Aanwijzing fiscale fraude

Categorie: vervolging

Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 4 Wet RO

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Registratienummer: 2000A025

Datum vaststelling: 12-12-2000

Datum inwerkingtreding: 01-01-2001

Geldigheidsduur: 01-01-2005

Publikatie in Stcrt.: 05-03-2001

Vervallen: Aanmeldings-, transactie- en vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten d.d. 13 april 1993, Stcrt. 1993, 75

Relevante richtlijnen voor strafvordering: -

Wetsbepalingen: -

Jurisprudentie: -

Bijlage: Aanmeldings-, Transactie- en vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten (ATV-richtlijnen), vastgesteld d.d. 12-12-2000, inwerkingtreding 01-01-2001 (Stcrt. 2000, 251)

Achtergrond

Aanmeldings-, Transactie- en Vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten (ATV-richtlijnen) d.d. 12-12-2000 dienen ertoe eenheid te brengen in de wijze van afdoen van fiscale fraudezaken. De hoofstukken van de ATV-richtlijnen die door het College van procureurs-generaal (hierna: het College) worden vastgesteld, zijn opgenomen in deze aanwijzing. De ATV-richtlijnen zijn integraal als bijlage opgenomen.

De Aanmeldingsrichtlijnen (zie hoofdstuk 2 van de ATV-richtlijnen) geven aan in welke gevallen de ambtenaren de door hen ontdekte strafbare feiten moeten aanmelden1. De ambtenaren van de eenheden moeten strafbare feiten aanmelden bij de boete-fraudecoördinator. De douaneambtenaren moeten strafbare feiten, waaronder ook zaken betreffende fraude op Europees terrein, aanmelden bij de boete-fraudecoördinator/contactambtenaar douane. De aanmeldingsrichtlijnen zijn vastgesteld door de Directeur-Generaal der Belastingen.

De Transactierichtlijnen (zie hoofdstuk 4.2 en 4.3 van de ATV-richtlijnen) geven aan, welke zaken voor transactie door het bestuur van 's Rijksbelastingen in aanmerking komen2. De transactierichtlijnen zijn in overleg met het College vastgesteld door de Directeur-Generaal der Belastingen.

De Vervolgingsrichtlijnen (zie hoofdstuk 4.4 van de ATV-richtlijnen) bevatten minimumeisen voor strafrechtelijke vervolging en behelzen eveneens de criteria die gelden bij het toekennen van prioriteit aan zaken met het oog op die vervolging.

De vervolgingsrichtlijnen zijn door het College vastgesteld in overleg met de Directeur-Generaal der Belastingen vastgesteld en opgenomen in paragraaf 1 van deze aanwijzing.

De bij de transactie- en de vervolgingsrichtlijnen behorende lijst prioriteitsbepaling (zie hoofdstuk 5 van de ATV-richtlijnen) is vastgesteld door het College en de Directeur-Generaal der Belastingen gezamenlijk en opgenomen in paragraaf 2 van deze aanwijzing.

Samenvatting

De aanwijzing geeft regels over de vervolging van fiscale fraude.

Vervolging

1. Vervolgingsrichtlijnen (hfst. 4.4. ATV-richtlijnen)

De vervolgingsrichtlijnen gelden zowel voor de fiscale als voor de douanedelicten.

De vervolgingsrichtlijnen hebben - wat de AWR en de Invorderingswet 1990 aangaat - alleen betrekking op de opzettelijk begane strafbare feiten (zie noot 5 op pagina 4). In geval van bestuursondersteunende inzet van het strafrecht kan van de richtlijnen worden afgeweken.

Voor dagvaarding inzake fiscale en douanedelicten gelden de volgende criteria:

1. een particulier komt voor dagvaarding in aanmerking, indien de ontdoken belasting gedurende de onderzoeksperiode f 12 000 of meer bedraagt, dan wel sprake is van een omissiedelict dat voldoet aan het herhalingsvereiste en de zaak ten minste drie punten krijgt krachtens de bij deze richtlijnen behorende lijst prioriteitsbepaling; of

2. een onderneming komt voor dagvaarding in aanmerking, indien de ontdoken belasting gedurende de onderzoeksperiode f 25 000 of meer bedraagt, dan wel sprake is van een omissiedelict dat voldoet aan het herhalingsvereiste en de zaak ten minste drie punten krijgt krachtens de lijst prioriteitsbepaling. Indien aan deze criteria is voldaan, komen eveneens in aanmerking voor strafrechtelijke vervolging de personen als bedoeld in artikel 51, tweede lid, onderdeel 2, van het Wetboek van strafrecht die opdracht hebben gegeven tot of feitelijk leiding hebben gegeven aan een strafbare gedraging van een in de vorm van een rechtspersoon gedreven onderneming; of

3. een verdachte wordt gedagvaard, indien hij niet wenst te transigeren met het bestuur van 's Rijks belastingen of indien hij niet dan wel niet tijdig heeft voldaan aan de bij transactie gestelde voorwaarde(n); of

4. een verdachte wordt gedagvaard, indien er sprake is van tweede recidive.

2. Lijst prioriteitsbepaling (hfst. 5 ATV-richtlijnen)

2.1. Lijst prioriteitsbepaling

Deze lijst bevat de indicatoren ten behoeve van de weging in het selectie-overleg en de formele afweging in het tripartiete-overleg.

