Wijziging Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001

29 mei 2002

Nr. HDJZ/LUV/2002-1315

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 5, 8, eerste lid, 9 en 10, tweede lid, van het Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart;

Besluit:

Artikel I

De Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. De onderdelen d tot en met h worden geletterd f tot en met j.

2. Na onderdeel c worden twee nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

d. ICAO-eisen: de eisen zoals opgenomen in Annex 1, Personnel Licensing, bij het op 7 december 1944 te Chicago tot stand gekomen verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (Trb. 1973, 109);

e. ICAO-staat: een staat, die het onder d genoemde verdrag heeft bekrachtigd, niet zijnde Nederland;

B

Artikel 2, derde lid, komt te luiden:

3. Verwijzingen naar JAR-FCL in deze regeling hebben betrekking op de Nederlandstalige versie van JAR-FCL 1, 2 of 4, zoals deze ter inzage liggen bij het Ministerie van Verkeer en Waterstaat.

C

Aan artikel 8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De eisen, bedoeld in het eerste lid, onder a, gelden niet voor de houder van een in een ICAO-staat volgens de ICAO-eisen afgegeven geldig ATPL(A) respectievelijk ATPL(H), die beschikt over:

a. ten minste 1500 uur respectievelijk 1000 uur ervaring als eerste of tweede bestuurder op meervlieger-gecertificeerde vliegtuigen respectievelijk helikopters, en

b. een volgens de ICAO-eisen elders in een ICAO-staat afgegeven geldige bevoegdverklaring voor het type luchtvaartuig waarop aan de bedrevenheidseisen, bedoeld in het eerste lid, onder c, wordt voldaan.

D

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding `1.' geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. De eisen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en d, voor de afgifte van een PPL(A) respectievelijk PPL(H) gelden niet voor de houder van een in een ICAO-staat volgens de ICAO-eisen afgegeven geldig PPL(A) respectievelijk PPL(H), die:

a. in het bezit is van een geldige bevoegdverklaring, afgegeven door de betreffende ICAO-staat, die gelijkwaardig is aan de bevoegdverklaring RT;

b. ten minste 100 uur heeft gevlogen in de hoedanigheid van eerste bestuurder als houder van het betreffende PPL; en

c. binnen 24 maanden voordat aan de bedrevenheidseisen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is voldaan met goed gevolg binnen de termijn van 12 maanden, bedoeld in artikel 5, tweede lid, onderdeel d, Examenreglement voor luchtvarenden 2001, de PPL(A) respectievelijk PPL(H) theorievakken Luchtvaartvoorschriften en Menselijke prestaties en beperkingen heeft afgelegd.

E

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding `1.' geplaatst.

2. Onderdeel b komt te luiden:

b. bedrevenheid:

1o. voor MP(A), MP(H), respectievelijk MP(E) typebevoegdverklaring: de eisen, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling, binnen zes maanden na de eerste van de maand, volgend op de maand waarin de opleiding, bedoeld in artikel 24, met goed gevolg is afgerond;

2o. voor SP(A) type- en klassebevoegdverklaringen, respectievelijk SP(H) typebevoegdverklaringen: de eisen, bedoeld in bijlage 2 bij deze regeling, binnen zes maanden na de eerste van de maand, volgend op de maand waarin de opleiding, bedoeld in artikel 24, met goed gevolg is afgerond.

3. Er worden drie leden toegevoegd, luidende:

2. De eisen, bedoeld in artikel 24 en in het eerste lid van dit artikel, onderdelen a en c, voor de afgifte van een multi-pilot typebevoegdverklaring voor vliegers in de categorie vliegtuigen of helikopters gelden niet voor de houder van een in een ICAO-staat volgens de ICAO-eisen afgegeven geldige bevoegdverklaring voor het gelijke type als dat waarvoor de multi-pilot typebevoegdverklaring wordt aangevraagd, die:

a. ten minste 500 uur vliegervaring heeft op het betreffende type, en

b. feitelijk in de drie maanden voorafgaand aan de maand van aanvraag van de betreffende typebevoegdverklaring op een luchtvaartuig van het betreffende type heeft gevlogen.

3. De eisen, bedoeld in artikel 24 en in het eerste lid van dit artikel, onderdeel a, voor de afgifte van een single-pilot typebevoegdverklaring voor vliegers in de categorie vliegtuigen of helikopters gelden niet voor de houder van een in een ICAO-staat volgens de ICAO-eisen afgegeven geldige bevoegdverklaring voor het gelijke type als dat waarvoor de single-pilot typebevoegdverklaring wordt aangevraagd, die:

a. ten minste 500 uur vliegervaring bezit op het betreffende type, en

b. feitelijk in de drie maanden voorafgaand aan de maand van aanvraag van de betreffende typebevoegdverklaring op een luchtvaartuig van het betreffende type heeft gevlogen.

