzitter van de Raad voor de Rechtspraak,
A.H. van Delden.
De voorzitter van het College van procureurs-generaal,
J.L. de Wijkerslooth.

Toelichting

In het Convenant gemeenschappelijke landelijke diensten R.O., gesloten tussen de Minister van Justitie, de Raad en het College van Procureurs-generaal op 13 maart 2002, zijn afspraken gemaakt over het overdragen van verantwoordelijkheden van de Minister inzake een aantal diensten van de Rechterlijke Organisatie.

Met dit mandaatbesluit verleent de Minister de bevoegdheid aan de Raad en het College tot de instelling respectievelijk de instandhouding en de besturing van een aantal gemeenschappelijke landelijke diensten. De nieuwe dienst HEXRO is de voortzetting door Raad en College van taken van het ministerie ten aanzien van huisvesting van de Rechterlijke Organisatie. De overige diensten zijn reeds bestaande diensten die werkzaamheden verrichten voor de gehele rechterlijke organisatie.

Een nieuwe wettelijke regeling voor deze diensten is in voorbereiding.

In dit mandaatbesluit worden ook de bevoegdheden die de Minister van Justitie heeft ten opzichte van de rechterlijke ambtenaren in opleiding aan de Raad en het College gezamenlijk gemandateerd. Aldus kunnen de Raad en het College, vooruitlopende op de inwerkingtreding van de nieuwe wettelijke regeling, alvast deze bevoegdheden uitoefenen namens de Minister van Justitie.

Artikelsgewijs:

Artikel 1. (definities)

Het eerste artikel bevat de definities van de organen die in dit mandaatbesluit worden genoemd.

De Raad van Opdrachtgevers van het Studiecentrum Rechtspleging is tevens bestuur als bedoeld in artikel 10 van het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren, welke op grond van artikel 11 van het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren de leiding van het opleidingsinstituut aanwijst.

De Raad van Opdrachtgevers heeft dezelfde samenstelling als het stichtingsbestuur van het Studiecentrum Rechtspleging.

Artikel 2. (reikwijdte mandaat)

In dit artikel wordt de reikwijdte van het mandaat beperkt tot die bevoegdheden die nodig zijn voor het instandhouden van de gemeenschappelijke landelijke diensten en in de relatie tot de rechterlijke ambtenaren in opleiding.

Artikel 3 t/m 5. (instellen en instandhouden)

In dit artikel worden bevoegdheden die de Minister heeft ten opzichte van de gemeenschappelijke landelijke diensten gemandateerd aan de Raad en het College gezamenlijk. Dit mandaat en deze volmacht en machtiging betreft het instellen en instandhouden van de genoemde diensten. Dit houdt ondermeer in het beleid en beheer inzake alle aspecten van de bedrijfsvoering met inbegrip van aangelegenheden op organisatorisch, personeel, financieel en materieel gebied en aangelegenheden met betrekking tot het verrichten van privaatrechtelijke handelingen.

De relatie en het toezicht van de Minister op de Raad en het College is opgenomen in bestaande regelingen en ook van toepassing voor de gemeenschappelijke landelijke diensten R.O.

Artikel 6. (vertegenwoordiging in rechte)

De Raad en het College gezamenlijk zijn bevoegd de Staat in rechte te vertegenwoordigen ten aanzien van de uitoefening van de bevoegdheden waarvoor in dit besluit mandaat, volmacht en machtiging is verleend.

Artikel 7. (ondermandaat of nadere volmacht)

Op grond van dit artikel kunnen de Raad en het College gezamenlijk voor wat betreft de in artikel 3 en 4 genoemde bevoegdheden ondermandaat verlenen aan de Raad van opdrachtgevers, die vervolgens de gegeven bevoegdheden kan ondermandateren aan de leiding van de diensten.

Artikel 8. (rechterlijke ambtenaren in opleiding)

Met ingang van 1 januari 2002 komt de verantwoordelijkheid voor de opleiding van degenen, die betrokken zijn bij de rechtspleging, te liggen bij de Raad en het College gezamenlijk. Het opleidingsinstituut Studiecentrum Rechtspleging (SR), dat in bovengenoemde opleidingen voorziet, is een gemeenschappelijke aangelegenheid van de Raad en het College. Het Besluit opleidingen rechterlijke ambtenaren zal in die zin worden aangepast.

In dit artikel worden de bevoegdheden die de Minister heeft ten opzichte van de rechterlijke ambtenaren in opleiding aan de Raad en het College gezamenlijk gemandateerd. Aldus kunnen de Raad en het College gezamenlijk, vooruitlopende op de inwerkingtreding van de nieuwe wettelijke regeling (naar verwachting met ingang van 1 januari 2003), alvast de bevoegdheden die zij in de toekomst zullen krijgen uitoefenen namens de Minister.

Artikel 9. (ondermandaat of nadere volmacht raio's)

Op grond van artikel 7, eerste, tweede, derde lid en vierde lid van dit besluit kan de Raad van opdrachtgevers van het Studiecentrum Rechtspleging, die tevens het stichtingsbestuur vormen van de SSR, bepaalde aan hem gemandateerde bevoegdheden weer ondermandateren aan de leiding van de Studiecentrum Rechtspleging. Deze leiding oefent daarmee ook de taken van de stichting, waaronder het rectoraatschap, uit zoals bedoeld in het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren in artikel 6 en in artikel 11 t/m 15.

Het gaat in dit artikel om een aantal limitatief opgesomde bevoegdheden. De uitoefening van de overige bevoegdheden zijn zo nauw verbonden met de verantwoordelijkheid van de Raad van opdrachtgevers, dat zij niet voor mandatering aan de leiding in aanmerking komen, zoals het beëindigen van de opleiding en het aanstellen in tijdelijke en vaste dienst.

Uiteraard dient de mandaatverlening in overeenstemming te zijn met hetgeen dienaangaande is bepaald in afdeling 10.1.1 (mandaat) van titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit impliceert onder meer dat de bevoegdheden van de Minister, bedoeld in de artikelen 11, 12, 26 en 29 van het Besluit opleiding rechterlijke ambtenaren niet aan de leiding mogen worden gemandateerd.

Dit ondermandaat wordt schriftelijk verleend en de Minister wordt hierover geïnformeerd.

Artikel 11. (behandeling bezwaarschriften)

Uiteraard dient de mandaatverlening in overeenstemming te zijn met hetgeen dienaangaande is bepaald in afdeling 10.1.1 (mandaat) van titel 10.1 van de Algemene wet bestuursrecht.

Naar boven