Besluit van het college, onderscheidenlijk de voorzitter van het
college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit van 3 mei
2001, houdende mandatering, volmacht en machtiging van bevoegdheden van het
college aan de afzonderlijke leden van het college en de ambtenaren in dienst
van het college
Het college, onderscheidenlijk de voorzitter van het college van de Onafhankelijke
Post en Telecommunicatie Autoriteit,
Overwegende dat het wenselijk is voor de uitvoering van hun wettelijk
opgedragen taken de bevoegdheid tot het nemen van besluiten en de bevoegdheid
om privaatrechtelijke rechtshandelingen dan wel andere handelingen te verrichten,
neer te leggen bij de voorzitter en de afzonderlijke leden van het college,
de secretaris van het college alsmede bij ambtelijke functionarissen van het
bureau van de OPTA;
Besluiten:
Paragraaf 1: Algemene bepaling
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. de wet: de Wet Onafhankelijke post- en telecommunicatieautoriteit;
b. college: het college genoemd in artikel 2, eerste lid, van de wet;
c. voorzitter: de voorzitter van het college genoemd in artikel 3, derde
lid, van de wet;
d. secretaris: de secretaris van het college genoemd in artikel 12, eerste
lid, van de wet;
e. mandaat: de bevoegdheid om in naam van het college besluiten te nemen;
f. volmacht: de bevoegdheid om in naam van het college privaatrechtelijke
rechtshandelingen te verrichten;
g. machtiging: de bevoegdheid om in naam van het college handelingen te
verrichten die noch een publiekrechtelijke rechtshandeling, noch een privaatrechtelijke
rechtshandeling zijn.
Paragraaf 2: Algemene mandatering van bevoegdheden, volmacht
en machtiging
Artikel 2
1. Aan de voorzitter wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten
aanzien van aangelegenheden die behoren tot de ingevolge de wet aan het college
opgedragen taken en die naar hun aard of inhoud niet een zodanig gewicht hebben
dat zij door het college behoren te worden afgedaan.
2. Aan de overige vaste leden van het college wordt mandaat, volmacht
en machtiging verleend ten aanzien van aangelegenheden als bedoeld in het
eerste lid, die tot hun portefeuille behoren en die naar hun aard of inhoud
niet een zodanig gewicht hebben dat zij door het college behoren te worden
afgedaan.
3. De voorzitter kan de hem verleende bevoegdheden voor bepaalde gevallen
verlenen aan een van de overige vaste leden van het college.
Artikel 3
1. De aan de voorzitter verleende bevoegdheden worden eveneens verleend
aan de plaatsvervangend voorzitter.
2. De plaatsvervangend voorzitter maakt van de aan hem verleende bevoegdheden
slechts gebruik bij afwezigheid van de voorzitter en het lid van het college
wiens portefeuille het betreft.
Artikel 4
Aan de secretaris wordt mandaat, volmacht en machtiging verleend ten aanzien
van de aangelegenheden, bedoeld in artikel 2, eerste lid, die naar hun aard
of inhoud niet een zodanig gewicht hebben dat zij behoren te worden afgedaan
door de voorzitter of het lid van het college wiens portefeuille het betreft.
Artikel 5
1. De aan de secretaris verleende bevoegdheden worden eveneens verleend
aan de plaatsvervangend secretaris.
2. De plaatsvervangend secretaris maakt van de aan hem verleende bevoegdheden
slechts gebruik bij afwezigheid van de secretaris.
Artikel 6
1. De aan de secretaris in artikel 4 verleende bevoegdheden worden eveneens
verleend aan:
a. het hoofd van de afdeling Eindgebruikersmarkt;
b. het hoofd van de afdeling Interconnectie en Bijzondere Toegang;
c. het hoofd van de afdeling Nummers en Registraties;
d. het hoofd van de stafafdeling Bedrijfsvoering;
e. het hoofd van de stafafdeling Communicatie;
f. het hoofd van de stafafdeling Juridische Zaken;
g. het hoofd van de stafafdeling Strategie en Coördinatie;
h. het hoofd van het bureau Nummeruitgifte en Registratieverlening;
i. de plaatsvervangers van de hoofden, genoemd onder a tot en met h.
2. De aan het hoofd van het bureau Nummeruitgifte en Registratieverlening
verleende bevoegdheden worden, wat betreft het geven van beschikkingen houdende
toekenning of reservering, alsmede wijziging of intrekking van een toekenning
of reservering op aanvraag van de desbetreffende houder van een nummer of
houder van een reservering, van zogenoemde gratis, koop- of tariefnummers
als bedoeld in het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten, eveneens verleend
aan de functionarissen werkzaam bij het bureau Nummeruitgifte en Registratieverlening,
voor zover een beschikking betrekking heeft op niet meer dan 30 nummers.