4. De eisen, bedoeld in artikel 24 en in het eerste lid van dit artikel, onderdeel a, voor de afgifte van een klassebevoegdverklaring gelden niet voor de houder van een in een ICAO-staat volgens de ICAO-eisen afgegeven geldige bevoegdverklaring voor de gelijke klasse als die waarvoor de klassebevoegdverklaring wordt aangevraagd, die:

a. ten minste 100 uur vliegervaring bezit op de betreffende klasse, en

b. feitelijk in de drie maanden voorafgaand aan de maand van aanvraag van de betreffende klassebevoegdverklaring op een luchtvaartuig van de betreffende klasse heeft gevlogen.

F

Artikel 29 komt te luiden:

Artikel 29

1. Een IR(A), respectievelijk IR(H), wordt slechts verlengd indien de aanvrager binnen drie maanden voor afloop van de geldigheidsduur voldoet aan de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.185(a) en (b), respectievelijk 2.185(a) en (b).

2. De houder van zowel een geldige bevoegdverklaring IR-ME als een geldige bevoegdverklaring IR-SE voor de categorie vliegtuigen kan de proeve van bekwaamheid voor de verlenging van de bevoegdverklaring IR-SE, bedoeld in het eerste lid, vervangen door een proeve van bekwaamheid voor de bevoegdverklaring IR-ME, bedoeld in het eerste lid, onder de voorwaarde dat hij als hij in het bezit is van een geldige bevoegdverklaring SE-P, deze laatstelijk heeft verlengd door middel van hetzij een proeve van bekwaamheid op een SE-P vliegtuig, zoals bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel d onder 1, hetzij door middel van een trainingsvlucht op een SE-P vliegtuig, zoals bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel d onder 2.

G

Artikel 30 komt te luiden:

Artikel 30

De eisen voor hernieuwde afgifte na verlopen van een IR(A), respectievelijk IR(H), zijn:

a. indien de geldigheid van de bevoegdverklaring ten hoogste 84 maanden is verlopen, de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.185(d), respectievelijk 2.185(d); of

b. indien de geldigheid langer dan 84 maanden is verlopen, de eisen, bedoeld onder a, alsmede de eisen bedoeld in JAR-FCL 1.185 (e) respectievelijk 2.185 (d).

H

Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding `1.' geplaatst.

2. Onderdeel d van het eerste lid komt te luiden:

d. voor SP-SE klassebevoegdverklaring en TMG:

1. binnen drie maanden voor afloop van de geldigheidsduur met goed resultaat een proeve van bekwaamheid afleggen op een vliegtuig van de betreffende klasse, of

2. binnen 12 maanden voor afloop van de geldigheidsduur van de bevoegdverklaring per klasse luchtvaartuig voltooien van ten minste 12 vlieguren, waaronder begrepen:

1o ten minste 6 uur als eerste bestuurder,

2o ten minste 12 starts en 12 landingen, en

3o een trainingsvlucht van ten minste 1 uur met een FI of een CRI,

en voor zover van toepassing bijlage 2 bij deze regeling.

3. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

2. De trainingsvlucht van ten minste 1 uur, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, onder 2, kan worden vervangen door een met goed gevolg afgelegde proeve van bekwaamheid of een met goed gevolg afgelegd praktijkexamen, voor een andere klasse- of typebevoegdverklaring binnen de categorie vliegtuigen.

3. Een proeve van bekwaamheid of praktijkexamen, zoals bedoeld in het tweede lid, valt niet onder de 12 vlieguren, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d onder 2.

I

Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38

1. De eisen voor hernieuwde afgifte na verlopen van een SP-SE klassebevoegdverklaring in een ATPL, CPL of PPL zijn de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.245(f)(2).

2. De eisen voor hernieuwde afgifte na verlopen van de overige type- of klassebevoegdverklaringen in een ATPL, CPL of PPL voor vliegtuigen, helikopters, respectievelijk in een CFEL, zijn tot 36 maanden na de vervaldatum de eisen, bedoeld in JAR-FCL 1.245(f)(1), 2.245(e) respectievelijk 4.245(c).

Artikel II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 mei 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,T. Netelenbos.

Toelichting

Algemeen

Op 1 mei 2002 wordt de zogeheten Changes Version van de Joint Aviation Requirements-Flight Crew Licensing (JAR-FCL), zoals deze is vastgesteld tussen de luchtvaartautoriteiten die zijn aangesloten bij de Joint Aviation Authorities (JAA), in Nederland ingevoerd. Het gaat in deze om JAR-FCL 1 (vliegers van vliegtuigen) en JAR-FCL 2 (helikoptervliegers). Voorts treedt op 1 mei 2002 voor de eerste maal een Nederlandstalige versie van JAR-FCL 4, betrekking hebbend op bewijzen van bevoegdheid voor boordwerktuigkundigen, in werking.