Voor de weging in het selectie-overleg geldt de toekenning van de punten van de indicatoren 1 t/m 12. Voor de formele afweging in het tripartiete-overleg gelden alle 15 indicatoren. Daarbij geldt dat punten voor de indicatoren 14 en 15 door de Officier van Justitie worden voorgesteld.

Het tripartiete-overleg beslist in gezamenlijkheid over de toekenning van de punten.

Ten aanzien van de vervolging geldt dat binnen de doelgroepen particulieren, ondernemingen en douane in beginsel de zaken met de meeste punten het eerst in behandeling worden genomen.

Voor elk van de vijftien onderstaande indicatoren wordt aan de zaak - indien zij aan het desbetreffende criterium voldoet - één punt toegekend. Een zaak kan dus minimaal één, maximaal vijftien punten krijgen. Bij sommige indicatoren is een toelichting gegeven

2.2. Toelichting bij de lijst prioriteitsbepaling

Toelichting per indicator

Indicator 1 tot en met 7

De indicatoren 1 tot en met 7 tellen cumulatief. Dat wil zeggen: bij een bedrag aan ontdoken belasting tussen f 12.000 en f 50.000 krijgt de zaak 1 prioriteitspunt; bedraagt de ontdoken belasting tussen f 50.000 en f 100.000, dan krijgt de zaak 2 punten; bedraagt de ontdoken belasting tussen f 100.000 en f 250.000, dan krijgt de zaak 3 punten, enz. Bedraagt de ontdoken belasting meer dan f 10.000.000, dan krijgt de zaak 7 prioriteitspunten.

Indicator 8

Indicator 8 kent een punt toe aan zaken waarbij relatief veel belasting is ontdoken.

Indicator 8 telt bovenop de indicatoren 1 tot en met 7. Dus als een zaak valt in de categorie tussen f 50.000 en f 100.000 en bovendien maakt de ontdoken belasting meer dan 25% uit van de verschuldigde belasting, dan krijgt de zaak uit hoofde van het ontdoken belastingbedrag (dus los van eventuele andere van toepassing zijnde indicatoren) 3 punten (2 op basis van het bedrag aan ontdoken belasting en 1 omdat de ontdoken belasting meer dan 25% van de verschuldigde belasting bedraagt).

Deze berekening wordt per belastingmiddel uitgevoerd. Als bij één belastingmiddel meer dan 25% wordt ontdoken wordt het punt toegekend.

stcrt-2001-45-p7-SC28155-1.gif

Indicator 9

Er is sprake van eerste fiscale recidive indien de verdachte reeds eerder in de afgelopen vijf jaar wegens een fiscaal of douanedelict is veroordeeld, een transactie heeft aanvaard of een bestuurlijke boete van ten minste 25% van de (nagevorderde of nageheven) belasting heeft gekregen, tenzij het eerdere feit langer dan twaalf jaar geleden is begaan.

Eerste fiscale recidive telt mee als 1 prioriteitspunt.

Indicator 10

Op basis van de (bij de Belastingdienst) beschikbare gegevens moet ervan worden uitgegaan dat de verschuldigde belasting en/of bestuurlijke boete geheel of gedeeltelijk onbetaald zal blijven en dat er geen reële mogelijkheden aanwezig zijn deze bedragen hetzij te verhalen door uitwinning van eigen vermogensbestanddelen van de verdachte [hetzij door middel van aansprakelijkstelling van derden].

Indicator 13

Bij indicator 13 wordt 1 punt toegekend voor de omstandigheid dat verdachte reeds eerder voor een strafbaar feit met betrekking tot een financieel (niet-fiscaal) delict strafrechtelijk is vervolgd, tenzij die eerdere feiten langer dan vijf jaar geleden zijn begaan.

Indicator 14

Bij indicator 14 wordt een punt toegekend indien er sprake is van listigheid (o.a. constructies) en/of strafrechtelijke vervolging als de zaak een voorbeeldfunctie vervult met een toekomstgerichte, preventieve werking (voorstel OM).

Indicator 15

Bij indicator 15 wordt een punt toegekend indien een strafrechtelijke vervolging vanuit een brede afweging ten aanzien van een evenwichtige rechtshandhaving noodzakelijk wordt geacht (voorstel OM).

Overgangsrecht

Deze aanwijzing met bijlage vervangt de Aanmeldings-, transactie- en vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten, zoals vastgesteld in de vergadering van procureurs-generaal d.d. 07-04-1993, Stcrt 1993,75, met dien verstande dat deze laatstgenoemde hun geldigheid behouden ten aanzien van strafzaken die voorafgaand aan de datum van 01-01-2001 voor een selectie-overleg zijn aangemeld, zoals bedoeld in hoofdstuk 2 van de bijlage bij deze aanwijzing.

1 Ingevolge artikel 80, tweede lid van de AWR, zijn ten aanzien van de strafbare feiten uit die wet de artikelen 155-157 van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing. Voor zaken waarin het bestuur van 's Rijksbelastingen het proces-verbaal niet aan de officier van justitie heeft doen toekomen, is vervolgens artikel 148, tweede lid, van dat Wetboek evenmin van toepassing (artikel 80, vierde lid AWR). Voor strafbare feiten uit de Invorderingswet geldt hetzelfde ingevolge artikel 66 van die wet.

2 Ingevolge artikel 76 van de AWR zijn de artikelen 74 en 74a van het Wetboek van strafrecht niet van toepassing ten aanzien van de bij de belastingwet strafbaar gestelde feiten. Zie ook artikel 66 Invorderingswet 1990.

stcrt-2001-45-p7-SC28155-2.gif
Naar boven