3. De in het eerste en tweede lid genoemde functionarissen maken van de
aan hen verleende bevoegdheden uitsluitend gebruik voor zover het aangelegenheden
betreft die behoren tot hun werkterrein en die naar hun aard of inhoud niet
een zodanig gewicht hebben dat zij behoren te worden afgedaan door een hogergeplaatste.
4. Plaatsvervangers maken van de aan hen verleende bevoegdheden slechts
gebruik bij afwezigheid van de functionaris waaronder zij rechtstreeks ressorteren.
Artikel 7
1. Aan de secretaris wordt machtiging verleend om het college in rechte
te vertegenwoordigen.
2. De in het eerste lid bedoelde machtiging wordt eveneens verleend aan
de afzonderlijke functionarissen werkzaam bij de stafafdeling Juridische
Zaken. Zij maken van deze bevoegdheid uitsluitend gebruik voor zover het aangelegenheden
betreft die behoren tot hun werkzaamheden en die naar hun aard of inhoud niet
een zodanig gewicht hebben dat zij behoren te worden afgedaan door een hogergeplaatste.
Paragraaf 3: Bijzondere mandaat- en volmachtbepalingen
Artikel 8
1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Ambtenarenwet wordt de
bevoegdheid tot aanstelling en ontslag van ambtenaren bij de Onafhankelijke
Post en Telecommunicatie Autoriteit, in afwijking van het bepaalde in de artikelen
2, 3 en 6, uitsluitend aan de secretaris verleend.
2. De secretaris maakt van deze bevoegdheid alleen gebruik indien een
aangelegenheid terzake naar haar aard of inhoud niet een zodanig gewicht heeft
dat zij door het college behoort te worden afgedaan, en met inachtneming van
de besluiten van het college met betrekking tot de personeelsformatie, het
personeelsbeleid en de begroting.
Artikel 9
1. De uitoefening van bevoegdheden, waardoor namens het college financiële
verplichtingen worden aangegaan, is in afwijking van het bepaalde in de artikelen
2, 3 en 6 voorbehouden aan de secretaris.
2. De secretaris maakt van de hem in het eerste lid verleende bevoegdheid
alleen gebruik indien een besluit terzake naar zijn aard of inhoud niet een
zodanig gewicht heeft dat het door het college behoort te worden afgedaan,
en met inachtneming van de besluiten van het college met betrekking tot de
begroting en het financieel beleid.
3. De secretaris kan de hem in het eerste lid verleende bevoegdheid verlenen
aan een of meer functionarissen van het bureau voor zover het financiële
verplichtingen betreft die een door hem vast te stellen bedrag niet te boven
gaan.
Paragraaf 4: Ondertekening
Artikel 10
1. Het in een document vastleggen van een besluit, privaatrechtelijke
rechtshandeling of andere handeling door of namens het college genomen of
verricht, geschiedt op briefpapier van het college.
2. Een in een document opgenomen besluit, privaatrechtelijke rechtshandeling
of andere handeling door het college genomen of verricht, wordt ondertekend
door de voorzitter en bij diens ontstentenis door de plaatsvervangend voorzitter.
3. In spoedeisende gevallen kan, bij ontstentenis van de voorzitter en
de plaatsvervangend voorzitter, een document als bedoeld in het tweede lid
worden ondertekend door de secretaris en bij diens ontstentenis door de plaatsvervangend
secretaris.
Paragraaf 5: Bijzondere bepalingen
Artikel 11
Aan het college is voorbehouden:
a. het nemen van besluiten:
- betreffende de rechtspositie van de secretaris;
- tot vaststelling van de begroting, de meerjarenraming, het tarievenvoorstel
aan de minister;
- het jaarverslag, de jaarrekening en eventuele halfjaarrapportages;
- tot het opleggen van een boete, het toepassen van bestuursdwang of het
opleggen van een last onder dwangsom;
b. aangelegenheden betreffende:
- de hoofdlijnen van het personeelsbeleid, waaronder begrepen het vaststellen
van kaders voor het te voeren arbeidsvoorwaardenbeleid en sociaal beleid;
- de hoofdlijnen van het formatiebeleid, alsmede de verdeling van personele
middelen;
c. de hoofdlijnen van het algemeen communicatiebeleid, waaronder begrepen
het beleid met betrekking tot de bekendmaking van belangrijke (voorgenomen)
besluiten en de daarmee verband houdende communicatiestrategieën.
Paragraaf 6: Slotbepalingen
Artikel 12
Het besluit mandaat, volmacht en machtiging OPTA van 1 juli 1998, nr.
OPTA/C/98/1463 wordt ingetrokken.
Artikel 13
Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening
van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.
Artikel 14
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit mandaat, volmacht en machtiging
OPTA 2001.