Naast de uitgave in dit kader van een nieuwe Nederlandse vertaling van de JAR-FCL dient ter implementatie van het bovenstaande ook een aantal artikelen van de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001 te worden aangepast. Bijgaande wijzigingsregeling strekt daartoe.

Verwijzingen in de Regeling bewijzen van bevoegdheid en bevoegdverklaringen voor luchtvarenden 2001 naar JAR-FCL hebben vanaf 1 mei 2002 betrekking op de nieuwe Nederlandstalige versies van JAR-FCL 1, 2 en 4 die op genoemde datum in werking treden. Deze versies zullen ter inzage worden gelegd bij de Inspectie Verkeer en Waterstaat, Divisie Luchtvaart, Saturnusstraat 50, 2132 HB Hoofddorp (tel. 023 566 3000). Aangezien de datum van plaatsing van deze regeling in de Staatscourant gelegen is op een datum na 1 mei 2002, is het noodzakelijk gebleken aan de werking van de regeling terugwerkende kracht te verbinden.

Voorts wordt middels deze wijzigingsregeling een aantal artikelen op een duidelijkere wijze weergegeven. Tevens wordt een nieuwe wijze van verlengen van de bevoegdverklaring instrument rating-single engine (IR-SE) geïntroduceerd.

Artikelsgewijs

Artikel I, B

Per 1 mei 2002 wordt een Nederlandstalige versie van JAR-FCL 4 ingevoerd, die de tot dan toe ter inzage liggende Engelstalige versie vervangt.

Artikel I, C

Het nieuwe derde lid van dit artikel is de Nederlandse uitwerking van het nieuwe JAR-FCL 1.016 (b) en 2.016 (b). Op basis van JAR-FCL 1.016 (b) en 2.016 (b) kan de houder van een in een andere ICAO-staat dan Nederland volgens de ICAO-eisen afgegeven ATPL onder bepaalde voorwaarden worden ontheven van het volgen van een opleiding bij een gekwalificeerde opleidingsinstelling. De voorwaarden uit JAR-FCL zijn verwerkt in het onderhavige artikel.

Artikel I, D

Dit artikel is de Nederlandse uitwerking van een verandering in JAR-FCL 1.015 (c)(2) en 2.015 (c)(2), met bijbehorende appendix. Op basis van JAR-FCL 1.015 (c)(2) en 2.015 (c)(2) gelden nu onder voorwaarden bepaalde opleidings-, kennis- en ervaringseisen voor een Nederlands PPL niet voor houders van een in een andere ICAO-staat dan Nederland volgens de ICAO-eisen afgegeven PPL.

De volgende eisen blijven voor de afgifte van een Nederlands PPL wel altijd onverkort gelden:

- het afleggen van een praktijkexamen,

- het in het bezit zijn van een geldige medische verklaring, en

- het voldoen aan de afgifte-eisen voor een type- of klassebevoegdverklaring.

Artikel I, E

De eis, bedoeld in het eerste lid, onder b, dat men aan de bedrevenheidseisen moet hebben voldaan binnen 6 maanden nadat aan de opleidingseisen is voldaan is de Nederlandse uitwerking van een verandering in JAR-FCL 1.240 respectievelijk 2.240.

Volgens een andere verandering in JAR-FCL 1.240 respectievelijk 2.240 kan voor de afgifte van een type- respectievelijk klassebevoegdverklaring onder bepaalde voorwaarden worden afgezien van het volgen van een opleiding aan een gekwalificeerde respectievelijk geregistreerde opleidingsinstelling. Het gaat bij deze voorwaarden om het reeds in het bezit zijn van de betreffende bevoegdverklaring in een bewijs van bevoegdheid van een niet JAA-staat, het in het bezit zijn van een bepaald aantal uren vliegervaring op het betreffende type of op de betreffende klasse, alsmede het op het tijdstip van aanvraag feitelijk operationeel zijn op het betreffende type of op de betreffende klasse.

Een en ander is doorgevoerd in de nieuwe leden twee, drie en vier van dit artikel.

Als waarborg voor een voldoende niveau van een betreffende type- of klassebevoegdverklaring is de eis gesteld dat deze moet zijn afgegeven volgens de ICAO-eisen in een andere ICAO-staat dan Nederland. Dat men feitelijk operationeel is op het betreffende type of de betreffende klasse wordt veiliggesteld door de bepaling dat men in de drie maanden voorafgaand aan de maand van aanvraag van de betreffende type- of klassebevoegdverklaring feitelijk op een luchtvaartuig van het betreffende type of de betreffende klasse moet hebben gevlogen. Voor deze termijn is aangehaakt bij JAR-OPS 1.970 (a), waarin staat verwoord dat een vlieger niet op een bepaald type of op een bepaalde klasse zal vliegen, tenzij deze in de voorafgaande 90 dagen een aantal starts en landingen heeft gemaakt op het betreffende type of op de betreffende klasse.

