Regeling bijstand krijgsmacht mond- en klauwzeer

5 april 2001

EA2001/U64350

Directie Politie/BJZ

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Defensie;

Overwegende dat

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op basis van de artikelen 17, 30, eerste en vierde lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een toezichtsgebied heeft aangewezen ter bestrijding van mond- en klauwzeer (Regeling toezichtsgebied Oene, Olst, Welsum, Nijbroek en Oosterwolde mond- en klauwzeer 2001 I en II);

op de toegangswegen naar dat toezichtsgebied controles worden uitgevoerd met name op de aanwezigheid van levende have en dierlijke producten in voertuigen;

de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op grond van artikel 114 Gezondheids- en welzijnswet voor dieren militairen van de krijgsmacht tijdelijk heeft aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens die wet (Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren mond- en klauwzeer 2001);

artikel 59, eerste lid, Politiewet 1993 bepaalt dat indien op grond van artikel 58 van die wet niet in de behoefte aan bijstand ter handhaving van de openbare orde of bijstand voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, dan wel voor het verrichten van taken ten dienste van de justitie, kan worden voorzien, bijstand kan worden verleend door andere onderdelen van de krijgsmacht dan de Koninklijke Marechaussee;

artikel 59, tweede lid, Politiewet 1993 regelt dat de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties onderscheidenlijk de Minister van Justitie, in overeenstemming met de Minister van Defensie in dat geval bepaalt op welke wijze de bijstand zal worden verleend. Daarbij worden tevens nadere regels of beleidsregels gegeven over de uitoefening van bevoegdheden krachtens deze wet;

de politie behoefte heeft aan bijstand bij de uitvoering van haar taak. De Koninklijke Marechaussee kan op basis van artikel 58 van de Politiewet 1993 niet in voldoende mate in deze behoefte voorzien;

Gelet op de artikelen 2 en 59, tweede lid, Politiewet 1993;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder regeling: de Regeling toezichtsgebied Oene, Olst, Welsum, Nijbroek en Oosterwolde mond en klauwzeer 2001.

Artikel 2

1. De in artikel 1, onderdeel c, van de Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren mond- en klauwzeer 2001 aangewezen militairen van de krijgsmacht verlenen bijstand aan de politie ter uitvoering van de politietaak, bedoeld in artikel 2 van de Politiewet 1993.

2. De bijstand, bedoeld in het eerste lid, strekt niet verder dan de taken die worden uitgevoerd in het kader van het toezicht op de naleving van de regeling.

3. De bijstand, bedoeld in het eerste lid, wordt verleend op, aan of in de directe nabijheid van de grens van het in de bijlage bij de regeling aangewezen gebied.

4. In afwijking in zoverre van het tweede en derde lid kan de bijstand tevens worden verleend in de vorm van verrichten van logistieke werkzaamheden in of rondom het gebied, bedoeld in het derde lid.

Artikel 3

De militair van de krijgsmacht oefent de bijstand uit ter assistentie, volgens instructie en onder begeleiding van een ambtenaar van politie.

Artikel 4

De militair van de krijgsmacht verleent de bijstand zonder bewapening.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van 7 april 2001.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bijstand krijgsmacht mond- en klauwzeer.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

5 april 2001.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,K.G. de Vries.

Toelichting

In de Regeling aanwijzing toezichthoudende ambtenaren mond- en klauwzeer 2001 van de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij zijn ook andere militairen van de krijgsmacht dan de Koninklijke Marechaussee tijdelijk aangewezen als ambtenaren belast met het toezicht op het gebied Oene, Olst, Welsum, Nijbroek en Oosterwolde, dat is aangewezen in het kader van de bestrijding van mond- en klauwzeer. Op basis van artikel 59 van de Politiewet 1993 bepaalt onderhavige regeling dat deze militairen van de krijgsmacht in dat kader bijstand verlenen aan de politie. Conform artikel 59, tweede lid, Politiewet 1993 regelt deze regeling voor het overige op welke wijze de bijstandverlening plaatsvindt. De militairen van de krijgsmacht oefenen de taak waarmee zij in het kader van deze regeling zijn belast, zonder bewapening uit.

In artikel 3 is bepaald dat de militair van de krijgsmacht de bijstand uitoefent volgens instructie en onder begeleiding van een ambtenaar van politie. Dit impliceert niet zonder meer dat er sprake moet zijn van een fysieke één-op-éénrelatie.

Naar boven