Sanctieregeling Ethiopië en Eritrea 2001

9 april 2001

DJZ/BR/0161-01

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 15 maart 1999 (1999/206/GBVB) door de Raad vastgesteld op grond van artikel J.2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende Ethiopië en Eritrea (Pb EG L 72);

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 30 september 1999 (1999/650/GBVB) betreffende de verlenging van Gemeenschappelijk Standpunt 1999/206/GBVB met betrekking tot Ethiopië en Eritrea (Pb EG L 257);

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2000 (2000/230/GBVB) tot verlenging van Gemeenschappelijk Standpunt 1999/206/GBVB met betrekking tot Ethiopië en Eritrea (Pb EG L 73);

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2000 (2000/584/GBVB) tot verlenging en wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 1999/206/GBVB betreffende Eritrea en Ethiopië, voor wat betreft het embargo op wapens bestemd voor die landen (Pb EG L 246);

Gelet op Gemeenschappelijk Standpunt van 19 maart 2001 tot verlenging van Gemeenschappelijk Standpunt 1999/206/GBVB voor wat betreft het embargo op wapens bestemd voor Eritrea en Ethiopië (Pb EG L 80);

Gelet op de artikelen 2, derde lid, en 3 van de Sanctiewet 1977,

Besluit:

Artikel 1

1. Het is verboden om wapens, munitie en militaire uitrusting, goederen, bewapende en niet-bewapende emplacementen, dan wel onderdelen, reparaties en onderhoud daarvan, alsmede militaire technologie, aangewezen in de bijlage bij het In- en uitvoerbesluit strategische goederen, te verkopen of te leveren aan natuurlijke personen of rechtspersonen in Ethiopië of Eritrea.

2. Het eerste lid is niet van toepassing ingeval

a. de levering van niet-dodelijke militaire uitrusting voor uitsluitend humanitaire doeleinden is goedgekeurd door het comité dat is opgericht krachtens punt 8 van Resolutie 1298 (2000) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties,

b. de verkoop of levering van wapens en aanverwant materiaal uitsluitend bestemd is voor gebruik door de Verenigde Naties in Ethiopië of Eritrea, of

c. de verkoop of levering van uitrusting en aanverwant materiaal, met inbegrip van materiaal voor technische bijstand en opleiding, uitsluitend bestemd is voor ontmijningsoperaties die in Ethiopië en Eritrea worden uitgevoerd onder auspiciën van de ontmijningsdienst van de Verenigde Naties.

Artikel 2

Deze regeling wordt aangehaald als: Sanctieregeling Ethiopië en Eritrea 2001.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van de tweede dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juni 2001.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Buitenlandse Zaken,J.J. van Aartsen.

Toelichting

Met het oog op de uitvoering van een aantal gemeenschappelijke standpunten met betrekking tot het wapenembargo jegens Ethiopië en Eritrea wordt de onderhavige regeling vastgesteld.

Het betreft de volgende gemeenschappelijke standpunten:

- Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 15 maart 1999 (1999/206/GBVB) door de Raad vastgesteld op grond van artikel J.2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende Ethiopië en Eritrea (Pb EG L 72) (hierna: Gemeenschappelijk Standpunt van 15 maart 1999),

- Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 30 september 1999 (1999/650/GBVB) betreffende de verlenging van Gemeenschappelijk Standpunt 1999/206/GBVB met betrekking tot Ethiopië en Eritrea (Pb EG L 257) (hierna: Gemeenschappelijk Standpunt van 30 september 1999),

- Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 20 maart 2000 (2000/230/GBVB) tot verlenging van Gemeenschappelijk Standpunt 1999/206/GBVB met betrekking tot Ethiopië en Eritrea (Pb EG L 73) (hierna: Gemeenschappelijk Standpunt van 20 maart 2000),

- Gemeenschappelijk Standpunt van de Raad van de Europese Unie van 29 september 2000 (2000/584/GBVB) tot verlenging en wijziging van Gemeenschappelijk Standpunt 1999/206/GBVB betreffende Eritrea en Ethiopië, voor wat betreft het embargo op wapens bestemd voor die landen (Pb EG L 246) (hierna: Gemeenschappelijk Standpunt van 29 september 2000), en

- Gemeenschappelijk Standpunt van 19 maart 2001 tot verlenging van Gemeenschappelijk Standpunt 1999/206/GBVB voor wat betreft het embargo op wapens bestemd voor Eritrea en Ethiopië.

Blijkens de overwegingen van Gemeenschappelijk Standpunt van 15 maart 1999 acht de Raad van de Europese Unie het noodzakelijk dat Ethiopië en Eritrea blijvend moeten worden opgeroepen om een vreedzame regeling te treffen voor het oplossen van het conflict, bijvoorbeeld door middel van onderhandelingen. Aangezien het conflict zich zou kunnen uitbreiden, acht de Europese Unie het om die reden van belang dat een eind wordt gemaakt aan de aanhoudende aanvoer van wapens naar Ethiopië en Eritrea.

Gemeenschappelijk Standpunt van 15 maart 1999 stelde het wapenembargo vast en zou zonder verlenging op 30 september 1999 vervallen. Gemeenschappelijk Standpunt van 30 september 1999 en Gemeenschappelijk Standpunt van 20 maart 2000 hebben het eerstgenoemde gemeenschappelijk standpunt verlengd tot 31 maart 2000 respectievelijk 30 september 2000. Gemeenschappelijk Standpunt van 29 september 2000 voorziet zowel in een verlenging (tot en met 31 maart 2001) als in een wijziging van het wapenembargo (artikel 2 van dat gemeenschappelijk standpunt). De wijziging is verwoord in het ingevoegde artikel 1 bis van Gemeenschappelijk Standpunt van 15 maart 2000 en betreft drie uitzonderingen op het algemene wapenembargo (zie de toelichting bij artikel 1, tweede lid).

Artikel 1

Artikel 1 regelt de uitvoering van het wapenembargo zoals geformuleerd in artikel 1 en artikel 1 bis van Gemeenschappelijk Standpunt van 15 maart 1999.

Ingevolge artikel 1 van deze regeling is op de verkoop of levering van wapens, munitie en militaire uitrusting aan Ethiopië en Eritrea een embargo ingesteld. Het embargo heeft betrekking op vernietigingswapens en de munitie daarvoor, bewapende emplacementen, niet-bewapende emplacementen en bijkomende uitrusting. Het embargo ziet tevens op onderdelen, reparaties, onderhoud en overdracht van militaire technologie, aangewezen in de bijlage bij het In- en uitvoerbesluit strategische goederen. Met emplacementen in artikel 1, eerste lid, worden geschutsemplacementen bedoeld.

Artikel 1, tweede lid, vermeldt dat het verbod niet van toepassing is in drie gevallen:

1. een levering van niet-dodelijke militaire uitrusting die uitsluitend bestemd is voor humanitaire doeleinden en is goedgekeurd door het comité dat is opgericht krachtens punt 8 van Resolutie 1298 (2000) van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties;

2. een verkoop of levering van wapens en aanverwant materiaal uitsluitend bestemd voor gebruik door de Verenigde Naties in Ethiopië en Eritrea;

3. een verkoop of levering van uitrusting en aanverwant materiaal, met inbegrip van materiaal voor technische bijstand en opleiding, uitsluitend bestemd voor ontmijningsoperaties die in Ethiopië en Eritrea worden uitgevoerd onder auspiciën van de ontmijningsdienst van de Verenigde Naties.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J.J. van Aartsen.

Naar boven