Artikel I, F

Voor wat betreft het eerste lid dient te worden vermeld dat door een verandering in JAR-FCL 1.185 (a) respectievelijk 2.185 (a) het niet meer is toegestaan een proeve van bekwaamheid voor de verlenging van de bevoegdverklaring IR-SE af te leggen op een vluchtnabootser.

Het nieuwe tweede lid heeft betrekking op het volgende.

Tot op heden was het niet toegestaan een bevoegdverklaring IR-SE te verlengen door middel van het afleggen van een proeve van bekwaamheid in het kader van de verlenging van een bevoegdverklaring IR-ME.

Dit aangezien:

- de bevoegdheden behorend bij een bevoegdverklaring IR-SE overwegend worden uitgeoefend op single engine-piston (SE-P) vliegtuigen, die over andere vliegeigenschappen beschikken dan multi engine (ME) vliegtuigen, en

- de klassebevoegdverklaring SE-P in veel gevallen wordt verlengd door middel van een examenvlucht of proeve van bekwaamheid op een ander(e) type of klasse vliegtuig.

Zou het zijn toegestaan de bevoegdverklaring IR-SE met een proeve van bekwaamheid voor de verlenging van de bevoegdverklaring IR-ME te verlengen, dan zou in het geval, bedoeld in het tweede punt, nimmer naar voren komen of een persoon de bevoegdheden die hij -mede onder instrument flight rules (IFR) - uitoefent op een SE-P vliegtuig nog wel voldoende beheerst. Dit te meer daar hij dan voor de verlenging van de bevoegdverklaring SE-P geen proeve van bekwaamheid behoeft af te leggen.

De afgelopen tijd is een systematiek ontwikkeld om alsnog toe te staan de bevoegdverklaring IR-SE met een proeve van bekwaamheid voor de bevoegdverklaring IR-ME te verlengen, op een wijze die zeker stelt dat in ieder geval geregeld naar voren komt dat de betrokkenen het vliegen op een SE-P vliegtuig voldoende beheersen. Is dat het geval, dan kan aannemelijk worden gemaakt dat zij dit ook onder IFR omstandigheden doen.

De uitkomst van het ontwikkelingsproces is dat het vanaf heden wordt toegestaan de bevoegdverklaring IR-SE te verlengen door middel van een proeve van bekwaamheid in het kader van de verlenging van de bevoegdverklaring IR-ME, onder de voorwaarde dat de betrokkene een eventueel in het bezit zijnde bevoegdverklaring SE-P laatstelijk heeft verlengd door middel van hetzij een proeve van bekwaamheid op een SE-P vliegtuig, hetzij door middel van een instructievlucht op een SE-P vliegtuig. Op deze wijze kan de betrokkene aantonen, het vliegen op een SE-P vliegtuig voldoende te beheersen.

Artikel I, G

JAR-FCL 1.185 (c) respectievelijk 2.185 (c) is JAR-FCL 1.185 (d) respectievelijk JAR-FCL 2.185 (d) geworden, hetgeen is verwerkt in het onderhavige artikel.

Daarnaast is, onder b, het nieuwe JAR-FCL 1.185 (e) respectievelijk 2.185 (d) in de regeling opgenomen. Het gaat hier om de eis dat als de bevoegdverklaring IR meer dan zeven jaar is verlopen, de houder voor hernieuwde afgifte, naast het voldoen aan additionele door de autoriteit te stellen eisen (zie hiervoor onderdeel a van het onderhavige artikel), opnieuw het volledige theorie-examen voor de bevoegdverklaring IR zal moeten afleggen.

Artikel I, H

De wijziging in onderdeel d vloeit voort uit een wijziging in JAR-FCL 1.245, inhoudende dat de trainingsvlucht van ten minste 1 uur nu kan vallen onder de 12 te voltooien vlieguren. Om een en ander correct te verwoorden was een aantal redactionele wijzigingen in dit onderdeel noodzakelijk. Het nieuwe tweede en derde lid zijn een verdere uitwerking van het eerste lid.

Artikel I, I

Binnen JAR-FCL is een aantal verwijzingen veranderd, hetgeen is verwerkt in het onderhavige artikel. Voorts is de eis dat men na 12 maanden in plaats van een proeve van bekwaamheid een praktijkexamen dient af te leggen komen te vervallen, aangezien een praktijkexamen en een proeve van bekwaamheid inhoudelijk gelijk zijn getrokken. Tevens is een en ander nu duidelijker weergegeven.

Overigens is na 36 maanden geen hernieuwde afgifte meer mogelijk en zal men dan wederom aan de initiële afgifte-eisen moeten voldoen.

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

T. Netelenbos.

Naar boven