De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;
Gelet op de artikelen 2 en 59, tweede lid, Politiewet 1993,
Besluit:
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder regeling: door de Minister van Landbouw,
Natuurbeheer en Visserij in het kader van de bestrijding van de uitbraak in
Nederland van mond- en klauwzeer in 2001 op grond van de artikelen 17, 30,
eerste en vierde lid, en 31 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren
vastgestelde regeling.
Artikel 2
1. De in artikel 1, onderdeel c, van de Regeling aanwijzing toezichthoudende
ambtenaren mond- en klauwzeer 2001 aangewezen militairen van de krijgsmacht
verlenen bijstand aan de politie ter uitvoering van de politietaak, bedoeld
in artikel 2 van de Politiewet 1993.
2. De bijstand, bedoeld in het eerste lid, strekt niet verder dan de taken
die worden uitgevoerd in het kader van het toezicht op de naleving van een
regeling.
3. De bijstand, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend op, aan of
in de directe nabijheid van de grens van een in of als bijlage bij een regeling
aangewezen toezichtsgebied, of gebied waarvoor een vervoersbeperking geldt.
4. In afwijking van het tweede en derde lid kan de bijstand tevens worden
verleend in de vorm van verrichten van logistieke werkzaamheden in of rondom
een gebied als bedoeld in het derde lid.
Artikel 3
De militair van de krijgsmacht oefent de bijstand uit ter assistentie,
volgens instructie en onder begeleiding van een ambtenaar van politie.
Artikel 4
De militair van de krijgsmacht verleent de bijstand zonder bewapening.
Artikel 5
Deze regeling treedt in werking met ingang van 13 april 2001.
Artikel 6
De Regeling bijstand krijgsmacht mond- en klauwzeer wordt ingetrokken.
Artikel 7
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijstand krijgsmacht mond-
en klauwzeer II.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
Door middel van de onderhavige regeling wordt het mogelijk gemaakt dat
de taken die militairen van de krijgsmacht in het kader van de bestrijding
van de mond- en klauwzeer uitoefenen aan de grens van het toezichtsgebied
bij Oene, op dezelfde wijze ook aan de grens van andere vergelijkbare gebieden
kunnen plaatsvinden.